Carter Nick : другие произведения.

De adellijke spionne: The eye's of the tiger

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  D 40
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  De adellijke spionne
  
  
  
  
  
  Born N.V. Uitgeversmaatschappij Assen - Amsterdam - Rotterdam
  
  Oorspronkelijke titel: The eye's of the tiger
  
  No 1965 Universal Publishing & Distributing Corp.
  
  Nederlands van: J. A. M. Offereins
  
  Omslagfoto: Lemaire & Wennink
  
  Omslagontwerp: A. Jagtenberg
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  No 1967 By Born N.V.
  
  Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  Bom Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Born N.V. Uitgeversmaatschappij. Assen / Amsterdam / Rotterdam
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Gisteravond in Portofino was er dat meisje geweest dat zich hartstochtelijk en vol tederheid aan Nick had gegeven. Ze had donker haar, een lichaam als een elf en een prachtige glimlach en ze had de vreugden van een zachte Italiaanse avond met hem gedeeld. Ze had ook de wijn en de sterren en de muziek en tenslotte zijn bed met hem gedeeld. En Nick Carter, die altijd aan de rand van het gevaar leefde en altijd in de schaduw van de dood stond, had het meisje genomen, was dankbaar geweest en had haar slapend achtergelaten. Hij was op weg gegaan naar Turijn en Genève. Opdracht Tijger was begonnen!
  
  Nu was er dit andere meisje. Ook zij sliep, maar dat kwam doordat Nick haar, bij wijze van voorzorgsmaatregel, juist een paar druppeltjes gegeven had, Mickey Finn!
  
  Het was anders een meisje waarbij je elke voorzorgsmaatregel zou vergeten. Blond, knap en lenig; het Noord-Europese type met een prachtig gebeeldhouwde patriciersneus boven volle, sensuele lippen. Ze had haar mond een klein beetje open; een stille uitnodiging. En dat op de gammele divan in Nick's goedkope hotelkamer in Genève.
  
  Killmaster was vroeg in de morgen in Zwitserland aangekomen. Hij was met de laatste boot uit Thonon in Frankrijk overgestoken. Hij was gekleed als matroos, was ook werkelijk als matroos in de weer geweest en hij mocht ik-weet-niet-wat krijgen als hij begreep hoe iemand er achter had kunnen komen wie hij was.
  
  Maar het begon er toch aardig op te lijken dat iemand dat inderdaad te weten was gekomen - en als dat zo was, dan was de vlam nu meteen al in de pan geslagen. Opdracht Tijger was mislukt voor hij nog maar goed en wel begonnen was! Nick Carter, agent N3, de beste man van de ouwe Hawk en Killmaster voor AXE begon te verslappen.
  
  Nick keek fronsend neer op het slapende meisje. Natuurlijk begon hij niet te verslappen. Zodra hij zichzelf dit zou toestaan was het met hem gedaan, dat wist hij. Hij deed verdomme zijn werk bijna perfect en dat wist hij ook. En dat was niet om op te scheppen. Als je zolang als Nick Carter voor AXE had gewerkt en je leefde nog steeds, was je voor je werk zo goed als het maar kon, zo perfect als het maar kon. Heel simpel.
  
  Nick liep op en neer in de gore, kleine kamer. Hij droeg nog steeds de haveloze, vuile werkkleren. Bij AXE in Washington zou niemand hem herkend hebben, waarschijnlijk zelfs Hawk niet, maar dat kon in tien minuten veranderd worden. Hij wierp een blik op het meisje - ze zou waarschijnlijk nog wel een uur of twee blijven slapen - en hij bleef als een tijger in zijn kooi heen en weer lopen. Zijn ogen bewogen zich rusteloos - onderzoekend, schattend, taxerend; nadenkend. Zijn ogen rustten nooit helemaal.
  
  Er was in deze kamer niets waarvoor hij op z'n hoede moest zijn: geen verborgen microfoons, geen tijdbommen, zelfs een afluisterapparaat hoefde hij hier niet te vrezen. Het was gewoon een smerig kamertje in een goedkoop hotel in Genève. Niemand kon zulke voorbereidingen getroffen hebben. Niemand had geweten dat hij kwam.
  
  Of toch wel? Het scheen onmogelijk, maar dit meisje dan? Nick streek met zijn hand door zijn korte haren; als onderdeel van zijn vermomming voor deze opdracht zo kort geknipt.
  
  Opdracht? Misschien was er al geen opdracht meer. Het begon er inderdaad op te lijken dat opdracht Tijger eigenlijk al gestrand was! Als Nick Carter al ooit kreunde, dan deed hij dit nu bijna. Hij had zich op opdracht Tijger verheugd, omdat het een welkome afwisseling beloofde te worden. Hij moest gewoon de duurste tijger van de wereld uit de best bewaakte kooi ter wereld stelen. De tijger was ongeveer dertig centimeter hoog, zeven centimeter lang en zijn ogen waren de twee grootste robijnen ter wereld. Toevallig was hij dan ook van massief goud. Het had geen enkele zin zijn waarde in geld uit te drukken, omdat die niet te schatten was. Om een heleboel redenen. Een heleboel mensen wilden die tijger hebben; ook om een heleboel redenen.
  
  En nu dit meisje! Was zij ook op die tijger uit?
  
  Nick liep naar de divan en liet zijn ogen over haar lichaam dwalen. Ze sliep als een baby. Als een mooie baby! Toch had ze niets dat nu zo bepaald jong aandeed. Nick schatte haar zo omstreeks de dertig. Nu ze sliep, vertoonde haar gezicht lijnen die erop wezen dat ze het een en ander meegemaakt en zelfs geleden had. Haar lichaam in de eenvoudige, maar dure jurk was lang en soepel, Mooie vormen, dacht Nick. Fijne vormen.
  
  Ze sliep onrustig en draaide zich om. Haar korte rok schoof iets omhoog. Nick staarde peinzend naar het deel van haar slanke en mooi gevormde, in beige kousen gevatte benen dat hij nu te zien kreeg. Ze had haar knieën niet helemaal tegen elkaar aan. Een bijzonder uitdagende houding.
  
  Nick Carter bekeek dit aangename tafereel met een wat vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Hij wreef langs zijn kin en voelde het stoppelbaardje zonder er verder aandacht aan te schenken.
  
  Hij nam een besluit. Het was maar iets van ondergeschikt belang. Hij wilde het meisje geen kwaad doen. In ieder geval, nog niet. En hij had iets gevoeld toen ze in de taxi hierheen tegen elkaar opgebotst waren.
  
  Nick bukte zich en trok de rok van het meisje verder op. Geen onplezierig werk om je maandsalaris te verdienen; maar aan de andere kant was dat het 'm nu juist; het was zijn werk! Zijn beroep!
  
  Hij had geluk. Daar had je de twee brede, zwarte kousenbanden om de slanke, witte dijen. Aan iedere kousenband was een kleine holster bevestigd! En in de holsters, volkomen onschuldig genesteld tegen hun achtergrond van wit satijn, bevonden zich een klein mes en een klein pistool.
  
  Voorzichtig haalde hij de wapens uit hun bergplaats, waarbij hij probeerde de huid van het slapende meisje niet aan te raken. Hij trok haar rok weer naar beneden en nam de wapens mee naar de enige lamp in het vertrek.
  
  Het was eigenlijk geen mes maar een kleine stiletto. Een gemene, kleine prikker van Spaanse makelij. Het pistool was liet kleinste automatische wapen dat Webley maakte. Een lilliputter. Nick hield hem in de palm van zijn hand en grinnikte. Het ding gaf hetzelfde geluid als een proppenschieter, maar was dodelijk als een Colt .45, of als zijn eigen revolver, de kort aangebonden Wilhelmina, die al zoveel kerels had geraakt. Kerels die dachten dat ze sneller waren dan hij, Nick Carter, en gek genoeg waren geweest om dat aan een nader onderzoek te onderwerpen.
  
  Nick liep naar het schamele overblijfsel van een bed dat in de hoek van de kamer stond. Er lag een zware platte koffer op, zo'n Gladstone-model. Hij was gemaakt van neushoornleer en was bedekt met oude plakplaatjes van hotels en steden. De plaatjes konden op zo'n manier gerangschikt worden, dat andere AXE-agenten de koffer als Nick's eigendom konden herkennen en in de rangschikking een boodschap konden lezen. Deze Gladstone, dacht Nick vertederd, had al wat meegemaakt. Om precies te zijn: net zoveel als hij zelf. Hij was enig in zijn soort en bezat dubbele bodems, geheime zijkanten en een heel stel vakken en zakjes die flesjes, flessen en gereedschap bevatten.
  
  De oude Mr. Poindexter, hoofd van de afdeling Speciale Effecten en Vermommingen van AXE, had Gladstone speciaal voor Nick ontworpen. Terwijl hij daaraan dacht, moest Nick vaagjes glimlachen. Die goeie ouwe Poindexter was bezeten van het uitvinden van foefjes en vreemde apparaten, en wat hij maakte was af!
  
  Nick borg het kleine pistool en de stiletto op in Gladstone. Toen hij op het punt stond zich om te draaien, aarzelde hij. Hij staarde naar de koffer. Een frons op zijn in de regel gladde voorhoofd. Was het ditmaal geen vergissing geweest om Gladstone mee te nemen? Was dit wel de juiste bagage voor een matroos die het Meer van Genève bevoer? Zulke fouten konden je dood veroorzaken! Zelfs de beul kan hangen.
  
  Nick haalde zijn schouders op en keerde terug tot zijn werk. Het was nu te laat. Je keek nooit om. Alleen maar vooruit. Maar iemand had een fout gemaakt! Ergens. Hoe dan ook.
  
  Hij keek weer onderzoekend naar het slapende meisje. Ze lag er nog steeds, lang, lenig en knap, maar haar mooie gezicht vertoonde vage lijnen van vrees en zorg. Hij trok haar rok nog iets verder naar beneden en inspecteerde voor de tweede keer haar tasje. Ze had geen bagage bij zich.
  
  Het leverde niets op. De gewone spulletjes: een poederdoosje, papieren zakdoekjes, drie lippenstiften, portemonnee met kleingeld, een pakje Players dat nog half vol was. Meer dan genoeg Frans en Duits geld, maar geen Zwitserse franken. Dat was niet zo vreemd. Ze was met hem het meer overgestoken - had hem in feite op de boot opgepikt - ze had geen tijd gehad om daarna nog geld te wisselen.
  
  Haar paspoort was nog net zo belangwekkend en raadselachtig als toen hij het de eerste keer had doorgebladerd. West-Duits. Barones von Stadt. Elspeth von Stadt. Elspeth? Maar dat was toch een Engelse naam? Dat zou hij haar in de toekomst eens moeten vragen; als er voor hen tenminste een toekomst was.
  
  Met het paspoort in zijn hand liep Nick naar de divan en bestudeerde het slapende meisje nog eens. Er was geen twijfel aan. Dit was de barones! Misschien was het voorlopig voorzichtiger te zeggen, dat de foto in het paspoort van de barones, die van het meisje was.
  
  Ze zou best een barones kunnen zijn, dacht hij. Haar kleren waren chic en duur. Ondanks haar verborgen wapenrusting had ze zelfs de klasse en die bepaalde distinctie die men zulke vrouwen onwillekeurig toeschrijft. Nick Carter had er heel wat gekend en aangezien hij met de meesten van hen naar bed was geweest, beschouwde hij zichzelf als een autoriteit op dit gebied.
  
  Nick stopte haar paspoort weer terug in haar tasje en staarde naar het gore plafond. Hij begreep er nog niet veel van. Dit was een kleine gordiaanse knoop! Of eigenlijk was het een enorme gordiaanse knoop! Als zij werkelijk de echte barones von Stadt was, waarom had zij zich dan als een gewone snol op hem gestort? Waarom had zij hem op de winderige achtersteven van de Genève opgezocht en duidelijk een oogje op hem gehad? Nota bene op hem!
  
  Omdat hij een ordinaire kerel was of was geweest? Hij was Herr Rubli Kurz, havenarbeider en dekknecht, geboren in Zurich. Hij had de wet een paar keer overtreden. Kleine overtredingen: hij dronk te veel. Hij bezat de papieren om dit alles te bewijzen. Hij sprak alle vier de talen van Zwitserland - Frans, Italiaans, Duits en genoeg Rheto-Romaans om zich te kunnen redden. En als Nick Carter, als Killmaster, werkte en een rol moest spelen, speelde bij die eigenlijk niet. Hij leefde hem.
  
  Nick keek nog eens naar het meisje. Hij was benieuwd. Er waren vrouwen, vrouwen uit de betere kringen, die ordinaire typen oppikten en met hen smerige hotelletjes indoken. Ze konden geen plezier hebben met mannen van hun eigen stand. Nadat ze zich bevredigd hadden, gingen ze naar hun eigen wereld terug en vergaten de hele affaire.
  
  Nick schudde zijn hoofd. Nee, een té toevallige samenloop van omstandigheden. Zijn leven lang had hij toevalligheden gewantrouwd. In ieder geval, nadat zij er op aangedrongen had met hem naar Hotel Lux te gaan, was ze toch wat angstig geworden. Toen was ze zeer zeker niet meer zo verlangend geweest haar kleren uit te gooien! Of de zijne van hem af te scheuren. Natuurlijk kon hij haar niet zo maar laten gaan. Hij moest eerst alles van haar weten.
  
  Misschien was zij zelfs wel iets voor Killmaster zelf. Misschien was ze wel een contraspionne. Misschien werkte ze voor zichzelf en probeerde ze van twee wallen te eten. Misschien was ze een snol uit de betere kringen die graag met een grote, sterke, vieze kerel dolde! Maar hij moest het zeker weten!
  
  Hij had dus de fles goede wijn uit Gladstone genomen, had er voor gezorgd steeds tussen het meisje en de deur te blijven en had hun beiden een glaasje ingeschonken. Aan haar drankje had hij een scheut van dat speciale slaapmiddel van die goeie ouwe Poindexter toegevoegd!
  
  Nu had hij haar; wat ter wereld moest hij met haar beginnen?
  
  Het zou spoedig licht worden. Hij moest hier snel vandaan, met Hawk op AXE praten en te weten zien te komen wat er allemaal aan de hand was. Misschien was opdracht Tijger al naar de maan. Of misschien was dit dametje alleen maar een excentrieke hoer. Hij moest het te weten komen.
  
  Nick Carter vertrouwde de slaappoeder waarmee AXE hem zo vrijgevig bedeelde volkomen, maar hij nam nooit risico's die hij kon vermijden. Hij haalde de speciale riemen en de prop uit Gladstone en had binnen één minuut de barones precies zoals hij haar hebben wilde. Zo zou ze blijven liggen tot hij terugkwam. Hij nam de koffer van neushoornleer mee naar de kleine badkamer. Binnen enkele minuten was Herr Rubli Kurz door de vettige wasbak weggespoeld.
  
  Mr. Frank Manning, uit Cleveland, Ohio, VS, kwam de badkamer uit en liep naar het slapende meisje. Ze zou door de prop in haar mond niet stikken. Hij had zich ervan vergewist dat ze niet gewend was door haar mond adem te halen. Hij trok haar rok weer naar beneden. Vreemd, hoe die rok maar steeds omhoog bleef kruipen. Hij vroeg zich af of dat iets met haar karakter of haar beroep te maken had. Hij hoopte met geen van beide. Mr. Frank Manning uit Cleveland was een beste kerel. Hij wenste het meisje niets dan goeds.
  
  Zo was Mr. Manning. Maar Mr. Manning begon dan ook al een beetje dikker te worden. Zijn haar begon te grijzen en hij had een klein rubber buikje dat, al naar gelang de omstandigheden, opgeblazen kon worden. Om eerlijk te zijn was Mr. Manning een tikkeltje week en wat pafferig.
  
  Nick Carter was volkomen veranderd.
  
  Carter boog zich over het slapende meisje en kuste haar even licht op haar lippen. Hij hoopte ernstig dat hij dit leuke ding niet hoefde te doden.
  
  Carter vloekte. Hoorbaar. Verbitterd. Vervloekte zichzelf. Hoe had hij zo verdomd zorgeloos kunnen zijn? Hij had één van de beste en meest normale plaatsen waar een vrouw iets kon verbergen over het hoofd gezien!
  
  Mr. Frank Manning zuchtte en trok zich even terug. Hij was voor dit soort dingen te veel heer.
  
  Carter niet. Hij knoopte de dunne blouse met het kanten kraagje van het meisje los en ontblootte zo de rondingen van haar witte borsten die uit de halve cups van haar zwarte b.h. opdoken. Nick verspilde niet meer dan één blik aan de zacht-stevige peervormige rondingen, de roze aureooltjes, de kerskleurige topjes. Hij pakte het zilveren medaillon bij de ketting en trok het langzaam uit de gleuf tussen haar borsten.
  
  Het was groot. Ongeveer zo groot als een dollar. Nick maakte het open. Een hele tijd bestudeerde hij de foto die erin zat.
  
  Zelfs Nick Carter, die zoveel van dood en vernietiging, van grofheid en wreedheid had gezien, zelfs Nick Carter kon het gevoel van walging niet onderdrukken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Het gezicht in het medaillon - als men zo'n verwrongen en beangstigend geval tenminste een gezicht kon noemen - was dat van een oude Duitse officier. Zijn uniformjasje stond aan de hals open. De insignes waren ervan afgerukt. Nick kon de draden nog zien zitten.
  
  Het gezicht van de man droeg, zelfs in de laatste folterende pijn van zijn afschuwelijke dood, nog het onuitwisbare stempel van de Pruis van de oude school.
  
  De Junkers! Ze hadden Hitler gehaat en Hitler had die haat beantwoord. In dit geval had Hitler gewonnen. Nick wist direct wat voor een foto het was: één van een serie na de oorlog vrijgegeven opnamen uit een film van de executie van de Duitse officieren die betrokken waren geweest bij het juli complot om Hitler te vermoorden.
  
  Deze man was opgehangen aan een draad in plaats van aan een touw - de draad was helemaal het gezwollen vlees binnengedrongen - en in plaats van de gebruikelijke galg, had men een vleeshaak gebruikt. Het was een handige, eenvoudige en verschrikkelijke methode.
  
  De beul sloeg een pianosnaar om de nek van de veroordeelde, maakte die vast aan een vleeshaak die aan een balk hing en trapte de kist weg waarop de man stond. Zelfs Nick werd wee bij de gedachte aan de folterende pijn die daarop volgen moest. Zelfs de barmhartige daad van de beul om de nek te doen breken, bestond in dat geval niet. Men werd langzaam en onder helse pijnen gewurgd, men kon zelfs geen kreet slaken en danste een soort meelijwekkende horlepijp in de lucht die men nooit meer zou inademen.
  
  Een dood die op een afgrijselijke wijze in strijd was met de menselijke waardigheid. En dat was precies wat Hitler bedoeld had.
  
  Maar wie was die gehangene? En wat deed zijn foto in een zilveren medaillon tussen een paar prachtige borsten?
  
  Nick stopte het medaillon weer weg waar hij het vandaan' gehaald had en knoopte de blouse dicht. Hij tikte haar zachtjes tegen haar wang.
  
  'Je bent me er eentje,' zei hij, 'wie je dan ook mag zijn! Een pistool, een mes, en een gruwelijke foto om je hals. Of je hebt voor dit alles een verdomd goede reden, of je bent hartstikke gek.'
  
  Het meisje bewoog zich even en kreunde in haar slaap. Ze had een blosje op haar wangen en haar blonde haren lagen in krullende lokken over haar voorhoofd. Nick veegde ze uit haar gezicht. Ze draaide zich om op de divan en hij keek neer op het verleidelijke, witte ravijn tussen haar dijen. Hij trok haar rok naar beneden.
  
  'Ik houd jou een tijdje in de buurt,' zei hij tegen haar. 'Je interesseert me, barones. Echt waar.' De tijd zou hem wel leren wie en wat ze in werkelijkheid was.
  
  De tijd!
  
  Nick wierp voor het laatst nog een vlugge blik om zich heen in de verwaarloosde kamer. Het slot van de deur functioneerde behoorlijk. Er was geen venster in de badkamer. Het enige venster in het vuile, gore vertrek zat ook op slot. Op het eerste gezicht was de kamer hermetisch afgesloten.
  
  Hij gluurde door een korst van vuil naar een roestige brandladder. De wenteltrap liep vier verdiepingen naar beneden en kwam uit op een soort binnenplaats. Nick zag de schaduwen van kisten, dozen, vuilnisemmers en besefte dat het snel licht begon te worden.
  
  In een kil, vreemd licht dat al schaduwen veroorzaakte, liep Nick over de hol klinkende keien. Op een kruispunt zag hij twee politieagenten aan komen lopen. Hij dook een portiek in en bleef staan wachten, maar ze sloegen een andere straat in. Nick zuchtte opgelucht. Hij wilde geen moeilijkheden hebben met de politie van Genève en het kon wel eens niet zo eenvoudig zijn een geloofwaardig verhaal te bedenken voor de ernstige en respectabele zakenman Mr. Manning, die op dit uur door een vreemde stad liep te dwalen.
  
  Hij kwam bij de Quai du Mont-Blanc en vond een taxistandplaats. De lodderig kijkende chauffeur was geërgerd dat hij uit z'n dutje gehaald werd. Hij deed zijn mond open om zich te beklagen en sloot hem toen weer. Als deze grijzende, dikbuikige Amerikaan met alle geweld naar een van de goorste achterbuurten van Genève wilde, dan moest dat dan maar. Hij haalde zijn dikke schouders op boven het stuur van zijn middeleeuwse voertuig en begon te rijden. In ieder geval had zijn passagier iets in zijn ogen dat hij verontrustend vond. In het grijze ochtendlicht leken het heldere ogen die toch een harde blik hadden. Zo'n blik gaat als een rapier door je heen. Vreemde ogen. Ze pasten eigenlijk niet zo goed bij de rest van deze pafferige Amerikaan.
  
  'Allons,' zei de man achter hem. 'Vite!'
  
  'Merde!' zei de chauffeur.
  
  Maar hij zei het in zichzelf.
  
  
  
  Twintig minuten later ging Nick een klein en bewonderenswaardig goed voorzien depot achter in de kelder van een onopvallend en verwaarloosd gebouw binnen. Het is twijfelachtig of iemand anders dan de conciërge en de paar mensen die er af en toe gebruik van maakten, van het bestaan ervan op de hoogte waren. De Zwitserse regering en de politie van Genève zeker niet. Of als ze er wel van op de hoogte waren, lieten ze dat niet merken. Amerikaans goud, zoals dat in grote hoeveelheden door de Amerikaanse belastingbetaler gefourneerd wordt, kan wonderen doen.
  
  Eén van de kleinere wonderen hier was een weinig omvangrijke, maar enorm krachtige radiozender, die, desgewenst, onmiddellijk op het communicatiesysteem van AXE in de Verenigde Staten aangesloten kon worden.
  
  Toen Nick het depot binnengelaten werd, waren er twee mannen aanwezig. Hij had iets gezegd, een teken gegeven, een kaart laten zien. De grendels werden voor de zware deur weggeschoven. Nu moest hij dan Hawk ontmoeten. Verbaal dan tenminste. Nick voelde zich lichtelijk opgelucht dat het alleen maar verbaal was. Hij had steeds het nare gevoel dat hij zich op de een of andere manier sullig had gedragen.
  
  Als dat inderdaad het geval was ... nou ja, Hawk hield er niet bepaald zachtzinnige manieren op na tegenover agenten die zich sullig gedroegen. Zelfs niet over de radio. Nick zag het hem doen. Hawk, kaarsrecht, mager en met koude ogen, kauwend op een uitgegane sigaar, terwijl hij de man in kwestie duchtig onder handen nam.
  
  Maar al kon hij zijn zondige en waarschijnlijk verdoemde ziel ermee redden, hij kon zich niet voorstellen op wat voor manier hij zich dan nu sullig gedragen had!
  
  Alles was gewoon van een leien dakje gegaan tot de barones in zijn leven gekomen was; hem willens en wetens opgepikt had.
  
  Zelfs het avontuurtje in Portofino was niet belangrijk geweest. Nick had zich vaak zulke kleine uitstapjes veroorloofd. Kleine plezierige avontuurtjes met wat pret, vrouwelijke charme, gestoei en een beetje wijn. Ze konden geen enkel kwaad, zolang hij maar niet in tijdnood zat. Bij dit karwei, bij opdracht Tijger, was dat niet het geval. Dat had men hem tenminste te verstaan gegeven toen hij zijn laatste instructies kreeg. Hij moest nu niet bepaald zijn tijd verlummelen, maar hij hoefde zich ook niet te haasten. Nick had zich op deze opdracht nogal verheugd, juist omdat hij nu tenminste eens een keer een beetje tijd voor zichzelf zou hebben. Altijd werken en geen vorm van ontspanning maakten zelfs van Nick Carter een weinig geïnspireerd heerschap. De stem van Hawk kwam koud en droog over de radio.
  
  'Aardig van je dat je ons oproept, Nick.'
  
  Nick voelde zich door de toon al kwaad worden, maar bedwong zich.
  
  Je maakte geen ruzie met Hawk.
  
  Hij zei: 'Sorry. Ik zal het later wel uitleggen. l"k geloof dat we hier in moeilijkheden zitten.' Hij vertelde snel het verhaal van het meisje.
  
  Hawk scheen eerder opgelucht dan verbaasd of verontrust.
  
  'Dus ze heeft dan toch contact met je gezocht, hè? Goed. Ik maakte me al ongerust. Ik dacht dat de boel in het honderd gelopen was. We moesten verdomme zo snel te werk gaan. Maar alles is dus in orde.'
  
  'O, ja? Wie is zij verdomme dan wel?' Hawk's stem begon geïrriteerd te klinken. 'Wat bedoel je met "wie is ze dan wel"? Heeft ze niet gezegd wie ze was? Ik weet wel dat wij het niet allemaal volgens de regels konden doen, niet nu we zo moesten opschieten, maar zij had opdracht contact met je te zoeken - als het mogelijk was: voordat jij Genève bereikte - zich aan jou bekend te maken en jou te zeggen dat jij me direct moest oproepen om wat betreft haar bevestiging van zaken te krijgen. Dat is de reden waarom ik niet zo erg over je te spreken ben, Nick. Ik heb nu twaalf uur op je zitten wachten. Heeft ze zo kort geleden contact met je op genomen?'
  
  Nick besloot dit alles maar even te laten lopen. Hij begreep niet veel van de situatie. Als hij zijn mond dichthield, kon hij misschien ergens een aanwijzing opvangen.
  
  Dus zei hij: 'Ja, ze heeft net contact met me opgenomen. Ik zal het later wel vertellen. Wat is er nu zo ineens link geworden?'
  
  'Dit. Zowel Rader als Hondo is in actie gekomen. Ze zijn kennelijk allebei op weg naar Genève. Waarschijnlijk zijn ze er al. Je hoeft je misschien niet in te spannen om die gouden tijger uit die bank te halen, Nick. Misschien doen zij -of één van hen - het wel voor je.'
  
  Nick's gedachten gingen terug naar het moment waarop hij zijn instructies gekregen had. Max Rader en Shikoku Hondo waren de beide mannen die al jarenlang in de gaten werden gehouden, AXE en een half dozijn inlichtingendiensten uit evenzoveel andere landen wachtten geduldig tot ze iets in de richting van de gouden tijger zouden ondernemen. Dut hadden ze nu gedaan.
  
  En snel ook!
  
  'Ik hoopte al dat iemand anders die tijger uit die bank zou halen,' zei Nick vriendelijk. 'Dan pak ik hem gewoon vim die vent af. Veel gemakkelijker. Ik ben nooit erg goed in bet beroven van banken geweest. Vooral in Zwitserse banken ben ik erg slecht.'
  
  Hawk nam het woord. 'Dat ze allebei nu in actie zijn gekomen, is natuurlijk geen toeval. Hondo heeft Tokio twee dagen geleden verlaten. Plaats van bestemming: Genève. De reden die hij voor z'n bezoek heeft opgegeven: verkoop van camera's.'
  
  'Hmmm, dat is in de regel nog niet eens zo'n slechte dekmantel. Maar in dit speciale geval lijkt het me een minder gelukkige keuze.'
  
  'Ja.' Hawk's stem werd iets warmer. 'Ik krijg bijna de indruk dat het onze Japanse vriend niets kan schelen of hij wel of niet opgemerkt wordt. En dat bevalt me niet. Dat is een teken van een te groot zelfvertrouwen van zijn kant. Die twee schijnen aardig zelfverzekerd te zijn.'
  
  'We zullen eens zien,' zei Nick. 'Ik zou zeggen, als zij die tijger werkelijk te pakken kunnen krijgen, laat ze hun gang gaan. Op hetzelfde ogenblik dat ze hem hebben, zullen ze proberen elkaar om zeep te brengen. Misschien slagen ze daar wel in, wie zal het zeggen. Als ze elkaar uit de weg ruimen, pik ik gewoon die tijger op en kom naar huis.'
  
  Hawk's stem kraakte. 'Niet zo zelfverzekerd, jongen. En onderschat Max Rader niet. Hij is het brein van het tweetal.'
  
  'Ik onderschat nooit iemand,' zei Nick.
  
  'Goed. Moet je ook niet doen. Max Rader is dus naar alle waarschijnlijkheid ook op weg naar Genève. Gisteren heeft hij Hamburg verlaten. Daarom zitten we goed in de moeilijkheden. Of liever gezegd: jij.'
  
  Hawk grinnikte.
  
  Nick grinnikte zuur terug. Zijn baas hield van galgenhumor. Nick zei: 'Zoals ik u zo-even al wilde zeggen, ik geloof dat de hele opdracht gevaar loopt! Dat de hele zaak al naar de maan is! En daar bedoel ik natuurlijk mee dat mijn situatie naar de maan is. Als dat zo is, moet ik gewoon te voorschijn komen en openlijk het gevecht met hen aangaan. En u weet hoe bijzonder gesteld die Zwitsers zijn op knokpartijen op hun grondgebied!'
  
  Voor de eerste keer klonk de stem van Hawk bezorgd. En verbaasd.
  
  'Hoe kom je erbij te denken dat de zaak mislukt?'
  
  'Dat meisje, verdomme! U zegt dat zij contact met me moest zoeken, dat ze geen goede papieren had, maar mij zou vertellen wie zij was en dat ik u om bevestiging kon vragen!
  
  Prachtig! Maar dat heeft ze allemaal niet gedaan. In ieder geval, nog niet. Ze ... ze heeft me gewoon op de boot opgepikt. Om een reden die maar al te duidelijk was. Ik had er geen flauw benul van wie zij kon zijn en zij zei niets. Ze had liet veel te druk om zich te gedragen als een ...'
  
  Tot Nicks grote verbazing begon Hawk te lachen. 'Is dat alles? Stel je voor, Nick Carter die zich daar nu juist zorgen over maakt. Zo iets heb ik nog nooit gehoord! Begrijp je dan niet dat dat haar dekmantel is? Ze zou vlug genoeg teruggekrabbeld zijn als ze de zaak werkelijk waar had moeten maken. Toch ...' Hawk begon weer serieus te worden; dat luchtte Nick op. 'Ik kan niet begrijpen waarom zij het zo gespeeld heeft. Maar dat zal ze zonder twijfel wel uitleggen.'
  
  'Vast en zeker,' zei Nick, 'maar intussen een paar vragen. Ik...'
  
  Hawk onderbrak hem. 'Laat mij een paar vragen stellen.
  
  Dat wij zo in de puree zitten heeft maar één oorzaak ... dat komt doordat jij je gisteren vanuit Turijn niet hebt gemeld. Ik zat op je oproep te wachten en was van plan je over dat meisje, de barones bedoel ik, in te lichten.'
  
  Nick slikte. Het was dus inderdaad zijn eigen stomme schuld geweest. Hij had de man in Turijn niet kunnen vinden. Er was daar maar één man en de situatie veranderde er voortdurend en als je geen contact met hem kon krijgen had je gewoon pech.
  
  Hij vertelde Hawk dat hij de man niet had kunnen vinden.
  
  Hawk scheen niet boos of geërgerd te zijn. Deze dingen gebeurden doorlopend en altijd gebeurden ze op het verkeerde ogenblik. 'Dat is niet jouw schuld,' zei hij. 'De arme kerel is plotseling overleden. Hartaanval. De toestand was nogal verward en het duurde uren voor hij geïdentificeerd was. We konden geen andere man op tijd naar je toe sturen.'
  
  Nick bleef zwijgen. Het was wél zijn schuld. Na het avontuurtje in Portofino had hij geprobeerd weer wat van zijn verloren tijd in te halen. Het was niet zo geweldig belangrijk, hud hij gedacht. Dit was toch een makkelijk karweitje, nietwaar? In ieder geval, toen hij na zijn eerste poging de man
  
  in Turijn niet had kunnen vinden, had hij het opgegeven en was hij doorgegaan naar Genève. Zodoende had hij langer dan de toegestane tijd geen contact met AXE gehad. Verdomme! Zulke dingen gebeurden altijd als je zorgeloos begon te worden!
  
  'Dit meisje,' zei Hawk, 'is vrij goed. Geen AXE natuurlijk. West-Duitse Inlichtingendienst. Zij is barones von Stadt.'
  
  'Ik voel me gevleid,' zei Nick. 'Het overkomt me niet iedere dag met een barones samen te werken. Maar alleen maar om het even duidelijk te stellen: waar heb ik haar voor nodig? U weet dat ik er niet van houd met vrouwen samen te werken!'
  
  Weer was er in Hawk's stem iets hoorbaar dat vaag op gegrinnik leek. 'Maar je hebt haar wel degelijk nodig,' zei hij. 'Oh, wat heb jij haar nodig! En je zou het op prijs moeten stellen om met haar samen te werken. Ik heb gehoord dat ze erg mooi is.'
  
  Nick vermoedde dat Hawk zich vermaakte om iets dat alleen hemzelf duidelijk was. Hawk zou nu zelfs wel een vonkje van plezier in die ijzige, koude ogen en een vage grijns om zijn dunne mond hebben. Nick kreeg het gevoel dat hij bedonderd werd. Hawk wist hoe hij het vond met vrouwen samen te werken. Als hij er nu dus werkelijk met een móést samenwerken, haar werkelijk nodig had, zou dat de ouwe een bijzonder plezier doen. Hij zou het maar zo laten. Ze hadden beiden een levensgevaarlijk beroep, waarin geen erkentelijkheid voor bewezen diensten bestond en waarin de enige beloning het graf was. Als je af en toe eens kon lachen, dan was dat zoveel te beter. Maar hij begreep nog steeds niet hoe ...
  
  'Vertrouwt u die barones?'
  
  Onmiddellijk was Hawk weer op de oude zurige manier zichzelf.
  
  'Vertrouw ik ooit iemand? Maar binnen redelijke grenzen vertrouwen we haar inderdaad. Bij de West-Duitse Inlichtingendienst heeft ze een goede naam. Zij gebruiken haar. In ieder geval was zij de beste die wij in zo'n korte tijd konden krijgen. Natuurlijk moet je haar niet meer vertellen dan voor deze opdracht absoluut noodzakelijk is. Ze is aan jou toegevoegd om je te helpen. En zoals ik al zei: je zult haar hard nodig hebben.'
  
  'Waarom?'
  
  'Omdat Max Rader zijn gezicht heeft laten veranderen! Plastische chirurgie. De foto die je van hem hebt, is nu niets meer waard. En jouw nieuwe meisje, die barones, is de enige weet hoe hij er nu uitziet!'
  
  Daar wordt het allemaal veel gezelliger door,' zei Nick. 'Zonder haar kan ik niet werken! Mijn kleine, persoonlijke juffrouw Kleef-aan.'
  
  'Zo zit het wel ongeveer, ja. Kijk uit je ogen, Nick. Als Rader werkelijk achter de tijger aanzit - en wat zou hij anders? - zal hij zich niet laten tegenhouden. Hij moet nu zowat wel in Genève zitten. En als jouw dekmantel ook maar voor een tipje is opgelicht, weet hij wie jij bent; of kan hij liet te weten komen. Daar kom jij toch niet achter. Maar hij Kan er wel zeker van zijn dat jij hem niet kent - of dat zou hij kunnen zijn als wij de barones niet aan onze kant hadden.'
  
  Nick zuchtte.
  
  'Nog één ding en dan zal ik weer aan het werk gaan. Hoe Kon die - die barones - mij op de boot herkennen? En waarom heeft zij zich niet fatsoenlijk bekendgemaakt?'
  
  'De eerste vraag kan ik beantwoorden' zei Hawk. 'Ik heb zelf een klein vergrijp tegen onze veiligheidsmaatregelen begaan. Dat moest ik wel. Er was geen mannetje van ons in Turijn, weet je nog? Dus heb ik Bonn een paar van de methoden verteld die jij zou kunnen toepassen om Genève binnen te komen. En ik heb ze van Gladstone verteld. Ik heb de barones verteld hoe ze je zou kunnen herkennen aan de plaatjes op je koffer.'
  
  'Het zal wel op uw eigen hoofd neerkomen,' zei Nick. 'Maar goed, ik vind het nog steeds niet leuk met vrouwen samen te werken. Vrouwen zijn voor na het werk.'
  
  'Onthoud dat maar goed. De barones is een agente, één die tijdelijk voor AXE werkt. Behandel haar vriendelijk, jongen, behandel haar zeer vriendelijk! Voor zover het Max Rader betreft neemt zij voorlopig de taak van jouw ogen over. Zonder haar zou je Max niet herkennen, al vroeg hij je om een vuurtje.'
  
  Nick fronste zijn wenkbrauwen. De hele zaak begon hem steeds minder te bevallen.
  
  'Hoe komt het dat zij de enige is die Max Rader's nieuwe gezicht kent?'
  
  'Laat dat haar maar zelf uitleggen. Ga nu terug, Nick, en doe aardig tegen haar. Ik neem aan dat je al een adres hebt. Zou je me dat, voor alle zekerheid, niet vast geven?'
  
  'Op het ogenblik is dat Hotel Lux. Waarschijnlijk niet lang meer. Ik blijf wel contact houden.'
  
  'Ik heb het. Nog iets?'
  
  'Deze barones ... is die, ik bedoel, is ze een beetje getikt of zo iets?'
  
  'Niet dat ik weet; we hebben een heel behoorlijk dossier van haar. Bonn heeft natuurlijk de complete gegevens. Waarom?'
  
  Nick vertelde hem van de foto van de gehangene. Hij legde niet uit hoe hij die te pakken gekregen had.
  
  'Dat moet haar vader zijn,' zei Hawk. 'Er gaat een verhaal over hem ... een soort legende of zo iets. Ik heb geen idee wat er van waar is. Hij werd opgehangen ...'
  
  'Ik heb de foto gezien,' zei Nick.
  
  'Ja. Het verhaal gaat dat Max Rader daar iets mee te maken heeft gehad. De barones draagt dat medaillon bij zich om er blijvend aan herinnerd te worden dat ze Rader op een gegeven ogenblik moet doden. Ze haat hem als de pest, dat zegt men tenminste. Je weet hoe er in dit vak altijd gekletst wordt.'
  
  Nick zei:
  
  'Dat is allemaal nogal toevallig, hè?'
  
  'Niet zo toevallig als het lijkt. Ze heeft Rader jarenlang geschaduwd, heb ik gehoord. Ze wachtte tot hij een fout maakte. Misschien heeft hij dat nu gedaan. Zie je, Nick, je hebt geen onwillige helpster. Ze haat Rader. Ze brandt van verlangen hem aan te wijzen. Als je niet voorzichtig bent, doet ze hem zelf de das om, als ze de kans krijgt. Zorg goed voor haar. Wat zei je dat je met haar had gedaan? Is zij bij jou in Hotel Lux?'
  
  'Inderdaad,' zei Nick. 'Ze slaapt. Ze slaapt heerlijk. Ik heb haar een Mickey Finn gegeven.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Toen Nick Carter het depot verliet, zag hij een verblindende septembermorgen. De lucht was helder en de hemel flonkerde als goede Zwitserse wijn. De vroege zon wierp haar gouden stralen op het blauwe water van de Rhône, toen hij over een smalle met keien bestrate brug liep. Nick besloot om naar Hotel Lux terug te gaan. Hij had tijd genoeg. Het meisje zou nog zeker een uur slapen. Hij had er behoefte aan zijn lange, gespierde benen, die hij in de gestalte van Frank Manning een beetje verkrampt moest gebruiken, eens flink te strekken. Hij had er ook behoefte aan de hele zaak eens goed te doordenken; deze opdracht begon te lijken op het maken van een legpuzzel zo'n zes meter onder water.
  
  Toen hij de kleine brug over was, bleef hij even staan om zijn gang weer aan te passen aan het buikje en de persoonlijkheid van Mr. Manning. Daarna keek hij om zich heen om te zien waar hij zich bevond. In de verte zag hij het gebouw van de oude Volkenbond oprijzen. Een imposant stenen monument van voorbije hoop. Nick bleef er, terwijl hij een Gauloise opstak, even naar staan kijken. Het gebouw stond ten noordoosten van de stad, bij het Ariana Park. Hij moest bij de eerste de beste gelegenheid links af slaan en terugkeren. In een half uur kon hij het net halen.
  
  Een dikke winkelier met uitpuilende ogen haalde de luiken voor zijn vensters weg en zei 'bonjour' tegen Nick. Nick beantwoordde zijn groet in het afschuwelijke Frans van Mr. Frank Manning en liep door. Flij was zich ervan bewust dat de man hem stond na te staren. Nou ja, het was een tikkeltje vroeg voor een fabrikant uit Cleveland om al in touw te zijn. Nick versnelde zijn pas ietwat en hijgde als een man die in slechte conditie is. Hij nam zoveel mogelijk smalle allées om de hoofdstraten te kunnen vermijden. Zijn gedachten gingen terug naar die keer, nu drie maanden geleden, dat hij voor het eerst iets over deze opdracht had vernomen.
  
  Het was een kort gesprek geweest! Hawk had met zijn gewone, sombere blik gezegd: 'Misschien ga je spoedig naar Zwitserland, N3. Natuurlijk niet voor een snoepreisje, je kunt dus je bergschoenen en bergstok wel thuis laten.'
  
  Nick hield van deze gesprekken met de baas van AXE. Als er geen onmiddellijke actie op handen was, kon er tenminste een geintje af.
  
  Hij grinnikte tegen de magere, stijve man - met wie hij bijna een vader-zoon-verhouding had - en zei: 'Ik heb de Matterhom al eens beklommen, sir. Jaren geleden. Maar daar is nu geen eer meer aan te behalen. Misschien kan ik ditmaal de Monte Rosa of de Breithom eens proberen.'
  
  Hawk stak een magere, verdroogde hand op. 'Bespaar me alsjeblieft de bijzonderheden van je prestaties! De meeste ken ik toch wel; zeker die welke je in verticale positie hebt geleverd. Je horizontale wapenfeiten interesseren me alleen maar voor zover ze invloed hebben op je werk. In ieder geval zul je, voor je ergens heengaat, nog eens door PURG moeten. Over een paar weken is het jouw beurt weer, niet?'
  
  Nick zei dat dat inderdaad het geval was. PURG, afkorting van PURGatory, wat test, beproeving, maar ook vagevuur betekent, was de korte, maar intensieve herhalingsoefening waaraan iedere AXE-agent zich éénmaal per jaar moest onderwerpen. De naam gaf het karakter en het belang van de cursus goed weer. Een agent die PURG onderging, zweefde letterlijk tussen hemel en hel; tussen weer een jaar actieve dienst en zijn pensioen. Als je je door die beproeving heensloeg - en het ging er ontzettend heet toe - dan mocht je terug naar de actieve dienst. Als je het niet haalde, vloog je eruit. Voorgoed!
  
  Hawk had Nick peinzend aangekeken. 'Ik hoop dat je er ook dit keer weer doorkomt, kerel. Ik wil dat jij die opdracht krijgt. Het kan best een zachtgekookt eitje worden, maar het kan ook verdomd moeilijk worden!'
  
  Dus was Nick binnen korte tijd verhuisd naar PURG. Het was er weer even heet en beroerd en zwaar als anders. Om precies te zijn: PURG werd gehouden in een soort hel, ergens in de dorre woestijnen van het zuidwesten van Amerika. Zelfs Nick wist niet precies waar. Dat wist trouwens geen enkele agent. De geheimzinnigheid die PURG omringde, was gewoon een van de principes van de AXE-politiek: geen enkele agent behoeft meer te weten dan hij voor zijn werk nodig heeft. Tijdens PURG leerde men de meest geraffineerde en modernste martelmethoden; want wat ze daar bedachten, zou de vijand ook kunnen bedenken. Ze wisten daar heel goed dat de spion die weerstand kon blijven bieden, niet bestond. PURG werd gefinancierd uit een bijzonder en onuitputtelijk fonds. Zelfs het Congres wist niet hoe het geld besteed werd. En als een lid van dat doorluchtige lichaam het groepje hutten van verroest golfplaat had gezien, dan had hij waarschijnlijk getwijfeld aan de wijsheid van het financiële beleid en het nut van PURG.. De ingewijden wisten echter beter. Door de cursussen die in deze dorre uithoek werden georganiseerd, bleven de AXE-agenten in leven; bijna allemaal.
  
  Nick werd dus in een gewone, geblindeerde auto naar PURG gebracht en daar begon zijn eigen, persoonlijke hel. Geen vrouwen, geen wijn, geen gezang. Zelfs het water was gerantsoeneerd. PURG was geen dolce vita. Bij het krieken van de dag begonnen de oefeningen, en vóór het donker werd kreeg je geen moment rust. Oefeningen die een normale man volledig de das om zouden doen: eindeloos lijkende hindernisbanen, nou ja, liever gezegd: obstakel lopen; tochten van vijftig kilometer met een halve liter water en patroontassen met stenen om je romp; dagenlang op de schietbaan met alle wapens die een agent mogelijk eens zou moeten gebruiken: van de lichtste pistolen tot en met de zwaarste mitrailleurs; touwklimmen om de spieren van armen en schouders te versterken, en om de armen bijna uit de kom te rukken; judo en karate; knopen leggen - miljoenen knopen naar het hem toescheen -, van paalsteek tot dubbele mastworp.
  
  En dit jaar werd dan nog voor het eerst savate onderwezen: de Franse vorm van voetvechten. Nick's kaken deden nog wekenlang pijn als gevolg van de trappen die hij tijdens deze lessen had gekregen.
  
  Dan was er ook nog het lange zitten in de hete barakken van golfplaat. Cursussen in bargoens. Code-, geheimschrift en cijferschrift. Zenden en ontvangen per radio. Instructies in het gebruik van en de verdediging tegen degenstokken, blaasroeren, luchtdrukpistolen, enz.
  
  PURG had een politiemuseum waarbij dat van Scotland Yard een kinderverzameling was.
  
  Echte gevechten met knotsen, houten zwaarden, boksbeugels en bajonetten, gevechten die door de instructeur pas op het laatste ogenblik, vaak net vóór er iemand werd gewond, werden gestopt. Lichte verwondingen werden niet geteld en bloed vloeide er genoeg.
  
  Op zekere dag, net voor het eind van de cursus, werd Nick voor een persoonlijk gesprek meegenomen naar een hut waar het warm en bedompt was. Zijn instructeur was een gespierde jongeman in een versleten spijkerbroek en een T-shirt. Zijn mooie witte tanden glinsterden in zijn ongelooflijk bruingebrande gezicht. Hij zei dat Nick kon gaan zitten. Er stonden twee harde stoelen en een kleine tafel.
  
  'Je krijgt even rust, N3,' zei de instructeur. 'Om te gaan zitten, bedoel ik. Dat is voor ons allebei een mazzel.'
  
  Nick Carter liet zich met een zucht van vermoeidheid op een stoel vallen, PURG stelde ook hem op de proef. Carter had alles wat men van een top-agent van AXE maar kon verlangen. Hij was vindingrijk, moedig en vastberaden. En hij kende geen scrupules. Toch stelde PURG hen allen steeds weer tot het uiterste op de proef.
  
  Hij zuchtte en stak één van zijn dagelijkse rantsoen van drie sigaretten op. 'Waar gaat het over? Nou ja, wat het ook is: dit bevalt me wel. Deze stoel is beter dan een mars van vijftig kilometer met zo'n dikke veertig kilo stenen op je nek.'
  
  Zijn instructeur knikte. 'Dat beu ik met je eens. Laten we dus ter zake komen. Dit wordt een speciale les over twee nogal merkwaardige onderwerpen: Zwitserse banken en Franse sleutels. Zegt dat je iets? Mij niet, maar ik heb instructie in deze twee zaken gehad en ik moet, wat ik geleerd heb, aan jou doorgeven.'
  
  'Ik geloof dat ik wel een idee heb,' gaf Nick toe terwijl hij aan Hawk's opmerking dacht dat hij misschien een opdracht in Zwitserland zou krijgen. Nick genoot even van een trek aan zijn sigaret. 'Ja, ik weet waar het om gaat. Ik weet er niet veel van; een beetje maar. Zullen we beginnen? Wat is in vredesnaam een Franse sleutel?'
  
  De instructeur grinnikte. 'Niet zo vlug. We spannen de wagen voor het paard, geloof ik.' Hij trok een la van de tafel open en haalde er een stapel papieren uit die op vergrote rekening-courantbladen leken. Hij bladerde even in de papieren, leunde toen achterover, legde zijn voeten op tafel en keek spottend naar Nick. 'Wat weet je precies van Zwitserse banken en hun werkwijze?'
  
  'Verdomd weinig,' gaf Nick toe. 'Net zoveel als iedereen, denk ik: dat het grootste deel van het geld in de wereld waar teen luchtje aan zit, bij Zwitserse banken is belegd. Het wordt door de Zwitserse wetgeving beschermd, zodat alleen de wettige eigenaars - ha, ha - er aan kunnen komen. Ik heb gehoord en gelezen dat het Zwitserse volk als zodanig even eerlijk is als ieder ander volk, maar het is bekend dat hun banken en de methoden die die banken gebruiken, eerlijke politiemensen over de hele wereld tot razernij hebben gebracht. Zelfs Interpol kan met hun systeem niets beginnen. Iedere dictator, gangster, wapensmokkelaar, handelaar in verdovende middelen, in blanke slavinnen, noem verder maar op, kan zijn geld op een Zwitserse bank zetten en niemand kan er dan nog aan komen.'
  
  De instructeur knikte. Hij stak een nieuwe sigaret op en Nick keek smachtend toe. Hij had er voor de hele dag nog maar één. De man grinnikte tegen Nick en wuifde de rook in zijn richting. 'Wees dankbaar, N3. Jij kunt het tenminste nog ruiken. De anderen kunnen zelfs dat niet eens.'
  
  'Bedankt,' zei Nick bitter. 'Ga verder, groot-inquisiteur! Ga maar verder over die Zwitserse banken.'
  
  'Oké,' zei de instructeur opgewekt. Hij wierp weer een blik op zijn papieren. 'Wat je van Zwitserse banken afweet, is in wezen juist. Ze zijn een moeilijk te kraken noot. Feitelijk een noot die niet te kraken is; die nog nooit gekraakt is.'
  
  Tot op heden dan, dacht Nick een tikkeltje wrevelig. Ik wil wedden dat Hawk wil dat ik 'm wel kraak!
  
  'Er zijn een heleboel belangrijke redenen,' zei zijn instructeur, 'waarom dat Zwitserse systeem niet doorbroken kan worden.
  
  Eén daarvan is, dat het zo verdomd goed door de wet wordt gedekt! Het bankgeheim wordt door de Zwitserse grondwet beschermd. Zelfs de Zwitserse regering kan een bank niet dwingen de naam van een cliënt, het tegoed van zijn rekening, de datum waarop, of de grootte van het bedrag dat hij inlegt of opneemt, bekend te maken. Als de regering zo iets zou proberen, zouden de Zwitsers waarschijnlijk een revolutie ontketenen. Als een ander land het zou doen, zou het Zwitserse leger waarschijnlijk in actie komen. Je ziet dus: het is een soort nationale samenzwering.'
  
  Nick knikte instemmend. 'Een goochem zaakje. Niet veel tegen te doen.' Als Alice in Wonderland begon hij steeds nieuwsgieriger te worden. Wat verwachtte Hawk verdomme van hem? Dat hij een paar miljoen zou stelen om de schatkist van de vs over de moeilijkheden heen te helpen?
  
  Zijn instructeur grinnikte. 'Oké. Maar dit is nog maar de helft. Om alles nog wat moeilijker te maken, gebruiken de Zwitserse banken, die hoofdzakelijk in Bern en Genève zitten, geheime codes voor hun cliënten. Hun rekeningen worden zo goed beschermd dat er nooit - en onthoud dit goed - nooit iets op papier wordt gezet. De codenummers worden gewoon van buiten geleerd.'
  
  Nick staarde hem aan. 'Allemachtig, ik kan begrijpen dat een cliënt zijn eigen codenummer kan onthouden, maar hoe kan een bankdirecteur ...?'
  
  'Heel makkelijk,' viel zijn instructeur hem in de rede. 'Ze hebben gewoon een heel stel procuratiehouders en assistenten. Ieder van hen heeft maar een paar cliënten. Het is dus niet zo moeilijk. Iedereen kan wel, laten we zeggen, tien eenvoudige getallen onthouden. En als alleen maar twee mensen ze hoeven te kennen, kunnen ze eenvoudig zijn. Dit alles wordt een tikkeltje ingewikkelder als het erom gaat de echtheid van opdrachten tot telegrafische betalingen, het afgeven van documenten of het verstrekken van inlichtingen te verifiëren.' Hij las nu voor uit de papieren die hij in zijn hand hield.
  
  'Let op, N3. Het kengetal - dit is niet het van buiten geleerde codenummer - het kengetal wordt samengesteld door het vaste codenummer op te tellen bij de datum waarop het telegram verzonden wordt, plus het cijfer of de cijfers die in het laatste bulletin van de New-Yorkse beurs zijn verschenen de dag voordat het telegram werd verzonden.' De instructeur leunde achterover en grinnikte tegen Nick.
  
  Het enige dat Nick zeggen kon was: 'Jezus!'
  
  'Zeg dat wel. Als de Zwitsers beweren dat hun banken de veiligste ter wereld zijn, dan vertellen ze geen sprookjes. En dat is nog niet eens alles, N3.'
  
  Nick kreunde.
  
  'Wou je zeggen dat er nog meer was?'
  
  'Inderdaad.' De instructeur pakte weer iets uit de la. 'Hier heb je een Franse sleutel. Een heel vernuftig dingetje. Hier, bekijk het maar eens. Ik zal je zo uitleggen hoe het werkt.' Hij gooide Nick een klein, stalen staafje toe.
  
  Nick bekeek het zorgvuldig. Het was iets dikker dan een gewone cocktailprikker, ongeveer net zo lang. Hij tikte ermee tegen zijn stoel. Het liet een schel klinkend geluid horen.
  
  'Dat lijkt niet erg op een sleutel,' zei Nick. 'Wat kun je ermee op slot doen? Of ermee openmaken?'
  
  'Niets. Daar dient het niet voor. Eigenlijk is de Franse sleutel een beetje ouderwets. Hij wordt niet veel meer gebruikt. Maar ik moest je erover inlichten. Hij werkt als volgt: deze zogenaamde sleutel komt in de plaats van een codenummer dat je uit je hoofd moet leren. Hij wordt in de regel gebruikt als er een behoorlijke kluis gehuurd wordt. Niet voor een klein kluisje waar alleen maar papieren in worden opgeborgen. Dit staafje, of sleutel, past in een speciaal gaatje dat inliet midden van de kluisdeur zit. Nadat de kluis in bijzijn van de cliënt en een procuratiehouder op slot is gedaan, wordt de Franse sleutel in dat gaatje gestoken. Daarna wordt hij met een speciale zaag, die op de beide stukken van de sleutel bepaalde figuren achterlaat, doorgezaagd. Een stuk van de sleutel blijft in de deur zitten. De andere helft wordt door de cliënt meegenomen. De kluisdeur wordt pas dan weer geopend als de beide helften van de sleutel weer tegen elkaar gehouden worden en passen. Iedere sleutel wordt met een zeer speciale zaag doorgezaagd, die daarna wordt weggegooid. Er kunnen nooit twee identieke sleutels zijn. Snap je wat dat betekent?'
  
  'Ja,' zei Nick Carter. 'De enige die die kluis open kan krijgen, is de knaap met dat speciale stuk van de sleutel. Natuurlijk kan hij het wel aan een ander geven. Of kan het gestolen worden.'
  
  Juist,' zei de instructeur. 'Precies.' Hij stond op en rekte zich uit. 'En daar ik iets, niet veel maar iets, afweet van wat jullie AXE-vogels in de regel uitspoken, durf ik beweren dat hier achter wel weer moord en doodslag zal zitten. In ieder geval heb je je preek over het Zwitserse bankbedrijf en Franse sleutels nu gehad. Ik hoop dat ik je niet al te zeer heb verveeld.'
  
  Het is nog steeds beter dan vijftig kilometer met stenen op je rug,' gaf Nick Carter toe.
  
  En zo was hij PURG weer een keer goed doorgekomen. Hij eindigde als de beste van de klas, wat hij trouwens ook verwacht had - N3 kende geen valse bescheidenheid - en na de laatste parachutesprong had men hem laten gaan. Hawk had hem zelfs een paar dagen vrijaf gegeven, waarin hij zijn grote dorst ietwat lessen en zijn gebrek aan slaap - zowel met als zonder meisjes - wat inhalen kon. Daarna had hij een paar kleine opdrachten uitgevoerd en had de hele tijd het gevoel gehad dat hem gebeurtenissen stonden te wachten.
  
  Op zekere dag had Hawk hem ontboden. In het instructielokaal dat ergens verborgen lag in het enorme complex gebouwen dat het hoofdkwartier van AXE vormde - dat zelf weer verborgen lag achter de valse façade van de Verenigde Pers- en Telegraafdienst op Dupont Circle in Washington D.C.- had men Nick Carter, N3, Killmaster van AXE, een dag lang zeer intensief geïnstrueerd. De volgende dag was hij op weg gegaan.
  
  En nu was hij hier; maar waar was dat verdomme?
  
  Nick Carter, alias Mr. Frank Manning uit Cleveland, staarde stomverbaasd naar de hoge muur van afbrokkelende, rode stenen vlak voor zijn neus. Een ogenblik later begreep hij wat er gebeurd was. Hij bevond zich in een impasse. Hij was zo in gedachten geweest dat hij ergens een verkeerde hoek was omgeslagen. Mr. Manning vloekte zacht, zette zijn typisch Amerikaanse hoed af om zich op zijn typisch Amerikaanse hoofd te krabben en glimlachte verlegen tegen de oude vrouw die in de etalage van een boucherie aan de overkant een kip stond te plukken. Het oude wijf schonk hem op haar beurt een tandeloze glimlach en schudde haar hoofd begrijpend heen en weer. Deze touristes Américains waren hopeloos. Altijd liepen ze doodlopende straatjes in!
  
  Mr. Manning draaide zich om. Hij ging terug langs dezelfde weg die hij gekomen was en liep nerveus het nauwe straatje met de keien door, als schaamde hij zich over zo'n stommiteit. Zijn rubberen buikje deinde voor hem uit. De straten begonnen druk te worden met Geneefse burgers die naar hun werk gingen. Men besteedde niet veel aandacht aan de pafferige Amerikaan. Fietsen en auto's belden en toeterden. Er was een half uur verstreken en de zon was alweer hoger geklommen en voorzag zelfs de smalste laan hier en daar van goud, dat echter weinig warmte bracht. Het eerste teken van de herfst was merkbaar in het windje dat van het Meer van Genève kwam.
  
  Nick Carter Het Mr. Frank Manning automatisch zijn rol verder spelen, terwijl hij zelf zijn gedachten de vrije loop Het. De gedachten van Killmaster. Toen hij uit de cul-de-sac kwam, wierp hij een blik op het zeer bijzondere AXE-horloge aan zijn pols. Het was waarschijnlijk het beste horloge ter wereld en het amuseerde N3 lichtelijk te bedenken dat het hier in Genève gemaakt was. Ze kostten duizend dollar per stuk en de Zwitsers zijn nooit te weten gekomen voor wie ze, bestemd waren.
  
  Hij zag dat hij nu al vijfentwintig minuten op weg was. Nog een minuut of drie en hij zou weer bij Hotel Lux zijn.
  
  Het waren precies twee minuten. De dikke Amerikaanse heer sloeg op zijn gemak de Allée de Napoléon in - een weidse benaming voor zo'n sombere achterbuurtstraat - en bleef toen abrupt stilstaan. Vlug, maar zonder op enigerlei wijze schrik of verontrusting te tonen, keerde hij zich om en keek in de ruit van een klein tweedehands boekenwinkeltje. De persoon van Mr. Manning verdween. Nick Carter nam de zaak over, al zijn zintuigen waakzaam, al zijn spieren gespannen om bliksemsnel in actie te komen. Er stonden mannen op de uitkijk voor Hotel Lux.
  
  Het waren er twee. Grote kerels in donkere regenjassen met slappe vilthoeden op. Ze stonden vadsig tegen een kale houten schutting tegenover het hotel te roken en keken somber en verveeld naar de trieste voorgevel van het hotel.
  
  Nick deed net of hij een stapel dikke, stoffige medische handboeken in de etalage bekeek. Hij ademde vlugger en hij voelde hoe het bekende gevoel van opwinding, plus een klein scheutje angst bezit van hem nam. Gezonde angst. Een dierlijk instinct - honderd keer sterker dan de gemiddelde man dat had - waarschuwde hem dat er gevaar dreigde. Talloze malen had hij daar zijn leven aan te danken gehad. Geen politie? In een onderdeel van een seconde gingen Nick's hersens die mogelijkheid na. Voor zijn geoefend oog leken ze niet op agenten. Er was ook geen enkele reden waarom het politiemensen zouden moeten zijn. De papieren die Herr Rubli Kurz bij zich had gehad, waren perfect in orde geweest. De halfdronken nachtportier die hij betaald had - vooruit graag, mein Herr - had nauwelijks een blik op het meisje geworpen. Voor hem was het meisje gewoon een andere hoer geweest, die toevallig goed gekleed was en over een paar uur weer vertrokken zou zijn. Niets om zicli ongerust over te maken. Hij had de Herr een sleutel gegeven en was op zijn bank verder gaan snurken.
  
  Nick schuifelde voorzichtig naar de hoek die hij net omgeslagen was. Voetje voor voetje bewoog hij zich zijwaarts en hield voordurend één oog op de twee mannen gericht. Hij zag dat één van hen een blik in zijn richting wierp. In het vadsige lichaam van Mr. Manning verstrakte Nick Carter. Hij wachtte even. Als ze hem ontdekt hadden, als het meisje hem inderdaad aangewezen had, zou dat zijn als Kurz. Niet als Frank Manning. Toch kon je nooit weten.
  
  De man die in zijn richting had gekeken, schoot zijn sigarettenpeuk in de goot en spuwde. Hij zei iets tegen zijn metgezel. Ze lachten beiden en keken toen weer verveeld naar Hotel Lux.
  
  Nick glipte de hoek om. Zijn vermomming als Mr. Manning verdween nu als sneeuw voor de zon. Hij versnelde zijn tred zodanig dat hij nog net niet hard liep en ging naar de kleine allee die achter het hotel liep. Hij had die vanuit zijn raam gezien.
  
  Het meisje, barones von Stadt, bevond zich nog steeds in die gore hotelkamer: gebonden en met een prop in haar mond. Misschien zelfs nog steeds bewusteloos. Als zij inderdaad aan zijn kant stond, verkeerde ze in groot gevaar. Als ze niet aan zijn kant stond, dan moest hij dat toch ook weten. Als die mannen voor het hotel niet van de politie waren, konden ze alleen maar volgelingen van Max Rader of Shikoku Hondo zijn. Of van beiden. Hoogstwaarschijnlijk waren ze nu allebei wel in Genève en misschien werkten ze nu al samen.
  
  Nick ging de hoek om, liep de allée in en begon te rennen. Hij trok een stopje uit zijn rubberen buik en liet de lucht er uitlopen. Het ding begon hem in de weg te zitten.
  
  Terwijl hij verder rende, controleerde hij zijn drie vaste en betrouwbare metgezellen: Wilhelmina, de Luger waarvan ieder niet absoluut noodzakelijk stukje hout of staal afgehaald was, zat veilig in de plastic holster aan de binnenkamt van zijn riem. Hugo, de dodelijke stiletto die als de tong van een slang kon uitschieten, zat klaar in zijn mouw. Pierre, het bolletje gevuld met dodelijk gas, wachtte in zijn zak op het sein voor de aanval. Al rennend overwoog Nick welk wapen hij gebruiken zou, als hij er tenminste één gebruiken moest. Hij hoopte maar dat het niet nodig zou zijn. Wilhelmina maakte te veel lawaai en dat was niet al te best als je geen aandacht wilde trekken. En vreemde hotelkamers waren geen plaatsen om gifgas in het rond te strooien. Dus zou het Hugo moeten worden. Hugo die net zo stil en dodelijk was als een gifslang.
  
  Nick sprong tegen de hoge schutting achter Hotel Lux op, greep de rand, trok zich op en werkte er zijn lichaam in één soepele beweging overheen. Misschien had hij het mis, bedacht hij, terwijl hij over de met rommel bezaaide binnenplaats liep, misschien zag hij gevaar waar er absoluut geen gevaar was. Misschien stonden die mannen zo maar wat te kijken. Misschien stak er helemaal niets achter, maar dat geloofde hij niet. Zijn goed geoefende zintuigen en zijn gevoel deden een alarmbelletje overgaan ten teken dat er gevaar was voor het meisje, voor hem, voor beiden. En het alarmsysteem van Killmaster had het maar zelden mis.
  
  Nick Carter klom snel de roestige brandtrap op. Hij maakte geen lawaai. Nu het rubberen buikje verdwenen was, hingen de kleren van Mr. Manning grotesk om zijn slanke, gespierde gestalte. Toen Nick het raam van zijn kamer naderde begon hij langzamer te lopen, bukte zich en gleed de laatste meters zo stil vooruit als een tijger die zijn prooi besluipt. Voorzichtig gluurde hij door het vuile raam zijn kamer binnen. Hij klemde zijn lippen grimmig op elkaar door wat hij zag. Het was zeker niet wat hij verwacht had. Barones von Stadt was in gevaar. Maar het was niet het soort gevaar dat Nick verwacht had.
  
  Mr. Shikoku Hondo, gewezen gevangenisklant uit Tokio, was zeker geen heer. Hij stond nu in het gore kamertje en keek neer op het meisje dat nog steeds bewusteloos op de divan lag. Hij ging met zijn tong langs zijn lippen en opende zijn mond in een grijns van waardering, waardoor zijn enigszins vooruitstekende tanden zichtbaar werden. De toekijkende Nick kon de kleine Japanner bijna tegen zichzelf horen sissen: 'Aha, jawel! Wat mooi! Wat lief! Ja ... en zo hulpeloos! Ze zal zelfs niet eens merken wat ik zal doen. Aha, jawel!'
  
  Toen scheen Hondo zich iets te bedenken. Hij liep naar de deur van de kamer en deed hem op slot. Dat had ik kunnen weten, dacht Nick. Dat slot was niet veel waard. En ik ben niet de enige die zo'n handige loper heeft.
  
  Hondo liep terug naar het meisje en bleef vlak voor haar staan. Hij dacht er geen ogenblik aan een blik door het raam te werpen. Hij was veel te gespannen bezig. De spionerende N3 vond dat Hondo bijzonder veel op een magere, sombere, saffraankleurige aap in een keurig zakenkostuum leek.
  
  Hondo ging nog dichter bij het meisje staan. Barones von Stadt had kennelijk in haar slaap wat liggen woelen, want haar rok was hoog tegen haar dijen opgekropen. Hondo bukte zich nu en kuste beide tentoongespreide witte dijen. Als Nick al enige twijfel aan zijn bedoelingen had gehad, was die nu wel verdwenen. Hij verstrakte en maakte zich gereed om in actie te komen, maar bleef nog even staan. Laat die kleine mensaap zich nog maar even vermaken. Dat zou niet lang meer duren. En het meisje zou niets overkomen. Nick keek vlug om zich heen en naar beneden. De binnenplaats van het hotel was stil. Niemand had hem de brandladder zien opgaan. De mannen aan de voorkant van het hotel zouden daar blijven wachten tot Hondo zijn zaken had afgehandeld en het hotel zou verlaten.
  
  Maar Mr. Shikoku Hondo was een man die graag het nuttige met het aangename verenigde. Hij knielde nu voor het meisje neer en maakte de banden om haar enkels los terwijl zijn ogen zich aan haar verlustigden. Nick grinnikte. Hondo zou zich toch zeker wel afvragen wie het meisje vastgebonden had en haar zo verdoofd had achtergelaten.
  
  Maar nee, hij vergiste zich. Op dit ogenblik dacht Hondo maar aan één ding: het verkrachten van dit charmante meisje dat zich niet kon verdedigen; dat in het gewone leven zich nooit verwaardigd zou hebben hem aan te kijken; dat op hem gespuugd zou hebben.
  
  Nick begon woedend te worden. Hij had heus niet verwacht dat Hondo een toonbeeld van deugd zou zijn. Dat waren de meesten van zijn klanten niet. Maar dit was een nieuw dieptepunt van menselijke verdorvenheid. Een slapend meisje verkrachten!
  
  Hondo had nu de enkels van het meisje losgemaakt. Hij gooide de riemen weg. Nick zag hoe het speeksel hem langs de kin liep. Hondo spreidde voorzichtig de lange witte benen van het meisje op de divan, zodat ze in een wijd uitlopende V kwamen te liggen. Het aapmannetje had geen enkele haast. Hij ging bijna schoorvoetend te werk. Hij genoot ten volle van ieder ogenblik. Opeens moest Nick denken aan de Japanse legende van de monnik die 's nachts bij de prinses kwam. Misschien zou deze kleine, wellustige Jap zich dat verhaal ook herinneren. Misschien dacht hij dat hij de een of andere geelhuidige God was die op het punt stond in het lichaam van deze mooie blanke vrouw een nieuw ras te verwekken.
  
  Eindelijk begon Hondo meer haast te krijgen. Hij trok de rok van de barones tot haar middel op. Haar onderlichaam was nu volkomen ontkleed. Nick's grote spieren waren klaar om in actie te komen. Misschien, zei hij tegen zichzelf, had hij zo lang gewacht vanwege het enorme plezier dat het hem zou doen als hij deze kleine, miserabele schoft kon beetnemen!
  
  Hondo frommelde aan zijn broek. Hij stapte naar voren, tussen de gespreide benen van het meisje en boog zich voorover voor het laatste en meest aangename gedeelte van zijn werk. Hij haakte zijn dunne vingers achter haar uiterst kleine broekje.
  
  Killmaster was volkomen op de hoogte van de techniek om zo door een ruit te duiken dat hij zich niet ernstig zou bezeren. Hij deed een stap terug, draaide zijn rug iets naar het raam en dook er wraakzuchtig en als een meedogenloze stormram doorheen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Er gebeurde van alles tegelijk.
  
  Hondo draaide zich om met een schreeuw van verbazing en angst, zijn schuinstaande ogen zo groot als maar mogelijk was; zijn broodmagere, gele klauw greep naar zijn nek alsof hij daar plotseling jeuk had.
  
  Mes, dacht Nick. De Jap haalde een werpmes uit de schede in zijn nek! Hondo wilde kennelijk zo min mogelijk lawaai maken.
  
  Wat dat betrof waren ze het dan eens.
  
  Hugo lag klaar in zijn mouw, maar Nick vond dat hij de stiletto niet nodig had. Hondo was verrast en in paniek geraakt. Als Nick een schijnbeweging maakte, zou hij zeker missen.
  
  Hij sprong op Hondo toe, remde zijn beweging plotseling af en gleed als een spook opzij. Terwijl hij dat deed, zag hij dat het meisje haar ogen opende en haar angst, ondanks de prop in haar mond, probeerde uit te schreeuwen.
  
  Hondo tippelde erin. Het werpmes floot door de lucht daar waar Nick net had gestaan. Hondo herstelde zich langzaam van de worp. Hij was zijn evenwicht kwijt. Nick dacht wat een prachtige gelegenheid dit was om de pas geleerde savate in praktijk te brengen. Hij deed drie stappen naar de Jap. Hij sprong hoog op, draaide zich half om en schopte Hondo hard in zijn lies.
  
  Toen zijn met ijzer beslagen hak het teerste deel van Hondo's anatomie trof, grinnikte Nick Carter wreed en zei: 'So solly, Mr. Moto!'
  
  Hondo schreeuwde van pijn. Speeksel vloog uit zijn wijd openstaande mond in het rond. Hij sloeg langzaam dubbel en greep met beide handen naar zijn geruïneerde geslachtsdeel. Zijn ogen puilden uit hun kassen. Zijn gezicht was nu meer groen dan geel. Hondo viel op de grond. Nog steeds dubbelgevouwen, nog steeds schreeuwend en nu over de vloer kronkelend als een slang die door midden is gesneden.
  
  Boven Hondo's geschreeuw uit hoorde Nick plotseling een bons. Hij wierp een blik op de divan. Het meisje was met gebonden banden en de prop nog steeds in haar mond op de grond gevallen. Haar knappe gezichtje was verwrongen van angst, baar ogen waren groot van de schrik waarmee ze wakker geworden was. Ze probeerde overeind te komen, slaagde er niet in en viel met haar lange benen door de lucht zwaaiend met een plof weer terug.
  
  Eén ding tegelijk. De barones kon wel even wachten. De hemel zij dank had ze een prop in haar mond, dacht Nick terwijl hij op Hondo toesprong die nog steeds over de vloer kroop. Ze kan waarschijnlijk nog harder schreeuwen dan Hondo!
  
  Zoals de zaken zich nu ontwikkelden, kon hier ieder moment een aantal agenten verschijnen. Nick bukte zich en pakte de Jap op alsof hij een baal meel was. Dit was de kans om direct bij het begin al één van zijn vijanden buiten gevecht te stellen en Nick Carter was er de man niet naar om zo'n gelegenheid voorbij te laten gaan.
  
  Voor Nick's krachtige spieren was de magere Hondo nauwelijks zwaar. Hij droeg hem naar het verbrijzelde raam. Zelfs ondanks de verschrikkelijke pijn die hij had, raadde Hondo Nick's bedoeling en begon hij te spartelen en naar de grote man te klauwen.
  
  Nick spande zijn spieren, draaide de Jap boven zijn hoofd twee keer rond en wierp hem toen door het kapotte venster. Hij zag het magere lichaam tegen de leuning van de brandtrap slaan en daar een ogenblik schommelend op blijven liggen.
  
  Hondo probeerde het roestige ijzer beet te pakken, slaagde er niet in en viel schreeuwend naar beneden.
  
  Nick liep terug naar barones von Stadt. Er was nu geen ogenblik meer te verliezen.
  
  Het was haar gelukt op te staan. Ze deinsde voor hem terug. Nick duwde haar ruw terug op de divan en hield haar daar door zijn grote handen op haar schouders te leggen. Ze staarde hem aan, haar donkergrijze ogen nu verduisterd door hysterie.
  
  'Luister,' snauwde Nick Carter. 'Luister goed! Ik ben Carter van AXE. Nick Carter! Je bent nu weer in orde. Alles is veilig. Begrijp je me?'
  
  Er sprak geen begrip uit baar donkere ogen. Ze verzette zich fel en probeerde hem met een fraai gevormde knie te raken.
  
  'Het spijt me,' zei Nick tegen haar. 'Ik doe dit ook niet graag, maar we hebben geen tijd meer.' Hij sloeg haar zo hard in het gezicht dat er een rode afdruk op haar wang achterbleef. Het meisje maakte een kreunend geluid dat zelfs met de prop in haar mond hoorbaar was en viel achterover op de divan.
  
  Nick greep haar bij de oren en hield zijn gezicht vlak bij het hare.
  
  'Luister, verdomme! Je moet me begrijpen. Ieder ogenblik kan de politie hier komen. Ik ben Nick Carter van AXE! Gisteravond heb jij mij op de boot opgepikt. Let er niet op hoe ik er nu uitzie! Ik heb me vermomd! Luister goed. Ik ben Nick Carter en jij bent barones von Stadt en wij moeten samenwerken bij opdracht "Tijger"! Begrepen?'
  
  Verdomme, dacht hij. Verdomde Hawk! Dit gedonder krijg je als je met een vrouw moet samenwerken!
  
  Maar de klap die hij haar gegeven had, had effect gehad. Hij zag dat haar grijze ogen weer normaal begonnen te staan.
  
  Plotseling verzette ze zich niet meer tegen zijn greep en knikte.
  
  'Goddank,' zei Nick. Zo snel hij kon maakte hij haar handen los. Er was niet veel tijd meer. Hij kon niet begrijpen waarom de politie er nog niet was. De agenten waren hier traag en zelfvoldaan en op hun eigen gewichtig doenerige manier zeer efficiënt. Hadden monsieur et madame misschien een feestje gehad? Maar natuurlijk, dat begrijpen we best. Er zijn wel eerder zulke klachten in Hotel Lux geweest. Maar natuurlijk! Maar het lawaai, monsieur? Formidable! En wie heeft er een verklaring voor dat lijk op de binnenplaats, monsieur?
  
  Hij trok met een ruk de prop uit de mond van het meisje zonder te proberen voorzichtig te zijn. Ze haalde hijgend adem en schoof iets van hem vandaan. De twijfel stond weer in haar ogen.
  
  'Ben jij ... ben jij echt Nicholas Carter? Ik weet het niet... ik ... ik ben zo in de war!'
  
  Nick trok met een ruk zijn mouw omhoog en rukte zijn shirt open. Hij liet haar het kleine AXE-teken aan de binnenkant van zijn elleboog zien.
  
  'Zie je dat? Ik ben echt Nick Carter. We hebben nu geen tijd meer om te kletsen! Pak je boeltje in godsnaam bij elkaar. Je schoenen, tasje, kleren; alles wat je hebt. We zullen moeten rennen. Hondo had een paar knokjongens beneden staan. Ik geloof niet dat we daar nu veel last van zullen hebben, maar wel van de politie. We moeten opschieten, meisje. Nou, snel!'
  
  Terwijl hij praatte, ging hij vlug het kamertje rond. Hij maakte geen beweging te veel. Hij pakte zijn koffer van neushoornleer, gooide de riemen en de prop erin en intussen ging zijn arendsblik door het vertrek naar alles wat de politie eventueel een aanwijzing zou kunnen geven; of wat een aanwijzing zou kunnen zijn voor de mannen van Hondo; of voor de mannen van Max Rader, of voor allemaal. Iedereen was nu tegen hen. Neem dienst bij AXE en je werkt moederziel alleen, dacht hij woest terwijl hij een asbak in zijn koffer leeggooide.
  
  Achter zich hoorde hij hoe het meisje met haar kleren bezig was. Ze haalde hijgend adem en haar kleren ritselden. Plotseling hoorde hij hoe ze verschrikt haar adem inhield. Hij keerde zich vlug om en zag hoe ze, haar rok in de hoogte, met haar kousen bezig was. Ze was midden onder haar werk opgehouden en staarde naar de kleine bergplaatsen aan haar kousenbanden die nu leeg waren.
  
  'Vergeet dat nu maar even,' zei Nick ruw. 'Je vriendjes zijn in veiligheid! Ik heb ze hier.'
  
  Hij klopte op Gladstone.
  
  De barones liet de zoom van haar rok vallen en staarde hem met een vuurrood gezicht aan. 'Ja,' zei Nick grof. 'Ik heb die mooie benen van je gezien! Heel aardig! En schiet nu op!' Hij gaf haar een duw naar de deur. 'Doe open en wacht in de hal op me. Ik kom zo. En bereid je op alles voor, schatje, want ik heb het gevoel dat we nu niet zoveel geluk meer zullen hebben.'
  
  Hij hoorde de deur in het slot vallen. Hij liep snel naar de kleine badkamer en wierp voor het laatst nog een blik om zich heen. Niets. Hij rende naar de kamer terug en stond op het punt zijn koffer te grijpen toen hij in de hoek iets op de grond zag liggen.
  
  Hij nam een sprong en pakte het op. Allemachtig, een vals gebit! Een bovengebit. Ondanks de haast van het ogenblik moest Nick toch even lachen. Hondo's prothese. Was hij natuurlijk verloren toen hij zo kwijlde.
  
  Gladstone was al op slot. Geen tijd meer hem open te maken. Nick het het gebit in zijn zak glijden en rende naar de deur.
  
  Barones von Stadt stond in de hal te wachten. Ze hield een vinger tegen haar lippen.
  
  'Ik geloof dat ik iemand op de trap hoor. Denk je dat dat de politie is?'
  
  'Klein Duimpje is het vast niet,' snauwde Nick. 'Kom op! Op je tenen!'
  
  Hij tilde de zware koffer op of het een stuk speelgoed was en rende door de halfduistere, muf ruikende gang naar de trap. Hij bleef, vlak voordat hij bij de overloop kwam, staan en gluurde voorzichtig over de leuning naar beneden.
  
  Te laat! Twee trappen naar beneden stond de conciërge zich op te winden en zich in rad Frans te beklagen. Achter hem zag Nick de platte petten van twee politieagenten. De conciërge was druk bezig uit te leggen dat het een fatsoenlijk hotel was en dat hij niet begreep wat er allemaal gebeurde. Wacht maar tot ze dat lijk op je binnenplaats vinden, kereltje!
  
  Nick pakte het meisje en trok haar de overloop over.
  
  'We kunnen niet naar beneden,' fluisterde hij. 'We moeten naar boven en zullen maar hopen dat we over het dak weg kunnen. Vlug nu, en geen geluid.'
  
  Nick liet het meisje eerst gaan. Hij zette haar tot spoed aan en duwde haar voor zich uit. Hij was bang dat zij op haar hoge hakken zwikken zou en hen zo zou verraden. Ze hadden maar een paar minuten voorsprong; de minuten waarin de agenten zich het hoofd zouden breken over de lege kamer en het kapotte raam.
  
  Boven aan de trap zag Nick twee kleine dakraampjes, naast elkaar. Hij rende erheen. Hij begon weer hoop te krijgen. Misschien zouden ze toch nog uit deze val kunnen ontsnappen.
  
  Toen hij de raampjes van dichtbij zag, stortte zijn hoop ineen. Ze waren ongelooflijk oud, roestig en vuil. Er was geen trap in de buurt. De raampjes bevonden zich ongeveer drie meter boven zijn hoofd. Dat was op zichzelf nog niet zo'n groot probleem - hij was zelf bijna één vijfentachtig -maar er zat geen enkel houvast aan. Geen ketting of stuk louw dat naar beneden hing. Alleen maar vuil glas en verroeste scharnieren. Nick vloekte. Was dit weer een cul-de-sac? De laatste?
  
  Hij twijfelde er niet aan dat hij met die Zwitserse agenten wel weg wist als ze hem te pakken kregen; zelfs wel als het meisje erbij was, hoewel dat de zaak moeilijker zou maken. Maar hij wilde slechts in het uiterste geval met de politie in de clinch gaan. Het was een ijzeren stelregel bij AXE om nooit, nooit, nooit met de politie te doen te krijgen. Hawk hield niet op dat te herhalen.
  
  Nick grijnsde verbitterd. Was Hawk hier nu maar. Kon ik op z'n schouders staan!
  
  Toen zag hij aan de smerige gele muur een brandslang op een haspel. Zelfs zo'n tienderangs hotel als Hotel Lux moest brandslangen in huis hebben. De brandslang was oud, vergaan en hing daar opgerold als een slang die al lang dood en verrot was, maar hij kon het ermee doen. Ernaast bevond zich in een kastje met een klein ruitje ervoor een drukknop voor de alarmschel.
  
  De barones stond naar hem te kijken. Ze haalde hijgend adem, haar ogen waren groot en ze greep met één hand naar haar borst. Nick zette de koffer van neushoornleer recht onder de dakraampjes. 'Hou goed vast,' commandeerde hij, 'zodat ik niet val!'
  
  Hij rende naar de brandslang en trok hem van de piepende en krakende haspel. Met de zware koperen kraan in zijn hand stapte hij op de koffer die recht overeind stond. De ramen waren nu nog ruim een meter boven zijn hoofd. Nick keek naar het meisje. Ze zat op haar knieën naast de koffer en deed haar uiterste best die overeind te houden onder zijn bij na honderd tachtig pond.
  
  Nick grijnsde tegen haar. 'Beste meid! Dit zal heel wat lawaai maken! We moeten erg snel zijn, want die dienders zullen met een rotgang hier heen komen. Ik sla de ramen kapot, gooi dan die slang over die ijzeren middenstijl en trek hem naar beneden. Daarna klim jij naar boven en gaat dat dak op. Snel! Denk je dat je dat kunt?'
  
  'Ik... ik weet het niet. Ik ben niet zo sterk. Ik zal het proberen.'
  
  'Daar hebben we niks aan,' zei Nick grof. 'Je moet het doen!' Dat gezanik had je nou als je met een vrouw samenwerkte! Maar er was nu geen tijd om te kankeren. Tijd! Ze hadden veel meer tijd nodig. Zijn ogen gingen naar de alarmknop naast de haspel. Ze hadden tijd nodig. Een afleiding dus, een schijnbeweging. Misschien, heel misschien!
  
  Nick sprong van zijn koffer en trok zijn colbertjasje uit. Hij gooide het op de grond en scheurde zijn overhemd van zijn lichaam. Het oerdegelijke overhemd van Mr. Frank Manning. Rits!
  
  Barones von Stadt keek naar Nick's brede borst en schouders die van bruin beton leken.
  
  'Wat ter wereld ...'
  
  'De oudste truc die er bestaat,' zei hij. 'Ik zal een kleine afleidingsmanoeuvre maken voor onze vriendjes beneden.' Hij schoot zijn jasje weer aan en pakte het gescheurde hemd op. Hij trok het meisje overeind en duwde haar naar de alarmknop. 'Als ik dit overhemd in het trapgat laat vallen, druk jij op die knop; en laten we duimen dat dat verdomde ding het nog doet.'
  
  Ze knikte. Maar voordat hij vijf passen gedaan had, riep ze hem zacht: 'Nicholas! Ik ... ik kan dat kastje niet open krijgen. Het zit helemaal vastgeroest!'
  
  Hij liep vlug terug en zag dat ze gelijk had. Hij klopte haar op haar schouder.
  
  'Beste meid. Fijn dat je het eerst probeerde. Ga even achteruit.'
  
  Hij wikkelde zijn hemd om zijn vuist en sloeg toen tegen het kastje. Er rinkelde glas.
  
  Nick keek haar aan.
  
  'Denk erom, als ik dat hemd laat vallen, moet je klaar zijn om in actie te komen!'
  
  Hij rende op zijn tenen door de gang naar de trap en keek voorzichtig over de leuning. Niels te zien. Vaag hoorde hij stemmen. Nu zullen ze dan echt wat te kletsen hebben, dacht Nick terwijl hij zijn sigarettenaansteker uit zijn zak haalde.
  
  Hij hield het kapotte overhemd een armlengte van zich af en stak het bij de zoom aan. Het duurde maar even of het hele hemd stond in lichterlaaie. Toen kronkelden de vlammen zich naar zijn hand en begon de scherpe brandlucht het trapgat te vullen. Nick keek even om naar het meisje. Ze hield haar vinger op de alarmknop. Nick liet het brandende overhemd in het trapgat vallen. Het zweefde langzaam, brandend en rokend als de flarden van een gesprongen ballon naar beneden.
  
  Terwijl hij door de gang terugrende, hoorde hij ergens in het gebouw het aangename geluid van een brandschel. Goddank! Het ding werkte. Als ze nu maar een heel klein beetje geluk hadden, zouden ze wel wat tijd winnen.
  
  Tien seconden later stond hij weer op de koffer en sloeg de koperen kraan als een knots tegen de ramen. Met twee klappen had hij de ramen verbrijzeld. Weer sloeg hij de kraan tegen de restanten glas. Hij werkte in een regen van glasscherven, voelde af en toe een pijnlijke steek en beschermde zijn ogen met zijn handen. Hij hoorde de brandschel doorlopend ratelen.
  
  In een oogwenk had Nick het ene dakraam volkomen vrij van glas gemaakt. Hij gooide de kraan over de middenstijl, greep hem beet en sprong van de koffer af. Hij draaide de lang een paar slagen rond en knoopte hem bij de vloer vast.
  
  Nick wendde zich tot het meisje. 'Op mijn rug', snel. Sla je armen om mijn nek en hou je goed vast. We gaan naar boven!'
  
  Ze sloeg haar zachte en lekker ruikende armen om zijn hals. Hij kon haar borsten voelen en hoorde haar zacht ademen. Haar lichaam was lichtjes geparfumeerd; een ijle geur die zich met de geur van haar huid vermengde.
  
  Als een engel die heimwee heeft, klom Nick langs de slang omhoog. Hij sloeg één arm over de ijzeren rand van het raam en duwde met zijn andere hand het meisje het dak op. Haar achterste voelde zacht en stevig aan. Nick grinnikte. Sorry, dame. We hebben nu geen tijd voor beleefdheden.
  
  De barones verloor haar schoenen; ze vielen vlak langs zijn gezicht. Boven hem hoorde hij: 'Verdomme!' Nick dacht eerst dat ze dat zei omdat ze haar schoenen verloor, toen zag hij dat ze achter één van de roestige scharnieren was blijven haken. Ze wrong zich in allerlei bochten, schopte om vrij te komen en vloekte aan één stuk door. Ze vloekte zacht en hijgend in het Engels dat via Frans in Duits overging.
  
  'Hou je stil,' beval Nick. 'Ik maak je wel los. Het is nu de tijd niet om erg zedig te gaan doen.'
  
  Hij moest haar rok hoog opstropen om huur los te kunnen maken. Dat lukte pas na enige tijd. Nick zette een grote hand tegen haar achterste in het zwarte kanten broekje en gaf haar een harde zet.
  
  'Daar ga je!'
  
  Als een champagnekurk schoot ze het raam uil. Nick hoorde haar hijgend vloeken toen ze op het dak terechtkwam.
  
  Nick grinnikte toen hij zich langs de slang naar beneden liet glijden. Een meisje dat zo vloeken kon, had wel het een en ander meegemaakt! Ze mocht dan een barones zijn, een teruggetrokken leven had ze niet geleid!
  
  Ze hadden weer geluk. Toen hij de koffer van neushoornleer oppikte, hoorde hij de alarmschel nog steeds. Beneden werd er geschreeuwd. Nick grinnikte. Die dienders moesten wel denken dat ze in een gekkenhuis verzeild geraakt waren. Als ze nu maar gauw het lichaam van Hondo vonden, zouden hij en het meisje tijd genoeg hebben.
  
  Met Gladstone in zijn hand klom hij weer tegen de slang op. Dit keer moest hij zijn benen gebruiken. Hij zette de koffer op de rand van het raam en gluurde naar buiten. Het meisje zat schrijlings op de punt van het dak met het gezicht naar hem toe. Haar knappe kopje was vuil geworden en ze had een kleur van inspanning. Ze keek hem schuins aan. 'Nicholas! Dit... dit dak! Hoe komen we hier af?'
  
  Nick keek om zich heen. Hij floot zachtjes. Het was een schuin toelopend dak. De oude goten waren glad en niet te vertrouwen, de zijkanten liepen steil naar beneden. Hij moest aan de man denken die na de schipbreuk in het donker voet aan land dacht te zetten, maar even later merkte dat het een walvis was.
  
  'Hou je goed vast,' zei hij. 'Het komt wel goed. Je bent toch niet bang?'
  
  Tot zijn verbazing plooiden haar rode lippen zich tot een glimlach. Het was een twijfelachtig glimlachje, maar dan tóch! In haar zachte Engels, dat nauwelijks een accent had, zei ze: 'Om eerlijk te zijn ben ik doodsbang. Iets als dit heb ik nog nooit meegemaakt. Maar dat geeft niet... wat doen we?'
  
  Flinke meid, dacht hij. Zijn hart - of dal wat een man van AXE dan voor een hart aanzag - begon voor haar wat sneller te kloppen. Hij begon te hopen, dat wat haar betrof de zaak goed zat. Dat wat Hawk over haar had verteld, juist was. Zoals ze daar schrijlings op de punt van het dak van Hotel Lux zat, zonder schoenen, haar haren en kleding in de war, haar rok hoog opgestroopt, was het precies een charmant, zij het een ietwat onwaarschijnlijk plaatje.
  
  Zelfs op dit ogenblik van haast en gevaar kon Nick zijn sarcasme niet bedwingen. 'Weet je, barones, dit is een bijzondere ervaring voor me. Ik heb nog nooit iemand van adel in de positie gezien waarin jij nu verkeert.'
  
  De glimlach verdween en werd vervangen door een hautaine uitdrukking. 'Ik kan je gevoel voor humor niet waarderen, Nick. Zorg liever dat we hier vandaan komen. Zal de politie niet heel gauw dit dak komen inspecteren? Ze zijn niet zo erg stom, weet je?'
  
  'Ik weet het. Je hebt gelijk.' Hij keek langs haar heen naar de andere kant van het dak. 'Kruip maar verder, doe het maar zoals je dat vroeger als kind deed. We moeten zien wat er aan de andere kant is.'
  
  Hij volgde haar over de punt van het dak terwijl hij Gladstone stevig vasthield. Gladstone kon hij absoluut niet missen. Liever het meisje kwijt dan de kostbare Gladstone. Nick gaf toe dat dat geen erg ridderlijke gedachte was, maar hij meende het wel.
  
  Op het eind van het dak lukte het Nick langs haar heen te schuifelen om te zien wat zich achter het gebouw bevond. Hij zweette een beetje en dat kwam niet helemaal van inspanning. Er hing veel af van wat hij daar beneden zou zien. Als ze in de val zaten, waren ze verder voor de politie een zachtgekookt eitje. De politie zou hen vanuit het dakraam onder schot houden en hen zo dwingen terug te keren. Zelfs Nick zou in zo'n situatie geen kans hebben. Vooral niet nu het leven van het meisje ook nog op het spel stond. Hij gluurde over de rand van het gebouw. Maar drie meter lager bevond zich het platte dak van het aangrenzende huis. Hij haalde diep adem en sprong.
  
  Het geteerde, platte dak voelde goed aan onder zijn voeten. Hij keek op en hield zijn armen uitgespreid. 'Kom op, baby. Spring. Ik vang je.'
  
  Ze kwam als een gracieuze, lichtelijk verfomfaaide pop naar beneden. Nick ving haar in zijn armen op. Een ogenblik lag haar soepele lichaam tegen het zijne, dat groot en hard was. Nick kuste haar lichtjes op haar lippen.
  
  Barones von Stadt maakte zich van hem los. Ze staarde Nick met grote ogen aan. Ze had een vuurrode kleur. Een paar vuile vegen op haar gezicht verhoogden haar aantrekkelijkheid.
  
  'Wees maar niet boos,' zei Nick. 'Beschouw het maar als een soort medaille.'
  
  'Een medaille?'
  
  'Ja. Omdat je zo'n dappere meid bent. Je houdt je werkelijk prima. Maar laten we ervandoor gaan. Daarginds is een brandtrap. Vlug.' Hij pakte Gladstone op.
  
  Ze strompelde naast hem voort. 'Oohhh... m'n voeten. Dat grind - ik ben mijn schoenen verloren.' Ze bleef plotseling staan en keek hem ontzet aan. 'Nicholas! Mijn schoenen. Hoe kan ik... ik bedoel, we zullen veel te veel aandacht trekken als ik zonder schoenen over straat loop. Midden in september.'
  
  Nick haalde uit iedere zak van zijn jasje een schoen en gaf ze haar. 'Alstublieft. Met de complimenten van AXE. Wij doen ons uiterste best het iedereen naar de zin te maken. Doe ze nu in vredesnaam aan en laten we 'm smeren. We moeten het geluk niet al te veel op de proef stellen.'
  
  Terwijl ze haar voeten in de schoenen wrong, hield ze zich in evenwicht door haar mooie hand op zijn schouder te leggen. 'Ja,' mompelde ze. 'We hebben wel een hoop geluk gehad, hè? Misschien brengen wij elkaar geluk? Denk je niet?' Ze keek hem van opzij even aan.
  
  'Ik denk maar één ding,' zei Nick. 'Opschieten!' Hij duwde haar naar de brandtrap. De trap kwam uit op een smalle allée.
  
  Er was niemand te zien.
  
  Hij maakte een gebaar dat ze naar beneden moest gaan. 'Jij eerst. We zijn nu wel op de vlucht, maar we hebben nog steeds een kans. Hondo's lichaam zal ze wel een tijdje bezighouden. En Hondo's mannen zijn waarschijnlijk als de weerga teruggegaan naar Max Rader om rapport uit te brengen. We hebben dus even de tijd. Allereerst moeten we nu een plek vinden waar we ons zolang kunnen verbergen om rustig orde op zaken te stellen.'
  
  Nick's blik werd hard. 'Jij en ik hebben heel wat te bepraten.'
  
  Juist voordat de barones de trap af wou gaan, keek ze naar Nick.
  
  'Ik was niet boos, hoor.'
  
  Nick fronste zijn wenkbrauwen.
  
  'Waar heb je het over?'
  
  'Over die medaille. Het is de fijnste medaille die ik ooit gekregen heb.'
  
  Terwijl hij haar volgde, dacht N3 aan de vermaning van zijn chef: Barones von Stadt is een spionne die lijdelijk voor AXE werkt. Ze moet als zodanig behandeld worden ... etc., etc. Het zou wel eens moeilijk kunnen worden dat bevel te gehoorzamen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  'Mein Gott,' zei barones von Stadt. Voor de eerste maal sinds Nick Carter haar had leren kennen, zei ze iets in het Duits. De vloeken op het dak van Hotel Lux niet meegerekend dan. 'Mein Gott,' herhaalde ze, 'ik had nooit verwacht dat er zulke krankzinnige dingen konden gebeuren! Fantastisch! Formidable! Zoals jullie zeggen: het einde!'
  
  Nick wierp een blik om zich heen in de kleine arbeiders-bistro waar ze op dat ogenblik zaten en genoten van chocolade en brioches. Aan de bar stond een zeeman droevig in zijn glas te kijken en er stonden een paar arbeiders bij het zinc, maar niemand besteedde enige aandacht aan hen. Daar was Nick blij om. De barones had haar kleren weer wat geordend en kon zich nu wel onopvallend tussen de mensen bewegen, maar Nick Carter, of Frank Manning als men dat liever had, zag er verschrikkelijk uit! Zijn haar ging nog. Dat was toch en brosse geknipt, maar zijn gezicht was op verschillende plaatsen gewond, hij had geen overhemd aan en zijn zakenkostuum begon smerig te worden. Zonder het rubberen buikje hing het als een zak om hem heen.
  
  Toch had hun binnenkomst in de bistro absoluut geen deining veroorzaakt. De Coq d'Or was kennelijk wel aan rauwe klanten gewend.
  
  Nick wierp een blik op zijn AXE-horloge. Hij kon maar moeilijk geloven dat het nog maar kwart voor negen in de morgen was - een blauw met gouden septembermorgen. Het Meer van Genève lag zo glad als een glasplaat voor hem. Het leek wel een kunstmatig aangelegd meertje in een Japanse tuin. Hij boog zich over het tafeltje en klopte het meisje op haar hand. 'Zoals ik al eerder zei, je hebt je kranig gehouden! Maar mijn baas heeft me verteld dat je al een hele tijd voor Bonn hebt gewerkt; hoe komt het dan dat je verbaasd bent? Ik bedoel, als je al een tijd als spionne hebt gewerkt...'
  
  Ze pakte zijn vingers even en haalde toen haar hand weg. 'Zoiets als dit heb ik nog nooit meegemaakt, Nicholas. Lie-5i ve hemel, nee! Ik heb inderdaad lang voor Bonn gewerkt, maar ik begon het al gauw vervelend te vinden. Saai. Er was zoveel routinewerk bij en zoveel kantoorwerk. Ik heb vaak op het punt gestaan ermee op te houden, maar dan vond ik altijd weer dat ik op deze wijze mijn vaderland misschien het beste diende. Maar dit...' Ze begon plotseling te lachen, greep zijn hand en hield die vast.
  
  'Ik zeg je: zo iets als dit heb ik nog nooit meegemaakt.' Ze klemde zijn hand steviger vast. 'Iemand als jij heb ik ook nog nooit gezien, Nicholas! Je was magnifique! Ik begin de verhalen die er over jou in omloop zijn te geloven.'
  
  Nick fronste zijn wenkbrauwen. Dat was juist de moeilijkheid als je een legende was. De mensen wisten te veel van je.
  
  Hij dronk zijn chocolade op en keek weer om zich heen. Niets om zich zorgen over te maken. Hij trok het jasje dat hem te wijd was dichter om zich heen. Hij zag er werkelijk uit als een landloper. Als hier een straatagent binnenkwam, zou hij wel eens een paar vervelende vragen kunnen stellen. 'Barones,' zei hij, 'drink je chocolade en eet je broodje op. We moeten hier als de bliksem vandaan. Ik weet niet waarheen, maar ik zal iets proberen te bedenken.' Hun enige kans was, dacht hij, het depot te bereiken voor de politie of de mannen van Hondo of Rader hen zouden ontdekken. Hij moest in ieder geval toch ook met Hawk spreken en hem vertellen dat Hondo dood en de hele zaak in het beslissende stadium was gekomen.
  
  De tijd draaide door. Misschien was Max Rader op dit ogenblik wel bij de kleine particuliere bank van Paul Chardet et Fils. Misschien gaf hij op dit ogenblik de Franse sleutel wel af en maakten ze de kluis voor hem open en nam hij de gouden tijger met de robijnen ogen eruit.
  
  Hawk hield natuurlijk een zaak altijd van alle kanten in de gaten. Andere geheime agenten hielden in ploegendiensten de bank in het oog. Maar dat werd al gedaan voor ze iets afwisten van wat Max Rader met zijn gezicht had laten doen. De foto's die ze van die moffenkop hadden, waren nu waardeloos, zoals Hawk al grimmig had gezegd.
  
  Alle wegen die naar de grens leidden, werden bewaakt, maar het is verdomd moeilijk een heel land hermetisch af te sluiten. Er kon van alles misgaan. En als Rader van plan was zich schietend een weg te banen - en dat zou hij waarschijnlijk doen - dan betekende dat, dat er op de lieflijke Zwitserse grond flink wat bloed ging vloeien; en dat zou niet bepaald prettig zijn.
  
  Als een AXE-man in moeilijkheden raakte, kon hij er in ieder geval op rekenen dat hij het in zijn eentje moest opknappen. In ieder geval: 'officieel'. De regering van de vs liet je zonder voorbehoud vallen. Alsof je een stinkdier was. Verdomme, zei Nick nijdig in zichzelf, ik moet iets doen! En gauw ook. Ik kan hier onmogelijk handjeplak met de barones blijven spelen.
  
  De barones! Dit begerenswaardige, nu zo vriendelijke en goedgelovige vrouwtje tegenover hem. Hij had haar een paar duizend vragen te stellen en was er op gebrand haar op een leugen te betrappen. Hawk kon haar accepteren, Bonn kon op een stapel Bijbels zweren dat ze 'koosjer' was, niet Nick Carter. Nog niet. Hij was nog steeds achterdochtig door de manier waarop zij hem gisteravond op de boot had opgepikt.
  
  Maar dat kon allemaal wel even wachten. Nu moest hij eerst...
  
  De barones klopte hem op zijn hand. 'Je bent in gedachten, Nicholas. Komt dat doordat je me niet vertrouwt? Ik heb gelijk, hè?'
  
  Haar zachte, muzikale stem, het uiterst lichte Duitse accent, het te perfecte Engels voor een buitenlander. Waarschijnlijk sprak ze Hoogduits. Ze sprak als een zeer ontwikkelde vrouw. De foto en haar paspoort klopten. Ze moest barones Elspeth von Stadt eenvoudig wel zijn. Waarom kon hij dat dan niet aannemen? Misschien word ik een beetje te AXE-erig. Misschien had ik PURG beter niet kunnen halen en ontslag kunnen nemen!
  
  'Is het niet?' herhaalde het meisje tegenover hem. Gek, dacht Nick bij zichzelf, ze moet toch minstens dertig zijn! Soms ziet ze er moe uit; moe en een tikkeltje afgeleefd en toch denk ik aan haar als aan een meisje.
  
  'Het moet wel,' hield het meisje vol. 'Daarom heb je me verdoofd, daarom heb je me gefouilleerd toen ik sliep.'
  
  Nick keek haar recht aan. Ze kleurde. Ze had de lichte huid van het Noord-Europese type. Nu was ze rood.
  
  'Dat was een routine-kwestie,' zei hij. Hij had het haar verteld toen ze naar het meer gingen. Hij had haar niet verteld wat Hondo had geprobeerd. Ze was te laat bijgekomen om nog te kunnen merken wat Hondo's bedoeling was geweest. Ze had het gevecht gezien zonder er iets van te begrijpen. Nick was niet van plan haar de waarheid te vertellen. Het was een naar geheim dat hij maar het best voor zich kon houden. De barones zei dat ze Hondo niet kende, hem nooit eerder had gezien, dat ze niet begreep wat hij met de zaak van Max Rader te maken had.
  
  Nick had het maar zo gelaten. Hawk had gezegd dat hij haar niets vertellen moest wat niet absoluut noodzakelijk was. 'Dat komt omdat jij op zo'n rare manier contact met me hebt gezocht op die boot,' gooide hij er eindelijk uit. 'In plaats van je naam te noemen speelde je voor hoer! Ik snap dat niet. En nóg wat: je hebt me nog nooit een of ander identiteitsbewijs laten zien. Behalve dan je paspoort dat, misschien wel, misschien niet, van jou is. Dat begrijp ik ook niet.'
  
  Ze dronk met kleine teugjes van haar chocolade en glimlachte raadselachtig. 'Ik geloof dat het allemaal heel simpel is, Nicholas. Wat dat laatste betreft: ik heb nooit een identiteitsbewijs gekregen, opdat niemand me ooit met Bonn of AXE in verband zou kunnen brengen. Mijn meerdere opperde de mogelijkheid dat als ik zolang Max Rader bespioneerd had, hij mij misschien ook had bespioneerd! Misschien weet hij dat ik de enige ben die hem nu kan identificeren! Weet je wat dat betekent?'
  
  'En of,' zei Nick. 'Hij zal zo vlug mogelijk proberen je om zeep te brengen.'
  
  Er vloog even een schaduw over haar knappe gezicht. Voor het eerst merkte Nick dat er bij een bepaalde belichting iets van lila in haar enorme grijze ogen zat.
  
  De barones zette haar kopje op het schoteltje. Ze knikte. 'Maar natuurlijk. Mijn baas wilde niet dat er op mijn lichaam iets gevonden kon worden dat mij met Bonn in verband zou kunnen brengen. Een doodgewone maatregel.'
  
  Dat kon Nick begrijpen. Hij kende de foefjes van de spionage en contraspionage door en door.
  
  'En wat dat voor hoer spelen betreft,' ging ze verder. 'Natuurlijk deed ik dat. Ik kon er maar niet achterkomen dat jij het werkelijk was. Je vermomming was uitstekend. Je zag er als een vuile matroos uit. Je stonk zelfs. En je had gedronken.'
  
  N3 grinnikte tegen haar. Hij begon iets van zijn twijfel kwijt te raken. 'Dat hoorde allemaal bij het spel.'
  
  'Je speelde het heel goed, Nicholas. Bijna te goed. Ik had maar even een blik op de plaatjes op je koffer kunnen werpen. Dat was in het licht op de kade van Thonon. Ik dacht wel dat daar uit bleek dat je een geheim agent van AXE was, maar ik kon geen zekerheid krijgen. Voor de rest van de reis stond je erop, op de achtersteven in de schaduw te blijven. Je gezicht zei me natuurlijk ook niets. Ik kon, zonder een goed excuus, niet dicht genoeg bij je komen om die plaatjes nog een keer te bekijken. En ik kon mezelf niet bekendmaken voor ik zekerheid had. Wat mij betreft, had je net zo goed iemand van Rader kunnen zijn. Dus ...' Hier haalde de barones haar schouders op en deed dat zelfs in haar gescheurde en verfomfaaide jasje nog elegant. 'Dus deed ik het beste wat ik kon doen: ik werd een snolletje.'
  
  Nick moest toegeven dat er wel iets in zat. 'En je kreeg geen ogenblik de kans om die plaatjes nog eens te bekijken voor ik je een slaappoeder van die goeie, ouwe Poindexter gaf.' Hij haalde de ballpoint uit zijn zak. 'Hier zit het in. Hij schrijft niet. Hij spuit.'
  
  Ze lachte niet. 'In ieder geval krijg je er geen kater van. Nee, ik kreeg geen kans die plaatjes te bekijken. Je had zo'n verschrikkelijke haast. En je bleef de hele tijd in de schaduw en op de donkerste plaatsen.'
  
  'Dat heeft z'n nut,' zei Nick Carter grimmig. 'Het soort zaken dat ik doe, handel je niet midden op de dag op Times Square af.'
  
  Weer haalde zij haar schouders op. 'Dat denk ik ook niet. Ik kon je toch ook moeilijk vragen of je onder een lantaarn stil wou blijven staan, zodat ik die plaatjes nog eens goed kon bekijken, is het niet?' Ze moest lachen om dat gekke idee.
  
  'Maar toen we naar Hotel Lux gingen dan?' vroeg Nick.
  
  De barones tuitte haar lippen en keek hem aan. Ik kreeg geen seconde de tijd. Ik wilde het er niet al te dik op leggen en je ging nooit ver genoeg uit m'n buurt. Ik begon bang te worden, te denken dat ik een fout begaan had en dat jij ... dat jij ...'
  
  Nick lachte. 'Waar voor mijn geld zou vragen?
  
  'Ja. Toen werd alles plotseling zwart om me heen... en fouilleerde jij me tot op het lichaam! Ik zou je daarvoor moeten haten.'
  
  'Maar dat doe je niet?'
  
  'Nee. Je deed me geen kwaad. Je... je hebt niets gedaan. Dat zou ik gemerkt hebben. Maar ik zou heel graag mijn twee vriendjes terug hebben.'
  
  Nick klopte op de koffer van. 'Hier zitten ze in. Je krijgt ze gauw terug. Nu nog één ding, barones.'
  
  Ze stak haar hand uit en legde hem weer op de zijne. 'Toe, Nicholas. Niet meer van dat ge-barones! Elspeth alsjeblieft. We worden heel goede vrienden. Ik weet het zeker.'
  
  Nick Carter, Killmaster, N3 - met permissie om te doden wanneer hij dat nodig vond - gaf in zichzelf toe dat hij dat ook wist. Wel of geen bevelen van Hawk!
  
  'Oké,' zei Nick. 'Elspeth dan, als je dat graag wilt. Maar ik blijf aan jou als aan de barones denken, als je er niets op tegen hebt.' Hij glimlachte half spottend, half ernstig tegen haar; de glimlach die het temperament van zoveel knappe vrouwen had aangesproken. Vrouwen die geen flauw benul hadden van de ijskorst om Nick's hart.
  
  'Je ziet er inderdaad als een barones uit,' zei hij.
  
  'Ik ben een barones,' zei ze met iets van haar oude trots. 'Een oude titel. Mijn familie staat in de Almanach de Gotha sinds ...'
  
  'Vergeet dat nu maar even, poes,' zei Nick. 'Ik zei dat ik nog één ding op m'n lever had, daarna moeten we maken dat we hier weg komen. En dat is: hoe wist Hondo waar hij vanmorgen moest zijn? Ik geloof wel dat ik het antwoord weet, maar ik wil jouw opinie wel eens horen.'
  
  Ze grabbelde in haar tasje en haalde het pakje Players te voorschijn dat Nick ontdekt had toen hij haar fouilleerde. Toen hij haar zijn aansteker voorhield, keek ze hem door de rook strak aan. 'Ik denk dat ik hetzelfde denk als jij, Nicholas. Ze volgden jou niet. Ze volgden mij! Het zijn mannen van Rader geweest! Ze moeten ons gisteravond vanaf de boot zijn gevolgd.'
  
  Nick keek haar door zijn samengeknepen ogen onderzoekend aan. Zijn hersens werkten op volle toeren. Hij was het met haar eens. Niet dat het er nu veel op aankwam, behalve dan dat het misschien invloed zou hebben op de uitvoering van opdracht Tijger. Zij was hier in gevaar. Hawk noch hijzelf had op zo'n wending gerekend. De barones moest Max Rader voor Nick aanwijzen, maar gewoon door haar aanwezigheid wees zij op haar beurt Nick aan Max Rader aan! En hij kon haar niet simpelweg ergens verstoppen tot dit achter de rug was. Hij moest haar bij zich houden om Max Rader te laten identificeren.
  
  'Het begint langzamerhand een gecompliceerd rotzooitje te worden,' zei hij nijdig. Als de barones eerlijk was, moest hij haar beschermen. Dat kon makkelijk z'n eigen opdracht in de war sturen. Maar hij had geen alternatief. Hij moest haar beschermen; in ieder geval tot deze opdracht achter de rug was.
  
  Ze wees met haar sigaret naar hem. 'Ik weet wat je denkt: dat ik in de weg loop. Ja?'
  
  'Eigenlijk wel, ja,' gaf Nick toe. 'Maar ik heb je nodig. Jij bent de enige die Rader voor me kan ontdekken.'
  
  Ze keek hem met haar enorme lila-grijze ogen strak aan. 'Die openhartigheid kan ik waarderen.'
  
  Nick ging er niet op in. Zijn gedachten waren ergens anders. Op het ogenblik was hij ten opzichte van Max Rader wat optimistischer gestemd. Die man zou niets overhaast ondernemen. Niet nu hij twintig jaar had gewacht op een kans om die gouden tijger te veroveren. Nee, Max Rader zou rustig de tijd nemen en zijn plannen heel voorzichtig uitvoeren. En Nicholas Carter kon er zeker van zijn dat dat sluwe plannen waren. Rader had twintig jaar de tijd gehad om ze te perfectioneren.
  
  Nu hij alles nog eens overdacht, was het dom van hem om in paniek te raken, of zich zorgen te maken dat Rader de tijger uit de bank van Chardet et Fils zou halen. Alleen als Hondo bij hem zou zijn. Geen van hen zou de ander vertrouwen! Daar durfde Nick zijn leven om te verwedden.
  
  Hij dacht nog eens aan de nauwgezette instructie die hij drie dagen geleden in Washington had ontvangen. De Denkers daar, de goochemerds die de laatste instructie hadden voorbereid en de plannen in elkaar hadden gezet, waren met een heel stel goede redenen op de proppen gekomen waarom Rader en Hondo elkaar wel moesten vertrouwen. Eén van die redenen zou waarschijnlijk wel juist zijn. Nee, Nick hoefde zich niet ongerust te maken dat Rader nu de tijger al zou proberen te pakken. Ze kregen nu een adempauze. Ze bevonden zich in het centrum van de orkaan.
  
  Nick tastte in zijn zak naar het pakje Gauloise. Dat was het enige merkwaardige trekje in de verschijning van Mr. Frank Manning, maar in een zwak ogenblik had hij al zijn Amerikaanse sigaretten aan het meisje in Portofino gegeven. Niet dat het er nog op aankwam. Mr. Manning was kaput. Fini. Nick Carter kon als Nick Carter alles roken waar hij maar zin in had.
  
  Hij keek de barones aan. 'Oké. Ik geloof dat we het zo moeten spelen: ze zitten achter jou aan, mij kennen ze nog niet; Herr Kurz is weggespoeld door de wasbak van Hotel Lux; Frank Manning kennen ze niet, immers, de lui die vanmorgen op wacht stonden, reageerden niet op mij, en Hondo is dood. Van die kant is dus niets te vrezen. In ieder geval kunnen we rustig aannemen dat Rader en zijn mannen net zo in de war zijn als wij. Waarschijnlijk nog erger. De dood van Hondo zal wel een beetje stof doen opwaaien. Ze zullen dus niet al te openlijk in de buurt van Hotel Lux durven rondhangen. Maar dat kan ons verder ook niet schelen.
  
  Ons probleem is dus: hoe kan ik jou verdomme bij me in de buurt houden en zorgen dat je in leven blijft, zodat je je taak, Rader te ontdekken, kunt uitvoeren, en tegelijk verhinderen dat zij mij met jou in verband brengen en denken dat ik een geheime agent ben, en dus gevaarlijk voor hen kan zijn? Ik weet maar één manier. Wat voor reputatie heb je, barones ... ik bedoel, Elspeth?'
  
  Haar mooie ogen verwijdden zich. 'Waar heb je het in vredesnaam over, Nicholas?'
  
  Hij toonde zijn charmantste glimlach. 'Niets bijzonders, liefje. Ik heb het over het paradijs, het paradijs van twee geliefden. Jij en ik moeten verliefd worden, schat. Op zijn minst voor de buitenwereld. Ik bedoelde of je reputatie daarmee in overeenstemming is. Die Max Rader is niet gek, hebben ze mij verteld, en jij zegt dat hij misschien net zoveel van jou af weet als jij van hem. We zouden hem niet om de tuin kunnen leiden als jij de reputatie had een doorgefourneerde vrijgezellin te zijn die nooit zonder kuisheidsgordel uitgaat. Begint het je te dagen?'
  
  De barones had alweer een kleur. Wat zag ze er jong uit, dacht Nick. Te jong. Het kon gewoon niet. Hij wachtte. Plotseling begon ze te lachen. 'Ik geloof dat je geluk hebt, Nicholas. Het is wel bekend dat ik minnaars heb gehad. Ik zeg het tegen jou ...'
  
  Waarom niet? Dit is ons vak toch, nietwaar?'
  
  Ze beet met haar kleine witte tanden op haar vochtige onderlip. Hij meende dat hij een ondeugende flikkering in haar ogen zag. Plaagde ze hem soms een beetje?
  
  Ze knikte. 'Maar natuurlijk. Zuiver zakelijk, zoals je zegt. Ik geloof dat wij samen heel goed de rol van geliefden kunnen spelen. Mijn reputatie, zoals jij het stelde, is daarmee wel in overeenstemming. Maar je moet begrijpen dat dit alleen zakelijk is, Nicholas.' Er zat nu absoluut iets plagends in haar ogen. Of maakte ze hem bespottelijk?
  
  Goed. Zo zullen we het dan spelen. We hebben best kans dat het een tijdje lukt. Per slot van rekening, die vieze zeeman die jij op de boot oppikte, was er toch. Raders mannen hebben dat gezien. Zij hebben ons naar Hotel Lux gevolgd. Die hebben daar toch ook wel het hunne van gedacht.'
  
  'Vast en zeker.'
  
  Nick besefte dat het pakje Gauloises waar mee hij zat te spelen, leeg was. 'Verdomme,' zei hij.
  
  Ze schoof de Players naar hem toe. 'Neem er hier maar eentje van.'
  
  Nick voelde in zijn andere zak. 'Ik moet toch ... wat is dat?' Hij legde het valse gebit van Mr. Shikoku Hondo op tafel. Hij was het bovengebit dat hij bij hun overhaaste vertrek uit Hotel Lux van de grond had opgeraapt, volkomen vergeten.
  
  De barones vormde met haar lippen een mooie O van verbazing. Nick grinnikte. 'Het gebit van wijlen Mr. Hondo. Ik wilde het niet voor de politie achterlaten.'
  
  Ze trok een vies gezicht. 'Uhh! Afschuwelijk. Gooi het toch weg!'
  
  Maar Nick pakte het bovengebit van de tafel. Hij vond het wel leuk. 'Moet je zien, ze staan zelfs een stukje naar voren, zodat ze op zijn eigen tanden lijken. Die Jappen letten verdomme wel op details, hè?'
  
  'Toe nou, Nicholas, gooi het weg. Ik word er misselijk van.'
  
  Hij stond op het punt haar te vertellen dat ze niet zo vreselijk gevoelig moest doen, toen zijn ogen plotseling een merkwaardig detail opmerkten: de plaat was diagonaal gebarsten. Nick zag een klein stukje metaal tussen het rode neopreen schitteren. Hij probeerde het er met zijn vingers uit te peuteren. Het lukte niet.
  
  'Nicholas! We moeten ervandoor. Ik geloof dat ik ...'
  
  N3 stak gebiedend zijn hand op. 'Stil!'
  
  Hij klopte zacht met het valse gebit op de tafel. Het spleetje in het neopreen werd breder. Nick werd plotseling ongeduldig, greep het gebit met zijn sterke vingers goed vast en brak het middendoor. Een glanzend staafje viel op de tafel en rolde weg. Nick greep het. Hij begreep onmiddellijk wat het was: een stuk van een Franse sleutel!
  
  Nick Carter's vastberaden mond verbreedde zich langzaam tot een grijns van verrukking en triomf. De Denkers in Washington hadden toch gelijk gehad. Ze hadden het vermoed of met de mogelijkheid rekening gehouden, maar Max Rader en Shikoku bezaten werkelijk ieder de helft van de Franse sleutel. Ieder had een stuk gehad van het gedeelte dat er overgebleven was nadat de sleutel in de kluis gestoken en afgezaagd was. Geen wonder dat ze elkaar wel moesten vertrouwen!
  
  En nu was Hondo's stuk hem als manna uit de hemel in de schoot gevallen.
  
  Hij lachte hardop. Geen enkele Zwitserse bank zou de helft van een halve Franse sleutel accepteren. Daar waren ze veel te achterdochtig voor. Weer lachte Nick. Max Rader had bijna twintig jaar gewacht tot Hondo uit de gevangenis zou komen, zodat ze samen de gouden tijger op konden eisen en nu was hij verder dan ooit van de tijger verwijderd. Hondo was dood en de Killmaster had de helft van de sleutel. Rader zou contact met hem moeten zoeken. N3 zat op rozen. Nick Carter keek op en zag een slaperige kelner bij zijn tafeltje staan. De man had het geklop op het tafeltje uitgelegd als een wenk voor hem. Nick schudde zijn hoofd en liet een handjevol francs op de tafel vallen. Hij voelde zich rijk. Hij voelde zich geweldig. Vraag en u zal gegeven worden. Soms ontving men zelfs als men niet eens gevraagd had. Hij liet het stuk van de Franse sleutel in zijn zak glijden.
  
  Nick stond op. Hij pakte Gladstone. Hij knipoogde tegen de barones terwijl hij soepel in zijn nieuwe rol viel. 'Kom, lieveling. Het wordt tijd dat we weggaan.'
  
  'De hoogste tijd,' fluisterde ze terwijl ze naar de deur liepen. 'Ik probeer je de hele tijd al iets te vertellen. De politie ... daarginds. Links. Ze zijn nu in dat andere café.'
  
  'Dan slaan wij rechtsaf,' zei Nick. 'En loop langzaam naar de dichtstbijzijnde uitgang. Haast je niet; hand in hand, zoals geliefden wandelen.' Hij zette zijn kraag op en trok zijn wijde kostuum wat om zich heen toen ze het café verheten, liet was waarschijnlijk maar een routineonderzoek, maar hij zou nu niet graag opgehouden willen worden. Als ze Gladstone ooit zouden doorzoeken, had je de poppen aan het dansen.
  
  Nee, nu niet! Niet nu hij alle troeven in handen had!
  
  De barones liet haar hand in de zijne glijden. Ze kroop dicht tegen hem aan en speelde haar rol met overgave. We zijn een stel triest uitziende geliefden, dacht Nick geamuseerd. Maar het scheen te werken. Er werd niet geschreeuwd, er viel geen hand op zijn schouder.
  
  Naast hem zei de barones zacht: 'Ik geloof dat ik het heb, Nicholas. Een plaats waar we ons kunnen verbergen. Een prachtig oord voor geliefden. liet is een huis van een heel oude vriendin van me. Ze heeft het nu niet in gebruik. Ik hoef haar zelfs niet eens toestemming te vragen. Ik mag dat huis gebruiken wanneer ik wil. We hebben er zelfs bedienden. Zullen we daarheen gaan?'
  
  Hij keek op haar neer. Haar lichte blonde haar kwam tot aan zijn schouders. 'Waar ligt dat paradijs? Zo iets zouden we nu goed kunnen gebruiken.'
  
  'Ruim vijfentwintig kilometer verder aan de Zwitserse kant van het meer. Het is daar uitstekend voor ons geschikt.' Ze stak haar arm door de zijne. 'Voor ons plan om te doen alsóf we geliefden zijn, bedoel ik.'
  
  'Ik ben er helemaal voor,' zei Nick. 'Maar hoe komen wij in deze tuin der wellust? Zwemmend?'
  
  'Je kunt een boot huren. Daar, recht voor je, bij die steiger.'
  
  'Kom, lieveling, vooruit, laat het spel beginnen.'
  
  Ze liepen naar de kleine steiger die als een houten vinger in het kalme meer lag. Nick wierp een blik over zijn schouder. Geen politie. Niemand die overdreven belangstelling voor hen had.
  
  Het windje dat van het meer kwam, was vrij koel en sterk. Vlaggen en spandoeken klapperden lustig in de wind bij de pier. Er lag een kleine, witte motorboot gemeerd die aan de zijkanten door oude banden beschermd werd.
  
  Toen ze het hout van de pier onder zich voelden, zei de barones: 'Wat was er met die valse tanden, Nicholas, dat je opeens zo blij bent geworden? Heeft het iets met ons werk te maken? Of met de tijger?'
  
  'Het heeft er alles mee te maken, domkopje.' Hij boog zich voorover om haar in haar mooie nek te kussen. Ze glipte weg, maar glimlachte toch. 'Idioot! Niet in het openbaar. Je hoeft het niet te overdrijven.'
  
  Nick keek haar quasi verbaasd aan. 'Ik snap niet wat je bedoelt. Ik dacht dat dat bet plan was; in bet openbaar moe ten we toch juist overdrijven?'
  
  Ze fronste haar wenkbrauwen. 'Je begrijpt best wat ik bedoel. Maar dat dingetje in dat gebit...?'
  
  'Later,' beloofde hij. 'Veel later.'
  
  Nick Carter begon zacht te fluiten: Everything 's going my way...
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Toen Nick Carter ingespannen zijn dagelijkse kwartier yoga had gedaan - ademhalingsoefeningen, kopstand, cobrahouding, lijkhouding - deed hij iets wat hij niet vaak deed: hij bracht nog een kwartier in meditatiehouding door. Eerst de lotuszit, toen de halve lotuszit. Zo bleef hij de rest van de tijd zitten.
  
  Nick deed twee dingen die zijn oude goeroe - de heilige man die hem lang geleden yoga had bijgebracht - niet goedgekeurd zou hebben: hij deed zijn ogen niet dicht en hij sloot zich niet af voor de geluiden van de buitenwereld. Nick had gemerkt dat hij zelfs met deze twee variaties toch nog veel aan yoga had. Het was mogelijk dat men te diep in zijn meditatie verzonken raakte en zo als het ware een uitnodiging vormde voor een mes in de rug, een kogel door het hoofd of het vlugge koord van de wurger. Wat kon het hem schelen in welke gedaante de dood kwam? Hij had dat grijnzende heerschap vaak genoeg ontmoet en was nog altijd de dans ontsprongen; en hij was van plan zo door te gaan. Toch had hij sinds hij en barones von Stadt in Villa Limbo aangekomen waren een steeds sterker wordend gevoel van onbehagen gehad. Nick wilde best toegeven dat zo'n gevoel hem bijna tot een tweede natuur, tot een soort beroepsziekte geworden was. Toch was het gevoel dat hij nu had op de een of andere manier anders. Hij voelde vaag en zonder nu precies te kunnen zeggen wat er aan de hand was, dat het meer hem persoonlijk dan zijn opdracht betrof.
  
  Terwijl hij nu onbeweeglijk als een stenen beeld in het midden van de grote en gerieflijk gemeubileerde kamer zat, erkende hij dat hij zich hoofdzakelijk ongerust maakte over het feit dat hij niet wist waarom hij zo'n gevoel van onbehagen had. Op het ogenblik was hij toch degene die aan de touwtjes kon trekken. Hij had de helft van de Franse sleutel van de Jap in zijn bezit, wat betekende dat Max Rader buitenspel stond. Die zou dus iets moeten ondernemen en tenslotte te voorschijn moeten komen. Hij zou Nick's spel moeten spelen. Op terrein dat Nick uitgekozen had. Wat kon Killmaster nog meer verlangen?
  
  De barones - Elspeth - en hij waren nu al een paar uur in Villa Limbo en voor zover Nick het nu kon beoordelen, leek het huis wel 'veilig' te zijn. In ieder geval voor het ogenblik. De villa stond op een rotsachtig eilandje dat een kleine tweehonderd meter van de Zwitserse kust lag. Er was geen telefoon.
  
  De verbinding met het vasteland werd onderhouden door middel van een aluminium skiff die in het haventje lag waar de motorboot hen had afgezet. De riemen lagen in de skiff, maar hij lag met een ketting vast aan een meerpaal en de ketting was bevestigd aan een slot. Dit en nog een stel andere dingen had N3 opgemerkt toen hij met de barones de steile houten wenteltrap naar de villa op de rots opgeklommen was.
  
  'Je vriendin moet wel op haar rust gesteld zijn,' had Nick als commentaar gegeven.
  
  De barones was tijdens de tocht van Genève nogal vaag over haar vriendin geweest. Haar vriendin was de Contessa de Lanquoc; een oude, vertrouwde vriendin, wier vriendschap zij zeer op prijs stelde en die vroeger een beroemde concertpianiste was geweest. Ze was nu oud, leed aan jicht en woonde zeer afgezonderd in Parijs. Slechts in bijzondere gevallen bracht ze een bezoek aan Villa Limbo. Toch had ze het huis aangehouden, had er personeel achtergelaten en barones von Stadt was er altijd welkom. Eigenlijk, had de barones Nick verteld, was Villa Limbo haar tweede tehuis. De plaats waar ze hoorde was Bonn natuurlijk. Maar ze ging vaak naar de villa en had er een heleboel bezittingen, zoals kleren, boeken, enzovoort.
  
  Toen ze hem dat verteld had, was ze nogal bruusk van onderwerp veranderd.
  
  Zonder een spier te vertrekken wierp Nick een blik op zijn horloge. Nog drie minuten. Daarna zou hij de kostbare Telefunken in de hoek bij het balkonraam aanzetten en proberen een uitzending van de nieuwsdienst uit Genève op te vangen. Misschien zou er iets gezegd worden over Hotel Lux en Hondo.
  
  Nick kwam met een grimmige grijns uit zijn onbeweeglijke houding. Max Rader zou wel eens precies hetzelfde kunnen doen.
  
  Hij merkte de aanwezigheid van de vrouw bij de deur, die nu op een kier stond, een volle minuut voor hij iets zei. Hij kon haar ruiken; een opgewekte geur die hem een hoop dingen duidelijk maakte. Onder andere dat hij niet in gevaar was. Eindelijk zei hij: 'Kom binnen, Mignon. Geen gegluur hier! Wat is er?'
  
  Nick had het vaste personeel even gezien toen zij aangekomen waren. Het bestond slechts uit een dienstmeisje, Mignon Franchette, en een enorme dikke man, die de barones eenvoudigweg met 'Osman' had aangesproken Mignon Franchette kwam nu met ruisende kleren, geparfumeerd, en niet in het minst uit het veld geslagen de kamer binnen. 'Als M'sieur wil dat hij niet bespioneerd wordt,' zei ze vrijpostig, 'moet hij niet in zijn ondergoed op de grond gaan zitten.' Nadat hij een douche genomen had, had Nick een wit boksbroekje aangetrokken. Het was van Iers linnen, het had hem een fortuin gekost en vormde een levendig contrast met zijn prachtig gebruinde lichaam.
  
  Het meisje had een brutale blik in haar ogen toen zij op slechts twee passen van Nick bleef staan en hem van hoofd tot voeten opnam. Iets brutaals en nog iets. Iets dat N3 in de ogen van veel vrouwen had gezien. Het had weinig met liefde te maken, hoewel sommige vrouwen het ten onrechte zo noemden.
  
  Begeerte. Pure wellust.
  
  Nick nam in de regel de dingen zoals ze vielen. Hij grinnikte tegen haar. 'Ik ben gekleed,' zei hij. Toen hij de verwarring op haar grove, aardige boerengezicht zag, voegde hij eraan toe: 'Een ouwe uitdrukking uit de toneelwereld, Mignon. Vergeet het maar. Wat is er aan de hand?'
  
  Mignon Franchette keek hem niet aan. Ze had pikzwart glanzend haar dat strak naar achter gekamd was en in haar nek in een knoet ineengestrengeld was. Haar grote ogen waren, net als haar haar, pikzwart. Ze keken Nick nu niet aan, maar dwaalden over zijn lichaam en kropen als twee zwarte mieren over zijn huid.
  
  Nick begon zich minder op zijn gemak te voelen. Er waren grenzen.
  
  'Mignon! Wat betekent dit? Ben je hier alleen maar gekomen om mijn lichaamsbouw te bewonderen?' Dat leek ook naar niets, vond hij zelf. Trouwens, de hele scène deed hem zo langzamerhand aan een oude Franse klucht denken. Een die slecht opgevoerd werd dan. Het stevig gebouwde meisje in haar keurige zwarte uniform met het witte schort gaf daar wel aanleiding toe.
  
  Met tegenzin keek Mignon op. Haar blik ontmoette de zijne. Eén grote uitnodiging.
  
  'De barones,' zei Mignon, 'wil graag weten of u voor het eten nog komt zwemmen.' Ze keek nu over Nick's schouder naar het ijzeren balkon en het zonovergoten meer daarachter. 'Zeg haar dat ik graag kom,' zei Nick. 'Maar waar? Is het meer in dit jaargetij niet een beetje te koud?' Voor hem niet natuurlijk. Tijdens PURG gooiden ze je in een bassin met ijswater. Maar voor een vrouw? En dan nog een vrouw die net een tamelijk wilde nacht achter de rug had?
  
  'We hebben een overdekt zwembad, M'sieur. Verwarmd. De barones is daar al. Als M'sieur dat wenst, wil ik hem de weg wel wijzen.'
  
  Er kwam weer een brutale schittering in haar ogen. Ze kwam een stap dichterbij en scheen zich te verzetten tegen een overweldigend verlangen hem even aan te raken.
  
  'Nee,' zei Nick kortaf. Ze zag er inderdaad niet onaardig uit. Een beetje stevig misschien, maar alles zat op de juiste plaats. En ze werd hem op een zilveren presenteerblaadje aangeboden. Nick grinnikte. In ieder geval zou Hawk hier niets van kunnen zeggen. Mignon werkte niet met hem samen.
  
  Het meisje had Nick horen grinniken. 'M'sieur is geamueerd?'
  
  'Ja en nee,' zei Nick. 'Smeer 'm nu maar. Zeg tegen de barones dat ik over tien minuten bij haar kom.'
  
  'Smeer 'm, M'sieur?' Haar nogal grote tanden glinsterden wit achter haar volle, rode lippen. Ze kwam nog dichter bij. 'Wat betekent dat, M'sieur?' Mignon scheen het prima te vinden samen iets te ondernemen.
  
  Nick deinsde terug. 'In vredesnaam... vooruit, verdwijn! Eruit!' Hij wees naar de deur.
  
  Maar Mignon ging er nog niet direct vandoor. Ze stak integendeel een hand uit en kneep in Nick's biceps. Haar vingertoppen streelden zijn soepele spieren bijna eerbiedig. 'U heeft sterke spieren, M'sieur. Verbazingwekkend. Formidable!'
  
  Nick lachte. Hij pakte haar bij haar arm en bracht haar vastberaden naar de deur. 'Je bent een lief meisje, Mignon, en ik vind je erg aardig... op z'n minst bewonder ik je gemis aan remmingen. Maar verdwijn! Zeg tegen de barones dat ik er over tien minuten ben. Ik vind het zwembad zelf wel.'
  
  Bij de deur keerde ze zich plotseling om. Ze drukte haar volle, stevige borsten tegen Nick's naakte bovenlijf. De geur van haar parfum en huid was overweldigend. Mignon tikte met haar vinger tegen Nick's pas geschoren kin. 'Het is hier erg saai,' zei ze met een plagerig stemmetje. 'Ik ben hier alleen, met als enig gezelschap die verschrikkelijke vetzak. Misschien, M'sieur, kunt u tijd vinden om een beetje aardig tegen Mignon te zijn? Ik ben heel goed in bed! En de barones zal niets merken. Ik ben uiterst discreet.'
  
  'Dat geloof ik best,' zei Nick. 'Meisje, eruit!' Hij duwde haar met een klein zetje de gang op. Mignon glimlachte nog een keer tegen hem en trippelde met zwaaiende heupen en trillend achterwerk weg.
  
  Nick sloot de deur en deed hem op slot. Allemachtig! Zo'n veilig huis was Villa Limbo per slot van rekening nu ook weer niet! Nick grijnsde tegen zichzelf in de grote draaispiegel in de hoek - vroeger was dit de kamer van een vrouw geweest - en liep naar het kleine bijkamertje dat als slaapkamer dienst deed.
  
  Gladstone, de koffer van neushoornleer, lag open op het bed. Nick haalde de inhoud overhoop. Hij had een klein probleempje. Eigenlijk had hij meer probleempjes. Kleren bij voorbeeld. Hij had bijna geen schone kleren meer. Een sporthemd, een broek, een geruit jasje, sokken en bruine schoenen. Dat was alles. Voor bet ogenblik had bij daar wel genoeg aan. Later - als er nog een later kwam - kon hij zich in het depot in Genève opnieuw uitrusten.
  
  Het nijpenste probleem vormde het stuk van de Franse sleutel. Hij haalde het tussen de elastieken band van zijn boksbroekje uit en bestudeerde het. Hij bracht het met een zwierig gebaar aan zijn lippen en drukte er een kus op. Daarvan liet hij zich niet scheiden. Nog niet. Hij kon het onmogelijk op deze kamer laten liggen terwijl hij en de barones gingen zwemmen, eten en ... en wat ze verder nog mochten doen. Waar moest hij dat ding verdomme verbergen? Hij ging zwemmen in zijn onderbroekje en daar zaten geen zakken in. Ik moet de ouwe Poindexter eraan helpen herinneren, dacht Nick, dat hij de uitrusting van agenten van nu af aan aanvult met een zwembroek.
  
  Terwijl hij zich met dit probleem bezighield, haalde hij z'n drie beste vrienden uit de koffer en controleerde ze. Alles was prima in orde.
  
  Hij zou Wilhelmina hier moeten laten. Je kon moeilijk met een Luger in je onderbroekje rondlopen. Daar kreeg je commentaar op. En Pierre. Pierre kon hij wel in de zak van zijn badjas stoppen. Hugo? Nick woog de kleine, venijnige stiletto in zijn hand. Hij stopte hem tussen het elastiek van zijn broekje. Niet zo beroerd. Het zou de barones misschien verbazen, maar dat moest dan maar. Ze stond toch aan zijn kant, nietwaar? In ieder geval verplaatste Nick Carter zich nooit een meter zonder dat hij minstens één van zijn drie kameraden hij zich had. Er was in zijn vak één stelregel die je beslist niet mocht veronachtzamen: vergeet je wapen nooit! Dan bleef de vraag nog over wat hij met de Franse sleutel moest doen. Hij durfde hem zelfs niet aan Gladstone toevertrouwen. De sleutel was te belangrijk. Gladstone was bijna niet door een vreemde open te krijgen; als men hem op de verkeerde manier opendeed spoot een instrumentje een stroom traangas in het gezicht van de inbreker en er zat een kleine alarmschel in de koffer die een enorm lawaai maakte!
  
  Gladstone was tegen bijna alles bestand, maar voor de Franse sleutel was hij toch niet goed genoeg.
  
  Nick Carter zuchtte. Hij trok een vies gezicht. Hij wist wat hij moest doen. Er zat niets anders op. Hij zuchtte nog eens. Verdomme! De dingen die een AXE-agent doen moest, waren niet altijd even waardig!
  
  Hij haalde een stukje rubber in de vorm van een vingerling en een kleine tube vaseline uit de koffer. Hij ging naar de badkamer. Misschien zou Nick Carter een beetje een onplezierig gevoel hebben, maar de Franse sleutel zou veilig zijn.
  
  Toen Nick zijn kamer verliet en de deur op slot deed, merkte hij dat hij een beetje opgewonden was. Hij wist dat dat niet alleen met opdracht Tijger te maken had. Nick was altijd eerlijk tegenover zichzelf en hij herkende de symptomen. Hij was opgewonden geraakt door zijn krankzinnige ontmoeting met Mignon Franchette.
  
  Hij geloofde dat dit huis wel veilig was. Als je tenminste Mignon buiten beschouwing liet. Barones von Stadt was knap, ze had zelf toegegeven dat ze af en toe een minnaar had en ze voelde zich kennelijk tot hem aangetrokken. Onder al haar vriendelijk gekeuvel en plagerijtjes met betrekking tot hun gespeelde verhouding had Nick de waarheid gevoeld. Hij geloofde niet dat zij hem een blauwtje zou laten lopen. Waarom zou hij dan niet de dag ten volle plukken? Zelfs al vertrouwde hij haar nog niet helemaal. Nu was nu. Straks was straks. En een mooie jonge vrouw is altijd jé van hét!
  
  Villa Limbo was een groot huis met wit en roze gepleisterde muren. Het bezat een dak met rode dakpannen en had balkons met prachtig smeedwerk. Het stond bovenop de steile rotsen van het kleine eiland als de villa van een oude Romaanse prins. Het eiland, was klein en dicht begroeid met bomen en struikgewas. Coniferen stonden tussen groepjes lariksen, berken en eiken. Toen ze die dag naar het huis waren gelopen, had Nick flink wat paden opgemerkt die allemaal uitkwamen bij het huis. Ze liepen waarschijnlijk naar alle delen van het eiland en ze liepen allemaal vanaf de villa als de spaken vanaf een naaf in een wiel.
  
  Toen hij langs de brede trap met ijzeren leuning naar beneden liep, dacht hij dat hij het eiland best eens wat kon gaan verkennen. Morgenochtend misschien. Hij was iemand die niet werkeloos kon zijn, zelfs in bed niet, en het verkennen van het eiland zou hem tenminste iets te doen geven tot Max Rader hem zou vinden. Of tot hij Max zou vinden.
  
  Intussen was de barones er dan nog. Elspeth!
  
  Nick had een soort broeikas gezien toen hij met het meisje naar de villa liep. Hij liep die kant op, verliet het huis door een achterdeur en volgde een breed grindpad dat aan beide zijden een heg had. Het was een bochtig pad en toen Nick de laatste bocht voor de broeikas omging, zag hij de dikke huisknecht zitten. De man die de barones 'Osman' had genoemd.
  
  Zelfs Nick Carter had nooit zo iets gezien. Hij herinnerde zich dat hij als kind advertenties had gezien die reclame maakten voor banden waar een mannetje op stond dat van banden gemaakt was. Een dik mannetje van opgepompte banden. Daar deed Osman Nick aan denken.
  
  Osman's banden waren vetrichels. Van top tot teen had hij overal kleine vouwen en plooiingen van vet, een donker soort spek. Nick dacht dat Osman wel eens een Syriër of een Turk zou kunnen zijn. Het dwaze was dat hij gekleed ging als een Zwitserse alpinist. Toen hij hem voor het eerst had gezien, had Nick moeite gehad niet in lachen uit te barsten.
  
  Terwijl hij de bocht in het pad volgde en Osman op een stenen bank een pijpje zag zitten roken, moest hij bijna weer lachen. Die Lederhosen, dat bont gekleurde hemd, die leren schouderstukken en dat kleine groene hoedje met die veer: het was te gek!
  
  Osman keek op en zag Nick aankomen. Hij stond direct en verbazend vlug en lenig op voor een man die wel zo'n honderd tachtig kilo zou wegen. Nick prentte dat feit in zijn geheugen. Niet zo'n slome papzak als hij leek.
  
  'Goedenavond, meneer,' zei Osman. 'Prachtige dag, meneer.' Er was nog iets meer dan de normale onderdanigheid van Europese bedienden in zijn gedrag. Hij maakte de indruk alsof hij zich ieder ogenblik in het stof kon werpen; alsof hij zich op bevel direct op de grond zou storten en je voeten zou beginnen te kussen. En dan zijn stem! Hoog en schril met af en toe sopraanachtige uitschieters. De stem uit die enorme hoeveelheid spek deed Nick zeer onaangenaam aan.
  
  Hij zei beleefd: 'Goedemiddag.' De man bleef met de hoed in zijn hand staan. Hij was kennelijk zenuwachtig en bleef Nick maar aanstaren. Hij was volkomen kaal en had kleine varkensoogjes tussen zware rollen vet. Nick voelde ineens echt sympathie voor Mignon Franchette. Het kon inderdaad niet erg opwindend zijn met deze snuiter alleen op een eiland te moeten zitten!
  
  Nick besefte plotseling dat Osman, hoewel hij onderdanig en correct was, hem zeer nauwgezet op stond te nemen. Hij staarde hem niet brutaalweg aan, hij hield zijn ogen min of meer neergeslagen, maar hij miste niets. Nick kon zich onmogelijk vergissen: hij werd getaxeerd. Dat was hem vaker overkomen. Osman was dus nieuwsgierig. En wat zou dat? Hij was waarschijnlijk net zo eenzaam en gefrustreerd - gefrustreerd zeker - als Mignon. En nieuwsgierig. Volgens de barones kwamen er tegenwoordig niet veel gasten meer op Villa Limbo.
  
  'Is de barones in die kas?'
  
  'O, ja, meneer! Zeker, meneer! Ze verwacht u, meneer.' Als hij niet zo dik was geweest, zou Osman een buiging hebben gemaakt. Hij wuifde met zijn belachelijke hoedje in de richting van de 'broeikas'. Zijn stem schoot de hoogte in. 'Ze wacht al een poosje op u, meneer.'
  
  Nick glimlachte tegen hem. Hij mocht de man absoluut niet. Dat was voor Nick Carter niet zo ongewoon; echt sympathiek vond hij maar heel weinig mensen. Hij kende ze té goed. Maar Osman stond hem tegen. Hij wist nog niet precies waarom; hij deed z'n best het niet te laten merken. Nick Carter had er geen enkel bezwaar tegen iemand te doden die dat verdiende, maar hij trapte niet graag mensen expres op hun tenen.
  
  Terwijl hij verder liep, voelde hij dat Osman hem nakeek. Nick voelde even wat medelijden met hem. Arme papzak! Honderd tachtig kilo vet! Wat moest er in die man omgaan?
  
  Hij zou nooit een verhouding met een vrouw kunnen hebben. Zelfs niet eens alleen maar lichamelijk.
  
  Hij duwde een glazen deur open en kwam in de dampende atmosfeer van een oerwoud terecht. De lichte jas die hij aan had, in de zak waarvan Pierre knusjes opgeborgen zat, was plotseling te veel. Nick deed hem uit en vouwde hem over zijn arm. Een ogenblik bleef hij om zich heen staan kijken. Contessa de Lanquoc, vond hij, moest een exotische smaak hebben. En ze moest schatrijk zijn om zich zo'n tuin te kunnen veroorloven.
  
  Het was alsof je in een oerwoud liep of in een regenwoud. Overal hing er een dicht bladerdak dat alle tinten groen bevatte en dat afgewisseld werd door schitterende tropische bloemen. Enorme vlinders met waskleurige vleugels zo groot als vleermuizen fladderden heen en weer. Pastelkleurige vogeltjes schoten als pijlen tussen de bomen, naar en van bosjes.
  
  Nick zag een panter die vanaf een boomtak woest naar hem keek. Instinctief greep hij Hugo. Toen begon hij te lachen. De panter was opgezet! Verdomd goed gedaan.
  
  Verschillende paadjes liepen vanaf de deur de jungle in. Toen Nick een ogenblik aarzelend bleef staan, hoorde hij stemmen. Eén stem. Een radio. Hij glimlachte. De barones luisterde naar de nieuwsberichten. Dat was hij ook van plan geweest, maar Mignon had dat verhinderd. Hij liep het pad op in de richting van de metalen stem van de nieuwslezer. Het pad kwam uit op een kleine, open plek in de namaak-jungle. Alles was zo realistisch en kunstig aangebracht, dat hij het gevoel kreeg werkelijk in een oerwoud te zijn.
  
  Barones von Stadt zwom in een bassin. Ze was naakt. Nick keek vol waardering toe hoe ze doelloos wat heen en weer zwom, en toen haar strakgespannen witte billen omhoog bracht en onderdook. Ze kwam proestend en blazend weer hoven. Haar lichtblonde haar hing als een zijden sluier voor haar gezicht en het water droop van haar prachtige borsten. Ze zag Nick niet staan kijken en dook weer onder.
  
  Naast het bassin lagen een paar luchtbedden. Op een daarvan lag een witte badjas en de twee kleine delen van een gouden bikini. Vlak daarnaast stond een zilveren champagnekoeler met een fles erin. Daarnaast een grote, tenen picknickmand. Op het andere luchtbed stond een kleine transistorradio doelloos de stem van de nieuwslezer de jungle in te sturen.
  
  De barones kwam weer boven. Ze proestte als een fee die oprees uit het schuim. Een waternimf, dacht Nick terwijl hij te voorschijn kwam. Een zeeheks! Hij zou voorzichtig moeten zijn. Dat was hij wel van plan. Hij was ook van plan met haar te gaan slapen.
  
  Nick liep naar de rand van het bassin. 'Ikke Tarzan,' grinnikte hij. 'Jij Jane?'
  
  'Nicholas!' Ze zwom naar hem toe. klaar rode mond glimlachte. Ze deed geen enkele poging haar lichaam te verbergen. 'Waar bleef je toch, Nicholas! Ik heb Mignon uren geleden naar je toegestuurd.'
  
  'Je bedoelt een kwartiertje geleden, baby. Maar wat geeft het... voel je je wat beter? Je ziet er geweldig uit.' Hij grijnsde plagend.
  
  De barones kruiste haar armen over haar borsten. 'Sta niet zo te staren. Ik schaam me niet voor mijn lichaam. Ik schaam me ook niet voor wat ik ermee doe! En wat je vraag betreft: ik voel me prima. Dit is zo iets zaligs! Ik heb een bad genomen en eventjes geslapen.'
  
  Nick knielde bij de rand van het bassin en keek naar haar natte huid. Zacht glanzend en mooi als van een jonge hond. Een zeehondenjong.
  
  'Je bent zalig,' zei hij. 'Geweldig.'
  
  Lachend hield de barones zich aan de rand van het bad vast. Ze haalde haar armen voor haar borsten weg en begon met haar vingers haar natte haren te kammen. Nick keek haar met ongeveinsde waardering aan. Hij had zichzelf altijd beschouwd als deskundig op het gebied van borsten: de hare waren volmaakt. Volmaakt peervormig, op de juiste plaats, de juiste stevige volheid met de kleine blauwe adertjes die onder de roomkleurige huid Hepen. Iedere borst werd gekroond door een klein rood rozenknopje.
  
  In hoge mate uitdagend om te kussen, vond N3. En had de ouwe Herrick niet geschreven: 'Pluk rozenknopjes zolang het nog kan'? In Nick's vak was dat een van de regels waar je van uitging.
  
  Toch dwong een klein duiveltje hem het risico te nemen de stemming te verpesten door te zeggen: 'Ik ben blij te zien dat je er in ieder geval niet mee zwemt.'
  
  De barones sloeg haar ogen naar hem op. In het groene licht waren haar ogen weer van een lilablauwe kleur waarin gouden vonkjes schitterden.
  
  'Waar zwem ik niet mee, Nicholas?'
  
  'Met het medaillon.'
  
  Ze had even vaag een glimlach om haar lippen gehad. Die verdween. Ze keek de andere kant op. 'Ik ... ik was bijna vergeten dat je me gefouilleerd hebt toen ik sliep. Natuurlijk weet je van dat medaillon, en van het portret af. Maar moet je daar nu over praten? Op dit ogenblik?'
  
  'Het spijt me,' zei Nick. Hij meende het.
  
  De glimlach kwam weer op haar gezicht. 'Dan vergeef ik je. Kom in het water en laten we gaan zwemmen. Voor straks heb ik wijn. En ik heb Mignon het een en ander laten klaarmaken.' Ze wees naar de picknickmand en de zilveren champagnekoeler. 'Maar eerst gaan we samen wat zwemmen, ja?' Nick Carter aarzelde. Met koele blik keek hij onderzoekend naar de namaakjungle om hem heen. De bont gekleurde vogeltjes schoten heen en weer en sjilpten. De transistorradio kwekkerde maar verder, dan in het Frans, dan in het Duits. Nick rolde zijn badjas tot een klein bundeltje op, en legde hem naast het bad. Pierre lag daar voorlopig wel goed. Nick bukte zich en ging even met zijn vingers langs het koude staal van Hugo die tussen het elastiek van zijn broekje geklemd zat.
  
  Hij keek weer lang en onderzoekend om zich heen. Zijn instinct zei hem dat het hier veilig was. Voor het ogenblik tenminste was hij hier wel veilig. En zelfs de Killmaster moest toch af en toe wat ontspanning hebben, barones von Stadt omsloot Nick's enkel met haar stevige, natte vingers. Ze keek naar hem op. In haar blik was een vreemde en duistere uitnodiging te lezen. Heel zacht zei ze: 'Zelfs hier ben je nog op je hoede. Zelfs hier, vlak voordat we samen naar bed gaan, ben je nog bang. Wat verschrikkelijk, afschuwelijk, dat je altijd op zo'n manier moet leven, lieveling!'
  
  Nick bukte zich en streelde haar natte, blonde haar. Hij was blij dat ze zulke duidelijke taal sprak; dat ze haar bedoeling openlijk toegaf en hem lieveling noemde, maakte de situatie duidelijker. Ze hoefden er nu niet meer om heen te draaien. Later als alles achter de rug was ... nou ja, dat was later.
  
  'Ja,' gaf hij toe. 'Het is een rotmanier om te leven, maar toch is het nu eenmaal het leven dat ik leid. Maar je hebt gelijk: we zullen het nu niet over dat soort dingen hebben. Dit ogenblik is van ons ... van ons tweeën.'
  
  De barones lachte, trok aan zijn enkel en probeerde hem omver te krijgen.
  
  'Dat denk je maar, Nicholas! Dat denk je maar! Eerst zul je me toch nog te pakken moeten krijgen.' Een ogenblik klonk haar stem daar in dat kleine oerwoud dat in een groene schemering lag, als die van een schoolmeisje.
  
  'Ik grijp je wel,' beloofde Nick. Hij nam een duik en ging achter haar aan. Hij had haar met drie slagen te pakken. Ze draaide zich lachend en tegenstribbelend om. Hij hield een kronkelende, witte nimf in zijn armen.
  
  'Je moet je niet zo verzetten,' fluisterde Nick. 'Er kan wel iemand staan kijken. We zouden toch net doen of we geliefden waren?' Hij trok haar naar zich toe. Hij stond nu in water dat hem tot de borst kwam en hij voelde de zachte, koele stevigheid van haar borsten toen die langs zijn huid streken. Haar tepels waren hard.
  
  Barones von Stadt liet alle pretenties varen. Ze glimlachte niet meer en nestelde zich in zijn armen. Ze drukte haar lippen op de zijne, haar mond open, haar tong begerig zoekend naar de zijne.
  
  Ze kusten elkaar lang, hun monden aan elkaar gekleefd, hun tongen als twee rode slangen in een roze grot met elkaar in gevecht.
  
  Eindelijk hijgde de barones: 'Ik doe nu niet alsof, Nikki! O, dit is menens! Ik heb zo'n zin in je. Ik wil met je naar bed!'
  
  Ze sloeg haar lange witte benen om hem heen en hield zo zijn slanke middel omvat. Maar toen Nick zacht probeerde haar benen los te maken, weerde ze hem af en zei: 'Nee! Hier niet. Draag me eruit, lieveling. Draag me. Het luchtbed ...'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Ze hadden maar een kort voorspel, lokten elkaar niet plagend uit en voerden hun hartstocht niet langzaam op. De barones wilde het anders. Ze was begerig, eisend. Terwijl Nick haar naar het luchtbed droeg, speelden haar tastende en onderzoekende handen met zijn lichaam.
  
  Hij legde haar zachtjes op het luchtbed en knielde naast haar. Maar de barones richtte zich op. Haar mond zocht en vond hem en hield hem vast. Ze was een mooie verschijning uit een nachtmerrie, die zich als een bloedzuiger aan zijn manlijkheid vastklemde. Ze verzette zich toen Nick haar wegduwde. Ze wilde niet ophouden met wat ze deed.
  
  Nick drukte haar met kracht tegen het luchtbed. 'Nee,' zei hij hard. 'Wil je me helemaal gek maken?'
  
  'Ik ben al helemaal gek,' kreunde ze. 'Gek van het wachten op je, Nikki.' Ze lag hijgend en naar adem snakkend onder hem en bewoog haar hoofd van de ene naar de andere kant. 'Toe nou ... toe nou ...'
  
  Binnen enkele ogenblikken begreep Nick dat hij bijna zijn gelijke in bed gevonden had. Dit lieflijke wezen, dat nu snikte en huilde en zich helemaal om hem heen strengelde, was veeleisend en onverzadigbaar. Nick vermoedde dat zij lange tijd geen goede minnaar had gehad. Hij grinnikte grimmig terwijl hij probeerde zijn ritme aan het hare aan te passen. De barones had nog nooit een Nick Carter ontmoet. Hoe zou dat ook kunnen? Er was er maar één!
  
  Niettemin begreep Nick tijdens hun hartstochtelijk liefdesspel waarbij het tempo krankzinnig werd opgevoerd, dat hij als nooit tevoren op de proef werd gesteld. Hij haalde het maar op het nippertje! Zijn perfecte conditie, zijn urenlange ademhalingsoefeningen en yoga, het waren bijna voorwaarden om dit vrouwelijke wezen, dat buiten zichzelf was en jammerend onder hem lag, te onderwerpen, te overheersen en te bevredigen.
  
  Maar domineren zou hij. En bevredigen zou hij haar ook.
  
  I lij zou haar naar een top voeren die ze nog nooit bereikt had.
  
  Elspeth von Stadt scheen zijn bedoeling aan te voelen. Ze spraken nu niet meer samen. Er klonken alleen dierlijke geluiden. Het meisje steunde en kreunde en mompelde hijgend obscene Duitse woordjes. Nick wist zeker dat ze die niet op het landgoed van haar familie had geleerd. Haar lange witte benen leken wel van rubber. Ze sloeg ze als tentakels om hem heen, liet hem dan weer los, trapte ermee tegen het luchtbed en klemde ze weer om hem heen. Ze duwde haar strak gespannen borsten in zijn gezicht, zodat hij ze kussen zou, haalde ze weg en duwde ze weer in zijn gezicht.
  
  Af en toe werd Nick welbewust ruw en hardhandig. Niet omdat hij er op uit was haar pijn te doen, maar omdat hij vastbesloten was haar helemaal, tot in de diepste diepten van haar lichaam te bezitten. De barones was volkomen buiten zichzelf en beantwoordde zijn pogingen door haar lichaam schokkend omhoog te stoten. Ze reageerde op zijn woeste aanvallen met een felheid die niet voor de zijne onderdeed. Ze was een onverzadigbare gapende rode muil die op de een of andere manier gevuld moest worden. Ze moest hoe dan ook getemd worden.
  
  Terwijl ze beiden op de afgrond en de lange, diepe val in bloedrode, tedere vergetelheid afstormden, ontspande zij zich iets en liet hem het tempo bepalen. Ze klemde zich aan hem vast alsof ze iedere vierkante centimeter van haar fluwelen huid tegen de zijne wilde drukken.
  
  Nick nam zijn toevlucht tot een oud trucje dat hem vaak goede diensten had bewezen. Het lukte hem zich niet helemaal over te geven. Met het kleine stukje van zichzelf dat gereserveerd bleef, keek hij naar de barones.
  
  Hij had het vaker zien gebeuren. Het was een triest, verrukkelijks en verschrikkelijk gezicht. Een mooie vrouw die innerlijk en uiterlijk verscheurd werd; die door hartstocht verteerd werd, die in de greep van haar verlangen zat en woest probeerde daaruit vrij te komen. Alle waardigheid en charme waren verdwenen. De façade, het masker, het gezicht dat de wereld in de regel te zien kreeg, was volkomen vernietigd.
  
  Er bestond geen geld meer, geen kleren, geen positie, geen status; alleen maar een woest verlangen. In deze ogenblikken verloor een vrouw - iedere vrouw - haar zelfbeheersing. Haar gelaatsspieren werden slap, de ogen rolden in hun kassen, ze werd een ding van kneedbaar vlees dat alleen nog maar gegrepen en verrukkelijk gemarteld wilde worden.
  
  De barones was nu bijna in die toestand. Haar hoofd hing achterover, de pezen in haar lange witte hals waren opgezet. Ze hield haar ogen dicht. Haar rode mond stond wijd open en ze riep aan één stuk door: 'Quel homme ... quel hom-me ...' Wat een man! Wat een man!
  
  Ze ging over op Duits. De woorden borrelden hees uit haar keel op. 'Liebchen! Liebchen!'
  
  Ze waren er nu vlak bij. Ze ging door in haar Engels met het lichte accent. 'Nikki... toe ... daar Nikki... nee ...
  
  ja ... NIKKI ... NIKKI ... NIKKI ... !'
  
  Ze gaf een gil alsof Nick haar een dolk in haar hart had gestoten.
  
  Op hetzelfde ogenblik spatte Nick's wereld als in een grote, roze, paddenstoelvormige wolk uit elkaar. Hij greep haar woest beet en ze klemden zich aan elkaar vast, sloegen hun nagels als klauwen in elkaars huid. Toen begon hun lange, zachte, vrije val in de ruimte en de duisternis.
  
  Nick Carter, N3, kende het gevaar daarvan. Hij had er altijd tegen gevochten. Dit soort slome traagheid kon net zo gevaarlijk zijn als een slang. De dood had niet altijd zo'n ijzig masker, soms kwam hij in de gedaante van vrede en vervulling. Hij herstelde zich het eerst. Binnen een paar minuten was hij weer waakzaam en had hij zich weer aan de wereld om hem heen aangepast.
  
  De stem in de radio die maar doorpraatte, drong langzaam door tot zijn hersens die eigenlijk nog door seks in beslag genomen werden. Geen van beiden had er aan gedacht hem af te zetten, geen van beiden had zich er wat van aangetrokken en het ding had maar doorgekletst, terwijl zij de liefde bedreven.
  
  De omroeper sprak nu Frans. '... Hotel Lux. Van eventuele daders ontbreekt elk spoor ...'
  
  Nick Carter zat plotseling recht op. Naast hem lag de barones. Ze haalde rustig adem. 'Wat is er, Nikki?'
  
  'Stil!'
  
  De omroeper ging verder: 'De politie verzoekt Herr Rubli Kurz uit Zürich dadelijk contact met haar op te nemen. Men gelooft dat Herr Kurz, die vanmorgen vroeg in Hotel Lux met een dame een kamer nam, misschien enig licht op deze vreemde zaak zal kunnen werpen ...'
  
  Nick glimlachte tegen het meisje dat naast hem op het luchtbed lag. 'Ze kunnen lang wachten voor Herr Kurz op komt dagen. Ik vraag me af waarom ze niks over het lichaam van Hondo zeggen. Misschien hebben we dat net gemist.'
  
  Ze stak haar hand op. 'Ssstt... hij gaat verder.'
  
  Na een reclametekst ging de omroeper verder. 'Volgens George Bezant, de conciërge van Hotel Lux, schenen de gemaskerde mannen iets te zoeken. Ze haalden de kamer die eerder bezet was geweest door Herr Kurz, overhoop en doorzochten de binnenplaats zeer nauwkeurig. M'sieur Bezant zegt dat alle mannen nylonkousen over het hoofd droegen. Hij werd met een revolver in bedwang gehouden, maar verder werd hem niets gedaan. Toen de mannen vertrokken waren, heeft hij onmiddellijk de politie gewaarschuwd, die in verband met Herr Kurz al eerder een bezoek aan Hotel Lux had gebracht. Er zijn nog meer raadselachtige dingen aan de affaire-Lux, zoals de politie de zaak gemakshalve noemt. Wij zullen onze luisteraars van eventuele verdere ontwikkelingen op de hoogte houden. En nu ...'
  
  De man ging verder met een reclametekst van Pemod. Nick zette de radio af. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Weer kreeg hij dat gevoel van onrust. Hoe zat het met Hondo? Geen woord over zijn lijk. Niets.
  
  Het beviel Nick niets. Drie mogelijkheden schoten hem door hek hoofd:
  
  1) Hondo was dood, de politie had hem gevonden, maar zweeg daarover;
  
  2) Hondo was dood, maar zijn knokploeg was erin geslaagd het lijk weg te halen;
  
  3) Hondo was niet dood!
  
  Nick had een fout gemaakt en hij wist het. Hij had een feit geaccepteerd zonder het concrete bewijs te hebben. En toch, hoe was het mogelijk dat een slappeling als Hondo zo'n verschrikkelijke trap in zijn kruis plus een harde val op het beton van die binnenplaats kon overleven? Als Killmaster toesloeg, waren de slachtoffers in de regel dood! Maar dit zou toevallig die ene kans op de miljoen kunnen zijn... Elspeth von Stadt wachtte geduldig tot hij vertellen zou waaraan hij dacht. Haar lange vingers gingen teder langs zijn zij. Haar ogen waren dicht. Zonder ze open te doen, zei ze:
  
  'We zijn weer zakelijk, hè? Zelfs nu moet dat weer. Zelfs hier in dit paradijs. Soms haat ik de wereld. O, wat haat ik de wereld soms!'
  
  Nick keek naar haar zoals ze daar lag, in het groene licht dat nu donkerder begon te worden omdat buiten de dag op zijn eind liep. Hij was verbaasd door de tederheid in zijn eigen stem. 'Ik weet het, schatje, Elspeth. Maar het heeft geen zin om te vloeken, omdat de dingen nu eenmaal zo zijn. We moeten altijd weer terug en het leven onder de ogen zien; het leven of de dood.'
  
  'Waarom?'
  
  Nick grinnikte toegeeflijk. Hij gaf haar een klapje tegen haar wang. 'Schei uit te praten als een vrouw. Laat die gewoonte nu maar eens even schieten. Zoals mijn baas en pleegvader altijd zegt: zaken gaan voor het meisje.' Hij gaf toe dat het op het ogenblik andersom was. Maar dat hoefde Hawk niet te weten. Hawk! Nick zou morgenvroeg meteen contact met hem moeten opnemen. Naar het depot in Genève gaan en weer terugkomen zou nog wel enige problemen opleveren, maar hij zou wel een manier vinden.
  
  'Je werkt nu weer voor AXE,' zei hij tegen de barones. 'Je bent een tijdelijk aan mij toegevoegde agente. Vooruit dus, von Stadt! Zet je beste beentje maar voor!'
  
  Ze zuchtte en trok een gezicht tegen hem. Ze rekte zich wellustig uit. 'Ik hou van je als je zo tegen me tekeergaat, Liebchen.' Ze fronste haar wenkbrauwen. 'Nee, ik hou niet van je. Ik geloof niet dat ik ooit echt van een man heb gehouden, maar, o, mijn Liebchen, wat maak je een teder en wellustig gevoel in me wakker!' Ze strekte haar armen naar hem uit.
  
  Nick duwde kaar hand weg. 'Ik weet het... je houdt van me, maar je hart is voor je Pappie, hè?'
  
  Een ogenblik hield ze haar adem in. Hij voelde hoe haar soepele lichaam verstrakte. Haar oogleden trilden, maar ze sloeg ze niet op. Met zachte, kille stem zei ze: 'Waarom zei je dat, ' Nikki?'
  
  Nick zei dat hij dat niet precies kon zeggen. Dat was de waarheid. Het was gewoon zo'n nogal zinloze, terloops gemaakte opmerking geweest die iedereen af en toe maakt. Maar de barones had erop gereageerd.
  
  Een seconde later had ze zich hersteld. Ze legde haar hand op zijn been. 'Het spijt me, Nikki. Ik wilde echt niet zo opstuiven, maar dat woordje, Pappie. Zo noemde ik hem altijd, weet je? Nooit vader. Altijd Pappie.'
  
  Nick zei: 'Het spijt mij ook, schatje. Ik zei het zonder erbij te denken. Laten we het maar vergeten, hè, en ons weer met onze opdracht bezighouden. We moeten echt aan het werk, hoor. Oké?'
  
  'Oké.' De barones ontspande zich weer. Ze vouwde haar handen onder haar hoofd. Haar borsten, die nu niet meer zo begerig waren, rustten als glanzende melkwitte halve bollen.
  
  'We kunnen hier toch werken, nietwaar? Het lijkt me zo gezellig om hier te werken. Ja, Nikki? Verder is er toch niks te doen, wel? We hoeven toch nergens heen vannacht, hè, Nikki?'
  
  Nick onderdrukte zijn neiging om haar platte buik even te kussen. Hij was verbaasd over zijn eigen gedachten, zijn eigen gedrag. Het was bijna niet te geloven, maar barones von Stadt deed hem meer dan de honderden andere vrouwen die hij ontmoet had.
  
  'Inderdaad,' zei hij eindelijk. 'Ons werk zal vooral uit praten ^bestaan; dat wil zeggen dat ik vragen zal stellen en dat jij die zult beantwoorden. Allereerst wil ik meer van dit huis weten. En van je vriendin, de Contessa de Lanquoc. Ik geloof wel dat dit huis voorlopig veilig is, maar ik moet het zeker weten. Ik hou er niet van in het onzekere te werken.'
  
  'Nu is de tijd gekomen,' mompelde de barones, 'dat ik praten moet..
  
  Nick gaf haar een lichte stoot, net onder haar linkerborst. Niet hard genoeg om haar pijn te doen, maar wel om haar de overtuiging te geven dat hij het meende. De tijd voor spelletjes was voorbij.
  
  'Word wakker en gauw een beetje,' zei hij streng. 'Ik meen het. Hoe zit dat met die twee mensen hier: Osman en Mignon? Wat weet je van ze? Zijn ze hier in vaste dienst? Zijn ze hier al lang?'
  
  De barones wreef over haar zij en keek hem verwijtend aan. 'Zo ruw hoef je nu ook weer niet te zijn, lieveling! Goed dan. Mignon is hier pas. Ik heb haar nu ook voor het eerst gezien. Annette, het vaste meisje van de Contessa, is bij haar in Parijs. In de laatste brief die ik van de Contessa gekregen heb, een tijdje geleden, had zij het erover dat ze Mignon in dienst genomen had.'
  
  'En Osman? Die dikke? Hij schijnt mij een vreemd heerschap toe, een die je hier niet zou verwachten.'
  
  'Misschien wel, ja. Die indruk maakte hij op de meeste mensen. Maar hij is hier al eeuwenlang in dienst. Hij is veel ouder dan hij eruitziet. Hij was hier al toen ik voor het eerst in Villa Limbo kwam.'
  
  Er was een vreemde aarzeling in haar stem en ze keek hem niet aan. In de snel donker wordende, groene schemering was ze niet meer dan een witte vlek naast hem. Nick besloot wat aan te dringen. Er was iets aan de hand. Misschien hield het met zijn opdracht verband, misschien ook niet. Het was beter dat hij dat maar te weten kwam.
  
  'Ik geloof dat je wat betreft de Contessa en Osman iets achterhoudt,' zei hij. 'Ik weet het zeker. Ik geloof dat je me dat maar beter vertellen kunt.'
  
  Ze zweeg lange tijd. Toen zei ze: 'Dat zou ik liever niet doen, Nikki. Het heeft niets met ons te maken. Echt niet. Het heeft ook niks met Max Rader of onze opdracht te maken. Ik geef je mijn woord daarop.'
  
  'Dat zal ik wel beoordelen. Vertel op.' Zijn stem klonk streng. 'Dat is een bevel, barones!'
  
  Ze slaakte een diepe zucht. 'Heel goed. Ik... ik heb de Contessa lang geleden, toen ik nog heel jong was, ontmoet. Ik was toen nog geen twintig. Ze hield van mij en toen ik aan die vreemde genegenheid van haar gewend was, hield , ik ook van haar. Ze was heel goed voor mij en ik had sympathie hard nodig. Ik heb niet veel goedheid in mijn leven ondervonden.'
  
  'Op wat voor manier was zij vreemd?'
  
  Weer een lange stilte.
  
  Toen: 'Ze ... ze houdt niet van mannen. Ze houdt van vrouwen.'
  
  'Je bedoelt dat ze lesbisch is,' zei Nick.
  
  'Ja.'
  
  En toen heeft ze jou onder haar vleugels genomen? Toen ben je bij haar gaan wonen? Hier in deze villa?'
  
  De barones bewoog zich iets in het duister. Een lucifer vlamde op, ze stak een sigaret aan. In het gele licht keken haar ogen hem recht aan.
  
  'Ja. We woonden hier samen in deze villa. Maar erg kort overigens. Daarna ben ik weggegaan. Ik ... ik heb die neiging niet zo erg. Dat begrijp je toch zeker zelf ook wel, Nikki, na wat we net samen gedaan hebben?'
  
  'Je hoeft je tegenover mij niet te rechtvaardigen,' zei hij. 'Je seksleven interesseert me geen klap. Ik probeer alleen maar de zaak van alle kanten te bekijken.'
  
  'Maar er valt aan deze villa niets te ontdekken, Nikki. De Contessa en ik zijn als vriendinnen uit elkaar gegaan. Zoals je weet, kan ik deze villa gebruiken wanneer ik maar wil en ik heb hier zelf ook heel wat spullen. Ik kom hier zo af en toe. En vanmorgen, toen we op de vlucht waren, moest ik opeens aan dit huis denken. Als ik dat niet gedaan had, had Kader of de politie ons nu misschien al wel te pakken gehad.'
  
  Haar toon was een tikkeltje scherp.
  
  'Oké,' gaf Nick toe. 'Dat slik ik zo wel. Althans het meeste. Maar ik snap nog steeds niks van die Osman. Op de een of andere manier mag ik hem niet.'
  
  Hij was wat verwonderd toen hij haar hoorde grinniken. 'Ik geloof wel dat ik weet hoe dat komt. Je bent niet de eerste echte man - en een man bén je, Nikki - die zo op Osman reageert. Je begrijpt het alleen nog niet: bij is een eunuch.'
  
  Dat was het dus! Dat verklaarde de schrille stem, het vet, zijn kruiperige manieren. Nick Carter had wel eerder castraten gezien, maar dat was lang geleden tijdens een opdracht in Afrika; het waren allemaal jonge jongens geweest. Hij had niet verwacht een volwassen eunuch op dit eilandje in het Meer van Genève aan te treffen.
  
  'Ja, dat klinkt allemaal wel geloofwaardig,' gaf hij toe. 'Als je dat van de Contessa weet, klopt het op een vreemde manier wel zo'n beetje.'
  
  'Voor haar was dit een prima regeling,' zei de barones. 'Zij kan geen mannen om zich heen verdragen. Osman is geen man. Hij is dus de perfecte bediende en huisbewaarder. Voor de Contessa!'
  
  'Nog even over die Contessa ...' Nick stak een sigaret op. 'Bestaat er ook maar de geringste kans dat zij iets met Max Rader te doen kan hebben? Of met Hondo? Bestaat de mogelijkheid dat Rader deze villa kent?'
  
  De barones lachte hees. 'Onmogelijk... in ieder geval is het eerste onmogelijk. De Contessa heeft nooit iets met politiek of met gewelddadige zaken te maken gehad; en op iemand als Max Rader zou ze spuwen. Ze heeft zich altijd afzijdig van alles gehouden, Nikki. Om haar werkelijk te begrijpen, zou je haar moeten kennen. Alles in haar leven draaide om de muziek. Je moet goed begrijpen dat zij een groot pianiste is geweest. En nu is ze maar een gewoon oud dametje met jichtige handen die in Parijs woont en met haar gedachten veel in het verleden verkeert. Ze is nu achter in de zestig; ze was midden in de vijftig toen zij, toen ik... haar heb ontmoet.'
  
  Nick Carter herinnerde zich zijn gedachten toen hij die morgen in Hotel Lux naar het slapende meisje had gekeken. Op het eerste gezicht had ze er jong, erg jong uitgezien. Maar als je de lijnen in haar gezicht wat beter bestudeerde, wist je dat ze heel wat meegemaakt en geleden had. In ieder geval scheen hij gelijk te hebben wat het eerste betrof. Dit meisje luid werkelijk het een en ander achter de rug.
  
  Hij gaf toe dat hij wat de Contessa betrof tevreden was gesteld. 'Maar denk jij dat Max Rader deze villa ook ontdekt kan hebben? Zou dat mogelijk zijn? Hij moet een hele organisatie hebben. De mannen die vanmorgen een inval in Hotel Lux hebben gedaan, stonden bij hem in dienst. Dat moet wel. Hondo kan onmogelijk zo'n organisatie achter zich hebben, althans niet in Genève. Dat waren kerels van Rader en z.e zochten het gebit van Hondo.'
  
  Hij zijn laatste zin schoot hem iets te binnen dat hem niet in liet minst beviel. Als Rader's mannen het gebit van Shikoku Hondo hadden gezocht, kon dat alleen maar betekenen dat Hondo tegen Rader had gezegd waar hij zijn stuk van de Franse sleutel had verborgen. En dan klopte er iets niet. Hondo vertrouwde Max Rader net zo min als Rader Hondo vertrouwde. Nick kon zich niet voorstellen dat Hondo met dat stuk sleutel op de proppen zou komen voor hij en Rader werkelijk samen op de bank waren. En dan nog pas nadat hij iedere mogelijke voorzorgsmaatregel had genomen om zich te beveiligen! Nee ... er was iets niet in de haak. Zoals de zaken zich nu ontwikkelden, zat er iets volkomen fout. Maar Nick zette dat voorlopig even uit zijn hoofd.
  
  'Ik neem aan dat Max Rader van dit eiland en de villa op de hoogte zou kunnen zijn,' zei het meisje. 'Maar ik zie niet goed hoe. Maar alles is mogelijk. Vooral in dit krankzinnige beroep.'
  
  Nick boog zich voorover en kuste haar even op haar lippen.
  
  'Oké. Dat vergeten we dan even. Zelfs als Rader weet dat wij hier zijn, kan hij nu direct toch niet veel beginnen. Hij is gebonden en dat weet hij. Ik heb iets dat hij nodig heeft en hij zal geen enkel risico willen lopen dat mij iets overkomt, tot het ogenblik dat hem dat goed uitkomt. Dat betekent, dat dat zou moeten gebeuren in een situatie die hij in de hand heeft, zodat hij te pakken kan krijgen wat hij zoekt vóór ik dood ben.'
  
  De barones raakte hem even met haar hand aan. 'Niet doen, Nikki! Praat alsjeblieft niet zo!'
  
  Nick ging naast haar op het luchtbed zitten. Het was nu volkomen donker geworden, zowel in de broeikas als er buiten. Het zou buiten in de septembernacht wel enigszins kil zijn, maar in de broeikas, te midden van de exotische bloemen en bomen, de slapende vogels en de opgezette panter, was er de strelende warmte van een tropische nacht. De geur van het lichaam van het meisje dat voor het ogenblik bevredigd was, drong in de neusgaten van N3. Het was een bijzonder aangename ervaring geweest, één die hij nooit vergeten zou.
  
  'Er is nog heel wat dat ik wil weten over jou en Max Rader en je werk voor Bonn,' zei hij. 'Dingen die ik absoluut weten moet. Dingen die ik al zou weten als we vanmorgen niet op de verkeerde manier begonnen waren.'
  
  'Je had me niet moeten verdoven,' fluisterde ze. Ze ging met haar lippen over zijn wang.
  
  'Iedereen maakt fouten,' zei Nick. Hij stelde haar dezelfde vraag die hij Hawk die morgen via de radio had gesteld. Hawk had gezegd dat hij zich wat dat betreft maar rechtstreeks tot de barones moest wenden.
  
  'Hoe komt het, dat jij de enige bent die weet hoe Rader er nu, nadat hij zijn gezicht heeft laten veranderen, uitziet? Hoe weet je verder dat hij iets met plastische chirurgie heeft gedaan?'
  
  'Misschien,' zei barones von Stadt, 'kan ik beter bij het begin beginnen. Ik zal kort zijn. In Bonn hebben ze me geleerd kort en bondig rapport uit te brengen. Om te beginnen ben ik geboren ...'
  
  'Schei uit met die onzin.'
  
  'Dat is geen onzin, Nikki. Ik zal je meteen, met al het andere, een beetje over mezelf vertellen. Dat zal het makkelijker voor je maken mij te begrijpen. Bijvoorbeeld: waarom ik voor Bonn werk, terwijl ik het toch niet graag doe. En als je meer van mij begrijpt, zul je me misschien ook meer vertrouwen. Dat doe je nu namelijk nog niet helemaal.'
  
  'Ik vertrouw je wel,' zei Nick kortaf. 'Ik ben alleen maan de voorzichtigste knaap van de wereld. Ga verder.'
  
  'Goed. Ik ben dus geboren. Mijn vader was Graf von Stadt, een zeer oude adellijke titel in Oost-Pruisen. Mijn moeder was een Engelse; ze ontmoetten elkaar toen Pappie bij de Duitse ambassade in Londen werkte ..
  
  'Elspeth? Ik dacht al dat die naam Engels was.'
  
  'Ja. Zo heette mijn Engelse grootmoeder. Maar dat is niet zo belangrijk. Ik zou spijkers met koppen slaan, weet je nog?'
  
  'Sorry.'
  
  'Ze hebben mijn vader opgehangen; je hebt de foto in mijn medaillon gezien. Ze dwongen mij toe te kijken.'
  
  Zelfs Killmaster kon wee in zijn maag worden. Dat gebeurde nu. 'Ik wist zelfs niet dat nazi's tot zo iets in staat waren!'
  
  'Je kunt niets bedenken waartoe zij niet in staat waren. Ik moest toekijken hoe ze mijn Pap ... mijn vader ophingen. Ik was toen tien jaar. Mijn moeder was dood, maar ze kwamen mij halen om de executie bij te wonen. Het moest een les zijn ... ik moest leren wat er met de vijanden van het Reich gebeurde. Moet ik je nog zeggen wie het was die mij op kwam halen, me meenam naar de executie en me later weer naar mijn tante terugbracht?'
  
  'Max Rader?'
  
  'Precies. Hij was toen dikke vrienden met Hitler. Begrijp je nu dat ik dat nooit vergeven of vergeten heb? Ik heb nog vaak nachtmerries, waarin ik mijn vader in doodsnood aan die draad zie hangen en langzaam gewurgd zie worden. Als het mogelijk is, Nikki, zou ik Rader zelf graag voor mijn rekening nemen.'
  
  Een koud gevoel kroop langs zijn ruggengraat. Die prachtige huid was slechts een vernisje over staal en ijs.
  
  'Dat kan ik je niet beloven,' zei hij. 'Als er gedood moet worden, doe ik dat in de regel. Ga verder.'
  
  'Aan wat ik nu vertel, wil ik eigenlijk niet eens meer denken. Toen de oorlog afgelopen was, had ik alleen mijn oude tante nog. Ik was nog maar net tien jaar toen ze stierf. Tot dat moment hadden we het nog zo'n beetje gered; en nog niet eens zo slecht, omdat er Amerikaanse officieren in het huis van mijn tante ingekwartierd waren. Ze waren wel aardig voor ons. Sommigen,' de barones lachte even bitter, 'sommigen probeerden zelfs te aardig voor mij te zijn. Ik was niet echt een jong meisje, hoewel ik er wel zo uitzag. Ik was in één minuut volwassen geworden: die minuut waarin mijn vader hangend aan die draad stierf. Toen mijn tante dus stierf en de regering mij in een tehuis stopte, vluchtte ik.'
  
  'Maar je had toch zeker wel iemand,' zei Nick. 'Vrienden van je vader, familie van je moeder in Engeland, familie in Pruisen?'
  
  'Ik had niemand!' Het puntje van haar sigaret gloeide naast hem op in het donker. Nick dacht aan de robijnen ogen van de tijger waar hij achteraan zat. Waar Max Rader achteraan zat. Max Rader: een jakhals. Een jakhals op jacht naar een tijger.
  
  'Hoe bleef je in leven?' Hij wist het antwoord, maar hij wilde dat ze doorpraatte. Hij probeerde nog steeds haar op een leugen te betrappen. Tot nu toe scheen alles wel in orde te zijn.
  
  De fluwelen huid van de barones lag tegen die van Nick. Hij voelde hoe ze haar schouders ophaalde. 'Hoe blijf je in een bezette stad in leven? Ik deed wat iedereen deed. Ik nam ieder baantje aan dat ik krijgen kon: ik handelde op de zwarte markt, ik werkte in cabarets. Ik... ik verkocht dingen!' Haar stem brak. 'Mezelf incluis!'
  
  Plotseling rolde ze naar hem om en kwam in zijn armen. 'Nikki, o, Nikki! Als jij wist hoeveel mannen ik heb gehad! Alleen maar om te kunnen eten!' Ze begon zachtjes te huilen. Nick hield haar tegen zich aan en kuste haar op haar wang; hij proefde het zout van haar tranen. Dit was een van de weinige keren in zijn leven dat hij zich niet tegen een situatie opgewassen voelde.
  
  Na een ogenblik liet ze hem los. 'Het spijt me. Ik ben dwaas. Laat me verder gaan. Ik bleef in leven. Zelfs een barones moet eten. Ik at. En geen ogenblik vergat ik Max Rader!'
  
  'Dat begrijp ik,' zei Nick zacht. 'Vertel me eens wat over die schoft. Hoe komt het dat hij na de oorlog niet is opgehangen?'
  
  'Hij had ongelooflijk geluk. De duivel zorgt voor zijn eigen kinderen, geloof ik. Rader werd berecht voor het plegen van oorlogsmisdaden ... en vrijgesproken.'
  
  'Niet te geloven.'
  
  'Ja. Ik kon het zelf eerst ook niet geloven. Maar het was waar. Een van de getuigen pleegde meineed en Rader kwam vrij. Maar dat betekende niet dat hij vergeten werd. Niet door mij en niet door de West-Duitse Inlichtingendienst. Die zit werkelijk goed in elkaar. Die is rond een oude kern van de Abwehr weer opgebouwd.'
  
  'Ik weet het.' Nick was precies ingelicht over de betrekkelijk jonge, maar uitstekende West-Duitse Inlichtingendienst.
  
  De barones zuchtte. 'Ik was woedend toen Rader er zo van af kwam. Ik had bepaalde connecties en ten slotte ging ik bij de Inlichtingendienst werken. Het was een baantje voor halve dagen, snap je? Ik had ook nog andere baantjes. Maar mijn werk bij de Inlichtingendienst maakte het makkelijker voor me Max Rader in het oog te houden. Ik hield hem niet aan één stuk door in de gaten, dat kon ik niet en dat zou ook tijdverspilling zijn geweest. Hij hield zich erg rustig en hing de goede en bekeerde Duitser uit.'
  
  Nick grinnikte.
  
  'Hij hield zich gedeisd, hè?'
  
  'Die uitdrukking ken ik niet, maar dat geeft ook niet. Rader vestigde zich in Hamburg. Hij had daar een baantje en een huisje in een van de voorsteden. Jarenlang deed hij niets. Af en toe ging ik naar Hamburg om eens te kijken hoe het met hem stond. Dan hield ik zijn huis in de gaten en noteerde wanneer hij thuiskwam en wegging. Ik was er zeker van dat ik hem op de een of andere dag zou betrappen op iets waarvoor hij gestraft zou kunnen worden. Waarvoor hij zelfs geëxecuteerd kon worden.'
  
  'Dat was fout,' zei Nick. ' "Slecht vakmanschap," zoals mijn baas zou zeggen. Vroeg of laat merkt een dier dat begluurd wordt dat het begluurd wordt. Zeker wanneer steeds dezelfde persoon de observaties verricht. Daar moet afwisseling in zijn.'
  
  'Misschien wel, ja. Maar ik ben maar een amateur. Je moet wel begrijpen dat ik dit in mijn eigen tijd deed. De dienst waarvoor ik werkte, vergat Rader niet, maar er was tot op dat ogenblik nog steeds niets tegen hem in te brengen. Dat zijn beroepsmensen. Alles gaat bij hen volkomen zakelijk.
  
  Voor mij was dit alles persoonlijk: ik haatte! O, wat haatte ik!'
  
  'Dat kan ik me voorstellen,' zei Nick. 'Ik heb het medaillon gezien.'
  
  'Ja. Dus je kunt het begrijpen. In ieder geval ontdekte ik eindelijk iets. Ongeveer zes maanden geleden was ik in Hamburg. Zoals gewoonlijk ging ik naar het huis van Max Rader. Hij was verdwenen. Hij had zijn huis verkocht en was verdwenen. Ik was totaal verrast en boos. Ik ging alle mogelijkheden na, maar kon niets ontdekken. Max Rader scheen spoorloos verdwenen; op het allerbelangrijkste moment nota bene. De getuige die tijdens het proces meinedig was geweest, lag op sterven en had besloten de waarheid te vertellen; de termijn die genoemd was in de wet op de verjaring van oorlogsmisdaden, werd niet gehandhaafd, maar werd verlengd I Daarom ging ik zijn huis weer observeren, want nu kon het allemaal niet lang meer duren. Maar de vogel bleek gevlogen.'
  
  Voor Nick kwamen er steeds meer stukjes van de puzzel op hun plaats te liggen, terwijl hij naar het verhaal van de barones luisterde. De druk op Max Rader was steeds groter geworden. Dat had hij natuurlijk gevoeld. Hij had vast en zeker gemerkt dat hij in de gaten gehouden werd. Maar voordat Shikoku Hondo uit de gevangenis kwam, kon hij niet veel beginnen. Hondo had de andere helft van de Franse sleutel. Dus was de druk langzaam en onverbiddelijk toegenomen, tot de bom gebarsten was. En nu was de bom gebarsten! In het sombere halfduister keek Nick naar de binnenkant van zijn elleboog, waar hij nog vaag het kleine AXE-tekentje kon onderscheiden. Er was zoveel aan vooraf gegaan, zoveel werk was er geduldig achter de schermen verricht, zo'n hoop mensen waren zoveel jaren bezig geweest hem in de gaten te houden, hadden ander werk gedaan en hadden rustig gewacht. En nu zou AXE de doodsteek toebrengen!
  
  Op dat ogenblik, terwijl hij wachtte tot de barones met haar verhaal verder zou gaan, begreep Nick Carter dat dit een van die zaken was die je, als je alleen naar de buitenkant keek en de aanwijzingen oppervlakkig interpreteerde, op een dwaalspoor bracht. Je op een dwaalspoor moest brengen. Hawk had hem niet alles verteld van opdracht Tijger. Er zat meer aan vast; veel meer. Maar dat was Hawk. Hij vertelde je wat hij vond dat je moest weten. Niet dat het iets gaf. Nick had zijn opdracht en die zou hij uitvoeren. Dat was het enige dat telde.
  
  Nick vroeg: 'Maar hoe heb je hem met zijn nieuwe gezicht toen teruggevonden?'
  
  De barones lachte hard en koud. 'Hij was niet verhuisd. Hij had ook zijn huis niet verkocht, zoals ze mij verteld hadden. Als hij door mijn gespioneer gewaarschuwd werd, dan is hij er toch ook door verraden. Hij deed alleen maar alsof hij het huis had verkocht en vertrokken was. Hij liet zijn gezicht veranderen en kwam toen terug als de nieuwe eigenaar van het huis.'
  
  'Knap,' gaf Nick toe. 'Hij verkocht zijn huis aan zichzelf. Max Rader verdwijnt en er trekt iemand zijn huis in en neemt gewoon de draad weer op waar Max Rader die heeft laten liggen. Hoe noemde hij zich toen hij terugkwam?'
  
  'Buddenbaum. Karl Buddenbaum. Hij speelde het heel handig. Hij was ziek. Hoge bloeddruk. Met de buren bemoeide hij zich niet. Alle boodschappen werden aan de deur bezorgd. Hij kwam nooit het huis uit, behalve 's avonds als hij soms een wandelingetje maakte.'
  
  'Zijn gezicht genas in die tijd natuurlijk.'
  
  'Ja. Dat begreep ik later pas. Maar laat me even vertellen hoe ik ontdekte dat hij het was. Dat kwam niet door één ding, maar door een heleboel kleine dingetjes. Ik had hem. zó lang in de gaten gehouden, zó lang bespioneerd, dat ik al zijn speciale maniertjes kende. De manier waarop hij zich bukte, de, manier waarop hij zich achter het oor krabde of over zijn kin wreef. De manier waarop hij stond en liep. En die dingen verraadden hem. Max Rader werkte wel eens in de tuin. Ik had hem daarbij vaak gadegeslagen door een verrekijker, vanuit een kamer die ik in de buurt had gehuurd. Op mijn laatste dag in Hamburg, nadat ik gemerkt had dat Bader verdwenen was, ging ik terug om zijn huis nog eens
  
  te bekijken. Ik bad ergens het idee dat hij wel eens terug kon komen.
  
  Rader kwam niet terug. Hij was nooit vertrokken. Ik lette goed op de man die zich Karl Buddenbaum noemde en die in de tuin aan het werk was. Plotseling begreep ik dat het Max Rader was. De volgende dag volgde ik hem, toen hij de stad in ging - het moet voor het eerst in weken zijn geweest dat hij de deur uitkwam. Ik zat recht tegenover hem in de bus. Ik heb hem toen goed bekeken.'
  
  'En hij jou,' zei Nick.
  
  'Hij besteedde geen aandacht aan mij. En ze hebben een knap stukje werk op zijn gezicht verricht - wie het dan ook gedaan mogen hebben. Zijn eigen moeder zou hem niet herkennen.'
  
  'Maar jij wel - van alle mensen in de wereld, alleen jij!'
  
  'Ja. Alleen ik.'
  
  'Ik denk dat hij dat wel degelijk weet,' zei Nick. 'Ik geloof, lieve barones, dat we heel goed op je moeten passen. Totdat Max Rader dood is. Ik geloof dat als deze zaak niet aan het rollen gegaan was, jij al dood geweest zou zijn. Je hebt geluk gehad. Hondo kwam in Tokio uit de gevangenis en ging naar Genève. Op Max Rader is op allerlei manieren druk uitgeoefend. Hij heeft nog geen tijd gehad om je te vermoorden. Hij probeert die gouden tijger te pakken te krijgen en ervandoor te gaan. Met de tijger en met een nieuw gezicht zit hij op rozen. Hondo heeft - of had - connecties met de Japanse communisten. Misschien wilde Rader achter het ijzeren gordijn verdwijnen. Maar hij kan zich niet veroorloven zich te vergissen. En jij, schatje, bent zijn grootste vergissing.'
  
  'Dat weet ik.' Ze kroop dicht tegen hem aan. Haar gladde warme huid die nu droog was, zette Nick opnieuw in brand. Hij stond op en trok haar overeind. Ze drukte zich tegen hem aan, haar stevige borsten hard tegen zijn blote bovenlijf.
  
  'Nee,' zei Nick. 'Nu niet. Er moet gewerkt worden. Ga jij maar liever naar je kamer. Doe de deur op slot. Ik zie je morgenochtend wel. We zullen een drukke dag hebben.'
  
  De barones zuchtte. 'Als dat beslist moet - maar mijn kleine beschermers? Kan ik ze terugkrijgen?'
  
  'Morgenochtend,' beloofde Nick. 'Kom, ik zal je naar je kamer brengen.'
  
  'Maar al dat eten! Ik ben uitgehongerd. En de wijn - we hebben die niet eens geproefd. Het is prima wijn - de Contessa heeft een geweldige kelder. Het is van de Hospice de Beaune.'
  
  'Prachtig.' Nick pakte het lunchmandje en haalde de fles wijn uit de koeler. 'Drink maar op. In je kamer en met de deur op slot. Ga dan maar slapen en maak je niet ongerust. Ik ben in de buurt.'
  
  Bij het vlammetje van Nick's sigarettenaansteker was ze bezig haar kleine gouden bikini en haar badjas aan te trekken. Toen ze zich bukte vormde ze met haar volmaakte borsten een verrukkelijke studie in zwart en wit. Nick ving een glimp op van een klein, honingkleurig driehoekje en begreep dat ze haar haren niet blondeerde. Tegen de donkere achtergrond leek ze in het zwakke schijnsel weer erg jong.
  
  En weer voelde hij die vreemde tederheid voor haar in zich opkomen.
  
  Bij haar deur zei hij: 'Je weet heel zeker dat je Max Rader herkent als je hem ziet? Als wij hem zien?'
  
  'Of ik hem herken,' zei ze fel. 'Al lag hij in zijn graf!'
  
  Nick kuste haar welterusten. 'Laten we hopen,' zei hij, 'dat we hem. daarin zullen zien. En niet jou.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Om negen uur was Villa Limbo in diepe rust. Dat leek tenminste zo. Nick nam geen enkel risico en besloot tot middernacht te wachten voor hij er op uittrok. Hij had intussen genoeg te doen.
  
  Hij haalde het stuk van de Franse sleutel weer te voorschijn en stopte het in een plastic zakje dat op een tabakszak leek. Dat stopte hij tussen het elastiek van zijn onderbroekje. Ook Hugo kreeg daar een plaatsje. Uit zijn koffer van neushoornleer pakte Nick een kleine bankschroef waarvan het staal overtrokken was, en een dito tang. Hij maakte de bankschroef aan een poot van het bed vast, viste het kleine pistool van de barones uit Gladstone en ging wrikkend en sleutelend aan het werk. Hij gebruikte een klein hamertje om het karwei af te maken en stopte het gereedschap en het miniatuurpistool weer in de koffer.
  
  Nick deed Gladstone op slot en stelde de alarmschel en het traangasapparaatje weer in. Hij keek op zijn horloge. Tijd om te vertrekken.
  
  Hij deed het licht in zijn slaapkamer uit en schikte de kussens en lakens op zijn bed zodanig dat het leek of er iemand in lag. Toen bleef hij nauwelijks ademend een kwartier op het kleine balkon met de ijzeren leuning staan wachten.
  
  Aan de overkant van de tweehonderd meter water tussen de villa en het vasteland kon hij wat verspreide lichten zien. Straatlantaarns, een enkel huis en dicht bij elkaar de gekleurde lichtjes van wat een kermis of een soort circus leek. Af en toe droeg de wind flarden muziek van een carrousel naar hem toe. Even later hield de muziek op en werden de gekleurde lampen gedoofd.
  
  De maan was nog niet helemaal vol en af en toe verborgen achter voortjagende wolken die de kleur van de huid van een olifant hadden. De frisheid van een vroege herfst zat in de lucht. Nick liet zich moeiteloos langs een oude klimplant naar het groepje oleanders onder het balkon glijden. Zo behendig als een aap glipte hij in het maanlicht over een open stuk grasland en bleef nog eens vijf minuten stil staan luisteren tussen een groepje donkere dennen. Vanaf dit punt observeerde hij de villa. Alleen in de keuken brandde een enkele lamp. Verder was het overal donker. Vermoedelijk - en in het donker glimlachte Nick - vermoedelijk sliep Mignon Franchette en droomde haar wellustige dromen en lag de dikke Osman te snurken en zijn viriliteit, waarvan hij zo geleden afscheid had moeten nemen, te betreuren. En God mocht weten wat er in de barones omging!
  
  Nick liep naar de houten trap die naar het kleine haventje leidde. Hij bewoog zich voort als een schim, schoot van een boom naar een bosje en wachtte tot de voortjagende wolken de zilveren maan bedekten.
  
  Het haventje was verlaten, zoals hij verwacht had. De aluminium skiff lag aan de ketting en botste af en toe tegen de steiger waaraan hij gemeerd lag.
  
  Nick Carter liet zich zachtjes in het water glijden. Het was warmer dan de lucht erboven. Hij dook en hield het plastic zakje en het stuk touw gereed.
  
  Dank zij zijn yoga- en ademhalingsoefeningen kon Nick bijna vier minuten onder water blijven. Hij kende maar één man die dat langer kon - een inheemse parelduiker die hij eens tijdens een opdracht ergens in de Stille Oceaan was tegengekomen.
  
  Het kostte hem nog geen twee minuten om het plastic zakje stevig aan de onderkant van de steiger vast te maken. Ruim drie meter onder de waterspiegel van het Meer van Genève. Max Rader moest maar eens proberen het daar te vinden!
  
  Nick kwam weer aan de oppervlakte en haalde juist diep adem toen hij het zag. Een seinlamp. Vanaf het vasteland werd er in snel tempo naar het eiland geseind. De lamp knipoogde flirterig door de nacht. Nick hield zich, met zijn neus juist boven water, rustig aan de steiger vast en vertaalde de morsetekens.
  
  Degene die seinde, gebruikte een echte seinlamp, geen zaklantaarn. De punten en strepen kwamen in een geoefende, soepele stroom.
  
  
  
  
  
  IS CARTER DAAR?
  
  
  
  
  
  Ja, mompelde Nick in zichzelf. Ik ben inderdaad hier! En ik ontvang je prima. Hij trok zich stil uit het water op terwijl zijn ogen naar de donkere rots boven hem tuurden. Er kon nu ieder ogenblik ...
  
  Daar had je hem. Vanuit een klein bosje hoven op de rots, bijna recht boven hem, begon een helder oog terug te knipperen naar het vasteland. Nick bleef onderaan de trap staan om de boodschap te ontcijferen. Wie er dan ook boven mocht zijn, hij was niet zo bedreven als de seiner op het vasteland. Zijn boodschap was echter zeer kort en duidelijk.
  
  
  
  
  
  JA
  
  
  
  
  
  Er volgde een korte pauze, toen werd er hoven Nick een vraagteken naar de kust geknipperd.
  
  Nick vloog met vier treden tegelijk de houten trap op, zijn blote voeten maakten geen enkel geluid. Terwijl hij naar boven rende, dacht hij snel na. Ze weten dus wie ik ben en waar ik ben. In ieder geval is er één die dat weet - degene die hier in die bosjes staat te seinen. Maar hij weet niet goed wat hij met me aan moet. Hij heeft instructies nodig. Toen hij bijna boven aan de trap was, haalde hij Hugo te voorschijn. De seinlamp op het vasteland was weer bezig.
  
  
  
  
  
  MET RUST LATEN
  
  
  
  
  
  Nick wachtte op de laatste boodschap. Hij bevond zich een meter of vijftien van het bosje waarin de seiner verborgen zat. Hij kon het zich veroorloven af te wachten. Als degene die in dat bosje zat terugging naar de villa, stond hem een aardige verrassing te wachten. Nick lachte grimmig toen hij op het knopje van Hugo drukte en het kleine, dodelijke lemmet naar buiten hoorde flitsen.
  
  De lamp op het vasteland begon weer te knipperen, Wacht nieuwe bevelen af.
  
  De seiner in het bosje antwoordde met een R.
  
  Het internationale teken voor ONTVANGEN EN BEGREPEN.
  
  Van de andere kant kwam het sluitingsteken.
  
  Er was nu een beweging in de bosjes. Nick trok zich in de donkerste schaduw terug en wachtte. Hij voelde het zweet op zijn voorhoofd parelen. Het was een kille nacht en bang was hij niet. Toen begreep hij waarom hij zo transpireerde - zelfs Killmaster walgde van het idee een mes te stoten door die zachte huid, die zo lekker rook en die hij maar een paar uur eerder gekust en gestreeld had.
  
  De maan gleed van achter de wolken te voorschijn. De seiner kwam uit het bosje en liep nu in het heldere licht van 'de maan. Nick haalde weer adem en een gevoel van grote opluchting doorstroomde hem. Het was Osman. Het was die vette eunuch. Nick hoefde vannacht geen vrouw te doden. Osman waggelde over het grasveld. Zijn vetlagen trilden en hij was nog hetzelfde gekleed als eerst. Hij hield de zware doos van een seinlamp in zijn pafferige hand. Nick kwam uit de schaduw te voorschijn.
  
  'Osman, ik moet je spreken,' zei hij zachtjes.
  
  De eunuch draaide zich met een verbazende snelheid om. Hij liet de seinlamp vallen en zijn hand vloog naar een zak in dat belachelijke alpinistenjack. De hand kwam weer te voorschijn met een mes. Het lange lemmet glinsterde gemeen in het maanlicht. Dit was een andere Osman. Hij had nu niets serviels meer, niets meer van dat onderworpene. In de kleine oogjes, die helemaal in het vet ingebed lagen, gloeide een woest vuur.
  
  'Dus u bespioneert mij, Mr. Carter? Hahh - misschien ben ik niet voorzichtig genoeg geweest. Maar ik dacht, ik was er zeker van dat na zo'n tijd in de armen van die hoer doorgebracht te hebben u wel zou moeten uitrusten, dat u zou slapen. Dit is niet zo mooi, Mr. Carter. Dit is voor mij helemaal niet zo mooi!'
  
  De stem van de eunuch klonk als een hoge, klagende fluit door de nacht. De dikke vent hield het mes als een degen recht voor zich uit en begon om Nick heen te cirkelen.
  
  Nick draaide tegen de klok in, Hugo gereed. Hij had zijn plan al gemaakt. Hij begon bijna onmerkbaar achteruit te lopen, zich terugtrekkend in de richting van de rotsrand. Er was een open plek, waar het grasveld, zonder bomen of bosjes erop, regelrecht tot aan de steile rotsrand liep.
  
  Osman begon zijn schijnbaar voordeel uit te buiten. Hij draaide niet meer om Nick heen, maar bewoog zich langzaam van de ene naar de andere kant, terwijl hij zijn grote lichaam voortdurend tussen Nick en de villa hield en Nick zo in de richting van de rotsrand drukte. Precies wat Nick wilde dat hij zou doen.
  
  Voor het eerst sinds het mesduel was begonnen, zei Nick iets. 'Je hebt gelijk, Osman. Dit is inderdaad niet zo mooi voor je. Als je mij doodt, ziet het er nog slechter voor je uit. Rader wil mij nog niet dood hebben. Ik heb iets dat hij graag wil hebben!' Hij keek gespannen naar het gezicht van de dikke kerel.
  
  Osman fronste zijn wenkbrauwen. Terwijl hij doorging Nick naar de rand van de afgrond te drijven, kwam er een bezorgde trek op zijn gezicht.
  
  'En als je mij niet doodt,' zei Nick grijnzend, 'dood ik jou! Het lijkt erop dat je in de knel zit, dikkerd. Ook als je wint, verlies je!'
  
  Osman vloekte. Ongelofelijk snel sprong hij op Nick af en stak met het mes naar zijn arm. Nick kon de woedende uitval nauwelijks ontwijken. Zo zit de zaak dus, dacht hij, terwijl hij handig achteruit sprong, hij wil me niet doden! Hij probeert me te ontwapenen, me alleen maar te verwonden. Waarschijnlijk denkt hij dat zijn gewicht de rest wel zal doen. En dat kon nog wel eens waar zijn ook, dacht Nick zuur. Een dikke honderd tachtig kilo spek!
  
  Osman bleef even staan. De dikke eunuch begon al zwaarder te ademen. Hij schudde met zijn massieve schouders. Vetlagen rolden en rimpelden. Osman schudde zijn jack af en wond het om zijn linkeronderarm. Het mes in zijn rechterhand bewoog heen en weer als de tong van een slang. Met het jack als een soort schild om zijn onderarm kwam Osman weer in actie. Hij schuifelde dichter naar Nick toe. 'Ik denk dat ik u nu maar te pakken zal nemen, Mr. Carter. Maar u heeft gelijk - ik wil u niet doden. Mijn meester zou dat bepaald niet waarderen. Ik zal u verwonden en ontwapenen en daarna zullen we wel weer zien.'
  
  Nick sprong achteruit, buiten het bereik van dat dreigende lemmet. Hij wierp een vlugge blik achter zich. Het was niet ver meer. Misschien nog een kleine twintig meter tot de rand van de rots.
  
  Hij begon Osman te sarren. 'Die vogels zonder ballen zoals jij hebben altijd een meester, hè? Of een meesteres. Jullie zijn nooit je eigen baas, is het niet? O, maar dat vergat ik bijna - dat kan ook niet, natuurlijk, je bent niet eens een man, hè?'
  
  Nick voegde er nog een paar aardige opmerkingen over Osman's seksleven aan toe, zo gemeen en vuil als hij ze maar bedenken kon.
  
  De vetzak rende woest stekend met zijn mes op hem toe. 'Ik ben man genoeg om korte metten met jou te maken,' loeide hij. Hij boog zich voorover en stak met het mes naar Nick's geslachtsdelen. 'Ik zal je net zo maken als ik zelf ben!' grijnsde Osman. In het heldere maanlicht waren zijn tanden geel en rot.
  
  'Als ik met u klaar ben, Mr. Carter, zul je niet zo'n groot minnaar meer zijn. Die slet van een barones zal niet meer zuchtend en steunend naar uw omhelzingen verlangen. Geen enkele vrouw zal dat ooit meer doen ...!'
  
  Nick lachte even plagend. 'Wat nou, Osman? Ik sta verbaasd! Je bent jaloers!' Terwijl hij dat zei, deed hij net alsof hij naar de andere kant wilde draaien, om Osman te laten denken dat hij terug naar de villa wilde. De dikke man nam een sprong om hem de weg te versperren. Hij keek over Nick's schouder even naar de rand van de rots en zijn klein, week mondje vertrok alvast in een lachje. Hij spuwde naar Nick. 'U kunt nu niet veel verder meer,' zei hij zich verkneuterend. 'U zult moeten blijven staan en eindelijk moeten vechten. Dan zullen we eens zien wie er een man is, Mr. Carter.'
  
  Terwijl hij nog steeds probeerde hem kwaad te maken om zo zijn tactiek en techniek te beïnvloeden, zei Nick: 'Moeten we zo formeel zijn, vetzak? Je hoeft me niet per se mister te noemen. Ik ben je meester niet - nog niet! Straks misschien, als ik wat van dat spek van je heb afgesneden, mag je mijn voeten kussen en me Sahib noemen!'
  
  Osman hief zijn van woede vertrokken gezicht op naar de heldere maan. De vetzak smeekte Allah hem te helpen bij de vernietiging van dit voorbeeld van een zieke kameel! Nick
  
  grijnsde grimmig. Osman was inderdaad bezig kwaad te worden.
  
  Het werd tijd hem nog iets meer te prikkelen. Moeiteloos en met de snelheid en gratie van een gazelle sprong Nick naar voren. Hugo verdween diep in het vette vlees. Eén, twee, drie keer stak Nick de stiletto tot het heft naar binnen. Hij zorgde ervoor geen vitale organen te raken. Hij wilde Osman even graag levend in handen hebben als de vetzak hem. Osman moest praten.
  
  Hij danste achteruit, buiten bereik van het neerflitsende mes. Osman brulde van pijn. Donkere vlekken verschenen op zijn shirt. Toch leek het wel of hij niet in het minst gewond was. Laaiend van woede kwam hij achter Nick aan. Hij begon zijn steken laag en bracht het lemmet dan met een draaiing van zijn pols omhoog. Nick kende die steek. Je stak het mes laag in de buik van je tegenstander en je haalde het dan schuin naar boven. Het was de steek om iemand's buik open te rijten.
  
  Osman had zijn goede bedoelingen vergeten. En zijn bevelen. Hij loerde nu op Nick's ingewanden.
  
  Weer sprong Nick toe. Snel stak hij twee maal met de stiletto, zoals een bokser die een goede linkse plaagstoot geeft, en was weg voor Osman hem een jaap kon geven. De dikke zat nu van voren helemaal onder het bloed. Ook de stiletto droop van het bloed en Nick voelde het warme, kleverige spul op zijn vingers. Op dat ogenblik begreep hij dat hij wel eens een klein beetje in moeilijkheden kon zitten. Er was iets waarop hij niet gerekend had. Het vet van Osman! Hij had er zoveel van. Hugo was in normale omstandigheden volstrekt dodelijk, maar de stiletto was niet erg lang. Nick begon te betwijfelen of hij Osman met de stiletto wel zou kunnen doden als hij dat zou willen. Als het moest. En Hugo was het enige dat hij bij zich had. Pierre en Wilhelmina waren in de villa.
  
  Nick was nu vlak bij de rand van de steile rots. Dat was geen anderhalve meter meer. Osman hijgde zwaar, zijn grote lichaam bloedde uit een stuk of tien wonden. Door een masker van bloed en zweet heen, grijnsde hij naar Nick. 'Ha - zo dan! En waar nu dan heen, mijn vriend? Misschien krijg je vleugels en vlieg je weg?'
  
  Nick deed net of hij bang en moe was. Tot nu toe had hij nog geen enkele inlichting van de dikzak gekregen. Zelfs geen bevestiging dat hij inderdaad voor Max Rader werkte. Dat was natuurlijk wel zo, maar Nick wilde bewijzen hebben. Hij had bij deze opdracht al te veel voor zoete koek aangenomen.
  
  Terwijl Osman zich hijgend maar triomfantelijk gereedmaakte voor zijn laatste aanval, liet Nick zijn houding verslappen en deed net of hij op was van moeheid. 'Laten we even praten,' hijgde hij. 'Wacht even - misschien kunnen we het eens worden... je hebt zelf gezegd dat je me niet wilde doden!'
  
  Osman zelf leek bijna volkomen uitgeput. Of hij was niet zo woedend meer. 'U heeft gelijk, dat wil ik ook niet. Ik heb zelfs bevel u pas in het uiterste geval te verwonden. Als u nu verstandig wilt zijn ...'
  
  'Je had ook bevel om mij met rust te laten,' zei Nick sluw. 'Maar dat heb je niet gedaan, Osman. Dat heb je niet gedaan.' Nick stak zijn trillende hand uit. 'Moet je eens zien hoe je me aan het schrikken hebt gemaakt! Maar ik vergeef het je, Osman. Als ik me overgeef, beloof je dan dat je me niet zult doden? Zul je me rechtstreeks naar Max Rader brengen?'
  
  De dikke eunuch trapte erin. 'Dat kan ik niet,' flapte hij er uit. 'Ik ben maar een ondergeschikte. Ik werk alleen maar voor Herr Rader. Maar hij zal u zeker komen opzoeken, maakt u zich daar maar geen zorgen over ...'
  
  Opeens begreep Osman dat Nick hem via een trucje tot deze bekentenis had verleid. Hij hield abrupt op, veegde zijn bebloede handen af aan zijn broek en kwam weer op Nick af. 'Je probeert me dus te bedonderen! Heel goed. Ik, Osman, heb er genoeg van. Ik zal je nu doden en voor Mr. Rader een leugen bedenken. Dat zal me een hoop geld kosten, dat ik eigenlijk niet missen kan, want Allah weet dat ik arm ben, maar nu ga je sterven ... Carter!'
  
  'Je vergeet mister te zeggen,' sarde Nick. 'Je vergeet je manieren, papzak!' Hij bereidde zich op Osman's stormaanval voor. Op die stormaanval rekende hij helemaal.
  
  Hij zou snel opzij duiken, zich voor de voeten van de vetzak gooien en Osman zou over de rand van de rots schieten. Wat er aan de voet van die steile wand was, wist Nick niet precies. Rotsen of water? Het kwam er niet zo op aan. Osman was maar een ondergeschikte.
  
  In ieder geval zouden de barones en hij ervandoor moeten. Villa Limbo was kennelijk niet veilig meer.
  
  Maar Osman deed geen stormaanval. Langzaam, heel langzaam begon hij op de wachtende N3 toe te schuifelen. Nick begon zich een beetje ongerust te maken. Hij vloekte binnensmonds. Osman was slimmer dan hij had gedacht. Als die grote, vlezige, bloedende armen Nick eenmaal omklemden, zat hij in de puree!
  
  Nick stond nu op de uiterste rand van de rots. Hij waagde het even een blik naar beneden te werpen en zag de glans van het maanlicht op het water. Het was een val van een meter of dertig.
  
  Langer wachten kon fataal zijn. Met al zijn kracht gooide Nick Hugo naar de dikke kerel. De stiletto vloog glinsterend door de lucht en bleef in Osman's dikke buik steken als een pijltje in een dartboard.
  
  Osman keek naar het mes dat trillend in zijn vlees stak. Hij keek lachend naar Nick. 'Ho, ho ... denk je dat je Osman met zo'n naaldje dood krijgt?'
  
  De eunuch nam zelfs niet eens de moeite de stiletto uit zijn buik te trekken. Hij kwam met gespreide armen op Nick af. Zijn mes priemde gemeen door de lucht. Osman dreef nu van het bloed. Nick vond dat hij eruitzag alsof hij regelrecht uit de hel kwam. En hij had nu geen tijd meer te verliezen. Hij sprong naar voren, ontweek Osman's venijnige steek en greep met zijn sterke hand de pols van de vetzak beet. Hij moest dat mes van zijn maag weghouden!
  
  Osman gromde en kwijlde als een woedende beer. Nick zette wanhopig door. Hij hield het mes van de eunuch uit de buurt, terwijl hij tussen de vetkwabben en het spek naar zijn eigen stiletto zocht. Hugo's heft was verborgen tussen grote plooien vet en spek die over elkaar heen hingen. De absurde gedachte schoot door hem heen dat als je Osman zou koken, je zeker een dozijn vaten olie zou krijgen.
  
  Nick hield grimmig vast terwijl zijn vrije hand verwoed naar Hugo zocht. De eunuch draaide zich in het rond en vloekte en probeerde zijn hand die het mes vasthield vrij te krijgen en Nick van zich af te duwen. Ze worstelden nu op het uiterste randje van de rots. Nick's hand vond de stiletto. Het heft was glibberig van Osman's bloed. Hij rukte het mes uit het vlees en stootte het er toen weer in. En nog eens! En nog eens! Wel vijf keer ramde hij de stiletto in de borst en de maag van de eunuch. Het bloed spoot in het rond. Nick zat er nu net zo erg onder als Osman. En hij begon wanhopig te worden. Het leek alsof hij met een naald een walvis dood probeerde te steken.
  
  Plotseling liet de dikke kerel zijn mes vallen. Hij greep Nick met zijn van bloed druipende handen bij de keel. In het heldere maanlicht puilden zijn ogen uit hun kassen, zijn mond stond open in een dierlijke grijns. Zijn stinkende adem drong Nick's neusgaten binnen.
  
  'Misschien sterf ik,' brulde de dikke eunuch. 'Misschien sterf ik - maar ik neem jou met me mee! Osman zal niet alleen sterven!'
  
  Wie zou gedacht hebben dat er zoveel kracht in die pafferige handen zat? Als een stalen schroef zaten ze om Nick's hals. Tevergeefs probeerde hij zich te bevrijden. Hij ramde de stiletto zo dicht mogelijk bij het hart in het vet en draaide het smalle lemmet om en om. Een ruk en een draai! Een draai en een ruk! Nu deed hij de reus tenminste pijn.
  
  Osman begon jankend te huilen en maakte kleine snikkende geluidjes. Maar als een reusachtige buldog klemde hij zich aan Nick's keel vast.
  
  Nick Carter begon buiten westen te raken. Hij probeerde iedere truc die hij kende, maar kon Osman's greep niet verbreken. Boven hem, in de donkere lucht, begon de maan als een zilverkleurig stuk vuurwerk rond 'te draaien. Nick voelde hoe zijn knieën het begaven. Zijn hand was verlamd, er zat geen enkele kracht meer in. Hij kon de dikke man geen steek
  
  meer toebrengen. Om hem heen begon het zwart te worden - het zwart van de eeuwige duisternis.
  
  De rand van de rots brokkelde onder hun stampende voeten af en viel naar beneden. Osman en Nick stortten in de diepte.
  
  Tijdens die lange val, waarbij zij samen enige salto's maakten, liet de eunuch Nick's keel geen seconde los. En N3 was al zo dicht bij de dood dat hij niet eens meer vocht. De wereld was donker en vol ondraaglijke pijn waaraan maar geen einde kwam. De klap waarmee ze in het water stortten, rukte hen uit elkaar. Nick schoot de diepte in en was nog net genoeg bij zinnen om te beseffen dat ze in diep water en niet op de rotsen terechtgekomen waren en dat er nog een kans was dat hij het zou halen. Hij vocht zich zwakjes weg van Osman en liet zich naar de oppervlakte voeren. Hortend en stotend en met diepe teugen haalde Nick adem. Het was de fijnste lucht die hij ooit ingeademd had en hij voelde zich als iemand die opgehangen en net voor hij zou stikken losgesneden was. Zijn keel stond in brand en het slikken deed hem geweldig pijn.
  
  Hij begon te watertrappen en keek behoedzaam om zich heen. Hij wachtte tot Osman boven zou komen. Het leek onmogelijk dat de dikke kerel nog enige vechtlust over zou hebben. Alleen het feit dat hij nog leefde, was al een wonder. Toch - Nick gaf het schoorvoetend toe - toch had Osman zich wel als een kerel gedragen. Ballen of geen ballen - de dikke eunuch had er een heel spektakel van gemaakt!
  
  De maan kwam achter een klein wolkenveld te voorschijn. Toen zag Nick het. Het dreef vlak naast hem en dobberde zachtjes met de deining op en neer. Het lijk van Osman. Hugo had uiteindelijk dus toch nog een vitale plek gevonden.
  
  Nick had te veel lijken gezien om nog voor de gek gehouden te kunnen worden. Osman - met nog steeds een grote hoeveelheid lucht in zijn enorme karkas - dreef daar met zijn gezicht naar boven. Zijn ogen die niets meer zagen, staarden naar de bewolkte lucht. Als een enorme dode vis dobberde hij op het zacht golvende water.
  
  Nick zwom naar het lijk toe. Zijn kracht begon terug te keren. Hij begon weer te denken, lijmde stukjes aan elkaar en woog de voors en tegens en wanneers en maars weer tegen elkaar af.
  
  Hij wilde niet dat Osman door de politie gevonden zou worden, niet direct tenminste. De barones en hij zouden spoedig op pad gaan om Max Rader op te zoeken - of zich door Max Rader laten vinden - maar intussen moest de politie hier buiten blijven.
  
  Nick vond Hugo diep begraven in het vlees even boven het hart. Zijn laatste wanhopige stoot had Osman tenslotte gedood. Hij trok de stiletto uit het lichaam en waste hem in het water af. Toen liet hij het lemmet in het heft schieten en stopte het mes weer tussen het elastiek van zijn onderbroek. Hugo had het weer eens een keer gemaakt, ofschoon het maar op het nippertje was geweest. En nu, wat moest hij nu met Osman's lichaam doen?
  
  Nick herinnerde zich het botenhuis dat hij die middag gezien had. Het had eruitgezien alsof het niet gebruikt werd en zo'n beetje op instorten stond, maar hij kon het er voorlopig toch best mee doen.
  
  Het gebouwtje was aan de andere kant van de kleine haven. Nick haakte zijn sterke vingers achter Osman's kwabbige onderkin en begon te zwemmen. Het kleine sleepbootje dat de grote oceaanstomer achter zich aantrekt. Het ging verbazend makkelijk. Osman was even licht als een met lucht gevulde blaas.
  
  Nick zwom naar de overkant van het haventje en naderde het oude botenhuis. De maan verspreidde nu doorlopend een helder licht, dat de kleinste details in zilver aftekende tegen de schaduwen. Het botenhuis was wat groter dan hij eerst gedacht had. Het stond op glibberige, stenen pijlers en stak zover over het water uit dat een boot van behoorlijke afmetingen helemaal onder het dak kon liggen. Er waren vroeger waterdeuren geweest, maar die waren weggerot. Vergaan en scheef hingen ze ieder nog aan één verroeste scharnier, als rotte tanden in een misvormde mond. Nick trok het lijk het botenhuis binnen. Waar het hout van het dak was weggerot waren gaten die het maanlicht doorlieten. Midden in deze verlaten puinhoop, in dit oord van verrotting en verwaarlozing, vuil en spinnenwebben zag Nick een stel oude kano's en een skiff liggen. Kapotte peddels en zurig ruikende kussens, kettingen en touwwerk, ankers en bootshaken en harde kwasten en lege emmers. Plus de geur van rottend zeildoek en hout en verf vermengd met die van stinkend water en dode vis. En ratten!
  
  Terwijl Nick in het smerige water bleef watertrappen en probeerde te bedenken wat hij met het lijk zou doen, zag en hoorde hij ze. Op de verrotte houten loopplanken aan de kanten van het bouwsel schoten ze piepend heen en weer. Met hun kleine, boosaardige oogjes, rode vonken in het halfduister, gluurden ze naar de indringer. Brutale krengen, dacht Nick. Ze maken nou niet bepaald de indruk erg bang voor me te zijn.
  
  Eerst overwoog hij of hij de dikke man zou laten zinken. Hij zou hem wel onder kunnen krijgen door een paar van de kettingen en ankertjes die hier lagen aan hem vast te maken. Hij besloot dat dat niet de juiste manier was. Osman dreef veel te gemakkelijk. Het zou hem een hoop tijd kosten en hij zou een zwaar gewicht aan hem vast moeten maken om hem behoorlijk op de bodem te krijgen. Nick vond een stuk touw en maakte het met een lus aan de nek van de dikzak vast. Het andere eind bevestigde hij aan een verrot stuk trap dat van het wateroppervlak naar boven liep. Daar liet hij de vette eunuch achter. Hij dreef kalmpjes aan het stuk touw op het water en staarde naar de gaten in het dak. Uiteindelijk zou hij zinken, wist Nick en het kon wel weken of maanden duren voor er weer iemand in het verlaten botenhuis zou komen.
  
  Nick zwom vlug naar het haventje terug en trok zich op de kant. Hij moest opschieten. Hij was nu weer volledig hersteld van de beproeving die hij had moeten doorstaan. Terwijl hij vlug de trap naar de top van de rots opging, zegende hij in gedachten het feit dat PURG er zo op aandrong dat zijn lichaam altijd in perfecte conditie verkeerde en zo soepel en taai als leer was. Ze wisten wat ze deden, die knapen van PURG, hoewel niemand ze overigens mocht.
  
  Toen Nick de villa naderde, zag hij dat nog steeds alleen maar dat ene licht in de keuken brandde. Hij wierp een blik op het speciale AXE-horloge aan zijn pols. Water noch bloed kon dat horloge beschadigen. Het was nu een paar minuten over één. Het was mogelijk, dacht Nick, om nog een paar uur te slapen voor de barones en hij het eiland moesten verlaten. Er was naar Osman geseind dat hij Carter niet storen moest en dat hij nadere bevelen moest afwachten. Dat betekende dat ze nog wel even de tijd hadden. De morgen zou met nieuwe problemen komen, maar die zouden dan wel weer opgelost worden. Een deel van Nick Carter's credo was: reken er op dat je iedere dag gedonder krijgt, maar maak je daarover niet al te ongerust. Beperk je tot het gedonder waarmee je op dit moment te maken hebt. Hij ging niet direct naar zijn kamer, maar liep om de villa heen tot hij onder het raam van de barones stond. Het had een ijzeren balkon dat veel op het balkon van zijn eigen kamer leek. Tot naast het balkon zat er tegen de muur een traliewerk van latjes.
  
  Het kostte Nick maar een ogenblik om naar boven te klimmen en naar binnen te gluren. Na een poosje kon hij het lichaam in het bed, dat slechts door een laken werd bedekt, onderscheiden. De blanke haren lagen uitgespreid op het kussen. Voorzichtig probeerde Nick het raam - het was aan de binnenkant op slot. Op zichzelf betekende dat natuurlijk nog niets - het was best mogelijk dat ze naar buiten was gegaan, was teruggekomen en het venster weer op slot had gedaan.
  
  Nick keek nog eens naar het latwerk en geloofde toch niet dat ze daarlangs was gegaan. Voor hem was het een peulenschil, voor haar zou het een heel karwei zijn. Ze was niet bijzonder goed in klimmen. Hij was getuige geweest van de moeite die ze met de brandslang in Hotel Lux had gehad. Dat had ze niet gespeeld. Nee - als de barones vannacht uit haar kamer was geweest, als zij misschien met Osman had samengewerkt, dan had ze de deur gebruikt. Hij zou het snel weten.
  
  Enkele ogenblikken later was hij in de villa en onderzocht
  
  de deur van de slaapkamer van de barones. Het bijna onzichtbare draadje was nog heel. Hij had het daar aangebracht nadat hij haar welterusten had gewenst. Niemand was vannacht die deur in- en uitgegaan.
  
  Terwijl hij naar zijn eigen kamer liep, voelde Nick zich opgelucht en tevreden. Hij begon te denken, te hopen zelfs, dat het meisje eerlijk spel speelde. En weer was hij zich van zijn vreemde tederheid voor de barones bewust. Zou hij ... Absurd! Nick zette die gedachte van zich af. Het was nu niet de tijd voor zulke gedachten. Het was nooit de tijd voor zulke gedachten - niet voor Nick Carter. Niet voor Killmaster! Hij leefde in een andere wereld - in een wereld die totaal anders was dan die van gewone mensen.
  
  Zijn kamer was nog even donker als toen hij hem verlaten had, maar op het moment dat hij binnenkwam, wist hij dat er iets mis was. Een ogenblik later wist hij wat het was. Hij kon haar ruiken.
  
  Nick hoorde het bed kraken. Ze was wakker en lag op hem te wachten.
  
  Nick zei zacht: 'Mignon? Wat doe je verdomme in mijn bed?'
  
  Mignon Franchette lachte hardop in het donker. 'Dat is een domme vraag, M'sieur Nick. U weet best wat ik in uw bed doe. Dat weten we toch allebei wel, niet? Ik lig op u te wachten. Ik hg zo ongeduldig als wat te wachten, mijn grote M'sieur Nick. Laten we met dit domme gepraat ophouden. Kom in bed en geef Mignon waar ze naar verlangt, ja?'
  
  'Non! Ik ben erg moe, Mignon. Ik moet slapen. Wees lief en ga naar je eigen kamer.' Haar geur hing zwaar in de kamer. Nick kon zich heel goed een beeld vormen van haar mollige, blanke lichaam dat onder het laken lag te wachten. Een koppig figuurtje, dit boerenmeisje. Ze wist wat ze wilde. En waarschijnlijk kreeg ze het meestal ook wel!
  
  Toch was hij er niet in het minst voor in de stemming. 'Gaat niet door,' zei hij kortaf. 'Smeer 'm. We zullen er verder niet meer over praten, Mignon, wees lief en verdwijn. Ja?'
  
  Ze giechelde. 'Ik ben niet lief, M'sieur Nick. Ik wil ook helemaal geen lief meisje zijn. Ik wil alleen maar dat u bij me
  
  in bed komt en 's goed met die arme Mignon vrijt! Zoals ik al eerder heb gezegd, M'sieur, ik kan zwijgen. Waarom aarzelt u nog, mijn knappe M'sieur Nick? Niemand zal het ooit te weten komen. Ik zal het niet verder vertellen. En als u dat niet wilt, zal ik u nooit meer lastig vallen. Maar nu sta ik er op dat u bij me in bed komt en Mignon in uw armen neemt. Als u het niet doet, M'sieur, begin ik te gillen. En ik kan erg hard gillen. Formidable! Ik zal net zolang schreeuwen tot de barones komt en dan zal ik u ervan beschuldigen dat u mij wilde verkrachten. Dat is ook niet zo leuk, oui?'
  
  Nick had zin om haar het bed uit te trekken en haar een paar fikse tikken voor haar mollige billen te geven. Toch vond hij het ook wel grappig. Dit grietje was wel een bijzonder hete tante! Hij vroeg zich af of zij iets van wijlen Osman zou afweten? Dat viel te betwijfelen, maar toch ...
  
  Wat Mignon daarna zei, loste voor Nick de zaak op.
  
  'Als u niet lief voor Mignon bent,' zei ze, 'zal ik tegen de politie zeggen dat u met Osman gevochten heeft en dat u hem gedood hebt!'
  
  Stilte. Toen zei Nick: 'Hoe weet je dat?'
  
  Ze giechelde weer. 'Ik heb u gezien. Ik heb u in het maanlicht zien vechten, mon brave. U was magnifique. Ik ben blij dat u hem vermoord hebt, hoewel ik niet begrijp waarom dat moest. Hij was een varken. Afschuwelijk. Een cochon.' Nick bleef op zijn hoede. 'Hoe weet je dat ik hem gedood heb?'
  
  Hij kon haast zien hoe ze in het donker haar schouders ophaalde. 'Jullie vielen samen van de rots, non? Jullie vochten als beesten en probeerden allebei elkaar te vermoorden, oui? U komt alleen terug! Dus is die dikke dood! Alors! Wat kan het schelen, chérie? Kom nou bij Mignon. De nacht duurt niet eeuwig.'
  
  Op zijn beurt haalde Nick zijn schouders op. Als de goden samenspannen, wat kan de mens dan nog doen? Hij twijfelde er geen ogenblik aan dat als hij niet bij Mignon in bed kroop, ze woord zou houden en zou beginnen te gillen. Dat zou hij de barones nog wel uit kunnen leggen. Niet dat
  
  hij haar overigens een verklaring voor wat dan ook verschuldigd was. Maar de politie, dat was iets anders. Hij zou niet graag willen dat Osman nu al gevonden werd.
  
  Hij liep naar het bed. 'Je bent me er eentje,' zei hij tegen het dienstmeisje. 'Je bent ook nog een chanteuse. Ik voorspel dat jij vandaag of morgen tot je nek in de narigheid komt te zitten.'
  
  Terwijl hij in het donker naast haar stond, haalde hij vlug Hugo te voorschijn en stopte hem onder de matras, zodat hij er als de bliksem bij zou kunnen. Hawk kon onmogelijk tegen deze horizontale episode bezwaar maken, dacht hij. Dit keer ging het er juist om opdracht Tijger te beveiligen!
  
  In het donker begonnen haar handen aan zijn broek te frunniken. De geur van Mignon's lichaam en haar parfum vulden de kleine kamer. Ze sloeg haar armen om zijn sterke benen en trok hem naast zich in bed.
  
  Ze fluisterde in zijn oor: 'O, chérie! Je maakt me zo gelukkig. Ik zal jou ook gelukkig maken! Dat zul je merken, mijn grote M'sieur Nick! Mignon gaat alles met je doen!' Haar zachte, mollige en geurige armen omklemden Nick's lichaam. Met verrassende kracht werkte zij zich bovenop hem. Haar zware borsten die aan meloenen deden denken, lagen koel op zijn borst.
  
  Nick zuchtte en ontspande zich. Het was niet onplezierig. Helemaal niet. Voor een man die een paar minuten geleden zo dicht bij de dood was geweest, was dit een soort terugkeer uit het graf. Dat het alleen maar om een tijdelijke bevrediging van animale lusten ging, was niet belangrijk. Over een paar uur zou het dag worden en zouden er nieuwe problemen en nieuwe gevaren zijn. Ondertussen ...
  
  Nick Carter grinnikte in het donker. Om die oude wijsgeer Confucius te parafraseren: Wanneer er niet meer aan een verkrachting te ontkomen valt, ontspan je en geniet er dan maar van.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Toen Nick wakker werd, was hij alleen. Mignon had haar gefluisterde belofte gehouden om zich discreet te gedragen. Hij rook koffie en van beneden kwam zacht het gerinkel van borden. Volgens zijn horloge was het even over zeven. De hoogste tijd om op te staan, en ervandoor te gaan. Zo snel mogelijk!
  
  Maar niet op de vlucht. Integendeel, het gevaar tegemoet.
  
  De barones zag er bij het ontbijt stralend uit. Ze droeg een groene broek en een dikke, gehaakte groene sweater die goed bij haar lichtblonde haar paste. Terwijl hij zijn koffie dronk, moest Nick toegeven dat ze inderdaad een aristocratische schoonheid had. Vanmorgen had ze iets koninklijks.
  
  Nick haastte zich met het ontbijt. Mignon bewoog zich de hele tijd in zijn buurt. Ze was een en al glimlach en Nick vond het moeilijk haar blik te vermijden. Nu ze voor het ogenblik bevredigd was, was Mignon net een klein dik gansje dat haar dankbaarheid probeerde te tonen. Ze hield Nick's kopje voortdurend tot de rand gevuld. Hij had geen schijn van kans iets zinnigs tegen de barones te zeggen. Als die al iets van de gebeurtenissen van de nacht afwist, zei ze toch niets. Het was nog veel te vroeg om Osman nu al te missen of om zich af te vragen waar hij toch bleef.
  
  Na het ontbijt knipoogde Nick tegen de stralende Mignon en volgde de barones naar het terras. Het werd weer een zonnige dag vol van de hardblauwe en gouden kleurenpracht van de beginnende herfst. De bladeren begonnen nog maar net te verkleuren.
  
  Nick verspilde geen tijd. 'We gaan vissen,' zei hij tegen de barones. 'Jij en ik samen. We gaan met de skiff het meer op en zullen dan proberen ons door een boot te laten oppikken. We komen niet terug, dus neem alles wat je nodig hebt mee. Misschien is het wel een goed idee je spullen in dat lunchmandje te pakken - dat lijkt nog echter. We gaan vissen en nemen dus iets te eten mee. Wees voorzichtig. Gedraag je zo natuurlijk mogelijk. Ik ben er zo goed als zeker van dat we vanaf de kust worden gadegeslagen. Schiet nu maar op - het is hier gevaarlijk. We moeten weer op de vlucht.'
  
  Haar ogen werden groot van verrassing. 'Maar Nikki, ik begrijp er niks van. Ik dacht...'
  
  'Kan me niet schelen wat je dacht,' snauwde hij. 'Ik dacht ook dat dit huis veilig was, maar ik had het mis.'
  
  Nick besloot haar alles maar grofweg te vertellen en goed op haar reactie te letten.
  
  Hij zei: 'Osman werkte voor Rader. Rader weet dat wij hier zijn. Ik betrapte Osman vannacht toen hij stond te seinen en heb hem gedood.'
  
  Terwijl hij naar haar keek zoals een valk naar een duif loert, moest Nick toegeven, dat er twee mogelijkheden waren: of ze was echt verbaasd of ze was de grootste toneelspeelster die er bestond. Hij wist niet wat er juist was. Dat was het 'm nu juist - hij wist het verdomme niet!
  
  Elspeth von Stadt was lijkbleek geworden. Ze beet op haar onderlip en bracht een hand naar haar borst, een gewoonte als ze opgewonden was. Haar stem trilde en klonk onzeker toen ze eindelijk zei: 'Osman? Je ... hebt Osman gedood?'
  
  'Dat moest ik wel,' zei Nick. 'Hij probeerde mij te doden. En het was hem verdomme bijna gelukt. Eunuch of geen eunuch, hij was een verdomd harde knaap. En hij was hier door Rader neer geplant.'
  
  Hij had er bijna aan toegevoegd: bijzonder handig dat hij hier neer geplant was. Kom maar in mijn huisje, zei de spin tegen de vlieg. En toch had Nick kunnen zweren dat ze inderdaad geschrokken en verrast was. Hij had al heel wat leugenaars betrapt en de verrassing van de barones leek hem niet gespeeld.
  
  Ten slotte zei ze: 'Ik ... ik kan het gewoon niet begrijpen. Osman nota bene. Hij is al jaren bij de Contessa in dienst. Ze zou met haar leven voor hem ingestaan hebben.'
  
  'Zij misschien wel,' zei Nick kortaf. 'Maar wij niet. Op de een of andere manier is hij met Max Rader in contact gekomen. Ik begrijp het ook allemaal niet, maar we hebben nu geen tijd meer. Pak je spullen bij elkaar en wees over een kwartier in het haventje. Vergeet niet dat we worden gadegeslagen. Okay ... één kwartier.'
  
  Terwijl ze op het punt stond weg te lopen, zei ze: 'Misschien kan ik nu mijn kleine revolver en mijn mes terugkrijgen?' Haar rode lippen tuitten zich tot een glimlach. 'Het kan toch zijn dat ik me moet verdedigen, niet?'
  
  'Kom mee,' zei Nick. Hij ging haar voor naar zijn kamer. Hij haalde het kleine pistool en het mes uit Gladstone en gaf ze haar. 'Alsjeblieft. Klaar voor gebruik. Maar je zult ze niet hoeven te gebruiken, ik pas wel op je.'
  
  'In ieder geval tot dit zaakje met Max Rader achter de rug is?'
  
  Ze kwam dicht hij hem staan en drukte haar lichaam van haar schouders tot haar knieën tegen het zijne. Met de stiletto in de ene hand en het pistool in de andere sloeg ze haar armen om Nick's nek. Haar grote ogen waren vol zacht paarse schaduwen. Haar lippen streken even langs de zijne. 'Je bent vanmorgen weer zo zakelijk, Nikki! Je maakt me, geloof ik, een beetje bang. Je ... je bent toch nog niet vergeten wat er nog maar zo kort geleden gebeurd is? Ik niet. Ik zal het nooit vergeten.'
  
  Nick kuste haar. Ze klemde zich aan hem vast. Na een ogenblik duwde hij haar zachtjes van zich af. 'Ik ben het niet vergeten, schatje. Maar ik heb vannacht iemand gedood, weet je nog? Op het ogenblik zitten we in de puree. Zullen we dit alles dan maar niet even oppotten? Als dit achter de rug is, hebben we tijd genoeg.'
  
  De barones legde haar vinger op zijn lippen. 'Je moet niets beloven. Ik haat beloften. Ze worden altijd gebroken. Over vijftien minuten zie ik je bij de haven.'
  
  Het was niet zo'n bijzonder goede list, moest Nick toegeven, maar het was de enige kans die ze hadden. Er was maar weinig ruimte in de aluminium skiff, met zijn koffer en het lunchmandje er ook nog bij. Nick moest zeef voorzichtig roeien om zelfs op het kalme water van het Meer van Genève niet om te slaan.
  
  De indruk dat ze gingen vissen, werd nog versterkt door een stel hengels die Mignon uit een schuurtje te voorschijn had getoverd. Nick was een ogenblik met het meisje in de keuken alleen geweest. Ze had hem per se willen kussen en had aan zijn gulp gefrunnikt. Pas op het laatste moment was het Nick gelukt zich los te worstelen en was hij ervandoor gegaan met de gedachte dat Mignon Franchette het vannacht, als de barones en hij niet terug zouden komen, inderdaad erg eenzaam zou hebben.
  
  Nick trok hard aan de riemen tot ze een goed stuk het meer op waren. Het was hier maar zes en een halve kilometer breed, zodat er geen sprake van was dat ze de wachten aan de kust konden ontlopen, tenzij dezen niet goed opletten of tenzij Nick het eiland tussen de boot en de posten wist te houden. Maar daarop kon hij niet rekenen.
  
  Zijn probleem werd al een heel stuk opgelost door het drukker wordende verkeer op het meer. Later op de morgen merkten ze dat ze in de vaargeul van de grote boten terechtgekomen waren. De mensen aan dek stonden naar hen te kijken toen de witte plezierboten voorbijgingen en zulke grote golven veroorzaakten dat de kleine skiff gevaarlijk schommelde.
  
  'We hebben geluk als we niet hoeven te zwemmen,' zei hij tegen de barones. 'Nog een zo'n golf als die laatste en we zijn er geweest.'
  
  Ze zat precies in het midden, achterin de skiff en hield zich moeizaam in evenwicht. Op de bodem van de boot stond het lunchmandje en de koffer van neushoornleer. De hengels hadden ze weggegooid.
  
  'Misschien is het een goed idee,' zei de barones, 'als we net doen of we verdronken zijn. De politie vindt de omgeslagen boot en de riemen - geen spoor van onze lichamen! Dat zou in dc krant komen. Misschien zouden we zo zelfs Rader en zijn mannen om de tuin kunnen leiden. In ieder geval zouden we wat tijd winnen.'
  
  'Ik betwijfel of we Rader kunnen bedonderen,' zei Nick, 'maar het is geen kwaad idee. Maar eerst moeten we iets vinden waar we naar toe kunnen. We moeten het niet al te echt maken.'
  
  Hij liet de riemen rusten en keek om zich heen. In de verte naderde een grote witte boot van de geregelde lijndienst. Daar hadden ze niets aan. Zo'n boot stopte alleen als je werkelijk in moeilijkheden verkeerde. En er zouden te veel vragen worden gesteld. Wat zij nodig hadden was een particuliere boot. Een gehuurde motorboot of... Nick ontdekte de rode driehoek van een zeilboot op niet al te grote afstand. Er waren met mooi weer altijd wel een stel van die kleine zeilbootjes op het meer. Dat was een mogelijkheid.
  
  Beiden merkten ze het op hetzelfde moment. Mist! Een vochtige, witte mist kwam als een klam en koud doodskleed over het meer opzetten. Hij kwam plotseling uit het niets te voorschijn en wiste de zon volkomen uit. Op hetzelfde ogenblik begon de wind langzaam maar zeker aan te wakkeren. Het water, dat tot nu doorschijnend blauw was geweest, kreeg een vervelende grijze kleur en liet kleine witte golf kopjes zien.
  
  'Dat is de molan,' zei de barones. 'Een valwind. Ik heb het wel eerder meegemaakt. We kunnen beter maken dat we van het meer afkomen, Nikki, of we zitten echt in moeilijkheden.'
  
  'Ik ben het helemaal met je eens.' Nick tuurde door de snel dichter wordende mist. Een van de zeilbootjes ging overstag. Het was nu op weg naar de haven en zou vlak langs hen varen. Nick greep de riemen en begon als een waanzinnige te roeien. Hij stuurde zo dat hij de baan van de zeilboot zou kruisen. Hij hoefde zich nu niet meer ongerust te maken of hij nu wel of niet geobserveerd werd. De mist loste dat wel op.
  
  Toen hij de boot aanriep, liet die het zeil zakken. Hij kwam stampend en slingerend op de woester wordende golven dichterbij. De opvarenden, een jongeman en een meisje, die er allebei gebruind en enorm sterk en gezond uitzagen, hielpen de barones aan boord. Nick gooide haar Gladstone en het lunchmandje achterna en sprong zelf handig over. Terwijl hij dat deed, lukte het hem de aluminium skiff om te doen slaan. Toen de jonge kapitein het zeil hees en ze wegvoeren, lieten ze de skiff, met de riemen ernaast, eenzaam dobberend achter. De wind was nu veel sterker geworden. Het vaartuigje
  
  helde ver over toen het zich in beweging zette voor de lange tocht naar Genève.
  
  'Laat mij maar praten,' zei Nick tegen de barones in het Engels. 'Ga jij maar liever naar beneden en wacht daar op me. Ik zal ze een aardig verhaaltje vertellen en ze wat francs in hun handen stoppen. Ik geloof dat we nog steeds geluk hebben.'
  
  De barones glimlachte en ging langs het gangboord naar de kleine kajuit. Nick liep naar het achterdek, waar de jongen en het meisje dicht naast elkaar in de kuip zaten. Ze waren op een gemoedelijke manier nieuwsgierig naar deze gekke Amerikaan en zijn dame - midden op het Meer van Genève in een skiff terwijl de molan waaide! Sacrebleu! Je vroeg je af of ze wel goed snik waren!
  
  Nick vertelde hun een schandalige leugen over het feit dat hij er met de vrouw van een ander vandoor was. Natuurlijk was haar man een beest en hielden zij echt van elkaar. Hij wist zeker dat ze dat wel konden begrijpen, non? En ze wilden hen zeker wel in Genève aan wal zetten en hun monden dichthouden, oui?
  
  Als ze zijn verhaal al niet geloofden, in de francs die hij hen in de handen drukte, geloofden ze wel. Hij liet ze alleen, worstelend met het roer. Het vaartuigje sneed door het water. De jongeman had gezegd dat ze binnen een paar uur in Genève zouden zijn. Als ze geluk hadden. Nick ging naar beneden, naar de kleine kajuit. De barones lag met haar soepele lichaam languit in een smalle kooi. Ze rookte een sigaret en staarde naar het lage plafond. Nick kuste haar lichtjes op haar rode mond en liet zich toen in de andere kooi vallen.
  
  'Het ziet er naar uit dat we het redden,' zei hij, terwijl hij een sigaret opstak. 'Deze storm was een buitenkansje. Het zal Max Rader toch iets meer tijd gaan kosten voor hij ons weer opgespoord heeft. Natuurlijk lukt het hem wel.'
  
  Zr blies wat rook naar hem toe. 'Maar daar gaat het toch ook om, Nikki? Je wilt hem toch ontmoeten, niet? Je wilt dal bij Ie voorschijn komt, zodat ik je hem kan aanwijzen, is liet niet?'
  
  N3 knikte. 'Ja. Maar ik wil hem op mijn terrein ontmoeten en op een tijd die ik uitkies. Natuurlijk vermoedt hij dat ook wel en zal hij proberen te vermijden mij in de kaart te spelen. Wat ik niet begrijp is, waarom hij tot nu toe nog niets heeft ondernomen. Hij wacht. Maar waarop? Ik heb de indruk dat Rader rustig zit te wachten tot er iets gebeurt. Iets waarvan ik geen flauw benul heb. Ik wou maar dat ik er iets van begreep.' Nick trok aan zijn sigaret en fronste zijn wenkbrauwen.
  
  'Maar hij heeft niet veel tijd gehad, Nikki. Alles is zo snel in zijn werk gegaan! Misschien heeft Max Rader tijd nodig om zijn organisatie op te bouwen. De dingen veranderen zo snel!'
  
  'Misschien.' Nick luisterde naar het spatten en klotsen van het water vlak bij zijn hoofd. Slechts de halve centimeter dikke wand was tussen hen en het meer.
  
  Een ogenblik was het stil in de kajuit, toen zuchtte de barones. 'Vind je ook niet, Nikki, dat ik erg geduldig geweest ben?'
  
  Nick keek haar met één oog aan. 'Geduldig?'
  
  Ze trok een gezicht tegen hem en sloeg haar handen in elkaar. 'Ik heb me erg geduldig gedragen, liefje! In alles. Alles! Die gouden tijger - het ding dat jij in dat valse gebit vond ... bah ... en nu vertel je me weer dat je Osman moest doden. Ik barst van nieuwsgierigheid, Nikki. O, ik weet wel dat ik alleen maar tijdelijk voor jou en AXE werk, maar ik zou toch zo graag weten waarom we al deze dingen doen. Toe, Nikki? We hebben nu de tijd. Vertel me tenminste een beetje van wat er zo allemaal aan de hand is.'
  
  Nick Carter dacht een ogenblik na. Hawk had hem gewaarschuwd haar niet meer te vertellen dan strikt noodzakelijk was. Dat zou hij dus ook niet doen. Toch zag hij er geen kwaad in haar iets over de achtergronden van opdracht Tijger uit de doeken te doen. Waarschijnlijk zou ze het fijne ervan toch niet begrijpen.
  
  Hij vertelde haar wat hij vier dagen eerder in Washington had gehoord.
  
  De Denkers, de jongens met de hersens van axe, hadden jarenlang aan opdracht Tijger gewerkt. Een kern van harde
  
  feiten en heel wat intelligente veronderstellingen waren in hun uiteindelijke analyse en plan de campagne verwerkt.
  
  Hij ging hierom: De gouden tijger met de robijnen ogen was door de Jappen gestolen uit een tempel ergens in een deel van wat nu Indonesië heette. Kolonel Shikoku Hondo was de belangrijkste van de dieven geweest. Spoedig daarna was er in het Verre Oosten een andere kolonel gearriveerd - kolonel Max Rader, een SS-man die door Hitler persoonlijk was aangewezen om de goede betrekkingen tussen de Jappen en de Duitsers te bevorderen.
  
  De Jappen waren er al evenzeer op gebrand zich bij het Derde Rijk bemind te maken. Als ze per slot van rekening samen de wereld gingen verdelen, moesten ze toch ook goed met elkaar kunnen opschieten.
  
  De een of andere knappe Japanse kop kwam op het idee de gouden tijger aan Hitler cadeau te doen. Toen kolonel Rader naar Berlijn terugkeerde, nam hij de tijger mee. Bovendien werd hij vergezeld door kolonel Shikoku Hondo, die benoemd was tot vaste verbindingsofficier in de Duitse hoofdstad.
  
  Hitler was blij met het geschenk, maar hij was geen kunstliefhebber. Hij gaf de tijger aan zijn dikke luchtmaarschalk, Hermann Göring, die de mooie dingen in het leven meer op waarde wist te schatten.
  
  Zoals iedereen weet, was de dikke Hermann een sluw en hebzuchtig man. En een voorzichtig man. In het begin van de oorlog had hij ervoor gezorgd dat de Zwitsers hem een kluis in de bank van Paul Chardet et Fils lieten huren. Hier onderbrak de barones Nick. 'Maar hoe kreeg Göring dat voor elkaar? De Zwitsers zijn zo koppig en recht door zee -zo neutraal! Het lijkt me niets voor hen zich te laten chanteren.'
  
  Nick stak een nieuwe sigaret op. 'De jongens met de hersens zeggen dat dat toch gebeurd is - dat Göring aanbood vijfduizend joden uit de concentratiekampen vrij te laten als de Z wil mts zouden meewerken. En als ze dat niet deden, dreigde bij alles bekend te zullen maken. Je snapt wel dat hij ben daarmee goed te pakken had. Ze werkten dus mee en lie-
  
  ten hem een kluis huren. Alles gebeurde natuurlijk in het diepste geheim en iedereen was redelijk tevreden. Göring had een plaats waar hij zijn buit kon verbergen en de Zwitsers kregen de eer vijfduizend joden gered te hebben.'
  
  Terwijl de oorlog voortduurde, sleepte Göring een steeds grotere buit bij elkaar. Hij gebruikte Max Rader, die inmiddels generaal bij de ss geworden was, om zijn schatten naar Zwitserland over te brengen. Soms vergezelde Shikoku Hondo, die nog steeds kolonel was, de Duitser.
  
  Herman Göring zond de gouden tijger pas in het vroege voorjaar van 1945 naar Zwitserland, toen hij zeker wist dat de oorlog verloren was. Dit was de laatste tocht die Max Rader als koerier voor hem maakte en ditmaal werd hij inderdaad door Hondo vergezeld. En toen besloten de Duitser en de Jap Göring te bedriegen.
  
  'Rader moet geweten hebben dat dit de laatste kans was,' legde Nick uit. 'Göring had hem bevel gegeven de kluis te verzegelen en hem de Franse sleutel te brengen. De jongens met de hersens geloven dat Rader het bevel opvolgde - tot op zekere hoogte dan. Ze geloven ook dat hij en Hondo de sleutel verwisselden! Ze gaven Göring een valse en hielden de echte zelf. Omdat ze elkaar niet vertrouwden, braken ze de sleutel nog een keer middendoor. Ieder hield een stuk. Ze maakten plannen om na de oorlog weer samen te komen en de schat van de dikke samen te delen. Het liep allemaal een klein beetje anders. Hondo stond terecht als oorlogsmisdadiger -hij scheen het leuk te hebben gevonden Amerikaanse soldaten te onthoofden - en hij had het geluk er met dertig jaar af te komen.'
  
  'Rader kwam er helemaal zonder kleerscheuren af,' zei de barones bitter. 'Verdomme!'
  
  'Maar Hondo niet,' ging Nick verder. 'En dat stuurde voor Rader de hele zaak in het honderd! Terwijl Hondo in de gevangenis zat, kon hij niets anders doen dan wachten. Nu hoeft er niet meer gewacht te worden. Hondo heeft twintig jaar van zijn straf uitgezeten en nu hebben ze hem vrijgelaten. Vorige week. In Tokio. Hij ging regelrecht naar Genève en de hele machine is in beweging gekomen. Niet alleen axe, maar een heel stel mensen hebben zitten wachten tot dat tuig achter de gouden tijger aan zou gaan. Het heeft een hoop tijd en geduld en mensen en geld gekost om tot op dit punt te komen. Daarom hebben ze AXE met de laatste fase belast. Niemand kan zich veroorloven de zaak nu nog mis te laten gaan.'
  
  Nick boog zich uit zijn kooi om zijn sigaret in een asbak uit te drukken. Om hen heen klonk slechts het geluid van de storm en het kraken en kreunen van de worstelende kleine boot.
  
  Elspeth von Stadt had zich in haar kooi omgedraaid en keek Nick aan. Ze ondersteunde haar kleine, goed gevormde kin met haar hand en staarde hem aan. Het was half donker in de kleine kajuit. In haar ogen was een vreemde glinstering.
  
  'Je gaat Max Rader doden, hè? Dat hen je van het begin af aan van plan geweest. Daarom hebben ze iemand van AXE gestuurd. Jouw regering wil die tijger hebben, maar ze willen niet dat erover gezanikt wordt. Geen gehannes. Niemand mag waar of wanneer dan ook vragen stellen. Zo zit de zaak, is het niet?'
  
  'Veel meer kan ik je niet vertellen,' zei Nick. 'Je hebt wel zo'n beetje gelijk. Jouw mensen, de West-Duitsers, willen de poen die er in die kluis ligt. De Indonesiërs willen hun tijger terug. Die willen wij hun wel geven en zo een beetje de grote, sterke vriend voor hen spelen. En daarmee het politieke ijzer smeden als het heet is. God weet dat we zulke gelegenheden kunnen gebruiken! Afgezien daarvan: Rader en Hondo zijn oorlogsmisdadigers en niemand zal ze missen of zich druk om hen maken. Dat is misschien hard voor ze, maar ze verdienen niet heter.' Nick haalde zijn schouders op. 'Hondo sloeg Amerikaanse soldaten het hoofd af - Rader was bij de ss. De zaken worden gewoon gelijk getrokken.'
  
  'En jij bent de beul.' Haar ogen waren groot. Ze keek Nick met een vreemde, intense blik aan. Haar lange, mooie lichaam bewoog zich even in de kooi. Nick vermoedde dat ze opgewonden was. Sommige vrouwen, wist hij, werden dat door geweld. Of door verhalen over geweld.
  
  Abrupt probeerde hij van onderwerp te veranderen. 'Ik ben geen beul,' zei hij. 'Ik ben een AXE-agent, dat is alles. Ik heb toestemming om te doden - naar eigen goedvinden. Ik doe het alleen als het absoluut noodzakelijk is.'
  
  Ze staarde hem lang aan. Iets in haar ogen maakte hem onrustig en wond hem tegelijk op.
  
  Zacht, heel zacht zei de barones: 'Kom hier, Nikki.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Het was ver na twaalven toen de zeilboot de haven van Genève binnenvoer. De molan was even abrupt gaan liggen als hij was opgestoken. De zon schitterde weer op de kleiner wordende golven. Bij de Quai du Mont Blanc spoot de fontein in de haven een straal van melkachtig schuim zo'n zeventig nieter de lucht in. In de neervallende nevel tekenden zich ontelbare regenboogjes af.
  
  Nick droeg de koffer en het lunchmandje en zette het meisje tot spoed aan. Hij wilde zo vlug mogelijk uit de buurt van de quai zijn. Hij zei dat hij niet dacht dat ze ontdekt waren, maar ze konden geen enkel risico nemen.
  
  'Ik moet je even alleen laten,' zei hij, 'maar er zal niets gebeuren.' Hij sprak met geen woord over het depot. Terwijl ze de Rue Gaston insloegen, hielden zijn hersens zich bezig met het plan dat vorm had gekregen, juist voordat de barones in een tijgerin veranderd was - maar dan een van een ander soort dan die waarover ze gepraat hadden.
  
  Een tijgerin van vlees en bloed. En deze, erkende Nick, terwijl zij zich door de drukke straten haastten, was inderdaad onverzadigbaar.
  
  Hij liet haar achter op een bank in het stadspark met het lunchmandje naast haar. 'Er gebeurt je niks,' verzekerde hij haar. 'Je moet eruitzien alsof je op iemand zit te wachten voor een picknicklunch. Je zit je te ergeren, omdat hij te laat is. Als de dienders nieuwsgierig worden, speel je maar wat toneel. Bovendien gebeurt dat toch niet. Je ziet er veel te fatsoenlijk uit. Als de zaak helemaal uit de hand loopt - nou, dan heb je altijd je vriendjes onder je kousenbanden nog.' Hij wierp een blik op haar prachtige benen die in haar grijze broek heel slank waren. 'Je draagt ze toch weer bij je, niet?'
  
  Ze kneep in zijn arm. 'Ja, maar ik hoop niet dat ik ze zal moeten gebruiken. Kom gauw bij me terug, Nikki.'
  
  'Zo vlug als ik kan.' Ze bleven staan en Nick kocht aan een
  
  stalletje een zakje pinda's. Hij gaf het haar. 'Alsjeblieft. Voer de duiven maar, dan duurt het wachten niet zo lang.' Hij liet haar alleen en liep een groot warenhuis binnen. Hij ging op in de krioelende menigte en verliet de zaak door een zijdeur. Twee keer stapte hij in een andere taxi over en de laatste zes huizenblokken liep hij. Toen hij het oude, gammele gebouw binnenging waarin het depot was ondergebracht, was hij er zeker van - zo zeker als een AXE-agent maar zijn kon - dat hij niet gevolgd was. Nick grijnsde grimmig toen hij de halfdonkere trap afging die naar het souterrain leidde. Als hij het goed had, zouden ze op het moment niet zo in hem geïnteresseerd zijn. Niet in hem.
  
  Vijf minuten later sprak hij met Hawk in Washington. Kort en bondig vertelde hij zijn chef alles wat er gebeurd was. Hawk luisterde zonder hem in de rede te vallen of commentaar te leveren.
  
  Toen Nick klaar was, zei Hawk: 'Je zit dus nu weer iets meer op rozen, hè? Maar we hebben de beer nog niet geschoten. Nog op geen stukken na.'
  
  'U past uw beeldspraak wat merkwaardig toe, sir,' grinnikte Nick. 'Maar ik begrijp wel wat u bedoelt. Maar al hebben we de beer dan weliswaar nog niet geschoten, toch ben ik al een aardig eind op weg! Het enige wat ik kan doen, is hem nu naar mij toelokken. Rader zal zeer binnenkort tot actie moeten overgaan. Intussen zou ik graag willen dat u zoveel mogelijk te weten probeerde te komen over een Contessa de Lanquoc. Lanquoc, juist ja. Ze woont in Parijs. Was vroeger een tamelijk beroemd concertpianiste.'
  
  'Komt in orde.' Hawk schraapte zijn keel. 'Verder nog iets dat ik weten moet? Kun je goed met barones von Stadt opschieten?'
  
  'Ik zal het zo over haar hebben,' zei Niet Hij wilde dat onderdeel voor het laatst bewaren, omdat Hawk waarschijnlijk wel tekeer zou gaan.
  
  Trekt u de posten bij de bank maar in,' zei hij tegen zijn baas. 'Haal de wachtposten bij de grens ook maar terug, evenals alle andere agenten die bij deze zaak betrokken zijn. Ik heb ze nu niet meer nodig en ze zouden Rader wel eens aan
  
  liet schrikken kunnen maken. Ze zouden hem misschien de stuipen op het lijf jagen, zodat hij iets gaat doen wat mij niet goed uitkomt. Ik moet zorgen dat hij te voorschijn komt en daarbij heb ik niemand nodig. Dat bevalt me trouwens allerminst - de manier waarop hij zich kalm en rustig houdt en maar blijft wachten, alsof hij alle tijd heeft. Dat bevalt me helemaal niet. Het is een sluwe vogel en hij schijnt een behoorlijke organisatie achter zich te hebben. Hoe meer tijd hij heeft, hoe lastiger zal het worden hem te pakken te krijgen. Ik moet hem uit z'n dekking halen. Anders kan ik hem onmogelijk te pakken nemen.'
  
  'Hmmmmm...' Hawk scheen dat te betwijfelen. Nick kon hem als het ware aan zijn bureau zien zitten. Schraal en mager, kauwend op zijn eeuwige sigaar die hij nooit aanstak, zijn sluwe, oude brein werkend als een computer.
  
  'Weet je zeker dat je dit alleen wilt opknappen?' Hawk twijfelde nog steeds.
  
  'Ja. Ik geloof dat dat het beste is. Vergeet niet dat ik Hondo's stuk van de sleutel heb. Rader móét die sleutel hebben, anders schiet hij niets op. Hij moet vroeg of laat uit zijn schuilplaats te voorschijn komen. Zoals ik al zei, ik maak me een tikkeltje ongerust, omdat hij nog steeds niet tot actie is overgegaan. Maar hij zal het toch wel moeten. En heel gauw ook. Ik ben bezig een spelletje te spelen. Ik heb het aas vast voor hem aan de haak gedaan.' Nu kwam het dan. Hawk zou wat hij nu te horen kreeg, waarschijnlijk helemaal niet zo leuk vinden.
  
  'Wat bedoel je met aas aan de haak gedaan?' Hawk's stem klonk droog en onderzoekend. Nick kon zich voorstellen dat hij gespannen zat te luisteren.
  
  'Ik gebruik de barones als aas,' zei Nick. 'Ik heb haar in het stadspark achtergelaten. Ik ben er bijna zeker van dat we daarheen werden gevolgd, maar dat heb ik haar niet verteld. Als ze haar te pakken nemen en ik denk wel dat ze dat doen, komt er schot in de zaak.'
  
  liet bleef lange tijd stil. Over de radio kon Nick horen dat Hawk zijn keel schraapte. Dat zou zijn oude sigaar wel niet overleven, dacht Nick.
  
  Toen: 'Je hebt carte blanche, N3. Dat weet je natuurlijk.' Nick grinnikte. Hawk noemde hem alleen maar N3 als hij ontevreden was.
  
  Hawk ging verder: 'Volgens mij is dit te riskant. Zij is een spionne die we van een bevriende mogendheid te leen hebben gekregen. In zekere zin zijn wij verantwoordelijk voor haar. Ik zou het niet goedgekeurd hebben.'
  
  'Ik had geen tijd meer om het u te vragen,' zei Nick vlot. 'En zoals u zegt, sir, ik heb carte blanche. Ik denk dat het wel zal werken.'
  
  Maar door ze dat meisje in handen te spelen, heb je ze een wapen tegen je gegeven.'
  
  Nee, sir. In ieder geval, ik zie het anders. Ik heb gewoon maar gezorgd dat ik een tussenpersoon bij Rader kreeg. Ik geloof niet dat hij het meisje iets zal doen - niet direct.'
  
  Hawk kuchte.
  
  'Terwijl zij de enige is die zijn nieuwe gezicht kent? Dacht je dat hij haar in leven zal laten?'
  
  'Nee,' gaf Nick toe, 'dat denk ik ook niet. Ik denk dat hij van plan is haar te doden.'
  
  'Hoe kun je dan, verdomme ...' begon Hawk op te spelen. 'Zover komt het niet,' beloofde Nick. 'Ik heb haar bij Rader gekregen - dat hoop ik tenminste - en ik zal haar daar ook weer vandaan halen. Levend.'
  
  'Je bent wel verdomd zeker van jezelf, knaap!'
  
  'Niet meer dan gebruikelijk,' zei Nick Carter. 'Kijk, de zaak zit zo in elkaar, sir. Rader zal zich pas druk maken over het meisje als hij het andere stuk van de Franse sleutel heeft. Hij moet die sleutel wel te pakken krijgen. Anders zijn al zijn plannen plus twintig jaar wachten naar de maan. En om die sleutel te krijgen, zal hij met mij zaken moeten doen. Hij weet dat als hij het meisje iets aandoet, ik niet met hem in zee zal gaan. Nog iets anders is, dat Rader in tijdnood komt te zitten - het meisje heeft me verteld dat ze bijna zover zijn dat ze hem voor zijn oorlogsmisdaden weer voor het gerecht kunnen slepen. En de Zwitserse banken blijven die deposito's niet eeuwig bewaren. Ik weet niet hoe dat volgens de wet in elkaar zit, maar ik geloof dat de tijd niet ver meer is dat ze alles kunnen inpikken wat er dan ook maar in die kluis mag zitten. Dat zal Rader ook wel weten. Hij zit bijna knel. Ik ben zijn enige hoop! Hij moet die sleutel van mij hebben - en om dat te kunnen bewerkstelligen moet hij zich vertonen. Als hij dat doet, dood ik hem, pik zijn stuk van de sleutel in en kunt u uw verdomde tijger krijgen en naar Soekarno opsturen en kunnen wij de vriendelijk, vrijgevige oom uithangen. Ik heb niet het idee dat we daar iets voor kopen, maar dat is mijn zaak niet.'
  
  'Ik ben blij dat je je van dat feit bewust bent, N3.' Hawk's stem klonk nogal kil. 'En ik wil nog een keer herhalen wat je bij je laatste instructies ook al verteld is: het departement van Buitenlandse Zaken wil de eerste zijn die die tijger onder ogen krijgt. Als je hem dus toevallig in handen mocht krijgen - op een andere manier dan door hem gewoon uit de kluis te halen, bedoel ik - denk er dan aan dat Buitenlandse Zaken hem eerst te zien krijgt.'
  
  'Begrepen,' zei Nick. 'Ik weet dat er meer achter dit zaakje steekt dan u mij vertelt, sir. En dat vind ik prima - hoe minder ik weet, hoe minder ik kan vertellen als het werkelijk eens mocht gaan spannen. Ik ben niet zo'n cyaankali-jongen.'
  
  Nick had nooit een goed woord over gehad voor die kleine dodelijke capsules die sommige AXE-spionnen bij zich droegen. Hij had te veel vertrouwen in zijn eigen kunnen om zelfmoord ooit te overwegen.
  
  Hawk's stem klonk nu heel droog. 'Ik ben blij te horen dat je je kunt verenigen met de manier waarop wij hier de zaken regelen, N3. Ik weet ook zeker dat de President hiermee erg blij zal zijn. En als dit je iets prettiger doet voelen... er zijn maar drie mensen die weten waarom wij die tijger werkelijk willen hebben. Ikzelf, de minister van Buitenlandse Zaken en de President van de Verenigde Staten. Verder nog iets?'
  
  'Jawel, sir. Ik heb een wagen nodig. Direct. Eén van de Jaguars lijkt me het geschiktste.'
  
  'Goed. Vraag er maar een bij het depot. Ik zal ze later mijn fiat wel geven. Dat is alles?'
  
  'Dat is alles. Ik moet ervandoor. Als ik geluk heb en ik trek met mijn kleine beetje stroop wat vliegen aan - nou, dan geloof ik wel dat ik dit zaakje binnen een paar uur op kan lossen. Denkt u er alstubüeft wel aan dat ik liever heb dat niemand zich er verder mee bemoeit. Tenzij ik een schreeuw om hulp geef! Ik moet dit op mijn eigen manier doen.'
  
  'Begrepen. Veel geluk, kerel. En ... Nick ...'
  
  'Sir?'
  
  'Wees voorzichtig.'
  
  'Dat ben ik. Goedendag, sir.'
  
  Met de mannen die dienst deden in bet depot, sprak Nick af dat ze binnen een uur een Jaguar op het parkeerterrein van Hotel Excelsior zouden brengen. De AXE-wagens waren meestal nieuw, maar dusdanig behandeld dat ze er oud en verwaarloosd uitzagen. De banden die speciaal voor AXE gemaakt werden, waren kogelvrij, evenals de ruiten en de speciaal geconstrueerde carrosserie, AXE deed niet veel aan bijzondere technische foefjes, maar in de wagens was wel een normale radar- en radio-installatie aangebracht die direct op het Europese netwerk van AXE was aangesloten.
  
  Nick liep zachtjes te fluiten toen hij het depot verliet en op weg ging naar het stadspark. Hij hoopte dat de barones er niet op hem zat te wachten. Hij was er zeker van dat ze vanaf de haven gevolgd waren. Dat had hij trouwens ook verwacht. Hij had tegen het meisje iets anders beweerd, maar Nick wist zeker dat hij de man gezien had die hen schaduwde. Een kleine, dikke vent in een leren windjack en met een slappe deukhoed op.
  
  Het kwam mooi uit. Toen hij het meer op ging, had Nick niet werkelijk gehoopt Rader's mannen kwijt te raken. Ook die plotselinge storm zou hen waarschijnlijk niet in de war hebben gebracht. Ze zouden er wel op gerekend hebben dat ze Nick en het meisje weer op zouden pikken. De enige vraag die er voor hen overbleef was, waar Nick en het meisje naar toe waren gegaan. Max Rader had kennelijk mensen genoeg; hij zou iedere uitwijkhaven die binnen hun bereik lag, wel in de gaten gehouden hebben.
  
  Toen hij de plaats naderde waar de barones zou wachten, begon Nick vlugger te lopen. Hij maakte de indruk zich te haasten en zich zorgen te maken. Als hij Rader om de tuin wilde leiden, moest hij een goed stukje toneelspel weggeven - als hij hem überhaupt om de tuin kon leiden.
  
  Nick Carter bereikte de plaats waar hij de barones had achtergelaten. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Geen barones. Goed zo. Ze hadden haar dus. Hij was er zeker van dat ze heel vakkundig en handig te werk waren gegaan. Ze zou geen enkele kans hebben gehad om herrie te maken en zeker niet om haar kleine wapens te gebruiken. Daarover had Nick zich wel even zorgen gemaakt. Als de barones zich verzet of geschreeuwd had of op een andere manier de aandacht van de politie getrokken zou hebben, zou zijn list mislukt zijn. Dan zou alles jammerlijk misgelopen zijn. Rader's mannen zouden dan geschrokken zijn en ervandoor zijn gegaan. De barones zou waarschijnlijk de gevangenis ingedraaid zijn. En Nick en Rader zouden zich nog steeds in een impasse bevonden hebben.
  
  Dus liep Nick met een gevoel van diepe voldoening voor de bank heen en weer waar hij de barones ontmoet zou hebben. Hij deed of hij er niets van begreep, fronste zijn wenkbrauwen, wreef zich nerveus over zijn kin en keek in het rond met een uitdrukking van grote verbazing op zijn gezicht. Hij stak een sigaret op, nam zenuwachtig een paar trekken en gooide hem toen weg. Hij was er zich van bewust dat hij gadegeslagen werd. Door wie wist hij niet. Maar hij voelde het. N3 vergiste zich daar bijna nooit in. Als hij begluurd werd, kreeg hij een kriebeling langs zijn ruggengraat. En die had hij nu.
  
  Nick Carter bleef tien minuten wachten. Ongerust keek hij naar iedere vrouw die langsliep. Hij stond op de barones te wachten en hij zou haar behoorlijk uitvloeken als ze van haar uitstapje terugkwam. Af en toe schopte hij geïrriteerd tegen Gladstone.
  
  Toen hij er tenslotte zeker van was dat degene die hem gadesloeg het had begrepen, keerde hij zich om en wandelde buigzaam het park uit. Hij liep als een man die diep in gepeins verzonken is.
  
  Hij ging naar het centrum van de stad. Een kwartier later liet hij zich in Hotel Excelsior inschrijven, betaalde vooruit en weigerde Gladstone door de piccolo te laten dragen.
  
  De lift was ouderwets. Een soort open kooi. Juist toen hij naar boven ging, keek Nick door het raamwerk en zag de man met de deukhoed het hotel binnenkomen en naar de portier toelopen. Het zou nu niet lang meer duren. Nick grinnikte. Hij had met grote letters zijn eigen naam in het hotelregister ingevuld. Nicholas Carter. Voor Max Rader was nu alles kant en klaar. De volgende zet zou hij moeten doen.
  
  In het depot hadden ze zijn koffer van neushoornleer weer aangevuld. Nick had nu nieuwe kleren en andere, dodelijker, dingen bij zich. Hij nam een douche en trok schone spullen aan. Hij wachtte. Hij zou opgebeld worden, daar was hij zeker van.
  
  Terwijl hij zich schoor, neuriede Nick zachtjes.
  
  Hij had net zijn dagelijkse yoga-oefeningen gedaan toen de telefoon ging. Nick pakte de hoorn en zei:
  
  'Ja?'
  
  'Mr. Carter? Mr. Nicholas Carter?' Het was een lage, besliste en bevelende stem. Een stem die gewend was orders uit te delen.
  
  Nick grijnsde en tikte de as van zijn sigaret. 'Ja. Ik ben Nicholas Carter. Is dit generaal Rader?' Het kan nooit kwaad titels en rangen op de juiste manier te gebruiken, dacht hij. Zelfs de slimste van dit soort vogels is nog wel wat stroop om de mond te smeren.
  
  Er viel een lange stilte, die slechts door wat gezoem op de lijn verstoord werd. Toen zei de stem: 'Ja, ik ben generaal Max Rader. Of dat was ik. Ik voel me gevleid dat u zich mijn vroegere rang herinnert, Mr. Carter.'
  
  'O, dat is niets,' zei Nick opgewekt. 'We hebben een heel aardig dossier over u, generaal. Een heel aardig dossier.'
  
  'Dat geloof ik direct, Mr. Carter. Maar laten we verder gaan. Ik heb u niet opgebeld om beleefdheden uit te wisselen. Ik zal erg kort zijn - o, en als u soms maatregelen hebt genomen om erachter te komen waar ik vandaan bel, doet u dan
  
  maar geen moeite meer. U zou bij een gewone telefooncel terechtkomen.'
  
  'Dat had ik wel gedacht,' zei Nick. 'Ik heb dus maar niets ondernomen. Wat had u op uw lever, generaal?' Alsof hij dat niet wist!
  
  'Ik zal heel kort zijn, Mr. Carter. Ik heb het meisje - barones von Stadt. Waarschijnlijk had u dat al geraden?'
  
  'Inderdaad, ja. Het was zorgeloos van mij haar alleen te laten. Ik dacht dat we uw mensen eventjes kwijt waren. Ik heb me vergist.' Hij liet een toon van bezorgdheid en van een begin van woede in zijn stem doorklinken. 'Blijf van haar af, generaal. Ik zou niet graag willen dat haar iets overkwam. Ik waarschuw u - ik stel u persoonlijk verantwoordelijk voor haar veiligheid!'
  
  Rader gromde. 'Ik verheug me erop je te ontmoeten, Carter. Echt. Ik heb veel over je gehoord, maar het merendeel daarvan beschouw ik als leugens of behorend tot de legende die je schijnt te worden. Maar wat ze over je onbeschaamdheid zeggen, lijkt dus wel te kloppen. U, mijn beste meneer, verkeert absoluut niet in de positie om iets in het midden te brengen. Zeker niet als u iets om de barones geeft.'
  
  'O, maar dat doe ik zeker, generaal. Ik geef veel om de barones. Daarom waarschuw ik u juist. Laat haar niets overkomen, doe haar geen kwaad. Afgezien van alles is dat ook niet noodzakelijk. Ik geloof dat wij waarschijnlijk onze zaken wel kunnen afhandelen zonder dat er iemand narigheid ondervindt.'
  
  Weer was het stil. Nick grijnsde tegen de telefoon. Hij stuurde de gedachten die Max Rader zich al gevormd had, wat in de war en het begon voor die mof al een heel klein beetje lastiger te worden.
  
  Toen: 'U bent dus bereid mee te werken? Om het meisje te ruilen voor wat ik wil hebben?' Rader sprak goed Engels, met een licht Duits accent.
  
  'Dat hangt ervan af,' zei Nick. 'Ik houd er niet van om met een figuur als u te onderhandelen - ik zou u veel liever met m'n blote handen de nek om willen draaien. Maar ik heb mr Ir blanche in deze zaak. En als er onderhandeld moet worden, dan zal ik dat doen. En ik schijn een domme fout gemaakt te hebben. U heeft me te pakken, generaal. Ik wil dat meisje terug.'
  
  Rader lachte. 'U bent in ieder geval eerlijk. Ik kan me goed voorstellen dat u me graag zou doden. Ik zal ervoor zorgen dat u niet de kans krijgt. Wat ons handeltje betreft - misschien kunnen we tot zaken komen. Maar ik waarschuw je, Carter. Ik waarschuw je met klem - geen geintjes!'
  
  Nick liet zijn stem een beetje verslagen klinken. 'Zoals u al zei, generaal, verkeer ik eigenlijk niet in een positie om veel noten op mijn zang te hebben. Ik vind het niet prettig om het loodje te moeten leggen tegen een schoft als u bent. Maar als het moet, moet het - wat stelt u voor?'
  
  'Ik heb reden om aan te nemen dat u kolonel Hondo's stuk van de Franse sleutel hebt,' zei Rader. 'Dat wil ik hebben. In ruil daarvoor geef ik u het meisje terug. Gezond en wel.'
  
  'Dat is niet genoeg,' zei Nick. 'Ik zal ook wat uit dit zaakje moeten slepen of mijn naam betekent niets meer. Ik heb de zaak tot nu toe aardig verpest en ik mag wel eens om mijn eigen huid gaan denken. Ik kan zorgen dat u de tijger krijgt - hoewel dat mijn baas helemaal niet zal bevallen - maar ik moet de rest hebben van wat er in die kluis zit. Göring's hele buit. Als ik dat eruit kan slepen, zullen ze me misschien niet neerknallen. Wat zegt u ervan, generaal? Het meisje en de inhoud van de kluis krijg ik. U krijgt de tijger en een mooie voorsprong.'
  
  Rader bleef zo lang stil dat Nick bang begon te worden dat hij te grof gegokt had. Hij kon niet hopen dat hij de man ervan zou overtuigen dat hij absoluut eerlijk spel speelde. In ieder geval niet over de telefoon. Maar Nick hoopte wel dat hij Rader een heel klein beetje aan het twijfelen kon brengen - dat het idee tot hem doordrong dat er een kans was dat Nick eerlijk spel speelde.
  
  De werkelijke zwakte in zijn stelling lag in het gemak waarmee zij het meisje te pakken hadden gekregen. Dat wist Nick en daarvoor was hij bang. Toch scheen dat tot nu toe nog niet tot Rader doorgedrongen te zijn. Hij scheen het feit dat Nick een domme fout had gemaakt te slikken.
  
  Eindelijk zei Rader iets. 'Telefonisch hebben we nu genoeg gesproken,' zei hij kortaf. 'Te veel. We moeten dit onder vier ogen maar uitpraten, Carter. Jij gaat dus terug naar Villa Limbo en je wacht daar. Dat is alles. Gewoon wachten. Ik zal heel binnenkort contact opnemen. En denk er goed aan - geen foefjes! Of je ziet barones von Stadt niet levend terug.'
  
  'En jij,' antwoordde Nick vriendelijk 'krijgt dan Hondo's stuk van die Franse sleutel nooit in handen. En nu we het toch over dat nare vriendje van je hebben - wat is er met zijn lichaam gebeurd? De politie doet er geen mond over open.'
  
  Max Rader begon weer te lachen. Dit keer met iets van echt plezier. 'De politie weet niets van Hondo af. En hij is niet dood!'
  
  'Verdomme,' zei Nick, 'dan begin ik inderdaad af te zwakken!'
  
  'De kolonel is in mijn handen,' ging Rader verder, 'en te zijner tijd zal ik wel met hem afrekenen. Maar laten we het niet over Hondo hebben - die is nu van geen enkel belang meer.'
  
  'Goed,' stemde Nick toe. 'Dat begrijp ik. Zonder de helft van die sleutel is hij van geen enkel belang. Ik voorzie een graf in de golven voor de kolonel, hè?' Opgewekt voegde hij eraan toe: 'Overtuig je ervan dat er genoeg ballast gebruikt wordt, generaal. We zouden toch niet graag willen dat hij weer boven kwam drijven en iedereen een hoop last bezorgde?'
  
  'Hondo is een idioot en krijgt wat hij verdient,' gromde Rader. 'Zo is het wel genoeg - ga naar de villa en wacht daar.'
  
  'Okay,' zei Nick. 'Komt in de bus - o, ja, ik geloof wel dat ik dat nog even moet zeggen. Ik heb Osman moeten doden.'
  
  Het duurde even, toen gniffelde Rader.
  
  'Dat hindert niet. Hij was óók niet belangrijk. Alleen maar een werktuig - maar ik begin inderdaad te geloven wat ze van je zeggen, Carter. Ik zal uiterst voorzichtig met je moeten zijn.'
  
  'Dat geldt ook voor mij,' zei Nick Carter. 'Saluut, generaal. We zien elkaar nog wel.'
  
  'Au revoir, Carter. Zoals je zegt - we zien elkaar zeker nog wel.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  De Jaguar stond op de parkeerplaats van Hotel Excelsior op Nick te wachten. De sleuteltjes zaten erin. Onder die doorgelopen verf en de opzettelijk gehavende spatborden school een spiksplinternieuwe wagen - een XK-E met een maximumsnelheid van 220 km. per uur. Deze wagens waren nog zo nieuw dat zelfs PURG er geen voor Nick had gehad om wat mee te oefenen. Terwijl hij nu de geweldige kracht van de sterke motor voelde, hoopte hij dat hij het gas nooit op de plank zou hoeven te trappen. Niet op die Zwitserse wegen!
  
  Dat wat hij nodig dacht te hebben, had hij uit Gladstone gehaald en daarna de koffer in het Excelsior in bewaring gegeven. Van nu af moest hij met weinig bagage reizen. Gemakkelijk en snel.
  
  Hij had de rest van de middag voor zichzelf. Tactisch hoefde hij niet te werk te gaan, want hij geloofde niet dat Max Rader hem zou laten volgen. Dat zou geen enkele zin hebben. Rader en of zijn mannen zouden even na het donker naar de villa gaan - Nick kon zich niet voorstellen dat ze dat overdag zouden doen - en ze zouden verwachten Nick daar aan te treffen. En hij zou er zijn. Hij werd met de minuut ongeduldiger. De zaak moest nu fors aangepakt worden. Als hij Rader moest doden - en hij was er vrijwel zeker van dat hij dat zou doen - wilde hij dat zo snel mogelijk doen. Hondo zou geen bedreiging voor hem vormen. Als Rader tenminste de waarheid had gezegd en de Jap inderdaad nog leefde. En als Nick het stuk sleutel van Rader te pakken kon krijgen, zoveel te beter. Kon hij het niet te pakken krijgen en was Rader net zo slim in het uitkiezen van een bergplaats als Nick zelf, dan zou AXE van het toneel moeten verdwijnen en zouden de diplomaten de zaak overnemen. Dat zou een hoop tijd kosten en de zaak zou dan in de openbaarheid komen. Dat wilden de Verenigde Staten niet. Wat er ook met die gouden tijger aan de hand mocht zijn, wat het ook was dat het zo belangrijk maakte hem te bezitten - en Nick had geen flauw benul van wat er werkelijk aan de hand was - hij wist dat zijn regering niet wilde dat de rest van de wereld ervan op de hoogte kwam. Dat was hem wel duidelijk geworden toen hij zijn instructies kreeg. Hawk en Buitenlandse Zaken wilden dat de zaak goed en degelijk en in het geheim werd aangepakt en dat er geen sporen werden nagelaten. Dat wilde Nick ook. Hij had een hekel aan slordigheden.
  
  Voor hij het hotel verliet, had hij Wilhelmina nagekeken en geolied. De 9 mm. Luger, ontdaan van alle niet essentiële onderdelen, was in prima conditie. Evenals Pierre, die gezellig in Nick's zak zat. Hugo, die in de schede in zijn mouw stak, had een bad met zeep, water en alcohol gehad om het lemmet van ieder spoortje van Osman's bloed te ontdoen. Terwijl hij langs het meer in de richting van Montreux en de goede lunch reed, die hij zichzelf beloofd had, vroeg Nick zich af of Osman nog steeds aan zijn kluisters in het botenhuis dreef. Misschien was hij nu wel gezonken. Dat hinderde niet. Waarschijnlijk zou er de eerste dagen niemand dat botenhuis binnengaan en alleen Mignon Franchette en Max Rader wisten van Ospian's dood af. Het was moeilijk te zeggen wie van de twee er zich het minst om bekommerde.
  
  Nick lunchte uitstekend in een kleine herberg, op nauwelijks een steenworp afstand van het oude kasteel Chillon. Hij dacht een tijdje na over het sombere gedicht van Byron en zette het toen uit zijn hoofd. Na de korte uitbarsting van de molan was het toch nog een heel mooie dag geworden en Nick wilde ervan genieten. Hij dronk met kleine teugjes van zijn Clos Vougeot en rekte dit ogenblik van rust zoveel mogelijk uit. Hij dacht aan de barones.
  
  Hij moest toegeven dat ze hem meer deed dan welke vrouw dan ook. Het kwam niet door haar felle temperament, noch door haar schoonheid, noch door haar raadselachtigheid. Zelfs haar weinig gelukkige leven tot nu toe was niet de oorzaak van dit gevoel voor haar. In zijn hart was Nick Carter niet zo'n warmvoelend mens. Hij kende het verschil tussen gevoeligheid en sentimentaliteit. De wereld was een mesthoop, waarop landen en individuen een verbitterd gevecht om het bestaan voerden. Voor de verliezen had Nick maar weinig tranen over.
  
  Met de absolute eerlijkheid die hij kon opbrengen als hij alleen was, vroeg Nick zich af of hij verliefd was op de barones. Absurd! AXE-spionnen werden niet verliefd. Die tederheid en hartstocht waren voor de gewone man. Hij stond daarbuiten. Voor een spion zou het niet minder dan een ramp betekenen verliefd te worden.
  
  Toch bleef Nick Carter een tijd lang in gedachten verzonken achter zijn glas zitten. De zon was al ondergegaan toen hij zich op weg naar de villa begaf.
  
  Het was een donkere en winderige nacht. De maan verborg zich achter laaghangende wolken. Met de zon was het ook met het mooie weer afgelopen. In de aanwakkerende wind kon Nick de vochtige prikkeling van een nieuwe storm ruiken. Dat kwam niet zo slecht uit, dacht hij. Een donkere nacht geschikt voor duistere daden.
  
  Hij bevond zich ergens in een voorstad van Genève. Er waren maar weinig straten en er stonden niet veel lantaarns. Hij was hier niet bekend en verdwaalde een paar keer, voordat hij de bont gekleurde lichtjes van de kleine kermis ontdekte die hij de vorige nacht ook al had gezien. Hij gebruikte ze als baken en vond uiteindelijk een smalle weg die naar het meer leidde en recht tegenover het eiland en de villa uitkwam. Hij liet de Jaguar aan het eind van het pad onder een bosje zilverberken achter. Dit was kennelijk een plaats waar geliefden elkaar ontmoetten, maar ze werd vanavond gelukkig niet gebruikt. Hij liep naar de rand van het meer. Tegenover hem lag het eilandje met de villa. Uit alle vensters straalde licht.
  
  Nick bleef even in gedachten verzonken staan toen hij al dat licht zag. Mignon, die zich verweerde tegen het donker en de eenzaamheid? Mignon, die misschien met een paar van haar vrienden een feestje maakte? Nick fronste zijn wenkbrauwen. Dat zou de zaak een stuk ingewikkelder maken.
  
  Hij luisterde een ogenblik naar het geluid van de draaimolen op de kleine kermis, haalde toen zijn schouders op en begon te zoeken. Zou nu en dan gebruikte hij zijn potlooddunne zaklantaarn. Hij dacht dat Rader en zijn mannen al wel op het eiland zouden zijn.
  
  Het kostte hem vijf minuten om te vinden wat hij zocht - het roeibootje van een visser, gemeerd aan een klein, verrot steigertje. Terwijl hij opgewekt bezig was de boot te stelen, merkte hij dat er vanavond nog heel wat meer boten op het meer waren. Hun witte, rode en groene lichten lagen als kleine, schitterende juwelen over het donkere oppervlak van het water verspreid. In de buurt van het eiland waren er geen. De meeste bleken naar de kust te varen, omdat de wind bleef aanwakkeren. Verderop langs de kust kon Nick de stralende schijnwerpers zien van wat het grote botenhuis van een club leek te zijn. De meeste boten gingen die richting uit. Terwijl hij zich aan de riemen zette en het meer oproeide, overwoog Nick dat Rader en zijn mannen waarschijnlijk daar vandaan zouden vertrekken. Tenzij Rader's organisatie - waarvan Nick steeds meer onder de indruk kwam - ook uitgerust was met motorboten. Maar dat betwijfelde hij toch. Hij betwijfelde ook of Rader persoonlijk naar de villa zou komen. Daar was hij veel te sluw voor.
  
  Nick roeide om het eiland heen om het van de kant van het meer te benaderen. De dollen waren gelukkig goed geolied en hij maakte maar weinig lawaai. Vijf minuten lang bleef hij voor de kust dobberen. Hij keek naar het eiland en luisterde. Het bootje deinde op de langzaam ruwer wordende golven die de wind over het meer blies. Het was een veranderlijke wind. Elke minuut veranderde hij van richting en als hij van het eiland afkwam, kon Nick zachte muziek horen. Had Mignon Franchette de radio aan?
  
  Hij roeide het bootje naar een modderig strandje en trok het naar boven. Vijftien meter verderop begonnen de rotsen. Met zijn zaklantaarn ontdekte Nick tenslotte een ruw gebaand pad dat naar boven liep. Vijf minuten later bevond hij zich tussen de bomen achter de villa en staarde naar de helder verlichte keukenramen.
  
  Het huis straalde een zee van licht uit. Zowel van boven als van beneden. Als het inderdaad Mignon was, voerde ze een gevecht van jewelste tegen de storm en de nacht. De villa leek wel een vuurtoren in de nacht. Nick kon de radio nu duidelijk horen. Er werd een wals van Strauss gespeeld.
  
  Hij wachtte. De situatie beviel hem steeds minder. Er ontbrak een uiterst belangrijk detail. Achter de jaloezieën bewogen geen schaduwen. En door de open ramen kon hij Mignon niet ontdekken.
  
  Er bewoog zich niets in Villa Limbo. Er waren alleen maar de heldere lichten en de muziek.
  
  Weer kreeg Nick dat waarschuwende gevoel. Zijn huid begon te prikken. Het was alsof hij naar een lawaaierige, schitterend verlichte graftombe stond te kijken. Er was te weinig beweging.
  
  Toch kon hij niet eeuwig onder deze bomen blijven staan. Nog steeds in de schaduw ging hij naar links en rende gebukt om de villa heen. Hij sloop zo voorzichtig als een woudloper, zo zacht als een tijger. De paden die naar de villa liepen, naderde hij stuk voor stuk sluipend en op zijn hoede. Niets. Geen posten. Niemand wachtte hem op. Eiland en villa waren verlaten, ondanks het lawaai van die radio en het licht van al die lampen. En dat maakte een dreigender indruk dan schaduwen en stilte ooit hadden kunnen doen.
  
  Nick was nu helemaal om de villa heengelopen en bevond zich weer op het punt waar hij begonnen was. Hij bleef even staan om de Luger in zijn riem en zowel Pierre als Hugo te controleren. Toen rende hij naar de keukendeur van de villa. Nu zou hij het gauw weten.
  
  Niets. Nick trok een vliegendeur open en glipte de grote keuken binnen. Hij bleef met een schok staan, zijn blik gekluisterd aan het ding dat in het midden van de keukenvloer lag. Nick Carter kreeg een brok in zijn keel. Dit was een van de weinige keren in zijn leven dat hij medelijden voelde. Ze was zo'n opgewekt, gewoon en onschuldig meisje geweest!
  
  Mignon Franchette was op de harde manier gestorven. Ze had geklauwd en gevochten, om het leven waar ze zo van hield, te behouden. Ze lag als een lappenpop in het midden vim de glanzende tegelvloer, haar leuke mollige benen gespreid, haar poezelige handen nog tot klauwen gekromd.
  
  Haar gebroken ogen, waarvan het wit glinsterde, staarden op een verschrikkelijke manier strak naar het plafond.
  
  Nick liep dicht langs de muur weg van de deur en bleef toen staan luisteren. De radio was ergens aan de voorkant van het huis. Waarschijnlijk in de studeerkamer van de contessa. Hij herinnerde zich dat hij daar een Telefunken had zien staan toen hij de villa uitgekamd had.
  
  Hij liep vlug de keuken door en knielde naast het dode meisje neer. Er was geen twijfel mogelijk. Ze was dood. Haar ogen, die vroeger zo warm en donker en vol hartstocht waren geweest, leken nu op de glazige ogen van een dood dier. Weer voelde Nick medelijden ... en woede. Waarom? En op wie? Hij was er zeker van dat Mignon op geen enkele manier iets met Max Rader te maken had gehad. Osman was bij Rader in dienst geweest en Osman was dood en dreef in het kleine botenhuis.
  
  Wie was er nog meer op het eiland geweest? Of was er nog steeds?'
  
  Nick hoorde het, maar niet op tijd. Zelfs zijn geweldige reactievermogen schoot hier te kort.
  
  Wat hij had gehoord, was het zachte kraken van de keukendeur geweest, toen die geopend werd.
  
  Er werd hem iets kouds in zijn nek geduwd.
  
  Shikoku Hondo zei: 'Handen omhoog alsjeblieft, Mr. Carter.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  
  Nick Carter, N3 voor AXE, begreep dat hij zich dicht bij de dood bevond. Hij was maar een zucht - een vingerbeweging aan de trekker - van de eeuwigheid verwijderd. Hij had nu geen enkele speelruimte meer en kon zich geen enkele fout veroorloven. Shikoku Hondo had hen op de een of andere manier allemaal om de tuin geleid. Nick Carter had die bittere pil maar te slikken en moest nu maar proberen een uitweg te vinden. Laat je hersens snel werken, Killmaster!
  
  Hij had nog altijd dat stuk van die Franse sleutel. De enige troef die hij in handen had.
  
  Nick stak zijn handen hoog in de lucht en draaide zich om. Heel langzaam.
  
  Hondo deed een stap achteruit. Het pistool in zijn hand was rotsvast op Nick's borst gericht, hoewel de kleine Jap op een stoel moest leunen om zich te ondersteunen. Hij zag eruit als de geest van iemand die verdronken is en die nu uit de doden was opgestaan om de stervelingen op te jagen. Hij had geen jas aan, geen das om, zijn shirt hing in stukken om zijn lichaam en was vuil van de modder. Schoenen droeg hij ook niet. Zijn eens zo keurig opgeperste broek had nu geen vouw meer en was smerig.
  
  Nick, die wanhopig tijd probeerde te winnen, opende met een uitdagende eerste zet. Een oosterling zou angst onmiddellijk aangrijpen om er voordeel uit te halen. Als hij hem een beetje op stang zou jagen, zou dat de Jap misschien in verwarring brengen. Jappen wisten nooit goed hoe ze op zo iets moesten reageren.
  
  'Wat zie jij er belazerd uit,' zei Nick. Hij trok een onverstoorbaar gezicht en keek Hondo aan. 'Heb je een pak op je donder van je vriend Rader gehad?'
  
  Hondo wierp hem een blik vol haat toe. Zijn apengezicht look van geel perkament dat te strak over zijn schedel getrokken was. Hij miste zijn voortanden.
  
  'Ik weet dat je gewapend bent, Carter,' zei Hondo langzaam terwijl zijn slappe lippen van pijn vertrokken. Hij liet zich langzaam in de stoel zakken waar hij op geleund had. Het pistool trilde geen moment en bleef vast op Nick's maag gericht.
  
  'Ik weet dat je gewapend bent,' herhaalde Hondo. 'Ik zal dus niet proberen je te fouilleren. Ik zal ook niet dicht bij je komen - ik zal je geen enkele kans geven een van je vuile AXE-trucs op mij toe te passen. Maar hij het minste of geringste - als je alleen je handen maar even wat laat zakken - raak ik je onmiddellijk op de plaats waar dat het meeste pijn doet!'
  
  Even werd het pistool iets verschoven en op Nick's geslachtsdelen gericht. 'Daar zal ik op schieten, Carter. Ik zal jou verminken zoals je mij verminkt hebt. Ik heb onzaglijke pijn gehad en die heb ik nog steeds. Met het grootste genoegen zal ik die een beetje met jou delen.' Plotseling kreunde Hondo en boog zich diep voorover. Maar hij wendde noch zijn ogen noch het pistool van Nick af.
  
  Nick grijnsde gemeen tegen de kleine Jap. 'Je verdiende loon,' zei hij zonder enige wroeging. 'Je was van plan iets smerigs met een slapend meisje uit te halen. Je hebt precies je verdiende loon gehad, smerige kleine schoft!'
  
  Hij speelde hoog spel en wist dat. Hij gokte erop dat Hondo hem niet direct zou doden. Dat hij het zich nog niet permitteren kon hem te doden. En hij probeerde Hondo zenuwachtiger te maken en hem nog meer op te jutten.
  
  Hondo's gele klauw spande zich even om de trekker, ontspande zich toen weer. Ondanks de pijn die hij kennelijk had, lukte het hem zelfs een grijns op zijn gezicht te brengen.
  
  'Je bent erg moedig, Carter. Of stapelgek. Ik zou niet weten wat van de twee op jou van toepassing is. Misschien denk je ook nog wel dat jij het hier voor het zeggen hebt?'
  
  Nick Carter stond met zijn handen hoog boven zijn hoofd. Zijn handen trilden niet in het minst. Iedere normale man zou nu moe beginnen te worden en zijn handen zouden gaan trillen. Nick wist dat hij deze houding urenlang kon volhouden. Kon volhouden - maar hij was dat zo zeker als wat niet van plan.
  
  Hij zei: 'Ik geloof wel dat ik tot op zekere hoogte de zaak beheers, ja. Jij wilt iets hebben dat ik bezit. Zonder dat ben jij helemaal niets, Hondo. Je bent volkomen aan lager wal, ziek, kapot en op de vlucht. Ik denk niet dat je graag hebt dat je paspoort nauwkeurig wordt gecontroleerd - ze geven geen paspoort aan een ex-gevangenisboef, zelfs in jouw land niet. Ze geven er zeker geen aan oorlogsmisdadigers. Max Rader kan je niet meer gebruiken. Ik neem aan dat je weet dat hij van plan is je om zeep te brengen? Heeft hij me zelf verteld.'
  
  Hondo's kleine oogjes glinsterden. 'Dat weet ik. De generaal is een Pruis - en een beetje een stommerd. Maar ik was hem te glad af - ik wist uit zijn kerker te ontsnappen.'
  
  Nick deed alsof hij bewondering voor hem had. Hij zorgde ervoor het er niet al te dik op te leggen. Hij was er nu wel zeker van dat Hondo niet wist dat Rader's mannen vanavond naar de villa zouden komen. Voor deze ene keer had Nick er geen bezwaar tegen van de wal in de sloot te komen. Door een vreemde speling van het lot konden zijn vijanden wel eens degenen worden die hem zouden redden. Maar het was niet makkelijk om Hondo aan de praat te houden. De Jap stond al met een been in het graf en het zou hem niet interesseren wie hij allemaal meenam.
  
  Nick probeerde hem aan het lijntje te houden. 'Ik snap niet hoe je hebt kunnen ontsnappen,' zei hij. 'Rader zei tegen mij dat hij jou veilig had opgeborgen.'
  
  Hondo liet verbitterd lachend zijn tandvlees zien. 'Wij, oosterlingen, hebben een speciale manier om de dingen te bekijken - wij letten op de voor de hand liggende dingen. Het voor de hand liggende dat door jullie westerlingen altijd over het hoofd wordt gezien. Er kwam in mijn kerker een oude luchtkoker uit die vroeger gebruikt werd toen de gracht dieper was en het water niet zo hoog stond als nu. Nu staat het water hoger en ligt het einde van die koker onder water. Die idioten dachten er geen ogenblik aan dat een kleine man zich door een nauwe buis kan wringen. En dat je je adem in kunt houden en kunt zwemmen. Dat heb ik gedaan. Ik ontsnapte. Ik dacht wel dat jij hier zou zijn, omdat Rader het meisje liet schaduwen. Hij is van deze villa op de hoogte - weet al jarenlang dat het meisje hier af en toe komt. Hij heeft hier een mannetje om de zaak in de gaten te houden.'
  
  Nick's vlijmscherpe hersens verzamelden en onthielden de woorden: gracht - kerker - luchtkoker. Max Rader moest zich in het een of andere kasteel verborgen houden! Maar dat maakte de zaak nog niet veel eenvoudiger. Er bevonden zich in dit deel van de wereld een hoop oude kastelen.
  
  'Rader zal het meisje vermoorden, is het niet?'
  
  Hondo knikte. 'Als dat hem zo uitkomt. Zij heeft zijn nieuwe gezicht gezien. Ze is zijn vijand en zij haat hem. Ze zal het nooit opgeven. Hij moet haar wel doden.'
  
  Nick was verbaasd. 'Maar jij - jij hebt zijn nieuwe gezicht toch ook gezien. Begrijp je niet wat dat betekent?'
  
  Tot zijn verrassing schudde Hondo zijn hoofd. Het pistool bleef dreigend en vast op Nick's borst gericht.
  
  'Ik heb zijn nieuwe gezicht niet gezien,' zei Hondo. 'Als we elkaar ontmoetten en met elkaar spraken droeg hij altijd een masker. Dat is maar goed ook. Ik wil niet eens weten hoe hij eruitziet. Zolang ik dat niet weet, zal hij niet op het idee komen dat hij mij zo nodig moet vermoorden!'
  
  'Hij was toch al van plan om je uit de weg te ruimen,' zei Nick honend. 'Dat heeft hij me zelf verteld. Ik heb hem aangeraden om jou diep in dat meer te laten zakken, Hondo. En om een zwaar gezicht aan je vast te maken.'
  
  Hondo kromp in elkaar van de pijn en kreunde even. Hij zei: 'Jullie hebben een spreekwoord - de huid verkopen voor de beer geschoten is. Dat doet Rader - en jij ook! Het is inderdaad zo dat ik zonder mijn helft van de sleutel niks ben. Maar als ik dat stuk eenmaal terug heb, liggen de zaken anders. Dan zal Rader mij weer nodig hebben. We zullen die tijger ophalen en uit elkaar gaan en daarmee is de zaak dan afgelopen. Maar nu geen geklets meer, Carter. Ik ben moe en voel me niet goed. Waar is mijn helft van die sleutel?'
  
  'Daar waar jij hem nooit zult vinden,' zei Nick koel. 'Waarom houd je niet op met dat gebluf, Hondo? Je weet best dat je je niet veroorloven kunt mij te doden. En dat weet ik ook. Bang kun je me dus niet maken. Je schiet er geen steek mee op. Je kunt beter dat pistool neerleggen en je verstand gebruiken. Misschien valt er tussen ons iets te praten. Je wilt je toch zeker wreken op Rader, is het niet?' Het lag er allemaal nogal dik op en Nick had niet veel hoop dat Hondo erin zou trappen. Maar er was een kans.
  
  Hij had geen geluk.
  
  Hondo's doodskopgezicht verstrakte. Hij porde met het pistool naar Nick om zijn woorden meer kracht bij te zetten. 'Je probeert tijd te winnen, Carter. Ik begrijp niet waarom. Je hoeft hier geen hulp te verwachten. En mijn geduld is niet onuitputtelijk. Je kunt me maar beter vertellen waar die sleutel is - nu kun je tenminste nog fatsoenlijk praten. Want spoedig zul je schreeuwen. Je zult me smeken je te doden. En ik, Carter, zal dat niet doen. Het zal je het heerlijkste lijken wat er bestaat - de dood! Maar je zult hem niet krijgen niet voordat je mij vertelt waar die sleutel is! Niet voordat ik me ervan overtuigd heb dat je niet gelogen hebt. Als ik dan in een goeie bui ben, Carter, zal ik je misschien doden! Nick begon een beetje moe in zijn armen te worden. Een heel klein beetje maar. Maar hij hield ze zonder ze te bewegen boven zijn hoofd. Hij wilde de Jap geen excuus verschaffen om hem dood te schieten. Hondo's laatste woorden bezorgden hem wel koude rillingen. De kleine smeerlap scheen verdomd zeker van zichzelf te zijn. Nick herinnerde zich weer wat hij over Hondo van Hawk en tijdens zijn laatste instructie had gehoord. De kleine bruut had het zo heerlijk gevonden om gevangen Amerikaanse soldaten te onthoofden. En nog geen twee meter op zij lag Mignon Fran-chette op de keukenvloer... Hij wierp een blik op haar dode lichaam. Misschien kon hij Hondo nog een paar seconden langer aan de praat houden.
  
  Nick knikte in de richting van het dode meisje. 'Moest je baar beslist doden? Ze was een volkomen ongevaarlijk boerenmeisje. Ze had hiermee niets te maken.'
  
  Hondo knipperde geen enkele keer met zijn ogen en keek Nick strak aan. Hij wierp zelfs geen blik op het meisje. 'Ze liep in de weg,' zei hij. 'Ze was bang voor me en begon te si breeuwen. En ze was sterk - ik had al mijn kracht nodig om haar te wurgen. Als ik haar had laten gaan, zou ze de politie hebben gehaald. Maar wat geeft het? Zij betekent niets.'
  
  Hondo kreunde toen hij zich rechtop trok. 'Maar zij had geluk, Carter. Ze is heel vlug gestorven. Dat is heel wat beter dan wat jij te verwerken krijgt. Tenzij je me vertelt waar die sleutel is. Nu! Direct! En bespaar je de moeite van het liegen, want we zullen hem samen ophalen. Je gaat hem zelf aan mij geven.'
  
  Nick liet een uitdrukking van wanhopige angst op zijn gezicht komen. 'En als ik dat doe?'
  
  Hondo knikte langzaam. 'Natuurlijk dood ik je. Maar ik zal het op een barmhartige manier doen. Je krijgt een kogel door je hersens.'
  
  'Geen erg aanlokkelijk handeltje,' zei Nick. 'En als ik het niet doe?'
  
  Hondo's lachje was zwak, maar erg gemeen. 'Ik garandeer je dat je dan zou willen dat je het wél gedaan had. En je zult het uiteindelijk toch doen. En nu geen geklets meer, Carter. Als je nog één woord zegt, schiet ik op een hoogst pijnlijke plaats een kogel in je lijf.' En weer wees Hondo met zijn pistool naar Nick's kruis.
  
  'Ik zal tot tien tellen,' ging de Japanner verder. 'Heel langzaam zal ik tot tien tellen. Als je me niet zegt waar die sleutel is - en geen leugens - zal ik je daar raken. Je zult niet doodgaan. De eerste uren niet tenminste. Als jij schreeuwend over de grond kronkelt, zal ik met het spelletje beginnen dat ik in mijn gedachten heb. In mijn vaderland noemen ze dat de Dood van de Duizend Sneden!'
  
  Hondo's gezicht vertrok zich in een grimas van pure valsheid, gemengd met sadistisch genoegen. 'Het spijt me dat ik het een beetje vlug zal moeten doen. Ik heb niet zoveel tijd als ik graag zou willen hebben. Ik zal er de dood van de honderd sneden van moeten maken - maar dat zal wel genoeg zijn. Daar twijfel ik niet aan. Ik weet zeker dat jij het dan wel genoeg zult vinden.'
  
  Hondo liep voorzichtig achteruit. Hij wendde zijn ogen geen moment van de AXE-agent af. De Jap trok achter zijn rug de la van een kast open en haalde er een lang en glanzend slagersmes uit. Het licht glinsterde op het lemmet toen hij het heen en weer zwaaide. 'Honderd sneden,' zei hij. 'Iedere keer snij ik maar een heel klein stukje van je af, Carter. Hier een stukje vlees, daar een stukje vlees. Een oor. Een stukje van de neus. Een schijfje lip. Hoeveel zal er nog van je over zijn, Carter, tegen de tijd dat je je mond open wilt doen?'
  
  Nick's oren waren veel scherper dan die van Hondo. Scherper dan die van iedere gemiddelde man. Hij hoorde ze behoedzaam de achterdeur naderen. De mannen van Rader. Misschien zouden ze hem helpen - misschien niet. Niemand kon zeggen of hij er beter of slechter van zou worden. Maar in ieder geval betekende het uitstel van executie. En Nick had zijn wapens nog steeds in zijn bezit. Misschien zou hij ze nu kunnen gebruiken.
  
  Om Hondo nog een paar seconden af te leiden, zei hij: 'Het was wel een stomme fout van me dat ik jou niet heb gedood. Maar ik dacht dat ik dat wel had gedaan. Hoe heb je die val kunnen overleven?'
  
  Hondo grijnsde. 'Ik heb geluk gehad. Ik viel op een stapel kisten en andere rommel en dat heeft mijn val gebroken. Rader's mannen hebben me gevonden en me naar het kasteel gebracht. Daar gaan we dan, Carter - een - twee - drie -' Uit de deuropening kwam een ratelend salvo. Hondo schreeuwde en tolde in het rond. Zijn pistool vloog door de kamer. Hij gleed langzaam op de glimmende keukenvloer, zijn benen schopten in het rond, zijn magere handen klauwden naar de bloederige gaten in zijn borst, alsof hij de kogels die hem doodden eruit wilde halen.
  
  De man met de deukhoed vuurde nog drie keer. Recht in het lichaam van de kleine Jap. Hondo verkrampte en het bloed stroomde uit zijn tandeloze mond. Daarna kreunde hij en zei huilend iets in zijn moedertaal. Toen was het gebeurd: kolonel Shikoku Hondo was met zijn voorvaderen verenigd.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  'Niet meer schieten!'
  
  Nick Carter's stem knetterde autoritair door de keuken. Zo snel als de bliksem haalde hij Wilhelmina en Pierre te voorschijn. Hij hield de Luger in zijn rechterhand, de loop iets naar beneden. Hij opende zijn linkerhand en liet hun het dodelijke gasbommetje zien.
  
  'Rader wil mij niet dood hebben,' zei Nick vlug. 'Ik wil jullie niet doden! Zelfs als jullie me neerschieten, zal ik deze bom laten vallen - je bent dood voor je een stap verzetten kunt. Dus laat iedereen zich kalm houden!'
  
  Over het lijk van Hondo, dat in een vreemde houding op de vloer lag, keek hij hen aan. Deukhoed stond met twee mannen achter zich in de keukendeur. Hoe zou deze knikker rollen? ,
  
  De man met de deukhoed liet zijn pistool langzaam zakken. Hij droeg nu een regenjas in plaats van het leren windjack.
  
  'Ja,' zei hij met een zwaar Duits accent, 'jawohl. Ist besser. Hans - Pieter! Begrepen?'
  
  Er klonk twee keer een zacht 'ja' van zijn metgezellen. Ze haalden hun handen uit hun zakken en stapten de keuken binnen. Nick wees naar de stoelen om de keukentafel. Hij pakte de stoel waarop Hondo had geleund en trok zich in een hoek terug. Heel traag legde hij Wilhelmina naast zich op de grond. Maar het gasbommetje hield hij in zijn linkerhand, zodat de mannen het konden zien.
  
  'Laten we nou eens even lekker kletsen,' zei Nick. 'Maak het u zelf gemakkelijk, heren. Het spijt me dat ik u niets kan aanbieden, maar het is hier nogal heet toegegaan. En verder heeft ons meisje zoals u kunt zien een dodelijk ongeluk gehad.' Hij knikte naar het lijk van Mignon Franchette. De lijken lagen overal in de villa in het rond, dacht Nick ironisch.
  
  De man met de gleufhoed staarde met zijn kleine hardblauwe ogen naar de dode. Hij keek Nick aan: Wie heeft dat gedaan?'
  
  Nick wees op Hondo's lijk: 'Dat vriendje van jou daar. Deukhoed spuwde op de glimmende keukenvloer.
  
  'Schwein!'
  
  Nick knikte. 'Dat ben ik met je eens.' Voor zijn gevoel zag de man met de deukhoed, met zijn platte neus en weke lippen, er zelf min of meer als een varken uit. Het leek hem beter die gedachte momenteel maar niet hardop te zeggen. Nick sloeg zijn benen over elkaar en ontspande zich een beetje. Hij hoopte dat ze zijn wenk zouden begrijpen en hetzelfde zouden doen.
  
  'Ik heb zin in een sigaret,' zei hij tegen hen. 'Kan ik mijn hand in mijn zak steken zonder het vuurwerk aan de gang te brengen?'
  
  Deukhoed keek hem even aan. Het was duidelijk dat hij van deze Amerikaner geen snars begreep. Maar hij zei toch: 'Ist okay. Wir roken alle, ja.' Hij legde zijn pistool behoedzaam op de tafel met de loop naar Nick gericht en haalde een pakje sigaretten uit zijn zak. Zijn twee kameraden deden hetzelfde zonder hun ogen ook maar een ogenblik van Nick af te wenden. Het waren beiden stevige kerels en ze droegen regenjassen en vilthoeden. Nick dacht dat het dezelfden waren die hij voor Hotel Lux had gezien. In ieder geval was dat lood om oud ijzer. Het waren ook van die krachtpatsers. Spieren die te huur waren. Er gingen er dertien in een dozijn. Nick blies een rookwolk naar het plafond. Hij boog zich voorover. 'Goed,' zei hij, 'zullen we dan maar ter zake komen? Ik neem aan dat Rader niet persoonlijk kon komen?'
  
  Deukhoed wierp Nick een harde blik uit zijn blauwe oogjes toe. 'Der generaal heeft ons gestuurd om jou mee naar het Schloss te nemen. Je gaat met ons mee und neemt dat wat der generaal hebben wil direct mee, ja?'
  
  'Nein!' Nick keek de man recht aan. 'Ik zal naar het kasteel komen wanneer het mij past, niet eerder! Dat is heel gauw, maar ik ga niet direct mee. Ik moet hier eerst nog wat doen.' Hij wees naar het lichaam van Mignon. 'Ik hield van haar. Begrijp je? Ik was haar minnaar. Ik wil eerst fatsoenlijk voor dat lijk zorgen. En ik moet hier de rommel opruimen - ik wil niet dat de politie hier iets vindt.'
  
  Deukhoed keek Nick koppig aan. 'Wir haben onze bevelen! Wir brengen jou en dat eigendom van de generaal naar hem toe!'
  
  Nick grijnsde. 'Dat is een goeie - het eigendom van de generaal! Sorry, vrienden, maar we doen zoals ik zeg. Gaan jullie maar rustig terug en zeg tegen de generaal dat ik hem binnen korte tijd zal opzoeken. Ik zal hem vlak daarvoor opbellen, zodat hij op mijn bezoek kan rekenen. Is er een telefoon op dat kasteel?'
  
  De man knikte. 'Ja. Er is een telefoon. Maar ik geloof dat je toch maar beter nu mee kunt komen ...'
  
  'Dat gebeurt niet,' zei Nick scherp. Hij gooide Pierre een halve meter de lucht in en ving het bommetje weer op. Drie paar ogen volgden die beweging. 'Ik ben een vrij goede jongleur, zei Nick. 'Maar als jullie door blijven zeuren, word ik misschien slordig. Dat zou toch niemand willen, wel? Dus laten we nu maar doen wat ik zei, ja?'
  
  Deukhoed gaf zich over, maar zonder enige sportiviteit. 'Ja. Wir zullen doen wat jij wilt, maar denk er aan dat wir het meisje hebben. En je brengt geen wapens mee! Wir zullen jou inspecteren voor je het Schloss binnengaat. Wir zullen jou heel gut inspecteren - mit al jouw kleren uit! Begrepen, nein?'
  
  Nick grijnsde tegen hem. 'Ja. Ik snap je. Geen wapens! Ik stel dus voor dat jullie er nu vandoor gaan en Rader, de generaal, vertellen dat ik spoedig kom. Ik aanvaard zijn vriendelijke uitnodiging voor het bal. Zeg hem dat ik van de walsen van Strauss houd. Schrijf nu nog even het telefoonnummer op en vertel me hoe ik er komen kan. Smeer 'm dan maar. En neem dat kadaver mee.' Nick wees op het lijk van Hondo. 'Laat hem goed diep zakken,' adviseerde hij. 'We zouden toch niet graag willen dat hij nog eens terugkomt, wel?'
  
  Deukhoed gromde een bevel tegen zijn metgezellen. Ze liepen om Nick heen, waarbij ze wel oppasten niet in zijn buurt te komen en pakten elk de dode Jap bij een voet. Ze sleepten hem achter zich aan de achterdeur uit. Hij had hevig ge-
  
  bloed en liet nu een grote plas bloed op de keukenvloer achter. Deukhoed pakte een notitieboekje uit zijn zak en krabbelde er iets in. Hij scheurde de bladzij los en gooide die over de tafel naar Nick. 'Telefoonnummer. Schloss ligt aan de Rhóne - der rivier! Laatste huis aan de Avenue Brisson. Begrepen?'
  
  Nick wist dat hij het kasteel zonder enige moeite kon vinden. Een onderdeel van de voorbereiding voor deze opdracht was het intensief bestuderen van kaarten van dit gebied geweest. Hij knikte. 'Ik zal er zijn. Ten oosten van de stad, niet? Daar waar de Rhône de stad binnenkomt?'
  
  'Ja. Ost.'
  
  Deukhoed, zijn ogen onafgebroken op Nick gericht, pakte het pistool en stopte het zorgvuldig weg in een schouderholster. 'Je komt vlug,' zei hij. 'Der generaal heeft niet veel geduld. Und hij is niet zoals dat grietje. Als je een geintje uithaalt, gebeurt er wat met haar.' Zijn weke lippen gingen van elkaar in een wrede grijns en zijn bruin gevlekte tanden werden zichtbaar. 'Und mit jou gebeurt er ook iets dat niet zo gut is, als je foefjes uithaalt. Is een oud Schloss, begrijp je? Wir haben daar een aardige martelkamer!'
  
  Nick's ogen werden koud. 'Wat leuk! Gegil in de nacht, hè? De pijnbank, de kat met de zeven staarten en de brandijzers?'
  
  Deukhoed knikte. Hij grinnikte weer. 'Ja - ja! Wir haben das alles. In een oude gedeelte van het Schloss. Lang niet gebruikt. Maar wir haben alles goed in ordnung gehouden.'
  
  'Ik geloof je direct.'
  
  Weer knikte Deukhoed. Hij begon zijwaarts naar de deur te lopen en bleef Nick voortdurend aankijken. 'Is okay. Jij komt schnell. Jij brengt mee wat der generaal wil hebben. En geen flauwe kul. Als je ons een loer probeert te draaien, is dat voor het meisje en jou niet zo goed.'
  
  Nick stond op. Hij glimlachte poeslief. 'Dat beloof ik je. Ik wil alleen maar het meisje terughebben.' Hij kruiste twee van zijn vingers. 'Ik beloof het - er worden geen trucs uitgehaald.'
  
  'Ja. Gut. Tot straks.' Deukhoed liep achteruit de deur uit en verdween.
  
  Nick keek op zijn horloge. Kwart voor tien. Er moest veel gebeuren en hij had niet veel tijd om het te doen. Hij ging snel aan het werk, vond een dweil en een emmer en ruimde het bloed van Hondo op.
  
  Hij droeg het lijk van Mignon Franchette naar zijn kamer en legde het op zijn bed. Voor hij een laken over haar dode lichaam trok, bleef hij nog een ogenblik staan en keek op haar neer. Arm klein ding. Ze was zo verdomd levenslustig geweest - zo verdomd zinnelijk, als dat beter klonk - en ze had alleen maar wat plezier willen hebben. En dit was nu haar einde. Nick zuchtte en trok het laken over haar gezicht. Hij was niet zo vreselijk gevoelig, maar toch had hij er last van en de dood van onschuldige figuranten deed hem altijd weer pijn. Maar Hondo had ervoor betaald. Hij moest nu opschieten. De tijd ging door. Als het plan, dat hem steeds duidelijker voor ogen kwam te staan, wilde slagen dan moest hij opschieten. Het was ónmogelijk om altijd alles tevoren te bekijken en Nick had er niet op gerekend dat het zo zou lopen als nu het geval was. Hij ging naar de kamer van de dode Osman en vond er een zwarte gummi poncho, zo groot als een tent van rubber. Goed. Dit zou hem wel redelijk droog houden en het was in het donker een goede camouflage.
  
  Nich haalde een grote plastic zak uit zijn zak. Hij stopte de Luger, het gasbommetje en de stiletto erin. Zorgvuldig maakte hij er een pakje van en gaf er toen een tik op.
  
  'Ik moet een poosje afscheid van jullie nemen, vrienden,' mompelde hij. Hij deed dat niet graag, maar er scheen niets anders op te zitten. Deze keer moest hij in strijd met zijn eigen principes handelen en de vijand zonder wapens tegemoet treden. Nick grinnikte kil. Geen wapens, had Deukhoed gezegd. En daarin had Nick toegestemd. Maar hij had niet gezegd voor hoe lang. Nick duwde de plastic zak met Wilhelmina, Pierre en Hugo tussen zijn riem. Hij haalde een voorraad handdoeken uit een van de badkamers en liet Osman's poncho over zijn hoofd glijden. Hij deed alle lichten in de villa uit en ging toen op een van de ijzeren balkons staan. Het regende nu hard en het ging steeds harder waaien. Koude regenvlagen sloegen hem in het gezicht. Hij stond daar in de fluisterende en huilende nacht en luisterde. Boven het klagen van de wind uit hoorde hij zachtjes het tjoeke-tjoek van een buitenboordmotor. Deukhoed en zijn mannetjes die naar huis gingen. Nick's vastberaden mond vertrok in een kille grijns. Hij hoopte dat ze Hondo goed diep hadden laten zakken.
  
  Een uur later stuurde Nick Carter de Jaguar over de verlaten Avenue Brisson en toen een smalle laan in, die achter het Schloss Brunhilde liep. Een bijzonder goede legerkaart op grote schaal was hem door de afdeling Speciale Effecten verstrekt. Daarvan kreeg hij nu plezier.
  
  Nick ging met gedoofde lichten verder en voorzichtig reed hij door het laantje dat vol modderige sporen zat. Het leidde naar een groepje donkere bomen die door de wind heen en weer werden bewogen. Hij draaide de contactsleutel om en luisterde hoe de regen op het canvasdak van de sportwagen kletterde. Het weer werd met de minuut ruwer... en dat kwam Nick goed uit.
  
  Hij haalde een blikje uit zijn zak en begon met een vetvrij preparaat, dat hij snel en gemakkelijk weer zou kunnen verwijderen, zijn gezicht zwart te maken. Hij waagde het met behulp van zijn potloodzaklantaam even een blik in het spiegeltje te werpen. Goed genoeg om zelfs mezelf de stuipen op het lijf te jagen, dacht Nick, terwijl hij het licht weer uitknipte. Hij zag er uit als een duivel die rechtstreeks uit de hel kwam. Terwijl hij zich in de kleine wagen in de vreemdste bochten moest wringen, kleedde hij zich snel uit. Tenslotte had hij alleen nog een klein zwart broekje aan. Met de rest van de pasta smeerde hij zijn lichaam in.
  
  Nick stopte de plastic zak met zijn wapens tussen de hand van het broekje en worstelde zich in Osman's enorme poncho. Hij was nu bijna klaar. Hij stapte de stormachtige nacht in en deed de deur van de wagen zachtjes dicht. De regen sloeg met woedend geweld op hem in.
  
  Hij liep naar de achterkant van de Jaguar, maakte de kofferruimte open en haalde er een kleine militaire pioniersschop uit. Hij hoopte dat hij het ding niet nodig zou hebben - maar je kon tenslotte nooit weten. Toen begaf hij zich op weg naar Schloss Brunhilde. Als een groot, eenzaam dier liep hij door de nacht en worstelde voorovergebogen tegen de storm in, af en toe even stilstaand.
  
  Hij vorderde moeizaam, want het was verraderlijk terrein. Verschillende keren viel Nick zacht vloekend op de grond. Hij worstelde zich door laag struikgewas. Braamstruiken hechtten zich aan de zwarte poncho. Ten slotte bereikte hij datgene waarvoor hij het meest bang was geweest - een hoog hek van prikkeldraad. Daarachter lag het oude gedeelte van het Schloss, een groot, vervallen, middeleeuws gebouw met torentjes en torens en kantelen met openingen om pijlen doorheen te schieten. Eromheen glinsterde het inktzwarte water van een vestinggracht. Het stroomde traag en zag er bij het licht van de bliksem, die af en toe door de lucht schoot, dreigend uit.
  
  Nick zorgde ervoor het hek niet aan te raken. Er was een kans dat het onder stroom stond, hoewel hij dat niet verwachtte. Dat zou een ongeluk kunnen veroorzaken, waardoor een hoop narigheid zou ontstaan en het laatste wat Max Rader wilde was aandacht te trekken.
  
  Nee, het zou niet onder stroom staan. Maar het was wel zeker dat er een of ander alarmsysteem in verwerkt was. Als je het hek aanraakte zou er waarschijnlijk in het bewoonde deel van het Schloss een signaal klinken.
  
  Nick zuchtte en ging voorzichtig met de pioniersschop aan het werk. Als je er niet overheen kon, dan ging je er onderdoor!
  
  Binnen tien minuten had hij een greppeltje gegraven waar hij zich doorheen kon wringen. Hij kroop onder het hek door zonder het aan te raken. De regen had de grond zachter gemaakt en daar was Nick dankbaar voor.
  
  Hij liet het pioniersschop je bij het hek achter. Hij moest er wel aan denken het op te halen als hij terug ging. Hij liep naar de rand van de gracht. Het water spoelde koud rond zijn voeten. Nick was juist bezig de poncho uit te trekken toen hij het hoorde. Uit het duister klonk een woest gegrom op!
  
  De Dobberman schoot als een zwarte, woedende, kwijlende schim uit het niets te voorschijn. Nick was in de poncho verward geraakt en het was het dikke gummi waardoor zijn keel heel bleef. Maar het moordzuchtige beest, dat zo'n zeventig pond zwaar was, gooide hem onmiddellijk tegen de grond.
  
  Een ogenblik werd Nick bevangen door een koude angst. Hij was te pakken genomen terwijl hij niet op zijn hoede was en geen wapens tot zijn beschikking had. De Luger, het gasbommetje en de stiletto zaten in de plastic zak die tussen zijn riem stak. Tijd om een greep in die richting te doen had hij niet... en als de hond blafte was hij ook verloren. Maar de Dobberman blafte niet. Hij beperkte zich tot een woest gegrom dat ergens diep uit zijn keel kwam. Het dier rukte zich los uit de glimmende poncho en kwam met wijd geopende bek weer op Nick af. Nick gooide de poncho weg en liet zich opzij vallen. Hij rolde met het beest mee toen het voor de tweede keer tegen hem opsprong.
  
  Hij moest de hond met zijn blote handen doden. Nick greep met zijn ene hand de Dobberman bij de glanzende vacht om de keel. Zijn vingers groeven zich diep in de massa spieren en zenuwen. Hij hield het kwijlende beest op een afstand tot hij het ook met zijn andere hand kon grijpen. Het was bijna niet te doen, een onmenselijke opgave. Hij moest zich tot het uiterste inspannen en toch was dit zelfs voor Nick teveel. De Dobberman was als dynamiet, maar dan verpakt in een glanzende vacht.
  
  Nick richtte zich op. Hij hield de hond met de allergrootste moeite op een armlengte van zich af en kneep langzaam het leven uit het prachtige dier. Met tegenzin. De hond was weer zo'n onschuldige figurant. Hij deed alleen maar zijn werk. Het werk dat mensen hem geleerd hadden.
  
  Het dier stierf moeizaam. Het duurde drie volle minuten voordat het een laatste stuiptrekking maakte. Nick liet het warme lichaam vallen en hield zich buiten adem overeind. Verdomme! Hij had moeten voorzien dat er honden zouden Kunnen zijn. Max Rader ging niet over één nacht ijs.
  
  Nog een minuut bleef hij staan luisteren. Niets dan het klagen van de wind en het gekletter van de regen. Nick pakte de dode Dobberman op en droeg hem naar het zwarte water van de gracht. Hij zou uiteindelijk wel gevonden worden, maar tegen die tijd zou dat niet belangrijk meer zijn.
  
  Nick wachtte tot de hond wat afgedreven was en oriënteerde zich. Hij bevond zich recht tegenover het oude gedeelte van het Schloss. De kantelen bevonden zich hoog boven hem. Ze waren afgebrokkeld en overwoekerd door vuil en onkruid van eeuwen. Ergens in die vervallen steenhoop was de kerker waarin Hondo gezeten had. En van waaruit hij had kunnen ontsnappen. En als Hondo daar uit had kunnen komen, dan kon Nick Carter er zeker in komen. En er weer uit! Met een geluidloze schoolslag begon Nick om het Schloss heen te zwemmen. Alleen zijn neus stak boven water. Een goede 'verkenner' was altijd in goede conditie.
  
  Hij bewoog z|ch langzaam en zonder geluid te maken door het modderige water. Stil en sluipend kwam hij eraan. Zoals de dood komt. Op bepaalde plaatsen waren de wallen van de oude gracht ingestort en had zich een klein en ondiep meertje gevormd. Nick bleef dicht onder de muren van het Schloss. Hij rondde een bocht in de gracht en zag het nieuwe gedeelte van het Schloss. Van vrij recente datum, dacht hij. Niet meer dan honderd jaar oud. Het was opgetrokken uit een wit soort steen dat nu donker van de regen was en het had de vorm van een stompe, ronde toren. Een grote toren met vier verdiepingen. Hier en daar scheen er een intiem licht achter de ramen. Toen kon Nick zijn ogen niet geloven. Een ophaalbrug. Een echte ophaalbrug. Hij was omhoog en sloot zo de moderne oprijlaan af die van de Avenue Brisson naar het slot liep. Waarschijnlijk was er ook nog een valhek, dacht Nick zuur. Die mof ziet niet veel over het hoofd.
  
  Hij hoorde iemand kuchen en zag het vonkje van een sigaret ergens in het donker bij de ophaalbrug.
  
  Een schildwacht. Daar viel niets bij verrassing te ondernemen. Natuurlijk zou daar een wacht staan. Ze verwachtten toch bezoek? Van hem!
  
  Geduld, zei Nick tegen de nietsvermoedende schildwacht. Geduld maar, jongen. Ik kom heus wel.
  
  Nick zoog zijn longen vol lucht en dook. Hij bleef drie minuten onder en zwom stil en krachtig verder. Toen hij weer bovenkwam bevond hij zich aan de achterkant van het Schloss. Hij zwom verder, tot hij weer op zijn uitgangspunt was teruggekeerd. Ergens, onder water, tussen deze vuile, glibberige stenen, was de oude luchtkoker waardoor Hondo ontsnapt was.
  
  Weer dook Nick onder en begon te zoeken. Het kostte hem vijf minuten. Een ronde koker. Het oude ijzeren rooster ervoor was weggeroest. Voor iemand van zijn postuur was het wel wat nauw. Voor Hondo moest het gemakkelijk genoeg zijn geweest.
  
  Nick Carter zwom weer naar de oppervlakte en dacht een ogenblik na. Hij kende het risico. Hij wist niet wat er in die koker was. Een gedeelte ervan lag onder water. De koker moest eerst omhoog lopen en dan naar beneden, naar de kerkers buiten. Maar als hij bleef steken! Zelfs zijn grote longen hielden het maar vier minuten. Het zou een hoogst onaangename dood zijn - een verschrikkelijke dood.
  
  Nick haalde tien keer diep adem om zich voor te bereiden. Hij zoog de vochtige lucht zijn longen binnen tot ze bijna barstten. Hij schudde de gedachte van zich af, dat dit misschien de laatste lucht was die hij nog ooit zou inademen. De zaak moest op deze manier aangepakt worden. Binnen was Max Rader. Binnen was ook barones von Stadt. Hij had tegen Hawk gezegd, dat hij haar er wel uit zou krijgen en dus moest hij dat doen. En het belangrijkste van alles - het andere stuk van de Franse sleutel - was ook binnen.
  
  Nick haalde voor de laatste keer diep adem, voelde nog even of zijn drie wapens nog op hun plaats zaten en dook onder.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  Om klokslag twaalf die nacht liet Nick de Jag stoppen voor de ophaalbrug van Schloss Brunhilde. De storm werd nog steeds heviger. Zijn ruitenwissers konden de stromende regen nauwelijks verwerken. Nick gaf met zijn claxon het signaal dat hij telefonisch met Max Rader had afgesproken. Drie keer kort - twee keer lang - drie keer kort.
  
  Aan de andere kant van de gracht ging er in een stenen wachthuisje een licht branden. Een moderne windas liet de brug krakend en bonzend naar beneden. Voor alle comfort is gezorgd, dacht Nick cynisch. Zelfs een ingebouwde martelkamer!
  
  Terwijl hij wachtte tot de brug goed verankerd was, wierp hij een blik in het spiegeltje. Nadat hij uit de kerkers was gekomen, had hij zich met regenwater gewassen. Nick was een kieskeurig heer en het was altijd beter er goed uit te zien als je op bezoek ging.
  
  Met een laatste bons viel de brug op zijn plaats. Een man met een kletsnatte regenhoed gaf Nick een teken met een zaklantaarn. Hij reed de Jaguar het slot binnen. Hij hoorde hoe achter hem de brug weer krakend werd opgehaald. De muis zat in de val. De vlieg zat in het net.
  
  Nick geeuwde. Iemand zou er een zware pijp te roken krijgen. En hij geloofde niet dat hij, Killmaster, dat zou zijn. Maar je kon nooit weten. Soms had je gewoon pech. Weer geeuwde hij; een welbewuste poging om zich wat te ontspannen. Dit was het dan. De grote afrekening.
  
  Op de kleine binnenplaats kreeg hij een teken om te stoppen. Een man deed het portier van zijn wagen open. Het was zijn oude vriend, de man met de deukhoed. 'Uitstappen,' beval hij. 'Er uit en handen omhoog, hitte. Geen geintjes.'
  
  'Natuurlijk,' zei Nick vlot. 'Dat had ik toch beloofd, niet? Geen flauwekul.' Hij stapte uit de wagen en stond met zijn handen omhoog in de regen. Deukhoed ging vlug met zijn handen langs zijn lichaam. Hij onderzocht hem vluchtig op wapens en Nick begreep dat dit maar een voorlopig onderzoek was. Schuin achter deukhoed stond een man die Nick met een machinepistool onder schot hield.
  
  Nick bleef bewegingloos staan Zijn ogen zochten de donkere, regenachtige binnenplaats af. Niets ontging hem. Hij telde er zes, twee met machinegeweren, de rest met revolvers. Met deukhoed meegerekend, maakte dat dus zeven man. Een behoorlijke strijdkracht. En waarschijnlijk waren er binnen nog meer. Rader hield er een goede organisatie op na. Zou hem aardig wat kosten. Nick zuchtte. Hij zou zich nog maar niet al te druk maken. Als zijn plannetje slaagde liep alles goed af - als het niet slaagde, nou, dan stuurde Hawk misschien wel een krans.
  
  Deukhoed gaf hem een zetje. 'Vorwarts!' Hij en een man met een machinegeweer sloten zich achter Nick aan. Ze brachten Nick naar een klein kaal vertrek, dat opzij van de hoofdingang van het slot lag. In het vertrek stonden slechts een tafel en een paar stoelen. Aan het plafond hing een gloeilamp die een verblindend licht in het kleine kamertje verspreidde. Deukhoed en de man met het machinegeweer hieven bij de deur staan. Deukhoed grijnsde naar Nick. 'Jij, Amerikaner, bent of stom of stapelgek. Trek je kleren uit, hitte. Al je kleren uit.'
  
  'Misschien ben ik het wel allebei,' zei Nick vriendelijk. 'Heb ik je goed verstaan? Je wilt dat ik me uitkleed?'
  
  'Ja. Und snel. We verspillen onze tijd. Der generaal wacht.'
  
  'Goed - als het dan moet.' Nick begon zijn kleren uit te trekken.
  
  Toen werden zijn kleren en hijzelf op de meest intensieve en gedegen manier onderzocht. Deukhoed kende zijn vak. Nick's kleren werden binnenste buiten gekeerd. Ieder plaatsje waar hij maar iets had kunnen verstoppen werd nagekeken, tot zijn lichaamsopeningen toe. Het ging allemaal prima. Nick had hierop gerekend. Hij had het allemaal in zijn plannen verwerkt. Hij wilde dat Max Rader zich ontspannen en op zijn gemak zou voelen en niet al te zeer op zijn hoede was.
  
  'Hee,' zei hij tegen deukhoed. 'Je kietelt me! Schei daar alsjeblieft mee uit, ja!'
  
  Deukhoed maakte zijn werk af en stapte achteruit. De verbaasde uitdrukking in zijn harde blauwe oogjes vertelde dat hij deze krankzinnige Yanks nooit en nooit begrijpen zou. In zo'n situatie maakte je geen grapjes! Hij blafte een bevel tegen de man met het machinegeweer en gooide Nick's kleren naar hem toe. Nick begon zich aan te kleden. Hij trok zijn witte onderbroekje aan. Hij had zijn zwarte broekje weggegooid toen hij weer naar de wagen was gegaan. Hij wilde niet dat er vragen gesteld werden. De geringste aanleiding tot achterdocht was al te veel.
  
  'Kommenf zei deukhoed. Hij ging voorop. Nick volgde hem. De man met het machinegeweer volgde zes passen daarna. Ze marcheerden door een grote, schemerig verlichte hal met een parketvloer. In het midden daarvan liep een brede wenteltrap naar een half donkere galerij die op de hal uitzag.
  
  Aan het eind van de hal waren grote dubbele deuren. Deukhoed klopte hard op een ervan en wachtte. Hij wendde zijn ogen geen ogenblik van Nick af. De man met het machinegeweer bleef op een afstandje staan, zijn gemene wapen op Nick's middenrif gericht. De deur werd door een andere schildwacht geopend. Hij deed een stap opzij om Nick door te laten. Deukhoed grijnsde even vals tegen Nick en draaide zich om. 'Geluk,' zei hij.
  
  Nick negeerde hem. Hij keek naar de man die aan de andere kant van het grote vertrek, achter een zwaar bureau zat. De man stond op en wees op een stoel die voor het bureau stond. 'Welkom, Mr. Carter. Eindelijk ontmoeten wij elkaar dan. Gaat u zitten.'
  
  De wacht die achter Nick stond gaf hem een duwtje. Een aanmoediging die N3 niet nodig had. Hij wilde er zo snel mogelijk een eind aan maken. Ze waren nu tot de kern van de zaak doorgedrongen. Er bleef geen enkele speling over om nu nog een fout te maken. Hij liep op de man achter het bureau toe. Terwijl hij liep merkte hij verschillende feiten op en prentte ze goed in zijn geheugen.
  
  Psychologisch was de zaak heel handig aangepakt. Er was maar één sterke lamp in het vertrek en die was zo opgesteld, dat hij Nick recht in zijn ogen zou schijnen. Zijn stoel was zó neergezet dat hij lager zou zitten dan de man achter het bureau, wiens gezicht bovendien ook nog in de schaduw was. Heel handig gedaan, gaf Nick toe. Maar toch zou dat Rader geen steek helpen.
  
  Hij bleef naast de hem aangewezen stoel staan. Max Rader, de vroegere generaal van de Schutzstaffel, stond nog steeds achter zijn bureau. Hij deed nu een paar passen opzij zodat hij even in het licht stond. Nick kon hem vrij goed zien. Rader maakte met een slanke, goed verzorgde hand een gebaar naar de stoel. 'Gaat u alstublieft zitten. Ik steek u de hand niet toe, Mr. Carter. Ik geloof dat we het wel eens zijn dat dat een hypocriet gebaar zou zijn. Beiden zijn wij mannen van de daad, hier samengekomen om iets praktisch te bespreken. Laten we ter zake komen ... maar wilt u misschien eerst een borrel? Een sigaar?'
  
  'Nee,' zei Nick. Hij liet zich in de stoel zakken, maar hield zijn ogen op Rader gericht. Hij voelde zich een beetje verrast, zonder precies te weten hoe dat kwam. Dit was een knappe kerel. Groot, slank, met een flinke, militaire houding. Als hij, zoals de Pruisen wel deden, een korset droeg, was dat tenminste niet te zien. Hij had een goede kop. Een glad roofvogelgezicht onder een dikke bos grijs haar. Een geprononceerde neus boven een onprettige mond. In gedachten gaf Nick de chirurg die Raders gezicht veranderd had, een compliment. Dit was wel heel iets anders dan het rattengezicht dat hij op een oude foto van de man had gezien.
  
  Nick kon nu geluiden om zich heen horen, zwak geschuifel in de schaduw aan de zijkanten van het enorme vertrek. Ze waren natuurlijk niet alleen. Zijn ogen begonnen te wennen aan de afwisseling van licht en donker. Om Rader nog wat uit zijn evenwicht te brengen, zei hij: 'Ik feliciteer u. Ze hebben met uw gezicht prachtig werk geleverd. Maar waarom hebben ze het litteken van dat duel niet weggewerkt?'
  
  Rader, die nog steeds bij zijn grote bureau stond, onderdrukte een onwillekeurige beweging van zijn hand naar het litteken. Het was een lange gerimpelde striem, veroorzaakt door een houw met een sabel en van zijn linkerooghoek tot zijn mond lopend.
  
  Rader liet zijn hand zakken en keek Nick een ogenblik aan, voordat hij antwoord gaf. 'Dit is een ereteken, Mr. Carter. Of een teken van moed, als u dat liever hebt. Zulke dingen doet men niet zo gauw weg. Maar laten we niet over mij praten - laten we over u praten. Over u en die knappe barones en de Franse sleutel. Hebt u die bij u?'
  
  Nick schudde zijn hoofd. Nu kreeg je de poppen aan het dansen. 'Nee,' zei hij. 'Ik heb hem niet meegenomen.'
  
  In de schaduw, even buiten de lichtkring, hield iemand abrupt de ademen. Nick keek in de richting van waaruit dat geluid klonk. Hij zag haar. De barones. Ze zat daar op een stoel, blijkbaar niet gebonden, en staarde hem met haar grote ogen aan. Ze had nog steeds de groene broek en sweater aan. Zelfs in dit slechte licht kon Nick zien dat ze erg bleek was.
  
  'O, Nikki,' zei ze. 'O, Nikki... je had die sleutel moeten meenemen. We hebben het spel verloren, Nikki. En ik... ik ben zo bang.'
  
  Het klonk inderdaad alsof ze bang was. Bang en verbijsterd en verslagen.
  
  Nick boog zich in zijn stoel naar voren. Hij grijnsde haar bemoedigend toe.
  
  'Maak je niet dik, meid. Hou je kinnetje in de hoogte. We zijn nog niet helemaal verslagen.'
  
  'Mr. Carter.'
  
  Max Rader stak zijn slanke hand op, welke nu bijna tot een klauw was gevormd. De toon van honingzoete beleefdheid verdween uit zijn stem. Er klonk nu hetzelfde harde en arrogante in door dat Nick door de telefoon ook al had gehoord. 'Wilt u mij werkelijk vertellen, Mr. Carter, dat u de sleutel niet hebt meegebracht? Dat kan ik nauwelijks geloven. U realiseert zich toch wel in welke situatie u verkeert!' Rader's gezicht begon iéts boosaardigs te krijgen.
  
  Nick sloeg zijn benen over elkaar. Hij trok op zijn gemak een sok op. 'Ja,' gaf hij toe. 'Ik vertel je inderdaad dat ik de Franse sleutel niet bij me heb. Ik heb gelogen om hier binnen te kunnen komen. Ik moest met je praten, Rader, en zorgen dat je je eigen situatie goed zou begrijpen. En ook de mijne.
  
  Want ik denk dat ik de grootste troef in handen heb. Jij moet die sleutel hebben en ik heb hem.'
  
  Max Rader keek Nick een ogenblik strak aan. Hij had zijn koele houding weer teruggevonden. Hij tikte met zijn smalle vingers op de tafel. Nick merkte op - nu voor het eerst - dat de man in avondkleding was. Hij droeg een smoking. Op zijn linkerborst glinsterde een decoratie - Het IJzeren Kruis, eerste klasse.
  
  Rader zei: 'Het is waar dat u de sleutel hebt, Mr. Carter. Maar aan de andere kant - en dat is zo zeker als wat, heb ik u!'
  
  'Je schijnt heel wat van mij af te weten,' zei Nick. 'Wie ik hen en zo, maar hoe weet je dat ik deze tent niet door m'n vrienden heb laten omcirkelen? Door geheime agenten? Of misschien door de Zwitserse politie?'
  
  Rader schudde zijn hoofd. 'Dat geloof ik niet. Evenals ik bent u in dit land op verboden terrein. De Zwitsers zien liever niet dat hun land als een soort slagveld wordt gebruikt. Als u gegrepen wordt, zal uw land u in de steek laten. In ieder geval officieel. Ik weet van dit soort zaken een beetje af. Als officier van de SS heb ik nauw met de Sicherheits-dienst samengewerkt. Nee, Mr. Carter, u staat helemaal alleen. En u bent absoluut niet in de positie om eisen te kunnen stellen.'
  
  Nick haalde zijn schouders op. 'Ik vind dat ik wel in een positie verkeer om eisen te kunnen stellen.' Hij knikte met zijn hoofd in de richting van de donkere galerij die om het hele vertrek heen liep. 'Zijn daar gewapende mannen?' Alsof er een antwoord op die vraag werd gegeven, kuchte er iemand op de galerij en klonk er het schrapende geluid van een schoen op een kale vloer.
  
  Rader boog zijn hoofd. 'Natuurlijk. Op dit ogenblik wordt u onder schot gehouden met een machinegeweer. Misschien is het wel niet zo nodig - per slot van rekening bent u grondig gefouilleerd ...'
  
  'Zeg dat wel,' viel Nick hem in de rede. 'Ik kan onmogelijk een wapen bij me hebben. Zet dat je niet aan het denken, Rader? Zou ik me zo klem zetten als ik niet dacht... als ik niet wist... dat ik de grootste troeven in handen had? En ik zal je vertellen waarom ik die in handen heb.' Nick boog zich voorover en keek de man achter het bureau strak aan. Hij kon de barones zenuwachtig horen ademen, maar hij negeerde dat. Het zou wel moeilijk voor haar zijn, maar het moest op deze manier gespeeld worden.
  
  'Ik zal het je zeggen,' herhaalde Nick. 'Omdat je je niet veroorloven kunt mij te doden. En ik laat me niet door jou martelen, Rader. Ongewapend ben ik vier van jouw mannen de baas. Ik zal ervoor zorgen dat ze me niet levend in handen krijgen. Ik zal ervoor zorgen dat je me doden moet! En als het me allemaal al te moeilijk wordt heb ik nog een cyaankalipil, die ik kan innemen voordat jouw schorem de kans heeft om dat te verhinderen.'
  
  'Dat is onmogelijk,' zei Rader schor. '"Mijn mannen fouilleerden je ...'
  
  'Op wapens,' zei Nick met een grijns. Hij dikte zijn leugen nog wat aan. 'Op wapens, ja. Maar een pilletje is maar klein. Is zelfs door een expert niet makkelijk te vinden. Je vriend Göring had er ook een, weet je nog? Nou, ik ook. Ik hoop wel dat ik hem niet hoef te gebruiken. Het hangt van jou af, Rader. Ik wil alleen maar zeker zijn dat je de situatie begrijpt. Ik ben de man aan het roer - jij niet.'
  
  Het was een wanhopige bluf. Nick wachtte gespannen of hij succes zou hebben.
  
  Het volgend ogenblik dacht hij dat het zou lukken. Rader staarde hem zwijgend aan en streelde met zijn smalle vingers langs zijn kin. Eindelijk zei hij: 'Laten we een moment - even maar, Mr. Carter - aannemen dat ik het met u eens ben. Wat stelt u dan voor?'
  
  Nick Carter glimlachte. 'Ik stel voor dat wij ophouden met al deze melodramatische onzin,' zei hij. Hij knikte naar de barones, die hem vanaf haar stoel gefascineerd zat gade te slaan. 'Laat haar los. Roep die knokploeg van je terug. En daarna, Rader, gaan jij en ik morgenochtend vroeg naar de bank van Paul Chardet et Fils en halen die gouden tijger op. Nadat ik eerst mijn helft van de sleutel heb opgehaald, natuurlijk.'
  
  Rader glimlachte even. 'Uw helft, Mr. Carter?'
  
  N3 knikte. 'Ik vind van wel. Hondo is dood. Of hebben je mannen je dat niet verteld?'
  
  Rader knikte. 'Ja. Goed dat we hem kwijt zijn. Als Hondo niet zo achterdochtig was geweest, verkeerde ik nu niet in deze impasse. Maar hij vertrouwde mij niet. En toen moest hij zo nodig persoonlijk naar Hotel Lux en ...' Rader onderbrak zichzelf. 'Maar ik dwaal af. Gaat u alstublieft verder met dit belachelijke voorstel van u, Mr. Carter. Ik vind zo'n onbeschaamdheid bijna verfrissend. Wat gebeurt er nadat wij met z'n tweeën naar de bank zijn geweest?'
  
  'Heel eenvoudig,' zei Nick. 'Dat heb ik al gezegd. Jij krijgt de tijger en een fatsoenlijke voorsprong. Ik krijg de rest van de buit in de kluis. Er moet voor miljoenen liggen. Genoeg om mijn gezicht te redden bij mijn baas. Zoals ik over de telefoon al heb gezegd, Rader, ik moet met iets op de proppen komen. Als ik ze die tijger niet kan geven, moet ik ze iets anders geven. Als ik het verhaaltje een beetje versier, klinkt het heel aardig. Je weet hoe die Amerikanen over de waarde van een mensenleven denken. Ik denk, dat ik dat punt moet benadrukken - de enige manier waarop ik mijn leven en dat van barones von Stadt kon redden, was door jou de tijger te geven. Misschien trappen ze daarin. Natuurlijk gaan ze weer achter jou aan ...' Nick haalde zijn schouders op. 'Maar dat is jouw zaak!'
  
  Max Rader liet zijn vingers nog eens over het bureau wandelen. Hij keek Nick lang aan. Het was nu fifty-fifty, dacht Nick. Het kon vriezen, het kon dooien.
  
  Het ging mis.
  
  Rader zei: 'U bent werkelijk verbazingwekkend, Mr. Carter. Om maar een ogenblik te geloven dat ik voor zo'n kinderachtig trucje zou vallen. U vergeet namelijk iets - ik heb de barones!'
  
  Het was dus mislukt. Nick Carter viel snel in een andere rol. 'Wat is er met die barones?' Hij liet zijn stem verveeld en onverschillig linken. 'Zij is niet echt belangrijk, Rader. Ze werkte alleen met mij samen om jou te kunnen identificeren Maar dat is nu allemaal niet belangrijk meer.'
  
  Rader lachte gemeen. 'Integendeel, dat is zeer belangrijk! Hoogst belangrijk! Ik geef toe, dat ik u met conventionele middelen niet dwingen kan. Ik geef ook toe dat ik u absoluut niet doden wil. Maar de barones ... dat is heel iets anders! Ik kan u wel dwingen toe te kijken terwijl zij gemarteld wordt, Mr. Carter. En jullie Amerikanen kunnen daar nooit zo goed tegen.'
  
  De kreet van de barones was door het hele vertrek hoorbaar. 'Nee! Niet doen! Dat hou ik niet uit - laat hij het niet doen, Nikki!'
  
  Killmaster speelde een andere troef uit. Hij had er niet zoveel meer. Eén grote troef hield hij nog achter de hand. Dit was de geschikte tijd, noch de geschikte plaats om die uit te spelen. Hij zei: 'Het spijt me schatje. Het is niet de bedoeling je hierbij te betrekken. Maar ik neem aan dat ik me vergist heb... Ik dacht dat Rader een redelijke vent was. Ik dacht dat hij een beschaafd man was. Dat denk ik nog. Hij bluft.'
  
  Max Rader keek Nick scherp aan. 'U denkt dus dat ik bluf? En wat doet u zelf? Wilt u beweren dat het u niets schelen kan of de barones gemarteld wordt?'
  
  Nick deed net of hij verontwaardigd was. 'Natuurlijk kan me dat iets schelen. Denk je dat ik een beest ben? Ik zou het ellendig vinden als ze werd gemarteld, maar ...'
  
  Rader boog zich naar voren.
  
  'Maar...?'
  
  Nick liet zich achterover in zijn stoel zakken. Hij haalde zijn schouders op en trok het meest gluiperige gezicht dat hij had. 'Ik ben geen beroepsheld,' gooide hij er uit. 'Ik probeer alleen maar m'n werk te doen. Door de barones te martelen krijg jij de sleutel niet, Rader. Ik smeek je het niet te doen - maar als je het wel doet, heb ik toch nog de beste kaarten. Je martelt haar voor niks! De enige manier waarop jij die tijger kunt krijgen is door met mijn plan in te stemmen.'
  
  De barones slaakte een kreetje van ongeloof. 'Nikki - laat je ze hun gang gaan? O, God!'
  
  Nick keek haar niet aan. 'Sorry, schatje. Het spijt me echt. Maar ik kan niets anders.'
  
  Kaders stem klonk zacht en droog. Het deed Nick denken aan een slang die door dorre bladeren schuifelt.
  
  'Haar huid is blank en heel mooi,' zei Rader. 'Het is niet leuk om eraan te denken dat die door roodgloeiende tangen opengerukt zal worden.'
  
  Nick keek hem uitdagend aan. 'Dat doe je niet. Je bluft, Rader.'
  
  Rader liet zich in zijn stoel terugvallen. Hij gluurde naar Nick als een valk. 'Jij bluft, Carter. En héél goed ook. Maar net niet goed genoeg. Ik heb vroeger in Brooklyn gewoond. Lang geleden. Een van de dingen die ik in jouw land heb geleerd is poker. Ik wil je kaarten zien, Carter. We zullen eens kijken hoeveel pijn van de barones jij verdragen kunt. We zullen het heel gauw weten!'
  
  Rader draaide zich in zijn stoel om en blafte een bevel in het Duits. De barones werd ruw overeind gerukt.
  
  'Breng hen naar de kerkers in het oude Schloss,' beval Rader. Met fonkelende ogen keek hij Nick aan. 'We zullen zien wie er bluft!'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  De kleine kamer, diep in de rots onder het oude Schloss stonk naar misdaad en pijn. De zwakke elektrische lampen die in de oude ijzeren blakers waren aangebracht, deden weinig om deze indruk teniet te doen. Rader en zijn mannen mochten dan geen beulskappen en maskers dragen, het resultaat was hetzelfde. Het waren niets dan moordenaars, folteraars, beulen. En ze waren hier om hun werk te doen.
  
  Achter zijn ongeruste uiterlijk wachtte de Killmaster koel op het ogenblik dat hij zelf een paar van deze lieden zou terechtstellen.
  
  Hij had goed gegokt. Rader was erin gelopen. Ze bevonden zich nu werkelijk in de folterkamer.
  
  En Nick Carter was hier eerder geweest.
  
  Bij de deur stond een roestig harnas. In een van de ijzeren handschoenen zat... Pierre! In de andere ... Hugo! Trouwe vrienden die op hem wachtten!
  
  Maar het was Wilhelmina, de dodelijke 9 mm. Luger, waarop Nick het meeste rekende. De Luger zat met kleefband vast aan de onderkant van de pijnbank waarop ze nu barones von Stadt neerlegden.
  
  Nick nam de kleine kamer nog een keer snel in zich op. Het was hier halfdonker en de oude muren waren vochtig. De deur achter hem was van hout, maar zeer solide en zwaar en had aan de andere kant een zware ijzeren staaf.
  
  Rader stond naast Nick. Hij zei: 'Denk je dat ik nog steeds bluf?'
  
  Nick maakte een slikbeweging. Hoorde bij de komedie die hij opvoerde. Hij hoopte maar dat hij er bleek en ziek zou uitzien. Maar hij zei: 'Ja, dat geloof ik inderdaad. Je zet tóch niet door.'
  
  Rader gaf een teken. Een van de mannen bij de folterbank begon aan de sweater van de barones te rukken. Haar voeten waren al op de pijnbank vastgebonden. Ze hadden haar benen gespreid, rnaar haar armen waren nog steeds vrij. Ze verzette zich uit alle macht en gilde zo af en toe, afgewisseld met de vloeken die hij zo goed kende.
  
  'Nikki! In godsnaam, Nikki! Stop ze, Nikki! Laat het niet toe!'
  
  Nick voelde dat Rader naar hem keek. Hij zorgde ervoor een uitdrukking van angst en groeiende onzekerheid op zijn gezicht te hebben. Hij greep een zakdoek en veegde zijn voorhoofd af.
  
  Ze hadden haar de groene sweater nu uitgetrokken. Een van de kerels trok met een ruk haar witte b.h. kapot. Als rijpe vruchten vielen haar stevige borsten naar buiten. De barones gilde en probeerde zich te bedekken, maar ze grepen haar armen en drukten haar neer op de pijnbank. In een oogwenk waren haar polsen vastgebonden. Haar enkels volgden.
  
  Vroeger zouden deskundige beulen onmiddellijk begonnen zijn haar nu langzaam uit elkaar te trekken.
  
  De twee mannen bij de pijnbank stonden naar haar half naakte lichaam te kijken. Rader snauwde een bevel. 'Maak de ijzers klaar, idioten. We zijn hier niet voor jullie voyeurs-genoegens bezig!' Een van de mannen liep naar een houtskoolkomfoor waarop een tang verhit werd. Hij gebruikte een blaasbalg en het houtskool gloeide fel rood op.
  
  Nick keek nog een keer om zich heen. Hij zou tegenover Rader - hij geloofde niet dat de man gewapend was - en vier anderen komen te staan: twee man bij de pijnbank en twee man tussen hem en de deur. Een van deze kerels had een tommy-gun.
  
  De man bij het komfoor haalde een gemeen uitziende tang uit het vuur. Hij was witgloeiend en verspreidde rook en een misselijk makende stank. Een ogenblik dacht Nick werkelijk de kreten van doodsangst en pijn te kunnen horen, die eeuwen geleden in deze kamer des doods hadden opgeklonken. De vochtige muren leken op hem toe te komen, hem te verpletteren.
  
  Naast hem zei Max Rader: 'Mooi, hè?' Hij staarde naar de barones, die vanaf haar middel ontbloot was. 'Het lijkt mij zonde haar te verpesten.' Hij keek Nick aan. 'Dit komt op jouw hoofd neer, Carter. Kun je het werkelijk verdragen als je haar verminkt ziet worden?'
  
  Het werd de hoogste tijd. Nick veegde weer met de zakdoek langs zijn voorhoofd. Hij slikte en zei tegen Rader: 'Stop! J ... jij wint. Ik kan dit niet toelaten!'
  
  Max Rader glimlachte even. 'Nu begin je verstandig te worden.' Hij maakte een gebaar naar de mannen bij de pijnbank. 'Maak haar los.'
  
  Nick duwde Rader kwaad opzij. 'Blijf van haar af, schoften! Jullie hebben wel genoeg gedaan. Ik zorg voor haar.'
  
  Rader glimlachte toegeeflijk en knikte tegen zijn mannen. 'In orde.' Er kwam een sarcastische toon in zijn stem. 'We zullen de geliefden een ogenblik rust gunnen - daarna kunnen we weer zaken doen!'
  
  Nick boog zich over de barones heen. Ze staarde hem met grote, geschrokken ogen aan. Terwijl hij zich nog verder over haar heen boog om de touwen los te maken, fluisterde hij: 'Zo meteen breekt de hel los. Als ik een schreeuw geef, smeer 'm dan - probeer de buitenplaats te bereiken en wacht daar op me. Verstop je als dat nodig is. Probeer niet me te helpen! Begrepen?'
  
  Ze knikte. Nick maakte het laatste touw waarmee ze aan de pijnbank gebonden was los. Hij stak zijn hand onder de bank en voelde de koude kolf van de Luger en het kleefband. Zijn hand sloot zich er om.
  
  Nick duwde het meisje van de pijnbank af. Ze viel buiten het schootsveld op de grond.
  
  'Nu!'
  
  Nick draaide zich bliksemsnel om. Wilhelmina was reeds bezig en spuwde dood en verderf naar de man met de tommy-gun die bij de deur stond. De kerel sloeg dubbel en zakte toen in elkaar. De tommy-gun kletterde op de grond. Nick schoot de andere vent neer precies op het moment dat hij probeerde te vuren. De kogel doorboorde Nick's jasje.. De man sloeg met een zwart gat tussen zijn ogen achterover.
  
  De dingen speelden zich nu in een razend tempo af. Het leek een film die te snel afgedraaid werd. Max Rader draaide zich doodsbleek om en rende naar de deur. Nick dook hem
  
  achterna. Terwijl hij rende, vuurde hij twee kogels op de overblijvende mannen af. Ze zaten met de handen boven het hoofd gehurkt in de hoek. Voor hen was het gevecht al voorbij. Bij de deur aarzelde Rader. Hij keek angstig achterom, greep toen de zware deur en begon die dicht te duwen. Nick schoot op vijf centimeter van zijn hand een kogel in de deur. Hij wilde Rader niet doden - hij kon hem als gijzelaar nodig hebben.
  
  Rader maakte een piepend geluid van angst en draaide zich om om verder te rennen. Nick kwam tegelijk met de barones bij de deur en botste tegen haar op. Snel vuurde hij nog een keer op de vluchtende gestalte van Rader, die in het halfduister van de kerkergang al bijna onzichtbaar was. Als hij zijn been maar kon raken! Hij schoot mis en hoorde de kogel hard tegen de vochtige muren ketsen. Nick vloekte. Rader mocht in geen geval ontkomen. Nick pikte zijn wapens op, die in het harnas verborgen zaten.
  
  Hij duwde de barones opzij en sloeg de zware deur dicht, juist op het moment dat er van binnen af kogels in begonnen te slaan. Rader's mannen begonnen hun moed terug te vinden. Nick bracht de ijzeren stang op zijn plaats. Daar kwamen ze voorlopig niet uit. Nick duwde de barones voor zich uit de gang in. Ook Rader kon ieder ogenblik zijn moed terugvinden.
  
  Ze kwamen hij een nis waarin een zwakke gloeilamp een gelig licht verspreidde. Nick duwde de barones de nis in. Ze drukte zich trillend tegen hem aan. Ze was naakt vanaf haar middel.
  
  'Mein Gott - mein Gott!' Ze herhaalde die woorden steeds weer.
  
  Nick schudde haar woest door elkaar. 'Hou op. Geen hysterisch gedonder! Ik moet Rader te pakken krijgen. Misschien is het al te laat, maar ik moet het proberen. Hier ...'
  
  Nick trok zijn jasje uit en gaf het haar. Hij stopte Pierre en Hugo in zijn broekzakken. 'Trek dit aan. Probeer dan naar de buitenplaats te komen zonder gezien te worden. Als je het niet haalt of als je de pas wordt afgesneden, kom dan hier lenig. Hoor je het goed? Hier terugkomen. We kunnen hier vandaan wegkomen, via dezelfde weg waarlangs ik eerder op de avond hier gekomen ben.'
  
  Nick stapte de kleine nis uit en drukte zich plat tegen de muur Er volgde geen schot vanuit de donkere schaduwen, achter in de lange vochtige gang. Hij trok de barones uit de nis en zei: 'Okay. Rennen. Als ik Rader te pakken heb, zie ik je wel.'
  
  De barones drukte zich tegen hem aan, haar mond zocht de zijne, haar blote borsten warm tegen zijn borst. 'Nikki... ik ... O, Nikki ...'
  
  Nick duwde haar ruw opzij. 'Daar hebben we nu geen tijd voor,' zei hij woest. 'Schiet op, verdomme!'
  
  Zonder om te kijken rende ze de donkere gang in.
  
  Nick wachtte tot ze een hoek om was en ging haar toen behoedzaam achterna. Zijn hersens werkten op volle toeren, hij woog de kansen tegen elkaar af en probeerde een plan van actie te maken. Rader kon nu natuurlijk het nieuwe gedeelte van het Schloss wel halen. Hij kon de deur tussen het oude en nieuwe gedeelte afsluiten. Maar zou hij dat ook doen? Hij wist nu - door de wapens die Nick verborgen had - dat deze eerder in het oude Schloss was geweest en er de weg wist. Dat hij er naar believen in en uit kon. Dus bleef voor Rader het probleem over om of hun vlucht te beletten en met de paar man die hij nog over had, de buitenkant van het kasteel in de gaten te houden, óf direct achter hen aan te gaan en hen hier op te sporen. Er stond voor Rader heel wat op het spel. En de tijd werkte in zijn nadeel.
  
  Nick schoot snel langs een flauw verlicht kruispunt van gangen. Hij hoorde het zwakke geluid van voetstappen die zich verwijderden. De barones. Ze rende nog steeds. Het geluid verdween en eventjes was het erg stil in de oude kerkers. Ergens druppelde water. Het was het enige geluid. Totdat...
  
  In de dreigende stilte hoorde hij een nieuw geluid. Nick verstrakte. Er schoot een schaduw een nis in, die ruim een halve meter van het kruispunt verwijderd was. Het was haast niet te geloven, maar wat Nick hoorde was het geluid van een man die huilde, van angst, van doodsangst.
  
  Nick schuifelde voorzichtig langs de muur naar de nis. Het kon natuurlijk een valstrik zijn, maar dan was het wel een heel merkwaardige. En natuurlijk was het Max Rader. Wie zou het anders kunnen zijn. Misschien was die opschepperij over moed - de man had zelf het litteken van dat duel een ereteken genoemd - misschien was dat allemaal flauwekul geweest. Een IJzeren Kruis zei op zichzelf niets. Heel wat ellendige lafaards hadden het gekregen. Evenals heel wat kerels die ongetwijfeld moedig waren geweest.
  
  Nick bewoog zich steeds dichter naar de nis toe. Als een dier kon hij het nu ruiken. De geur van angst. Van doodsangst. Rader liet zich nu in zijn ware gedaante zien. De SS-generaal zat in de rats! Direct zou hij Nick smeken hem niet te doden!
  
  Nee, zei N3 tegen zichzelf. Dit gaat te gemakkelijk. Er zit iets scheef.
  
  Hij stond nu vlak naast de nis. De man huilde nog steeds angstig. Nick nam de Luger in zijn rechterhand. Hij keek nog een keer om zich heen. Overal waren schaduwen. Hij pakte de man in de nis met een stalen greep bij de kraag van zijn jas. Nick herkende de zachte stof. Een smokingjasje. Allemachtig, het was Rader!
  
  Hij rukte de snotterende man uit de nis weg en duwde de Luger hard in zijn maag. 'Nee ... nee,' schreeuwde de man. 'Niet doen! Vermoord me in godsnaam niet! Ik ben Rader niet - ik ben een oud man! Ik vecht niet tegen u! Ooooh, dood me alstublieft niet!'
  
  'Stil,' snauwde Nick. 'Verroer je niet. Ik moet je eerst eens bekijken.' Het begon hem te dagen toen hij zijn kleine zaklantaarn uit zijn achterzak rukte. Ja. Killmaster begon te beseffen hoe hij beetgenomen was. Hoe hij er als een stomme eend ingelopen was!
  
  Hij hield de trillende man overeind en bekeek hem in de smalle lichtstraal van zijn zaklantaarn. Het was Max Rader ... en het was hem niet! Het was absoluut de man die achter het bureau gezeten had - de man die zojuist in de martelkamer was geweest. Nu hij zo dicht bij de doodsbange vent stond, rook hij iets anders. Cosmetica! Nick krabde met zijn vinger over het litteken van het duel. Het liet los. Make-up!
  
  Nick Carter werd misselijk van zichzelf. Wat een onnozele hals was hij geweest om er zo in te tippelen! Zelfs al was de vent dan een goed toneelspeler geweest, die zijn rol prachtig had gespeeld.
  
  Nick liet de man als een meelzak op de grond vallen. 'Okay... wie je dan ook bent, waar is de echte Rader?'
  
  De dubbelganger kroop door het stof. 'Ik weet het niet... ik zweer u dat ik het niet weet! Ik denk ergens in het kasteel. Hij stond... hij stond op de galerij toen wij praatten.' De kerel begon weer hardop te huilen. 'Gaat u mij doden? In godsnaam... doe dat niet! Ik heb alleen maar mijn werk gedaan. Ik heb alleen maar gedaan wat men mij had gezegd ...'
  
  Nick gaf hem een harde schop. Eigenlijk schopte hij zichzelf. Hij was in de val gelokt en goed ook! Maar wat was de bedoeling geweest? Wat had de echte Rader gehoopt te winnen door...
  
  Een kogel ketste vlak bij Nick's oor tegen de muur. Hij sprong over de grienende man heen en glipte de nis binnen, toen de knal van een pistool in de gang weerklonk. Hij had het antwoord op zijn vraag al gekregen. Hij wist nu waar de echte Rader was. De man op de grond lag nog steeds te snikken. Nick gaf hem nog een schop. 'Smeer 'm. Kruip naar die hoek,' siste hij. 'Maak dat je als de donder wegkomt, verdomme!'
  
  De man gehoorzaamde en kroop als een worm over de grond. Nick stond in de kleine nis te wachten. Even daarna klonk de stem van Rader - de echte stem - echoënd door de gang. 'Carter?' De stem weergalmde tussen de oude muren. 'Carter ... Carter ... Carter. .
  
  Nick gaf geen antwoord. Hij probeerde zijn kansen te berekenen. Rader zou proberen tijd te winnen en hem in de nis vast te houden tot zijn mannen opgerukt waren. Nick had geen tijd te verliezen! Halverwege tussen hen in was er een zwakke lamp aan de muur. Die moest uit.
  
  'Ik weet dat je daar bent, Carter,' ging Rader verder. 'Ik merk dat je mijn kleine krijgslist ook heb ontdekt. Jammer. Maar het heeft zijn nut gehad. Anton is werkelijk een bijzonder goede toneelspeler, vind je niet? Maar hij is oud en laf. De arme kerel. Dat kunnen we hem nauwelijks kwalijk nemen. Ik heb hem gehuurd om een rol voor mij te spelen, niet om mijn gevechten voor mij uit te vechten. Ik ben heel goed in staat om dat zelf te doen.'
  
  De stem was bijna dezelfde, merkte Nick. De toneelspeler had zich wel bijzonder goed in zijn rol ingeleefd ... maar nu werd ook nog iets anders duidelijk. In de stem zat iets dat op megalomanie leek. Hitler had er ook last van gehad. Grootheidswaanzin! Een ziekte die je deed denken dat je God was! Nick Carter's lippen vertrokken zich tot een koude glimlach. Dit was inderdaad de echte Rader. Een rat die nodig kapot gemaakt moest worden.
  
  Nick voelde in zijn zak naar zijn reserve-patronenhouder. Hij had er maar één. Hij telde vlug op ... er moest nog een patroon in Wilhelmina zitten, omdat hij er altijd een in de kamer had. Snel als de weerlicht boog Nick zich uit de nis naar voren en schoot de enige lamp in de gang kapot. Het werd helemaal donker. Hij sprong naar de tegenoverliggende muur en bukte zich diep. Rader vuurde te laat, zijn pistool gaf een vurige knipoog in het donker. Terwijl de kogels hem om de oren floten kreeg Nick wat steensplinters in zijn gezicht. Hij rende met grote sprongen, laag gebukt, op Rader toe. Terwijl hij rende deed hij de nieuwe patroonhouder in de Luger.
  
  Al rennende schreeuwde Nick: 'Blijf staan, Rader! We zullen het in het donker uitschieten. Een kansspelletje, mof. Je hoeft niet op je beurt te wachten en iedereen kan winnen!' Max Rader, die Nick juist had zien schieten, voelde niet veel voor een blinde schietpartij. Nick hoorde hem rennen toen hij op de plek aankwam waar Rader juist had gestaan. De voetstappen verwijderden zich naar links, een andere donkere tunnel in. Nick rende zacht achter hem aan en liep op de rennende voetstappen voor zich in.
  
  Een ogenblik vroeg hij zich af wat de barones deed. Zou ze het halen?
  
  Toen rende hij een bocht in de gang om en had hij geen tijd
  
  meer om zich iets af te vragen, of om zich met iets anders bezig te houden dan in leven te blijven. Max Rader had een fout gemaakt. Hij was een doodlopend stuk in gerend!
  
  De kogels vlogen Nick aan alle kanten om de oren toen hij de kamer aan het einde van de gang instormde en meteen begreep wat er gebeurd was. Rader had zich verschanst achter een soort wapenkast. Door het enige venster, hoog in de muur en voorzien van tralies, kwam een regenachtige windvlaag. Een klein lampje brandde aan het plafond. Nick dook achter een zware tafel toen Rader's pistool, vanaf de overkant van het vertrek, vuur spuwde. De kogel sloeg in de muur naast het hoofd van N3. Nick bleef rustig achter de tafel liggen en luisterde. Hij kon Rader horen ademen. Nick besloot het licht niet uit te schieten. Laat Rader maar een kogel verspillen. Rader dacht er waarschijnlijk evenzo over, want hij schoot niet op de lamp. In het zwakke, gelige licht lagen de twee mannen doodstil te luisteren en te wachten, tot de ander een fout maakte.
  
  Nick keek de kamer eens rond. Een oud arsenaal. Middeleeuwse schilden en wapens aan de muren. Allemaal bedekt met stof en roest. Stapels bijlen en enorme zwaarden die hier en daar verspreid lagen. Een roestige smidse. Een gammele slijpsteen. De lange stilte werd te veel voor Max Rader. Zijn rattennatuur kwam boven. Hij riep met een licht trillende stem door het vertrek: 'Het ziet er uit alsof we vastgelopen zijn, Carter. Wil je praten?'
  
  'Nee.'
  
  'Gebruik je hersens, Carter. Wat heeft een schietpartij voor zin? We zullen er beiden aangaan. Op deze manier wint er toch niemand!' Vanwege de geweldige spanning begon zijn Engels slechter te worden.
  
  'Mijn mannen zijn hier zo,' zei hij. 'Dan heb je geen schijn van kans meer! Het is beter dat we samen praten, nein?'
  
  Nick lachte koud. 'Nein! Je mannen komen niet. Dat weet jij ook. Die maken zich nu meer bezorgd om hun eigen huid. Ik wil wedden dat ze er op het ogenblik als hazen van doorgaan!'
  
  Rader slaakte een stroom van verwensingen. In het Duits. Plotseling raakte hij zijn hoofd kwijt en rende al schietend naar de deur. Zonder hem te verwonden vloog er een kogel door Nick's shirt. Hij werd licht aan zijn rechterdijbeen gewond.
  
  Van dichtbij schoot Nick hem vier keer in de borst.
  
  Hij boog zich over de stervende man heen en keek toe hoe de ogen glazig werden. Nick schopte het pistool uit Rader's verslapte hand. Hij boog zich nog dieper over hem heen, greep de man bij zijn haar en tilde zijn hoofd op. Hij nam het gezicht goed in zich op. Dat gezicht was inderdaad veranderd! Nick kon de verse, roze littekens bij de ogen, oren en onder de kin zien. Hij leek erg veel op de acteur - of andersom - behalve dat Rader iets van een roofdier in zijn trekken had, en daaraan had het mes van de chirurg nooit iets kunnen doen.
  
  Nick ging met zijn vingers over het gezicht van de dode. Hij tastte het litteken van het duel af. Dat was echt genoeg. Onder zijn kin was een verdikking in het vlees. Nick glimlachte. Dat klopte. Hij haalde Hugo uit zijn zak en gaf het dode gezicht een jaap. Hij stak zijn vingers in de wond en viste er een glanzend stukje metaal uit, dat even groot was als het stuk sleutel dat hij uit Hondo's valse gebit had gehaald. Daar was het dan. Twee halven maken een hele. Het enige dat hij nu nog had te doen was naar die bank gaan en de tijger op te eisen. Nick grijnsde. Zo eenvoudig was het nu ook weer niet. Nog niet.
  
  Hij richtte zich op toen hij zachte voetstappen hoorde naderen. Hij herkende die stap. De barones.
  
  Nick keek snel om zich heen. Hij ontdekte een oude roestige knots. Een verschrikkelijk wapen vol afschuwelijke ijzeren punten. Hij haalde er een paar keer mee uit, gooide het toen weg. Hij stond naar het kapotgeslagen gezicht van Rader te kijken, toen de barones het vertrek binnenkwam. Ze hield liet kleine pistool in haar hand.
  
  'Niet kijken,' waarschuwde Nick haar. 'Ik moest hem recht in zijn gezicht schieten. Je zult er nachtmerries van krijgen.'
  
  Ze sloeg zijn waarschuwing in de wind. Ze duwde hem opzij en keek even naar het vernietigde gezicht. 'Eindelijk,' zei ze zacht. 'Eindelijk is dat zwijn dood. En helemaal in elkaar ge-
  
  slagen . . Ze lachte grimmig tegen Nick die stond toe te kijken. 'Zoals ik eerder zei ... zijn eigen moeder zou hem niet herkennen.'
  
  'Ja,' zei Nick Carter. Hij keek naar het pistool dat ze nog steeds in haar hand hield. De barones wendde zich van het lijk af. Met haar rug naar Nick toegekeerd, stroopte ze een pijp van haar lange broek op en stopte het pistool weg.
  
  Nick zei met een nietszeggend gezicht: 'Wat kom je hier doen? Kon je niet wegkomen?'
  
  'Nee. Ze hebben de deur die naar het nieuwe gedeelte voert afgesloten. Ik heb gewacht waar jij zei dat ik dat moest doen, Nikki, maar toen je niet kwam opdagen werd ik bang. Ik ben je gaan zoeken.' Ze kwam in zijn armen en drukte haar lichaam tegen het zijne. 'O, Nikki - zorg dat we hier wegkomen. Ik kan niet meer!'
  
  Nick hield haar even tegen zich aan. Hij trok zijn jasje beter om haar heen en bedekte haar uitstekende, blanke borsten. 'Goed,' beloofde hij. 'Je zult wat nat worden, maar eruit kom je. We zullen dezelfde weg nemen waarlangs ik hier eerder ook gekomen ben - de weg die Hondo gevonden heeft. Ik zal iemand van AXE opbellen, die ons kan ophalen en naar het hotel kan brengen. Laat de Zwitserse politie deze rommel maar uitzoeken.'
  
  Haar lippen dwaalden over zijn gezicht. 'En blijf je bij me? In ieder geval een poosje? Ik ... ik wil nu niet alleen zijn, Nikki. Ik... ik wil dat je me tegen je aandrukt, Nikki. Dat je van me houdt. Voor altijd!'
  
  'Altijd is erg lang,' zei Nick Carter. 'Laten we dus maar opschieten.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 16
  
  
  
  
  Buiten raasde de storm nog steeds tegen de barokke vensters van Hotel Excelsior. Binnen, in Nick's kamer, bereikte een ander soort storm zijn hoogtepunt. De barones haalde baar nagels schreeuwend over Nick's huid, haar prachtige lichaam kronkelde in razende opwinding. Nick zelf zweefde hoog op een wolk die plotseling uiteen spatte.
  
  Toen was het voorbij en Nick was zich ineens bewust dat het al dag begon te worden en dat het in de kamer steeds kouder werd. Dat het in hem ook steeds kouder werd. Nu moest het dan gebeuren.
  
  Hij liet haar zacht hijgend en half in slaap in bed achter en ging naar de badkamer. Toen hij er weer uit kwam, draaide hij het grote licht aan en begon zich aan te kleden. Hij sloeg haar in de grote spiegel gade en zag hoe ze haar lila-kleurige ogen opendeed en hem verwonderd aanstaarde.
  
  Nick had Gladstone uit de kluis van het hotel gehaald en genoot van de luxe van een schoon overhemd en een das. Terwijl hij zijn das omdeed zei de barones: 'Nikki, lieveling, wat ga je doen? Zó gauw ga je toch niet weg?'
  
  'En of,' zei Nick. Hij trok zijn colbertjasje aan. Hij controleerde Wilhelmina, Pierre en Hugo. Allemaal op hun plaats. Hij keek naar het bed. 'Ik ga ervandoor,' zei hij tegen haar. 'En ik zou je aanraden, schatje, hetzelfde te doen. Ik geef je een kans - niet dat je die verdient, maar het stuit me tegen de borst een vrouw te arresteren waarmee ik net gevrijd heb.' Hij grijnsde cynisch. 'En lekker gevrijd heb. Je kunt er wat van, schatje. Maar eigenlijk kun je een hoop dingen wel goed. Het beste ben je in het vertellen van leugens.'
  
  De barones schoot overeind. Haar gezicht vertrok van schrik. Ze deed geen moeite haar borsten te bedekken.
  
  'Hoe kom je er in vredesnaam bij om dat te zeggen? Ben je gek geworden?'
  
  'Ik ben gek geweest' zei Nick grimmig. 'Ik ben woest op mezelf. Je had me bijna te grazen, liefje. Echt! Ik tippelde er bijna in - en ik was bijna verliefd op je. Maar je kunt nu wel ophouden toneel te spelen - het spel is uit!'
  
  Ze strekte haar armen naar hem uit. Haar knappe gezichtje was angstig vertrokken. 'Nikki... lieveling, praat alsjeblieft niet zo. Kom ... kom bij me. Neem me in je armen. Vertel me wat er aan de hand is.'
  
  Een ogenblik voelde Nick het krankzinnige verlangen om naar haar toe te gaan, haar in zijn armen te nemen, haar weer te kussen en nog eens met haar te vrijen. De slet had een boel aantrekkingskracht. En ze wist die te gebruiken ook. Met haar armen zo uitgestrekt en haar borsten gereed om weer gekust te worden, zag ze er als een allerliefst hoertje uit. Toen was het moment van zwakte voorbij en was hij weer de Killmaster. Je hebt vanaf het begin met Max Rader samengewerkt,' zei hij. 'Je kent hem waarschijnlijk al jaren. Ik weet niet hoe dat allemaal precies in elkaar zit. Op de een of andere manier heb jij je in de West-Duitse Inlichtingendienst weten te wurmen. Je deed net of je Rader haatte. En je droeg dat medaillon om die leugen nog wat aan te dikken.'
  
  Ze opende haar mond om te protesteren, maar hij legde haar met een gebaar het zwijgen op. 'Laat me uitpraten. Straks kun je me vertellen of ik een fout heb gemaakt. Als dat dan nog belangrijk is. Jij en Max waren dus oude vrienden. Ik weet niet goed hoe die vork precies in de steel zit, maar zoiets moet het wel geweest zijn. Jij hield hem op de hoogte van alles wat er gebeurde. Zo kwam hij er achter, dat het voor hem weer gevaarlijk begon te worden. Dat ze hem weer voor het gerecht wilden slepen. En zo kwam hij er ook achter, dat er een AXE-agent naar Genève gestuurd zou worden, om hem te beletten die tijger in handen te krijgen. Jij wist dat hij zijn gezicht had laten veranderen, maar dat vertelde je pas toen één van jullie beiden inzag dat je die weddenschap ten eigen bate kon aanwenden.'
  
  Nick ijsbeerde nu door de kamer en hield zijn ogen op de vrouw in het bed gericht. 'Jij of Max kwam op het idee iemand in dienst te nemen die zich dan voor jou zou uitgeven. Die toneelspeler zou mij dan aangewezen worden als de echte Max Rader. En jij zou hem mij aanwijzen! Terwijl ik dan een wilde achtervolging op die vreemde eend in de bijt zou inzetten, zouden Max en Hondo snel naar de bank gaan en die tijger ophalen. Die toneelspeler was goed. Dat moet ik toegeven. Enorm. Hoe heette hij?'
  
  'Chak. Anton Chak. Vroeger was hij erg goed, maar zijn tijd is voorbij. De laatste jaren is hij zowat verhongerd.' Het was niet zo dat ze haar mond voorbij sprak. Ze had het opgegeven. Somber keek ze hem aan. Ze pakte het laken en bedekte haar borsten. Nick glimlachte even om dat typisch vrouwelijke gebaar. Zelfs nu nog. Ze vormden geen paar meer!
  
  Hij knikte. 'Beste meid. Ik ben blij dat je met je spelletjes opgehouden bent. Wil je me nu alles vertellen?'
  
  De barones beet op haar lip.
  
  'Wat ga je met me doen?'
  
  Nick haalde zijn schouders op. 'Ik? Niets. Ik zei je toch dat ik je een voorsprong zou geven, schatje? Ik zou verdomd niet weten waarheen je hem smeren kunt, maar je zou het in ieder geval kunnen proberen.'
  
  Ze had tranen in haar ogen. 'O, Nikki! Ik ... ik wou dat het allemaal anders was. Niet alles wat ik deed en zei was een leugen! Echt niet. Ik ... ik zou van je kunnen houden, Nikki.'
  
  'In mijn beroep,' zei Nick Carter, 'bestaat dat woord niet.' Hij wierp een blik op zijn horloge. 'Schiet op. Ik moet aan het werk.'
  
  De barones pakte een sigaret van het nachtkastje en stak hem aan. Ze staarde hem door de grijze rook aan. Ze trok een pruilmondje. 'Ja,' zei ze ten slotte. 'Ik heb gelogen. Dat moest ik wel. Om mezelf te redden. Wij verloren de oorlog, weet je. Hoewel dat niet onze schuld was. We werden verraden ... verraden door idioten en lafaards zoals mijn vader! Nick floot zachtjes. 'Dus zo zit de zaak. Heil Hitler?'
  
  Ze verstrakte. Ze keek hem met een brandende blik aan. Ja. Heil Hitler! Ik was bij de jeugdstorm. Ik haatte mijn vader - hij was tegen alles waar ik in geloofde. Ik was blij toen ze hem ophingen. Ik zorgde ervoor dat Max me meenam om het te kunnen zien. Dat wilde hij niet, maar ik stond erop. Ik heb ervan genoten - mijn vader verdiende dat hij opgehangen werd. Hij had het Reich verraden! Hij probeerde onze grote leider te vermoorden!'
  
  Medelijden en woede streden in Nick Carter om voorrang. Eigenlijk was het niet haar schuld. Hitler had gezegd - geef mij de kinderen! Met dit kind hadden ze in ieder geval succes gehad. Hij kreeg een idee en zijn maag kromp in elkaar. Hij liep naar het voeteneind van het bed en keek haar aan. De barones staarde uitdagend terug.
  
  Nick zei: Jij hebt je eigen vader aangegeven, hè? Je bent achter dat complot gekomen ... dat was voor een kind vast niet zo moeilijk - en toen heb je je vader aangegeven!'
  
  'Hij was een verrader!'
  
  Hij had zijn antwoord gehad. Een ogenblik voelde hij zich ellendig. Toen vermande hij zich. Zulke dingen gebeurden. Zulke dingen gebeurden steeds. Hij zat in een smerig vak ... er was geen enkele reden om te klagen als hij er af en toe van moest kotsen.
  
  Nick begon weer op en neer te lopen. 'En toen? Gaven ze je een medaille toen ze je vader opgehangen hadden?'
  
  Nee. Ik kreeg helemaal geen aandacht. Ik moest verborgen blijven en in het geheim rustig op de toekomst wachten.'
  
  Ze gaven het nooit op.
  
  'Ik werd Max Rader's maîtresse,' zei de barones. 'Ik hield niet van hem ..., dat heb ik nooit gedaan. Lichamelijk heb ik hem nooit goed kunnen uitstaan. Maar het was mijn plicht! Hij was een soldaat van het Reich!'
  
  'Je was nog wel een beetje jong voor dat alles, niet?'
  
  Ik was oud genoeg. En ...' Hier glimlachte de barones even fijntjes. Ik... ik had nog andere interesses. Ik had mijn minnaars.'
  
  Dat wil ik wedden. Zoals de contessa bij voorbeeld?'
  
  Haar mooie slanke schouders gingen omhoog. 'Onder anderen. Zoals ik je al zei, ik ben niet echt zo. De contessa had geld. En voor het geval je dat graag zou weten, ze is hierbij niet betrokken. Ze weet van niets.'
  
  Hawk zou dat nu wel uitgezocht hebben. Nick knikte. 'Okay. Rader dook dus onder en jij zag kans mij bij hem vandaan te lokken. Maar toen we op die boot uit Thonon kwamen
  
  heb je de zaak verknald. Je kon niet zeker te weten komen of ik iemand van AXE was, maar Rader's mannen volgden ons naar het hotel. Alleen maar voor het geval dat het zo was. Toen je zekerheid omtrent mij gekregen had, was het te laat - Hondo had de zaak verknald door zich ermee te bemoeien en zijn gebit te verliezen. En ik had de helft van die sleutel. Daar raakte je zeker wel van in de war, niet?'
  
  De barones scheen zich nu meer op haar gemak te voelen. Ze glimlachte tegen hem, door de rook van haar sigaret heen. 'Daarmee had ik niets te maken. Het was mijn taak om jou de verkeerde aan te wijzen... om Anton Chak voor Max Rader door te laten gaan en te zorgen dat jij achter hem aanging. Hij had mij natuurlijk wel over die Franse sleutel verteld, maar ik had er verder niets mee te maken. Je hebt gemerkt dat ik niets ondernomen heb. Ik probeerde hem niet te pakken te krijgen of er zelfs maar achter te komen waar jij hem verborgen had. Ik liet dat aan Max Rader over. In ieder geval had ik toch ook geen verbinding met hem. Het leek mij het beste maar dicht bij je in de buurt te blijven, Nikki.' De barones glimlachte tegen hem. 'En ik ben blij dat ik dat gedaan heb. Je bent een enorme kerel, Nikki!'
  
  Ze zuchtte en drukte haar sigaret uit. 'Ik had wel wekenlang met jou in de villa willen zitten, lieveling.
  
  'Maar van Osman was jij toch ook niet op de hoogte, wel? Je wist niet dat hij voor Rader werkte.'
  
  Ze trok een rimpel in haar voorhoofd. 'Nee. Daar begrijp ik ook niets van. Nota bene Osman! Natuurlijk was Max van mijn vriendschap met de contessa op de hoogte. Hij wist dat ik vaak naar de villa ging, maar ...'
  
  'Heel eenvoudig,' zei Nick. 'Rader vertrouwde zelfs jou niet. Hij huurde Osman om een oogje op jou te houden, lang voordat deze tijgergeschiedenis begon. Eigenlijk heb je wel geluk gehad, barones. Als het Rader met jouw hulp was gelukt de tijger te krijgen, geloof ik toch niet dat hij dankbaar geweest zou zijn. Ik geloof dat jij je dan wel eens bij onze vriend Hondo gevoegd zou kunnen hebben.'
  
  Hij dacht dat er een rilling door haar heen ging. Ze kruiste de armen over haar borst alsof ze het koud had. Ik geef toe, Nikki, dat die gedachte ook bij mij is opgekomen. Ik vertrouwde Max niet meer... Ik geloof niet dat hij zich de laatste tijd nog om het Reich bekommerde. Hij was enkel op winst voor zichzelf uit!'
  
  En toch speelde jij je spelletje met hem verder. Zodra ik je de kans gaf, ging je naar hem toe ... gisteren in het plantsoen. Je deed net of die Anton Chak Max Rader was ... je deed net of je in doodsgevaar verkeerde, je was bijna gek van angst! Tussen twee haakjes, het spel dat je daar in die martelkamer opvoerde was geweldig. Ik was er bijna ingetuind. Ik had zelfs medelijden met je, maar ik moest het wel op die manier spelen. Ik moest Rader en zijn mannen in die kelder zien te krijgen waar ik m'n wapens had verborgen.'
  
  Ze keek hem met een vreemd licht in haar grijze ogen aan. 'En wanneer kwam je er achter, Nikki?'
  
  Nick lachte hard. Toen ik die toneelspeler vond en hij als een baby zat te snotteren. Ik heb je nooit vertrouwd, maar dat gaf de doorslag. Je had mij laten denken dat Chak Rader was. Toen was je de sigaar en dat wist je ook. Daarom sloop je met een pistool achter me aan. Je wilde er achter komen of ik de waarheid te weten was gekomen. Of ik die toneelspeler gedood had in de veronderstelling dat het Rader was. Als ik dat gedaan had en ik de waarheid ontdekt had, zou jij mij doden. Maar ik was je te slim af, schatje. Ik sloeg Rader s gezicht kapot zodat jij hem niet herkennen zou -in het begin wist jij niet of ik nu Rader of Chak had gedood! En als ik hem werkelijk recht in zijn gezicht geschoten had, zoals ik jou had verteld, zou ik het zelf ook niet geweten hebben! Dus misschien was alles nog niet verloren. Dat dacht je tenminste! Dus speelde je je spelletje verder en hier zit je nu!'
  
  Nick pakte zijn koffer van neushoornleer en ging naar de deur. Hij zei: Natuurlijk geef ik je aan. Ik zou 'm dus maar smeren, poes, nu je de kans nog hebt. Ik hoop bijna dat het je lukt. Je bent te mooi om de rest van je leven in een gevangenis door te brengen.'
  
  'Nikki.'
  
  Haar stem klonk zacht, laag en lief.
  
  Bij de deur draaide hij zich om. Van uit haar bed glimlachte ze hem toe. Ze had haar pistooltje in haar hand.
  
  'Ga zitten, Nikki. Toe, laat ik je niet moeten neerschieten, Liebling. Ik kan je niet laten gaan. Tenzij we een afspraak maken.'
  
  Nick gromde: 'Niks afspraak.'
  
  Ze tuitte haar rode lippen. 'Dan moet ik je doden, Nikki. Mijn kleine pistooltje maakt niet zoveel lawaai. Maar je kunt er heel goed iemand mee doodschieten. Ik weet het. Het schijnt me heel erg, lieveling, maar ik kan je niet de waarheid over mij laten rondbazuinen. Van de schat krijg ik niets, dat is waar, maar ik kan wel een verhaaltje over je dood in elkaar draaien en weer naar mijn werk gaan.'
  
  'Je bent gek,' zei Nick grof. 'En ik heb niet veel geduld meer!' Ze richtte het pistool op zijn borst. Haar vinger om de trekker. 'Ik heb gezegd dat het me spijt, Nikki. Dat is echt zo. Ik had bijna van je kunnen houden!'
  
  Ze haalde de trekker over. Nick begon te lachen.
  
  'Helpt niet, barones. Die kleine scherpe tandjes van je heb ik de eerste de beste nacht in de villa al uitgetrokken. Ik heb het kruit uit de patronen gehaald.'
  
  Haar gezicht vertrok woedend en vol ongeloof. Ze bleef het pistool op hem gericht houden en haalde steeds weer de trekker over. Er klonk slechts een serie doffe klikken.
  
  'Gott verdammt!' Ze smeet het kleine pistool naar hem toe. Nick weerde het met zijn arm af. Ze staarde hem aan. Haar gezicht zag er plotseling vervallen uit. De harde werkelijkheid had haar schoonheid en behaagzucht doen verdwijnen. De barones snikte gesmoord en begroef haar gezicht in het kussen.
  
  Nick haalde het ding uit zijn zak. Hij wierp het op het bed. 'Alsjeblieft,' zei hij zacht. 'Eén kogel. Ik heb hem expres voor je bewaard.'
  
  Hij liet haar alleen achter.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 17
  
  
  
  
  De kleine tijger glinsterde mat in het licht van Hawk's bureaulamp. De fonkelende robijnen ogen waarin het licht weerkaatste, deden Nick aan bloed denken. Dat was ook niet zo gek, peinsde hij. Er was een hoop bloed voor dit gouden beeld vergoten. En waarschijnlijk zou er in de toekomst nog wel meer voor vergoten worden. Maar daar hoefde hij zich nu geen zorgen over te maken.
  
  Met zijn sigaar, die zoals gewoonlijk uit was, in zijn mond, zei Hawk: 'Bekijk hem maar eens goed, kerel. Dit is de laatste keer dat je die kans krijgt. Vannacht gaat hij onder speciale bewaking op weg naar Indonesië.'
  
  Nick streek over de dofglanzende gouden huid. Hij pakte de tijger op en bekeek zijn buik. Hij kon de dunne naad die van de borst tot de staart liep nauwelijks zien. Het was het enige teken dat de tijger opengesneden en weer zorgvuldig dichtgemaakt was.
  
  Nick zette de tijger neer. 'Dus wat u werkelijk wilde hebben zat in die tijger? Uw mensen hebben goed werk verricht... je kunt nauwelijks zien dat hij opengemaakt is.'
  
  Hawk knikte. 'Wat Buitenlandse Zaken wilde hebben, bedoel je. Ik volgde slechts bevelen op, evenals jij. Maar dit was een gevaarlijk klusje, N3. Heel link. Zelfs Iwan heeft hier niets van geweten. Goddank! Als de Russen hier ook bij betrokken waren geweest, was het helemaal een rotzooitje geworden. En als ze die tijger in handen hadden gekregen, zou het Westen nog meer moeilijkheden hebben gehad dan het nu al heeft.'
  
  Nick stond op en begon in het kantoor van Hawk op en neer te lopen. Het was gebeurd. De spanning was verdwenen. Hij voelde zich altijd rusteloos als hij een opdracht achter de mg had. Hawk was gisteren naar Genève gevlogen. Hij en Nick en een vertegenwoordiger van de West-Duitse regering hadden Göring's kluis bij de bank van Paul Chardet et Fils geopend. Door een kleine vergissing, had Hawk met een stalen gezicht uitgelegd, had men de Indonesische vertegenwoordiger vergeten uit te nodigen. Dat was natuurlijk een fout tegen het protocol geweest en het was zeer betreurenswaardig, maar die dingen gebeurden nu eenmaal. Een uur later waren Hawk en Nick op weg naar Washington. Ze reisden per militair vliegtuig en hadden extra-bewaking aan boord. De kist waarin de gouden tijger werd vervoerd, werd geen ogenblik alleen gelaten.
  
  West-Duitsland eiste de rest van de buit die in Göring's kluis was gevonden op. Het grootste deel ervan, zei Hawk, zou waarschijnlijk toch gebruikt worden om oorlogsschulden te betalen. Dat kwam dan mooi uit.
  
  De Zwitserse politie, die door een anoniem telefoontje een tip had gekregen, had alleen maar de lijken in Schloss Brunhilde gevonden. Evenzo in Villa Limbo. Als men de radioberichten en de Zwitserse kranten kon geloven waren de autoriteiten hoogst verontwaardigd. Er werden internationale spelletjes op Zwitsers grondgebied gespeeld en de rommel werd voor de Zwitsers achtergelaten.
  
  Hawk zei: 'Je hebt goed werk gedaan, Nick. Neem een week verlof en probeer geen moeilijkheden te krijgen.'
  
  'Bedankt. Met alle genoegen.' Nick liep naar de deur en bleef toen staan. 'Ik weet dat het tegen de regels is, maar ik ben wel een beetje nieuwsgierig. Kunt u me niet een hint geven omtrent de inhoud van die tijger?'
  
  Hawk glimlachte bijna. Hij gooide zijn oude sigaar weg en stak een nieuwe in zijn magere, oude gezicht. Hij stak hem niet aan.
  
  'Misschien wel,' zei hij. 'Alleen maar een hint. Niet officieel. En je spreekt er nooit over?'
  
  'Natuurlijk niet.'
  
  'Okay. Het was een meesterlijk plan voor wat je zou kunnen noemen Operatie Het Vierde Reich. Dikke Herman was de kienste van het stel. Lang voor de anderen begreep hij dat de oorlog verloren was. Hij begon dus alvast plannen te maken voor de toekomst. Dat hij opgehangen zou worden kon hij er niet in verwerken.'
  
  'Hij is niet opgehangen.'
  
  Hawk knikte. 'Dat weet ik. Ik zei al dat hij de slimste was. Hij liet de tijger uithollen en verborg zijn papieren erin. Lijsten met gegevens over Duitse jongens en meisjes die toen al naar het buitenland gesmokkeld werden. Die als burgers van andere landen grootgebracht moesten worden. Onschuldig en eerlijk - totdat der Tag zou komen!'
  
  De grote dag! Nick herinnerde zich weer hoe de barones gekeken had. Nee ... ze gaven het nooit op.
  
  'Maar voor deze nieuwe nazi's moest een en ander voorbereid worden,' zei Hawk. 'Ze zouden wapens en ander materiaal nodig hebben. Maar allereerst moesten ze geld hebben. En daarmee hebben die twintig onderzeeërs te maken.' Na de oorlog,' ging Hawk verder, 'hadden de moffen twintig onderzeeërs te veel. Op het eerste gezicht was dat niet merkbaar, natuurlijk. Op papier klopte het aantal wel. Maar toen de CIA dit zaakje ging onderzoeken, kwamen ze erachter dat de Duitsers twintig duikboten hadden gebouwd die ze nooit op papier verantwoord hadden. Uiteindelijk had één van de bouwers ervan doorgeslagen. Maar niemand wist wat er met die duikboten was gebeurd.'
  
  Hawk wees op de glimmende tijger. 'Samen met andere papieren zat er ook een kaart in zijn buik. Op die kaart stonden twintig kruisjes met de juiste coördinaten erbij. Ze hadden ze over de hele wereld verspreid - bij de beide polen, voor de Afrikaanse kust, in de Gele Zee en zelfs vlakbij Vancouver. Allemaal in betrekkelijk ondiep water.'
  
  Nick floot. 'Wat een sluwe schoften! Ze kunnen plannen maken. Dat moet je ze toegeven.'
  
  Hawk keek naar het afgekauwde eind van zijn sigaar. 'Inderdaad. Maar wij ook. En wij wonnen dit spelletje. Dankzij jou. We zullen al die duikboten aan de oppervlakte brengen en de opbrengst ervan gebruiken om de zaak van de vrede te bevorderen in plaats van die van de oorlog. En we hebben die kaderlijsten ook. De Duitse jongelui die twintig jaar geleden naar het buitenland werden gebracht, zullen in de gaten worden gehouden. We zullen ze een kans geven om de zaak te vergeten en op het goede pad te blijven - maar ze zullen in de gaten worden gehouden!'
  
  Nick liep weer naar de deur.
  
  'Bedankt dat u me dit verteld hebt, sir. Ik zal die week verlof maar nemen, geloof ik.'
  
  'Nick!'
  
  Nick Carter bleef bij de deur staan en draaide zich om.
  
  'Sir?'
  
  Hawk pakte een dun velletje papier uit een mandje op zijn bureau. 'Dit zal je wel interesseren. Het verduidelijkt weer een punt.'
  
  Nick wierp een blik op het papier. De boodschap was kort en krachtig. Barones Elspeth von Stadt was dood aangetroffen in een hotelkamer in Parijs. Ze had een kogel in haar hoofd, afkomstig uit een klein kaliber pistool. De politie dacht aan zelfmoord.
  
  Nick keek zijn chef vragend aan. 'Zelfmoord? Gelooft u dat ook, sir? Ze liet de West-Duitsers nogal een figuur slaan. Die moeten nu wel grote schoonmaak hebben gehouden.'
  
  Hawk keek even schuins naar N3. 'Wie zal het zeggen? Ze liet ons ook een figuur slaan, maar wij hebben haar niet gedood. In ieder geval is de situatie niet zo beroerd als eerst leek ... ze werkte alleen maar met Rader samen. Verder met niemand. De paar dingen die zij opgevangen kon hebben, zouden haar niet veel wijzer hebben gemaakt. Ze zou alleen iets van die tijger hebben afgeweten. En zij noch Rader wist wat er in die tijger zat.'
  
  Nick Carter knikte. Hij vroeg zich af of de barones voor hulp naar haar oude vriendin de Contessa was gegaan. En misschien geen hulp gekregen had. Als de West-Duitsers dan ook nog achter haar aangezeten hadden, had ze misschien de erfenis gebruikt die Nick haar nagelaten had. De kogel. Hij groette Hawk en ging naar buiten. Het was een frisse septemberdag en het was vol voetgangers op Dupont Circle. Een groot gedeelte daarvan bestond uit leuke meisjes, met verrukkelijke benen. Nick keek goedkeurend naar de nieuwe rokkenmode. Hij stak een sigaret op en bleef nog even naar de show staan kijken. Meer dan één meisje waagde een voorzichtig lachje naar die grote, knappe vent die daar zo maar wat stond.
  
  Nick liep verder. Ergens waren er een meisje en een fles wijn die op hem wachtten. Dat was dé manier om het oude te vergeten en je weer op het nieuwe voor te bereiden.
  
  Het zou wel niet al te moeilijk zijn om ze te vinden.
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Ze lag vastgeklonken op de pijnbank van de martelkamer in het oude slot. Rader en zijn mannen droegen weliswaar geen monnikskappen en maskers, maar het effect was gelijk. Ze waren folteraars met een opdracht. Maar er was nog iemand met een opdracht: Nick Carter! 'Killmaster' Carter! 'Kluizenkraker' Carter in deze opdracht! En hij zal - als hij 't kan verhinderen - niet toestaan dat een der mooiste vrouwen uit zijn geheim-agenten-loopbaan wordt gepijnigd, gedood of voor het leven getekend, al is ze dan ook een adellijke dubbelspionne ...
  
  
  
  Nick Carter, topagent van Axe, Amerika's supergeheime inlichtingen-organisatie, die alleen orders ontvangt van de Nationale Veiligheidsraad, de Staatssecretaris van Defensie en de President zelf. .Nick Carter, een man met twee gezichten, beminnelijk ... en meedogenloos; onder collega's bekend als 'Killmaster'.
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"