Carter Nick : другие произведения.

De kille dood

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  D 193
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  De kille dood
  
  
  
  
  
  Uitgeversmaatschappij Born Amsterdam - Assen
  
  Oorspronkelijke titel: Ice Bomb Zero
  
  No 1971 By Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Henk van Slangenburg
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0359 6
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  No 1973 By Born B.V.
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print , microfilm or any other means without written permission from the Publisher.
  
  Bom Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born B.V., Amsterdam / Assen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  De wereld begint voor me in te krimpen, er komt een einde aan intieme schuilplekjes. Elke keer als ik een paar dagen of weken voor mezelf heb om wat plezier te maken, kan ik nergens heen.
  
  Ditmaal wilde ik naar een klimaat dat zoveel mogelijk op het Californische leek - zon, zachte wind - maar zonder de smog en zonder de mensen. Ik vond het.
  
  Ik logeerde in het Calvi Palace in Calvi, op het eiland Corsica in de Middellandse Zee. De naam van de jongedame was Sonja. Sonja Tresjenko. We hadden ergens een tennisbaan ontdekt.
  
  Blauwe bergen rezen steil achter ons op, hoog boven het strandschiereiland van Calvi. Calvi zelf is een ommuurde, middeleeuwse stad die wordt gedomineerd door de Genuese citadel. Het verhaal gaat dat er in de twintiger jaren een groep Russen is neergestreken die er het 'goede leven' zochten. Hun afstammelingen domineren nu nog de bevolking, dus was een naam als Sonja Tresjenko niet ongewoon. Op zomeravonden, als het leven in Calvi zindert, kan men de Russen op straat zien dansen, begeleid door accordeon en gitaar. In de door Russen geleide nachtclubs zoals Chez Tao of onder de bolwerken van de oude stad, eten, drinken en dansen mannen en vrouwen tot de dageraad. Van mei tot september is Calvi een van de levendigste badplaatsen in Europa. Dat komt ook door de nabijheid van een post van het vreemdelingenlegioen.
  
  Tot dusver is Corsica door zijn woeste landschap en primitieve geneugten gespaard gebleven voor de toeristen-golven die zovele andere plaatsen aan de Middellandse Zee hebben veranderd. Maar geleidelijk zijn er auto-veerboten gekomen, en nieuwe, ultramoderne hotels die het leven duur maken en meer toeristen aantrekken. Ik ben bang dat Corsica dezelfde weg gaat als zovele verdwenen prachtige paradijzen - een weg afgezet met uitgestrekte handen die naar de almachtige dollar lonken. Maar nu is het nog niet zo ver. Er is nog voldoende primitieve charme overgebleven, vooral als het toeristenseizoen is afgelopen. Het was nu november, en ik speelde een partij tennis met een verrukkelijke jonge vrouw. Sonja had geserveerd. Dit was onze derde partij en hij was bijna afgelopen. Tot nu toe hadden we elk een partij gewonnen. Sonja hield er niet van te verliezen. Ik ook niet. Terwijl we de bal over het net sloegen, vlogen de punten heen en weer. Ik zweette, maar zij ook. En toen moest ik serveren, en het enige wat ik hoefde te doen om te winnen was haar te laten missen.
  
  Ze stond ver achterin het veld, de mooie benen gespreid, het racket op haar schouder, op mijn service wachtend. Ze droeg een witte, mouwloze bloes met bijpassende tennisshorts. In al dat wit leek ze erg bruin. Haar tot op de schouders vallende blonde haar zat in een paardenstaart.
  
  Ze was zeer lang en had een goed figuur en knappe, gelijkmatige trekken, maar niet zo knap dat je de mannen van je moest wegslaan als je met haar uitging. Ik kende haar pas een week, maar vanaf de eerste dag waren we met elkaar naar bed gegaan. Verder wist ik niets van haar. Nou ja, bijna niets. Ik wist dat ze in Corsica was met een Russisch paspoort, en dat ze me opzettelijk had opgepikt in de lounge van het Calvi Palace. Ik wist niet wat ze deed of waarom ze zich aan mij had gehecht, en dat zat me een beetje dwars.
  
  Ze beoordeelde mijn service volmaakt. De bal kwam over het net, stuiterde een keer, schoot hoog weg. Ik rende drie stappen naar rechts, tolde om en sloeg de bal fel terug, hopende dat hij vlak over het net zou scheren. Dat gebeurde. Sonja rende snel naar voren en kreeg haar racket net op de goede plaats voor de bal neerkwam. Hij sprong hoog in de lucht, als een surfboard nadat de berijder is weggevaagd en de golven vrij spel hebben, en kwam toen hoog over het net. Ik rende er heen en bracht mezelf en mijn racket in positie. Sonja draafde al achteruit, ze had zo'n idee van wat ik van plan was.
  
  Ik wachtte tot de bal omlaag kwam. Uit een ooghoek zag ik Sonja ver achterin het veld. Toen de bal omlaag kwam, tikte ik hem kort over het net. Hij stuiterde laag, en Sonja rende er zo hard ze kon op af, maar was te laat. De bal stuiterde nogmaals en toen een derde keer eer ze er bij was.
  
  Ik legde mijn racket op mijn schouder en grinnikte tegen haar. 'Voor het geval je net hebt ingeschakeld, ik heb gewonnen.'
  
  'Oh, hou je mond!' Ze draaide het net haar rug toe en beende naar de bank waar haar handdoek lag.
  
  Ik besloot haar een poosje te laten borrelen. Zo deed ze altijd als ze een wedstrijd had verloren. Over een minuut of vijf zou ze er overheen zijn. Ik denk dat ik haar wel had kunnen laten winnen - er zijn mensen die vinden dat een heer dat moet doen. Dat vind ik een hoop flauwe kul, bedacht door mensen die indruk willen maken. Ik speel om te winnen wat voor spel het ook is. Ik kan waarschijnlijk evenmin tegen mijn verlies als Sonja, maar ik hoop dat ik het beter kan verbergen dan zij.
  
  Toen ik meende dat ze genoeg tijd had gehad om af te koelen, liep ik om het net heen en ging naar haar toe. 'Heb je zin om er over te praten, of wil je jezelf nog een poosje verwijten blijven maken?'
  
  Ze had de handdoek voor haar gezicht. Toen ze hem liet zakken, lachte ze. Een zwak lachje, maar tóch een lachje. 'Sorry,' zei ze, nauwelijks verstaanbaar. Ze had mooie, een tikje grote tanden, en grijsblauwe ogen met gouden vlekjes erin. Ze had een perzikhuid die zacht als fluweel was.
  
  'Kom op,' zei ik. 'Dan krijg je een drankje van me.'
  
  Ik sloeg mijn arm om haar slanke middel, en we liepen de twee blokken terug naar het Calvi Palace.
  
  De lounge was bijna leeg. De Corsicaanse barkeeper toonde een gouden glimlach en draaide een prachtige RAF-snor op. In een hoek zat een paartje met de hoofden naar elkaar gebogen. Sonja en ik maakten, de barkeeper inbegrepen, de vijf vol.
  
  We gingen aan een klein tafeltje zitten, onder een vermoeid ronddraaiende ventilator. Het was geen warme dag, maar de ventilator draaide niettemin. Het hotel maakte de indruk van een elegant verleden, enigszins sjofel, wat er op wees dat het aan het afzakken was. Vroeger moest het een luxe-hotel zijn geweest, maar er zaten nu beschadigingen in het besneden houtwerk en het tapijt dat vroeger vermoedelijk tot de enkels had gereikt, was enigszins versleten en de leren stoelen naast de bar vertoonden scheuren.
  
  Het hotel kostte acht dollar per dag voor logies en vol pension. Dat hield dus alles in behalve fooien - kamermeisjes, eten en al het andere dat het menselijke lichaam nodig had. De kamers waren even haveloos als de lounge, maar ze waren schoon en de bediening was prompt. De barkeeper kwam om de bar heen en liep met een geoefende glimlach op ons af. Hij had een doek over zijn linkerarm en droeg een dienblad. Zijn korte rode jasje had vroeger gouddraad op de revers gehad dat nu op koper leek. Door zijn lach kwamen nog meer gouden tanden bloot.
  
  Sonja legde haar hand op mijn arm. 'Nick, ik wil graag dat nieuwe drankje.' Er stonden nog zweetdruppeltjes op haar voorhoofd.
  
  'Natuurlijk.' Ik keek op naar de barkeeper. 'Weet je nog hoe je een Harvey Kopstoot moet maken?'
  
  De barkeeper knipperde met de ogen. Hij wist het niet zeker. Hij had er vier voor Sonja gemaakt op de avond dat ik haar er kennis mee had laten maken.
  
  Ik zei: 'Het is net een Italiaanse Screwdriver, wodka en orange juice met een snuifje Galiano. Maar denk er aan, eerst de wodka en orange juice mengen, en er dan net genoeg Galiano op schenken om een laagje te vormen.'
  
  Hij knikte. Hij wist het weer. 'Twee?' vroeg hij.
  
  'Ja.' Toen hij weg was nam ik Sonja's hand in mijn beide handen. We lachten tegen elkaar. 'Je bent een mysterie voor me, Sonja. Ik probeer er achter te komen waarom je, met alle internationale knapperikken in deze lounge, mij die avond vorige week gekozen hebt.'
  
  De grijsblauwe ogen onderzochten mijn gezicht. De kleine gouden vlekjes twinkelden als sterren. 'Misschien was jij wel de knapste van allemaal,' zei ze zacht. Ze had een aardige stem, laag en een beetje hees.
  
  En dat was het probleem. Ik begon op haar gesteld te raken, en eerlijk gezegd een beetje meer dan 'gesteld op'. 'En nou spelen we tennis, liggen op het strand, zwemmen, wandelen ...'
  
  'En gaan naar bed.'
  
  Ze kneep in mijn hand. 'We gaan elke dag minstens twee, soms drie keer naar bed.'
  
  'Ja, inderdaad. En het schijnt steeds beter te worden.'
  
  'Wat mankeert er dan aan?'
  
  'Ik weet niets van je ... wie je bent, wat je doet, waarom je hier bent.'
  
  'Is dat zo belangrijk? Schat, Nick, wat weet ik van jou? Heb ik jou vragen gesteld?'
  
  'Nee, dat heb je niet gedaan.'
  
  'Waarom zouden we er dan over praten? We hebben plezier met elkaar. Mijn lichaam windt jou op en jouw lichaam windt mij op. We genieten van elkaar. Laten we het niet compliceren met... vragen.'
  
  De barkeeper kwam met de drankjes in hoge, beslagen glazen. Ik betaalde hem en gaf een gulle fooi. Zijn gouden glimlach werd nog breder. Toen hij weg was, hief ik mijn glas naar Sonja op. 'Op intrige en mysterie.'
  
  Ze bracht haar hoofd dichterbij en tikte met haar glas tegen het mijne. Zacht zei ze: 'Als we dit gedronken hebben, gaan we naar jouw kamer. We nemen samen een bad, dan gaan we naar bed.' En ze drukte haar naakte dijbeen tegen het mijne.
  
  Ik liet mijn hand van de tafel naar haar been glijden. Ze drukte een zachte borst tegen mijn schouder. Zo bleven we zitten terwijl we onze Harvey Kopstoot dronken.
  
  En we deden precies wat ze gezegd had. We dronken het glas leeg, liepen toen arm in arm met onze rackets naar de lift. Haar kamer lag drie deuren van de mijne. We gingen even bij haar naar binnen zodat ze haar tennisracket kon wegleggen en een peignoir pakken. Toen gingen we naar mijn kamer.
  
  Er waren geen douches - meestal niet in de oudere Europese hotels. Het bad in mijn kamer was zo'n omvangrijk geval dat op pootjes staat. Daardoor zag de kuip er als een diepzeemonster uit.
  
  Maar we deden wat we wilden, Sonja en ik. Terwijl zij zich uitkleedde liet ik het bad vollopen en voelde de temperatuur van het water. Ik liet het bad half vollopen, opende toen de deur van de slaapkamer om me uit te kleden.
  
  Ik verraste Sonja. Ze was net uit haar broekje gestapt, het laatste kledingstuk dat ze droeg. Ze draaide zich om met verrast opengesperde grijsblauwe ogen. Toen krulden haar mondhoeken om in een schaduw van een lachje. Ze richtte zich op en poseerde voor me, het ene been een stukje voor het andere geplaatst.
  
  Ze had het rijpe, weelderige lichaam dat tegenwoordig geheel uit de mode is omdat de vrouwen mager geacht worden te zijn. Sonja's weelderigheid lag in haar buigingen. Ze had bepaalde ronde heupen, zonder een spoor van botten. De borsten waren groot maar stevig en jong. Ze had een hoog middel en lange benen, waardoor haar benen slanker leken dan ze waren. In feite waren ze even weelderig en rijp als de rest van haar lichaam.
  
  'Is het bad klaar?' vroeg ze.
  
  'Klaar,' antwoordde ik. Ik wachtte bij de badkamerdeur op haar. Ze liep doelbewust, waarbij haar borsten even deinden bij elke stap. Ik stond schuin in de deuropening. Sonja bleef staan en keek me knipperend aan met een zogenaamd onschuldige blik. 'Hoe kom ik zo door de deur, schat? Hoe kom ik nou in de badkamer?'
  
  Ik grinnikte breed en klakte met mijn tong. 'Je zult je er langs moeten wringen, denk ik.'
  
  Ze bleef onschuldig kijken. 'Bedoel je dat jij zo blijft staan?'
  
  'Ik mag dan gek zijn,' zei ik, 'maar ik ben niet stom.'
  
  Ze glimlachte tegen me. Ze maakte er een hele productie van. Eerst probeerde ze recht langs me te schuiven. Dat lukte niet. Natuurlijk lukte dat niet. Ik was niet van plan het te laten lukken.
  
  'Dan is er maar één manier om er door te komen.'
  
  'Dacht ik ook.'
  
  Ze ging zijwaarts staan, keek me aan en wrong zich langzaam langs me. Haar lichaam versmolt traag met het mijne terwijl ze voor me langs schoof. Toen sloeg ze haar armen om mijn hals. 'Je bent nog aangekleed,' zei ze. 'Geef me tweetiende seconde.'
  
  De meisjesachtig onschuldige blik gleed opeens weg uit die goudgevlekte ogen. De glimlach verdween. 'Je vindt me toch aardig, hè?'
  
  Met een vinger hief ik haar kin op en kuste haar op de mond. 'Ja, ik vind je aardig.'
  
  'En vind je mijn lichaam plezierig?'
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Niet gek. Ik heb ze slechter gezien.'
  
  Ze sloeg me tweemaal op de borst met haar vuisten, wrong zich toen langs me de badkamer in. Terwijl ze een been ophief om in het bad te stappen, gaf ik haar een klap op haar achterste. Ze kwekte.
  
  Ik was al half uitgekleed. Het duurde niet lang om de rest uit te trekken. Ik liet mijn kleren ter plekke vallen. Ik deed twee passen zodat ik vlak naast de kuip stond, en streek de punten van een denkbeeldige snor op. 'En nu, mijn lief, enfin seul.'
  
  Sonja speelde mee en boog zich naar voren om haar lichaam met haar armen te bedekken. 'Wat wilt u, meneer?' vroeg ze beschroomd.
  
  'Verkrachting en plundering,' gromde ik en stapte in de badkuip.
  
  Ze haalde haar schouders op en zuchtte en spreidde haar armen. 'Jullie Amerikanen zijn allemaal hetzelfde. Goed. Doe maar met me wat je wilt.'
  
  Ik zat tegenover haar in het water. De kuip was zo klein dat onze benen in de knoop raakten. Sonja keek me aan. Er stond nu geen onschuld meer in haar ogen te lezen. Ik keek haar aan. Ik schoof een stukje naar haar toe en nam haar handen in de mijne. Ik trok haar naar me toe. Toen boog ik me naar voren en nam haar borsten in mijn handen en kuste ze.
  
  'Oh, Nick,' kreunde ze. 'Ik dacht dat we zouden wachten
  
  tot na het bad. Ik was al bang dat we zouden moeten wachten.'
  
  Ik voelde haar hand langs mijn been omhoog strijken. Mijn handen gleden om haar middel. Ik liet ze een stukje zakken en tilde haar op mijn schoot. Ze deed haar hoofd achterover en trok de band los waarmee haar lange blonde haar bijeen werd gehouden. Toen drukte ze haar wang tegen de mijne en het donzige haar kietelde mijn schouder. Ik trok haar dichter tegen me aan.
  
  Ik voelde haar adem in mijn oor, sneller en warmer nu. Haar handen streelden mijn nek terwijl ik haar streelde. Opeens zei ik: 'Ik ben benieuwd of deze kuip antiek is. Kan achttiende eeuws zijn... weet jij iets van antiek af?'
  
  'Nick, schei uit over die kuip!' Haar stem klonk fel. Ze hief haar knieën een stukje op en kwam nog dichterbij. 'Vertel me wat je echt van mijn lichaam vindt. Vertel me wat het je doet als je naar ons samen kijkt. Ik weet dat je kijkt.' Haar armen waren stijf om mijn hals geslagen. 'Oh, Nick, wat doe je met me?'
  
  Ik glimlachte even. Haar lichaam wond me ongelooflijk op, vooral als ze het in beweging hield, zoals nu, met gretige opgewondenheid.
  
  En ik zei: 'Een poosje geleden draaide er een film in Amerika, De Maagd en de Zigeuner. Het ging over de dochter van een dominee die iets krijgt met een rondtrekkende zigeuner, en ...'
  
  'In Godsnaam, Nick. Alsjeblieft!' Ze probeerde nog dichterbij te komen, maar ik hield haar op afstand om haar te plagen.
  
  Ik vervolgde: 'En de advertentie die ze voor die film hadden was een van de beste die ik ooit gezien heb. Er stond dat er eens een maagd was, de dochter van een dominee, die een zigeuner leerde kennen. Haar vader leerde haar God kennen, maar de zigeuner leerde haar de Hemel kennen.'
  
  Sonja duwde haar nagels in mijn nek. Haar lippen raakten mijn oor aan en ik voelde de hitte van haar adem tot in mijn tenen. Ik legde beide handen op haar heupen en tilde haar een stukje op. Haar ademhaling stokte plotseling. Ze spande haar lichaam afwachtend. Langzaam, heel langzaam, liet ik haar zakken zodat ik in haar drong. Haar adem kwam in kleine zuchten. Hoe dieper ik in haar drong, hoe meer adem ze liet ontsnappen. Ze slaakte een laag, langdurig gekreun. Toen wikkelde ze haar armen stijf om mijn hals. Mijn gezicht verdwaalde in de zijden lokken van haar haar.
  
  'Nick,' fluisterde ze zo zacht dat ik het nauwelijks hoorde. Toen ik iets wilde zeggen, legde ze me het zwijgen op. 'Nee,' fluisterde ze. 'Laat me uitspreken.' Ze bewoog zich even en kreunde weer. 'Luister, engel. Het is nog nooit zo geweest, met niemand.'
  
  Ze was nu geheel om me heen. Ik begon te bewegen.
  
  'Ja,' zei ik tussen mijn tanden. 'Ja, ik hou van je lichaam. Ja, het windt me op. Ja, ik vind het heerlijk om je te naaien.'
  
  Opeens klauwde ze met haar nagels naar me. 'Oh! Liefste, ik kan ... niet... meer ... wachten ...' Ze kronkelde tegen me aan. Haar lichaam schokte twee, drie keer fel op. Ze jammerde als een kind. Ze rilde, scheen bijna stuipen te krijgen, toen wikkelde ze haar armen en benen om me heen en haar lichaam ontspande alsof ze geen botten had. Ik had nog nooit een vrouw gekend die zich zo volkomen aan de bevrediging kon overgeven.
  
  'Mijn beurt,' zei ik. Ik begon weer te stoten.
  
  'Nee!' riep ze. 'Beweeg je niet. Ik wil niet dat je je beweegt.'
  
  Ik leunde een stukje achterover, zodat ze niet meer zo volledig met me versmolten was.
  
  'Kijk niet zo naar me,' zei ze.
  
  'Ik vind het fijn om te kijken. Jij bent fijn om naar te kijken, vooral als we in elkaar zijn. Laat me nu eens zien hoe goed je het echt kunt, eer het badwater koud wordt.'
  
  'Als het koud wordt, maak ik het wel weer warm.' Ze begon weer te bewegen, aanvankelijk langzaam. Haar lippen kwamen naar mijn oor. 'Nick,' fluisterde ze. 'Nick, wat wij hebben is zoveel beter dan zomaar goed. Het is beter dan wat dan ook.'
  
  Ik werd door haar meegesleept en wist het. Ik was bezig uit mezelf te stappen, ziel en geest ontstegen beide aan me. Ik zat gevangen in de magie van wat ze deed. Stukje bij beetje verliet ik mijn lichaam. Het steeg op en op en ik wilde niet dat er een eind aan zou komen.
  
  Mijn hoofd ontplofte als een rotje in een blikje. De rest van mijn lichaam volgde. Ik viel uit elkaar als een goedkoop stuk speelgoed. Klokken bonsden hard in mijn hoofd. Ik kon ze niet laten stoppen. Het waren kerkklokken, brandklokken, allerlei soorten klokken. De tijd flitste voorbij met de snelheid van het licht. En toen, opeens trok Sonja zich van me terug. Ze verwijderde dat prachtige lichaam van me. Er was een zucht van lucht waar haar lichaam was geweest. Opeens had ik het zeer koud. 'Nick,' zei Sonja. 'Er is iemand aan de deur. Oh, Nick, het is rot, maar er wordt gebeld.'
  
  Ik kwam snel bij zinnen. De bel ging weer, een oude gong die uit een eleganter verleden stamde. Ik bekeek Sonja's blozende gezicht strak. 'Ben jij ...?'
  
  Ze knikte. 'Ja, schat. Samen met jou. Wil je me mijn peignoir geven als je naar buiten gaat?'
  
  Ik drukte me overeind en stapte uit het bad. Bij de deur van de badkamer pakte ik Sonja's peignoir en wierp hem haar toe. Toen trok ik mijn kamerjas aan en deed de deur open.
  
  Een kleine, donkere jongen lachte tegen me. Zijn haar moest geknipt worden maar zijn bruine, intense ogen stonden intelligent. Ze leken bovendien een jaar of vijf ouder dan de jongen zelf.
  
  'Signor Nieck Carter?' vroeg hij met een stem die zijn leeftijd verraadde.
  
  'Ben ik.'
  
  'Telegram.'
  
  Hij produceerde een goor dienblad met een telegram er op. Alleen waren het twee telegrammen.
  
  Ik nam het bovenste. 'Bedankt.' Ik pakte een halve dollar van de kaptafel en gaf die aan hem.
  
  Hij wachtte. Hij knipperde met zijn jong-oude ogen en bestudeerde mijn oorlelletje.
  
  Toen snapte ik het. 'Voor wie is het andere telegram?' vroeg ik.
  
  Hij wierp me een blinkend witte lach toe. 'Voor de signorina. Zij is niet in haar kamer.'
  
  'Ik neem het wel.' Ik gaf hem nog een halve dollar en mepte hem op zijn achterste toen hij wegliep.
  
  Sonja kwam uit de badkamer en strikte haar peignoir dicht. Ik gaf haar haar telegram en opende het mijne.
  
  Het was kort en bondig. Het kwam van Hawk. Hij wilde dat ik onmiddellijk naar Washington kwam.
  
  Ik keek naar Sonja terwijl zij haar telegram las. Toen dacht ik aan iets dat ze had gezegd. Iets over het geval er iets zou gebeuren... Ik zette het van me af. Het had waarschijnlijk niets te betekenen. Ik wachtte tot ze haar telegram had gelezen, zei toen: 'Ik hoop dat jij beter nieuws hebt gekregen dan ik.'
  
  Ze keek me knipperend aan. 'Ik had het verwacht.'
  
  'Moet je terug naar Rusland?'
  
  'Nee,' zei ze, haar hoofd schuddend. 'Het komt van een zekere meneer Hawk. Ik moet me onmiddellijk melden op het hoofdkwartier van AXE in Washington ...'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Het sneeuwde in Washington toen de taxi stopte voor het gebouw van de Amalgamated Press and Wire Services op Dupont Circle. Ik stapte uit en zette de kraag van mijn overjas op. Een ijzige wind sloeg in mijn gezicht. Corsica lag heel ver weg.
  
  Ik bukte me naar de taxi en hielp Sonja uitstappen. Ze droeg een dikke suède mantel met een kraag van vossenbont. Ze pakte mijn hand, stapte uit de taxi en trok haar schouders op tegen de jagende sneeuw terwijl ik de chauffeur betaalde.
  
  Ik wist precies evenveel als de dag waarop we de telegrammen hadden ontvangen. Niets. Alle vragen die ik haar had gesteld, waren op dovemansoren en een nee schuddend hoofd gevallen. In het vliegtuig was ze zwijgzaam en somber geweest.
  
  Toen, vlak voor we in Washington landden, had ze mijn arm even aangeraakt. 'Nick,' zei ze zacht, 'ik meende het toen ik zei dat het met jou beter was dan met wie ook. Dat moet je weten. We hebben een prachtig iets en ik wil het zo lang mogelijk voortzetten. Stel me alsjeblieft geen vragen meer. Wat je weten moet hoor je gauw genoeg.'
  
  Toen werd ook ik zwijgzaam. Maar de vragen bleven. Sonja reisde op een Russisch paspoort. Was ze een Russisch agente? Zo ja, wat had ze dan in Corsica gedaan? En waarom zou Hawk haar samen met mij laten komen? Hawk moest geweten hebben dat ze bij mij was, en dat betekende dat Hawk ook wist wie ze was, wat ze deed. Okay, ik hoefde alleen maar te wachten tot ik Hawk sprak. Maar de manier waarop ik er ingelopen was beviel me niet.
  
  Ik pakte Sonja's arm en we beklommen de stoep voor de hoofdingang. Het was een sombere, deprimerende dag. Dikke grauwe sneeuwwolken hingen laag in de lucht en de wind was zo koud dat hij onverdraaglijk leek. Ja, Corsica lag inderdaad heel, heel ver weg.
  
  Toen we binnen waren bleven we even in de vestibule staan om de warmte in ons op te nemen. Ik schudde de sneeuw van mijn jas en deed mijn kraag omlaag. Toen pakte ik Sonja bij de arm en nam haar mee naar het kantoor van Hawk.
  
  Hij zat in hemdsmouwen achter zijn bureau toen we binnenkwamen. Over het hele bureau lagen papieren verspreid.
  
  In een snelle, vloeiende beweging kwam Hawk overeind van zijn stoel en liep om het bureau heen, terwijl hij zijn colbert pakte en het aantrok. Het hing losjes rond zijn magere lichaam. Zijn lederen gezicht krinkelde in een glimlach toen hij op Sonja afliep. Slechts de ogen vertoonden de spanningen van zijn baan. Hij haalde een sigarenpeuk uit zijn mond, trok zijn das recht, en gaf Sonja een hand.
  
  'Aardig van u dat u hebt willen komen, juffrouw Tresjenko,' zei hij. Toen keek hij naar mij en knikte. 'Ik heb zo'n idee dat je een heleboel vragen hebt, Carter?'
  
  'Een stuk of wat, meneer.'
  
  Hawk gehaarde naar twee stoelen terzijde van zijn bureau. 'Ga zitten, alsjeblieft.' Hij liep om het bureau heen en ging in zijn eigen krakende stoel zitten. Het was warm in het kantoor.
  
  Sonja en ik gingen zitten en wachtten geduldig terwijl Hawk het cellofaan van een nieuwe, zwarte sigaar liet knisperen. Ik wist dat het geen zin had met een hoop vragen te beginnen. Hawk had een bepaalde manier, een flair voor drama. Het was een van zijn twee voornaamste karakterafwijkingen; de andere was een bijna fervente liefde voor apparaatjes en slimme toestelletjes.
  
  Hij zat nu tegenover ons en liet een lucifer aan zijn sigaar ruiken. Spoedig stond de kamer vol stinkende sigarenrook. Ik zag dat Sonja haar neus optrok en het kostte me moeite niet te lachen.
  
  Ze keek gespannen naar Hawk, zoals een kind naar een spinnenweb kijkt of naar een worm die over een boomtak kruipt. Het kwam in me op dat voor iemand die hem niet goed kende Hawk inderdaad een vreemde indruk moest maken. Ik begreep waarom Sonja zo zat te staren. Maar voor mij was Hawk niet vreemd, hij was ... tja ... Hawk.
  
  'Goed dan,' zei hij. Hij boog zich naar voren, met de brandende sigaar stijf tussen zijn tanden geklemd. 'Zullen we beginnen?' Hij zocht tussen de papieren die voor hem lagen en haalde er drie velletjes uit. Hij keek eerst naar Sonja, toen naar mij. 'AXE heeft nog nooit iets op het dak geschoven gekregen met zo weinig basismateriaal om op verder te gaan. Eerlijk gezegd hebben we vrijwel niets.'
  
  Sonja schoof een stukje naar voren op haar stoel. 'Meneer, ik wil u niet in de rede vallen, maar ik weet zeker dat Nick vindt dat ik hier niet zou moeten zijn. Als u hem zou willen uitleggen ..
  
  'Alles op zijn tijd, juffrouw Tresjenko.' Hawk wendde zich tot mij. 'Juffrouw Tresjenko is door mij naar Corsica gestuurd. Het was haar verzoek gekoppeld te worden aan de beste agent van AXE, dus heb ik haar verteld dat jij op Corsica zat. Ik wilde dat jullie elkaar zouden leren kennen.'
  
  'Waarom?'
  
  'Dat leg ik straks wel uit.' Hij beet op zijn sigaar, blies rook uit en bekeek de papieren die voor hem lagen een poosje. Toen keek hij ons weer aan. 'Zoals ik al zei, er is weinig om op voort te borduren, verdomd weinig. Onze radar heeft vorige week ergens in het Noordpoolgebied een voorwerp opgepikt. Er zijn speurvliegtuigen op afgestuurd maar die hebben niets gevonden. Toen, drie dagen geleden, kregen we een soort stip op het scherm. Er werden weer vliegtuigen op afgestuurd. Weer niets. We weten dat zich daar iets bevindt, maar we weten niet wat het is. Het kan iets zijn dat het Noordpoolgebied in- en uitgaat, of misschien is het iets dat diep onder het ijs zit.' Sonja en ik wisselden een blik. Maar haar blik zei me dat zij dit alles al wist, dat het voor haar geen verrassing was. Ik voelde me als een schooljongen die tien minuten na het begin van de les de klas binnenkomt.
  
  'Dat is niet alles,' ging Hawk verder. Hij schuifelde met de papieren in zijn handen, draaide het bovenste vel om.
  
  'Onze patrouilleschepen die ten noorden van de Beringzee opereren hebben sonarsignalen opgepikt van onderzeeërs - atoomonderzeeërs. Ze moeten tonnen atoomwapenen vervoeren. Vorige week hebben zich vier incidenten voorgedaan. We weten dat er onderzeeërs zitten, maar ze verdwijnen steeds eer we ze kunnen lokaliseren. De marine denkt dat ze onder het Noordpoolijs duiken.'
  
  'Dat is maar een wilde veronderstelling,' zei ik.
  
  'Het is meer dan een veronderstelling.' Hawk drukte de knop van de intercom in.
  
  Een vrouwenstem zei: 'Ja, meneer?'
  
  'Alice, wil jij de globe even brengen?'
  
  'Meteen, meneer.'
  
  Hawk verbrak de verbinding. Hij keek me over het bureau aan. Zijn sigaar was uitgegaan, en hij kauwde er op.
  
  'We hebben meer dan een veronderstelling, Nick. We hebben vliegtuigen de hele Beringzee kriskras laten overvliegen. Bij vier verschillende gelegenheden hebben ze onderzeeërs opgemerkt.'
  
  Ik fronste. 'Wat voor onderzeeërs? Waar vandaan?' Hawk haalde de sigaar uit zijn mond. 'Rood-Chinese onderzeeërs. Ze zijn de Beringzee binnen gevaren. We houden ze in de gaten. Ze verdwijnen steeds plotseling.'
  
  'Komen ze er niet uit?' vroeg ik.
  
  Hawk schudde zijn hoofd. 'De eerste is ruim een week geleden gesignaleerd. Daarna is hij niet meer gezien of gehoord. Nee, de marine heeft gelijk - ze duiken onder het Poolijs en blijven daar.'
  
  Langzaam zei ik: 'Dan moeten ze daar onder een plaats van bestemming hebben, een of andere activiteit.'
  
  Sonja zweeg, maar ze volgde het gesprek met belangstelling. Er werd zacht geklopt, toen ging de deur open. Alice kwam binnen met een vrij grote wereldbol op een draaiende standaard.
  
  Alice was een donkerharige vrouw van begin 50. Ze was kort en had dikke benen en een groot achterwerk. Ze had een mond zo groot als een pruim en even zacht, en haar stem klonk als een gekraste grammofoonplaat. Maar ze had een hart van goud en was zo zacht als boter. Ze had me meer dan eens geholpen door Hawks woede te beteugelen als ik iets had gedaan waar AXE het niet mee eens was, of me informatie verstrekt die ik nergens anders kon krijgen. Alice had een schoonheid die je niet kon zien. Ze was mijn soort vrouw.
  
  Ze zette de wereldbol op Hawks bureau, wierp me een glimlach en een knipoog toe en verliet de kamer zo geruisloos als een vlieg die op een muur loopt.
  
  Sonja en ik bogen ons naar voren. Hawk legde beide handen op de globe.
  
  'Ik geloof dat we de plaats van bestemming van die onderzeeërs een beetje kunnen limiteren,' zei hij. 'Zoals jullie allebei weten zou het vrijwel onmogelijk zijn de hele Poolcirkel af te zoeken om uit te vinden wat de Chinezen van plan zijn. Zelfs de stippen op het radarscherm beslaan een te groot gebied. We wilden het verkleinen en toch in de buurt zijn van de plek waar die stippen vandaan komen. Een van onze radarmensen kreeg een idee. Kijk.'
  
  Hawk pakte een zacht potlood. Hij zette de punt op Washington en trok een rode lijn naar het noorden, en vervolgens rond de hele wereldbol tot hij weer bij Washington kwam.
  
  Hij keek ons aan. 'Je hebt gezien dat ik de lijn naar het noorden heb getrokken. Steeds maar noordwaarts. Let nu op.'
  
  Hij draaide de globe zo dat hij Rusland voor zich kreeg. Hij zette de punt van het potlood op Moskou en trok weer een noordwaartse lijn. Hij trok hem de hele globe rond en kwam weer terug bij Moskou. Hij kiepte de bol zodat we de bovenkant konden zien. De twee lijnen sneden elkaar op de Noordpoolcirkel.
  
  'We hebben het kunnen terugbrengen tot een gebied van ongeveer vijfenzeventig vierkante kilometer. Hier.' Hij tikte met zijn vinger op het punt waar de twee lijnen elkaar sneden.
  
  Ik knikte. 'En mijn opdracht is te proberen er achter te komen wat de Chinezen aan het doen zijn en waar ze dat aan het doen zijn.'
  
  Hawk knikte. 'En om te vernietigen waar ze mee bezig zijn, als dat je nodig lijkt. We hebben dit de codenaam "IJsbom Zero" gegeven, naar die Poolonderzeeërs vol atoomwapens. Van nu af noem je de operatie zo als je verbinding met me opneemt.'
  
  Ik keek naar Sonja terwijl Hawk zijn sigaar weer aanstak. Ik begon te vermoeden waarom zij hier was. Ik had zo'n idee dat ik al wist wat Hawk nu ging zeggen. Sonja glimlachte tegen me.
  
  Hawk zei: 'Toen we ontdekten dat die twee lijnen vanuit Washington en Moskou elkaar sneden, hebben we de Sowjet Unie bericht gestuurd. De Russen zijn er net zo op gebrand als wij om te weten te komen wat er aan de hand is. We hebben ... bepaalde regelingen getroffen.'
  
  Ik fronste. 'Wat voor regelingen?'
  
  'Jij gaat een snelle overlevingscursus volgen die in de Sowjet Unie wordt gegeven.'
  
  Ik knipperde met mijn ogen. 'Ik ga wat doen?'
  
  Hawk trok twee keer aan zijn sigaar. 'Je bent niet alleen in Rusland. Iemand doet die cursus tegelijk met jou en gaat met je mee op je Noordpooltocht. Ik heb begrepen dat het een van de topagenten van Rusland is.'
  
  'Wie?' vroeg ik, maar ik hoefde het eigenlijk niet te vragen. Hawk lachte kort. 'Juffrouw Tresjenko, natuurlijk. Ze gaat met jou mee op Operatie IJsbom Zero.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Ik zag het niet zo zitten om Sonja mee te nemen naar Speciale Effecten en Redactie. Nu ik wist dat ze een Russisch agente was, kwam het aloude afweermechanisme tegen de vijand automatisch in werking. Er waren er genoeg geweest die hadden geprobeerd me te doden. Maar toen we alleen waren, zei Hawk me dat er een speciale afdeling van Speciale Effecten en Redactie voor Sonja en mij was gereserveerd. Er bestond geen risico dat ze iets te zien zou krijgen dat niet voor haar ogen bestemd was. We moesten naar dr. Dan Michaels die ons het grootste deel van onze uitrusting zou geven en inlichten over wat ons te wachten stond.
  
  In de taxi onderweg verraste Sonja me door mijn hand te pakken en er in te knijpen. Ik keek uit het raampje. Ik voelde haar ogen op mijn gezicht. Het was alsof iemand een vergrootglas richtte op een zonnevlek op mijn linkerwang. Maar er was geen zon en geen vergrootglas, alleen Sonja die naast me zat, mijn hand vasthield en naar me keek.
  
  Ik draaide me om en de mooie grijsblauwe ogen schenen er een miljoen gouden vlekjes bij te hebben gekregen.
  
  Ze glimlachten tegen me.
  
  'Ben je boos?' vroeg ze.
  
  'Je had het me op Corsica kunnen vertellen. Als ik had geweten dat je een Russisch agente was, zou ik ...'
  
  'Wat gedaan hebben? Me genegeerd hebben? Dat wilde ik niet. We waren daar gelukkig. We hadden plezier met elkaar. Dat kunnen we nu nog hebben.'
  
  'Misschien. Maar ik zie niet helemaal wie - of wat - je bent. Er ontbreken nog een paar stukjes.'
  
  Ze zuchtte diep. Ze had de bruinsuède mantel aan en het viel niet te ontkennen dat daar een vrouwenlichaam onder school. 'Mijn regering heeft me bevolen niet meer te onthullen dan absoluut noodzakelijk was. Hawk wist het. Hij had het jou kunnen zeggen.'
  
  'Misschien dacht hij dat jij die gewone beleefdheid zelf wel in acht zou nemen omdat jij naar Corsica kwam om mij op te zoeken.'
  
  'Ik wilde je opzoeken. Weet je, je bent nogal beroemd in Moskou. De onverwoestbare Nick Carter. Killmaster. Codenaam N-3. Heb je de AXE-tatoeëring nog steeds op je arm?'
  
  Dit stond me niet aan. Ze wist veel te veel. 'U schijnt goed geïnformeerd te zijn, juffrouw Tresjenko.'
  
  Ze boog zich opzij en kuste me op de wang. 'Ik wilde je opzoeken,' zei ze weer. 'Ik wilde het soort man zien dat geen enkele Rus heeft kunnen elimineren.' Lange, dikke wimpers zakten zedig over de grijsblauwe ogen. 'Zo was het in het begin. Nadat ik je had leren kennen en we ... nou ja, toen alles zo volmaakt, zo mooi tussen ons was, wilde ik het niet bederven.'
  
  'Jij schijnt alles van mij te weten, maar ik weet bijna niets van jou, en dat brengt me in het nadeel.'
  
  Ze deed de taxi oplichten door haar glimlach. 'Wil je meer van me weten? Ik ben geboren in de Kaloesjkaja-straat, vlakbij de Moskwa. Ik heb mijn jeugd doorgebracht aan het Staatsconservatorium voor Muziek in Moskou. Ik speelde in het Leninpark of het Gorkipark. Ik heb de Staatsuniversiteit van Moskou gedaan, ben daarna op Buitenlandse Zaken gaan werken. Ik heb er acht jaar over gedaan om Amerikaans Engels te leren. De afgelopen twee jaar heb ik het leven en de gewoonten van ene Nicholas Carter bestudeerd. Ik weet bijna evenveel van je als jijzelf.'
  
  Het was alsof er een wind door mijn nekharen streek. Het was alsof ik naakt in een kamer stond met éénrichtingsspiegels en iedereen die langskwam mijn naaktheid kon zien. 'Waarom?' vroeg ik, met een stem die niet als de mijne klonk.
  
  Ze bleef glimlachen. 'Zuiver persoonlijk, schat. Ik wilde alles weten van de man die niemand kon doden. Ik wist dat je van vrouwen hield, dat je een erg goeie minnaar was. Ik ging er van uit dat als ik je leerde kennen ik twee wegen kon kiezen. Ik kon koste wat het kost weigeren met je naar bed te gaan en proberen je geïnteresseerd te houden door je te tarten, of ik kon me door je laten verleiden. Toen ik je zag, begreep ik meteen dat het nergens toe zou leiden als ik je op afstand zou houden. Je had een heleboel charme, en als je me echt wilde hebben, zou ik je niet kunnen tegenhouden - ik ken mijn eigen zwakheden. Dus besloot ik tot het alternatief, door me zo snel mogelijk door je te laten verleiden. Als dat eenmaal gebeurd was, kon er geen spelletje van kat en muis komen over zullen we wel of zullen we niet. Ik wist dat het fijn zou zijn, ik dacht niet dat ik teleurgesteld zou zijn, maar ... ik had nooit gedacht... ik bedoel, het was zoveel beter dan ik ... Moet je mij zien, ik bloos als een schoolmeisje.'
  
  De vrouw was bijna griezelig. Ik had het gevoel dat ik niets kon doen of zij zou het weten. Ze had me helemaal door, en dat zat me hier en daar dwars. Ten eerste had ik haar nog niet door. En ten tweede, nu ze mij door had, wat was ze van plan met die wetenschap te doen? Ja, ze trok me aan - ze was meer vrouw dan ik in lange tijd had ontmoet of weer zou ontmoeten. Ja, ze wond me op. Maar er was iets aan haar, iets waar ik niet precies mijn vinger op kon leggen. Ze had een manier om me aan te kijken als ze sprak, een manier om me alles wat ze zei te laten geloven, en toch ...
  
  'We zijn er, meneer,' zei de chauffeur. Hij liet de taxi voor het gebouw tot stilstand komen.
  
  Ik wist niet zeker of ik Sonja meteen mee naar binnen moest nemen, of wachten tot iemand ons kwam ophalen. De beslissing werd niet aan mij overgelaten. Terwijl ik de taxichauffeur betaalde, kwam dr. Michaels de stoep af. Hij knikte kort naar Sonja, glimlachte naar mij en stak zijn hand uit.
  
  'Fijn je weer eens te zien, Nick.'
  
  'Hallo, doctor.'
  
  Dr. Michaels was een magere man met gebogen schouders, een randloze bril en dun zandkleurig haar. Hij had een ruimvallend pak zonder overjas aan. We gaven elkaar een hand, toen stelde ik hem aan Sonja voor.
  
  'Het is me een genoegen, juffrouw Tresjenko,' zei hij beleefd. Hij gebaarde naar het gebouw achter zich. 'Zullen we de zij-ingang nemen?'
  
  We volgden hem de hoek om over een pas van sneeuw ontdaan trottoir en gingen een natte cementen trap af naar wat de kelderverdieping van het gebouw scheen te zijn. De doctor opende een stevig uitziende deur, en we gingen naar binnen. Ik was nooit in dit gedeelte van Speciale Effecten en Redactie geweest.
  
  De kamer die we binnengingen was groot en kaal. Dr. Michaels drukte op een lichtknop, en er gingen schelle lampen aan. In een hoek zag ik een stapel uitrustingsstukken en andere spullen.
  
  'Is dat onze uitrusting?' vroeg ik.
  
  'Gedeeltelijk,' zei de doctor.
  
  We stonden middenin de kamer. Sonja keek om zich heen. Haar blik bleef rusten op een deur die naar een ander gedeelte van het gebouw voerde. Ze bezat meer dan de nieuwsgierigheid van een vrouw, ze bezat de nieuwsgierigheid van een spion.
  
  Ik raakte haar arm aan. 'Laten we eens kijken wat we hier hebben, Sonja.' De doctor en ik keken elkaar aan. We wisten beiden dat we hier niet moesten treuzelen. Het zou niet lang duren eer Sonja vragen begon te stellen.
  
  Ze kwam bereidwillig genoeg. We liepen naar de stapel spullen. Ze bestonden voornamelijk uit koudweerkleding - parka's, lange visnet-onderbroeken, zware laarzen. Er waren wat overlevingsspullen, plus ski's, tenten, slaapzakken.
  
  De doctor stond achter ons. 'Misschien wil juffrouw Tresjenko liever spullen uit haar eigen land gebruiken?'
  
  Sonja glimlachte tegen hem. 'Helemaal niet, doctor.' Ze keek weer langs hem naar de deur.
  
  'Wat is je verteld over je training, Nick?' vroeg dr. Michaels.
  
  'Alleen maar dat die in Rusland zou plaatsvinden.'
  
  Sonja liep zwijgend naar een ander stuk van de kamer waar twee rugzakken tegen de muur leunden.
  
  'Ik zal je vertellen hoe het in elkaar zit,' zei de doctor. 'Jullie vliegen van hier naar San Francisco en daar stappen jullie aan boord van een Amerikaanse onderzeeër die jullie naar de Beringstraat brengt. Daar stappen jullie over op een Russisch schip dat jullie zal afzetten bij een klein, bewaakt kamp net buiten de stad Oelen in de Sovjet Unie. Daar volgen jullie de overlevingscursus. Als die is afgelopen vliegen jullie met een Russisch militair vliegtuig naar een Amerikaans basiskamp in het Noordpoolgebied waar jullie vervoer, voedsel en alle andere dingen voor de missie ophalen.'
  
  Ik knikte en keek naar Sonja. Ze had de rugzakken opengemaakt en keek erin. Door de warmte in de kamer begon ik me onbehaaglijk te voelen in mijn overjas, maar ik hield hem aan. Onder de jas was ik een wandelend arsenaal. Ik had Wilhelmina, mijn Luger, in de holster onder mijn linkeroksel; Hugo, de dunne stiletto, lag in zijn schede op mijn linker onderarm, gereed om in mijn hand te glijden als ik een schouder optrok; en Pierre, het dodelijke gasbommetje zat met pleister in de holte achter mijn rechter enkel geplakt.
  
  'Nog vragen?' vroeg dr. Michaels.
  
  'Ja,' zei Sonja, terwijl ze zich oprichtte. Ze gebaarde naar de rugzakken. 'Ik geloof dat ik liever spullen van Russische makelij heb.'
  
  Dr. Michaels knikte. 'Zoals u wilt, juffrouw Tresjenko.' Hij zag mijn verbaasde blik.
  
  'Wat zit er in die rugzakken?' vroeg ik.
  
  'Explosieven.' Toen knipperde hij met zijn ogen. 'Heeft Hawk het je niet verteld? Juffrouw Tresjenko is een vernietigingsexpert. '
  
  Ik wierp een blik op Sonja. Ze glimlachte tegen me.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Sonja pakte mijn hand pas weer toen we in het vliegtuig naar San Francisco zaten. Het vrachttoestel was uitgerust met twee grote, comfortabele stoelen, maar we zaten daar in een onbehaaglijke stilte toen Sonja mijn hand pakte.
  
  Ze kneep er in en weer keek ze aandachtig naar mijn gezicht. 'Nick,' zei ze zacht. 'Nick, toe.'
  
  'Wat - toe?'
  
  'Schat, we zullen een hele tijd bij elkaar zijn. We kunnen niet zo doorgaan.'
  
  'Wat moet ik dan doen? Alsof er niets veranderd is? Zijn we nog op Corsica?'
  
  'Nee. Maar we hebben een opdracht. Die moeten we samen volbrengen. Het minste wat we kunnen doen is te proberen vrienden te blijven ... geliefden, als je wilt.'
  
  'Okay. Wat moet ik verder nog over je te weten komen? Tot dusverre ben je veranderd van een meisje dat ik op Corsica heb leren kennen en waar ik plezier mee heb gehad in een Russisch agente en vernietigingsexpert die samen met mij een missie moet opknappen. Hoeveel andere verrassinkjes heb je nog voor me?'
  
  'Geen een, schat. Je weet nu alles. We zijn allebei agent, okay, maar we zijn ook mensen. We zijn een man en een vrouw, en ik, de vrouw, hou erg veel van de man. Ik hoop dat het wederzijds is ... een beetje, tenminste. Dat is erg belangrijk voor me.'
  
  Ik keek haar aan. Ze keek gespannen naar me, en de gouden vlekjes glinsterden in haar ogen. Ik hief haar kin een stukje op met een vinger, kuste haar toen zacht op de lippen. 'Soms geloof ik je bijna,' zei ik. 'Dan vergeet ik bijna dat we aan weerszijden van de muur opereren.' Ik glimlachte. 'Soms.'
  
  Ze kaatste terug met: 'Ik wou dat we niet in dit vliegtuig zaten. Ik wou dat we alleen waren ... weer op Corsica.'
  
  'Straks zijn we weer alleen.' Ik ging verzitten en keek uit het raampje. We vlogen nu boven de Siërra Nevada, en zoals altijd was de lucht roerig. Ik rook haar parfum en, ja, ik geloofde haar bijna. Sonja legde haar hoofd op mijn schouder.
  
  Maar ik geloofde haar niet helemaal. Ze was een mooie vrouw en een aanhankelijke vrouw - een combinatie waar weinig mannen verweer tegen hebben. Weinige zouden er ook verweer tegen willen hebben. Maar ik kon niet vergeten dat ze een Russisch agente was, mijn vijand en de vijand van mijn volk.
  
  We moesten samenwerken, daar kon ik niets aan doen. Er was iets vreemds aan de gang in het Noordpoolgebied dat zowel de Sowjet Unie als de Verenigde Staten interesseerde. We moesten uitzoeken wat dat was. Maar ... hoe zou het gegaan zijn als de Russen een mannelijke agent hadden gestuurd? Hoe zou ik me dan gevoeld hebben? Ik zou er waarschijnlijk op bedacht geweest zijn dat hij probeerde me te doden als ik hem mijn rug toekeerde.
  
  De Russen hadden het vaak genoeg geprobeerd. En misschien wisten ze dat, misschien wisten ze dat ik vijandig gestemd zou zijn jegens een man. Misschien was dat de reden waarom ze een vrouw hadden gestuurd.
  
  Het vliegtuig landde op het vliegveld Alameda, net buiten San Francisco. Het was laat en sinds we Washington hadden verlaten hadden we niets gegeten. Toen we uit de machine stapten, werden we begroet door de commandant van de marine-luchtbasis, een jonge kapitein-luitenant ter zee met een borstvol onderscheidingen. Hij behandelde ons met officiële beleefdheid en wees ons naar een gereedstaande Cadillac. Ik zag dat de officieren die bij het vliegtuig stonden naar Sonja's benen keken toen ze van het vliegtuig naar de auto liep. Als ze er al commentaar op hadden, hielden ze het voor zich. De dienstplichtigen werden niet geremd door protocol. Er werd hier en daar gefloten en gegromd. Sonja glimlachte alleen maar met het zelfvertrouwen van een vrouw die precies weet wat ze heeft.
  
  We werden naar de Officiersclub gereden waar een rijk buffet was aangericht. Terwijl we aten, zat Sonja steeds maar te glimlachen naar de officieren om ons heen. Ze was niet de enige vrouw daar, maar ze was veruit de meest aantrekkelijke, en dat wist ze.
  
  We zaten naast elkaar aan een lange tafel. De officieren werden voorgesteld als bemanningsleden van de onderzeeër waarmee we zouden vertrekken. De kapitein was een jonge man, een paar jaar jonger dan de basiscommandant, en eveneens kapitein-luitenant ter zee.
  
  Rond de tafel klonk veel gelach en gegrap. Sonja genoot kennelijk. De officieren behandelden haar met een vriendelijk respect. Ze plaagden haar een beetje door te zeggen dat ze er voor zouden zorgen dat alle geheime plannen goed opgeborgen zouden worden eer zij aan boord kwam. En zij verrukte hen door te zeggen dat ze er geen idee van had gehad dat Amerikaanse marine-officieren zo jong en knap waren. Op dat punt kon de Sowjet-Unie nog het een en ander leren.
  
  Haar humor en spontane gedrag sloot aan bij het hunne. Ze mocht dan een Russisch agente zijn, maar die avond won ze het hart van iedere man aan die tafel. En misschien nog een stukje meer van het mijne.
  
  Na het eten werden we van elkaar gescheiden. Ik zag Sonja niet eerder dan de volgende ochtend toen we aan boord van de onderzeeër stapten.
  
  Het was een mistige dag, typerend voor San Francisco. De grauwe lucht leek laag genoeg om aan te kunnen raken, en de steigers glommen nat. Aan het ontbijt had ik gehoord dat alle vliegactiviteiten tot de middag waren gestaakt.
  
  Ik liep met de kapitein van de onderzeeër over het natte asfalt naar de plek waar de onderzeeër gemeerd lag. Ik zag flink wat activiteit aan dek, en was benieuwd waar Sonja was. Ik had er geen idee van waar ze de nacht had doorgebracht.
  
  De kapitein heette Nielson. Hij zag dat ik de onderzeeër van voren naar achteren bekeek en toen om me heen keek, en hij begreep het onmiddellijk.
  
  'Ze is in orde,' zei hij, en pakte een vaak gebruikte pijp en lucifers.
  
  Ik glimlachte tegen hem. 'Dat dacht ik wel - overigens, hoe noem ik u? Commandant? Schipper?'
  
  Hij gniffelde terwijl hij een lucifer boven zijn pijp hield. 'Meneer Carter, bij de marine wordt iemand die het bevel over een schip voert altijd kapitein genoemd. Het doet er niet toe of hij qua rang kapitein, luitenant of onderofficier is, hij blijft kapitein.' Hij glimlachte met de pijp tussen zijn tanden geklemd. 'Dat zeg ik niet om hooghartig te klinken, ik wil alleen dat u zich aan boord op uw gemak voelt.'
  
  Ik knikte. 'Nou, ik wil u en uw mannen bedanken voor de goede behandeling van juffrouw Tresjenko, gisteravond.'
  
  Hij glimlachte. 'Graag gedaan, meneer Carter.'
  
  Ik schraapte mijn keel. 'Gaat het te ver als ik vraag waar ze de nacht heeft doorgebracht? Ik bedoel, ik voel me min of meer verantwoordelijk voor haar.'
  
  De kapitein gniffelde. 'U gaat niet te ver. Ze heeft de nacht in mijn huis doorgebracht.'
  
  'Ik snap het.'
  
  'Dat geloof ik niet. Ze heeft gelogeerd bij mij, mijn vrouw en onze vier kinderen. Ze scheen de kinderen leuk te vinden. Ik denk dat zij haar ook aardig vonden. Het is een flinke vrouw.'
  
  'Daar begin ik ook achter te komen.'
  
  We hadden de loopplank van de onderzeeër bereikt. Nielson werd aan boord gefloten. Hij salueerde de vlag op de achtersteven, toen de officier van de dag.
  
  Ik zei tegen de officier van de dag: 'Verzoek toestemming aan boord te komen.'
  
  'Toestemming verleend,' antwoordde hij.
  
  Ik stapte op het glibberige dek, waar ik me niet thuis voelde in mijn gewone pak en regenjas. Mannen in werkkleding liepen heen en weer om kabels op te rollen. Kapitein Nielson ging me voor een ladder af en een smalle gang door naar de officiersmess. Daar zat Sonja koffie te drinken.
  
  Ze wierp me een brede glimlach toe toen ik binnenkwam. Er zaten drie officieren om haar heen. Ze droeg werkkleren, net als de matrozen die ik boven had gezien, alleen zag zij er beter in uit.
  
  Een van de officieren aan tafel wendde zich tot Nielson. 'Mike, waar stop je dit verrukkelijke schepsel?'
  
  De kapitein grinnikte. We haalden koffie. 'In mijn hut,' zei hij, 'maar ik denk dat ik bij jou kom slapen.'
  
  De andere twee officieren lachten. De man die tegen Nielson had gesproken zei: 'Ik heb geprobeerd juffrouw Tresjenko er van te overtuigen dat ze op zijn minst moest proberen wat militaire geheimen uit me los te krijgen.'
  
  'U bent allemaal erg aardig,' zei Sonja.
  
  Nielson en ik gingen aan de tafel zitten. Door de luidspreker klonk een hoorn om de matrozen te laten weten dat het etenstijd was. Ik keek op mijn horloge. Het was net zes uur geweest.
  
  'We vertrekken om negenhonderd uur,' zei kapitein Nielson.
  
  Ik keek naar het glimlachende gezicht van Sonja. 'Je ziet er niet slecht uit zo vroeg in de ochtend.'
  
  Ze liet haar lange wimpers spottend zakken. 'Dank je.' Vind je het leuk?'
  
  'Enorm.'
  
  Ik kreeg pas later die middag de kans onder vier ogen met haar te praten, nadat we de Golden Gate achter ons hadden gelaten en ver op zee waren.
  
  De onderzeeër voer aan de oppervlakte; pas dichtbij de Beringstraat zouden we duiken. Ik trok mijn overjas aan en ging aan dek. De mist was verdwenen. Het was ijzig koud, maar ik had de zee nog nooit zo blauw gezien. De glans van het water werd slechts geëvenaard door het heldere blauw van de lucht. De zon scheen; de lucht rook zuiver. Ik stond dichtbij de boeg en hield me aan de kabels van de reling vast. De zee was niet ruw maar er stond een korte deining. Rondom zag ik schuimkoppen. Ik stond een sigaret te roken en naar de op en neer gaande boeg te kijken toen Sonja naast me kwam staan. 'Hallo, vreemdeling,' zei ze luchtig. 'Ik ken je geloof ik ergens van.'
  
  Ik draaide me om en keek haar aan. De wind speelde met haar blonde haar en het wapperde in haar gezicht. Ze droeg nog steeds de werkkleren en had een jekker aangetrokken die te groot voor haar was. De koude en wind bezorgden haar een warme blos.
  
  Ik glimlachte tegen haar. 'Je bent de meest populaire figuur aan boord.'
  
  Nu glimlachte ze niet. 'Ik wil je aanraken,' zei ze eenvoudig.
  
  'Maar wat zouden de officieren en manschappen van dit schip er van denken?'
  
  'Het kan me niet verdommen wat ze er van zouden denken.' De gouden vlekjes in haar ogen fonkelden en vermenigvuldigden zich. 'Ik wil alleen met je zijn. Ik wil je aanraken en ik wil dat jij mij aanraakt.'
  
  Ik schoof dichter naar haar toe. 'Ik weet niet wanneer we weer alleen zullen zijn. Er zijn vijf officieren en drieëntwintig manschappen aan boord. Het is een kleine boot. Ik betwijfel of we nog meer privacy zullen vinden dan nu.'
  
  'Hou mijn hand vast, Nick,' zei ze. 'Doe dat tenminste.'
  
  Ik zuchtte en hield beide handen in de zakken van mijn jas. 'Je tart me, Sonja, dat weet je best. Ik begin te geloven dat al die aandacht je naar het hoofd stijgt.'
  
  Ze deed een pas achteruit en keek me bevreemd aan, haar hoofd iets scheef gehouden. Door de grote jekker leek ze een klein meisje.
  
  'Je bent verwarrend, Nick. Je bent veel te knap, weet je dat? Dat zal wel met alle Amerikaanse mannen zo zijn. Al die officieren, ze zijn zo jong en knap... en bijna jongensachtig ook. Maar jij, jij bent helemaal niet jongensachtig.'
  
  Ik fronste. 'Dat klinkt alsof je me weer aan het bestuderen bent geweest.'
  
  Ze knikte. 'Misschien. Ik ben er benieuwd naar waarom nog nooit een agent kans heeft gezien je te doden. Ze moeten toch wel eens dicht in de buurt geweest zijn. Alle communistische agenten kunnen toch geen knoeiers zijn. Hoeveel aanslagen zijn er op je gepleegd?'
  
  'Ik hou het niet bij. Maar de mislukkingen interesseren me dan ook niet. Een geslaagde poging zou me erg interesseren.'
  
  Ik flipte mijn sigaret in zee. 'We dwalen een beetje van het onderwerp af, niet? Ik dacht dat we het er over hadden hoe we alleen konden zijn.'
  
  Ze glimlachte tegen me. 'Ik vind wel een manier. Als we in Rusland zijn, vind ik stellig een manier.'
  
  Zolang we op die onderzeeër waren, was er geen enkele manier. Gedurende de volgende twee dagen was Sonja, elke keer als ik haar zag, omringd door mannen. We aten met kapitein Nielson en de andere officieren, en hoewel we een groot deel van de tijd samen doorbrachten, waren we nooit alleen. Er waren steeds mannen rond haar, en ze koesterde zich in hun bewondering. En omdat ze zo volslagen vrouwelijk was, plaagde ze me wanneer ze maar kon, omdat ze wist dat mijn handen gebonden waren.
  
  Voor de kust van Alaska dook de onderzeeër eindelijk onder. Het was bitter koud geworden. Zelfs mijn overjas was niet warm genoeg. De officieren en manschappen kregen lang ondergoed uitgereikt, evenals Sonja en ik. Op de avond van de vierde dag op zee maakten we radiocontact met de Russische treiler. Er werd een ontmoetingspunt afgesproken. Sonja en ik zouden de volgende ochtend op de treiler overstappen. Ik meende een trieste blik in Sonja's ogen te bespeuren toen ze het nieuws hoorde. Toen twee officieren en ik haar naar de maaltijd begeleidden, leek ze ongewoon rustig.
  
  De officieren grapten met haar, zoals gewoonlijk onder het eten. Kapitein Nielson merkte op dat de jekker die ze had gedragen de matroos die de eigenaar was nooit meer zou passen. Maar Sonja's reactie was nogal halfslachtig.
  
  Na de maaltijd werd een taart binnengebracht. Bovenop stond geschreven: 'Veel succes, Sonja.' Toen ze dit zag, trilde haar onderlip even. Toen gebeurde er iets anders. Terwijl ze de taart aansneed verscheen een onderofficier in de deuropening met een cadeau van de hele bemanning. Sonja zat een hele poos alleen maar naar het pakje te staren. Tenslotte, op aandringen van de officieren, maakte ze het open. Het was een ring, precies gemaakt op de maat die ik de mannen had opgegeven. Op de ring zat een miniatuur-onderzeeër die op de draaibank van het schip was gemaakt van goud uit de voorraad van de scheepstandarts.
  
  Sonja stak de ring aan de ringvinger van haar rechterhand.
  
  'Er is een inscriptie,' zei kapitein Nielson. Alle officieren glimlachten naar haar.
  
  Ze deed de ring af en las de inscriptie. Ik had hem al gelezen. Het was een aanhankelijkheidsbetuiging van de bemanning. Sonja slaakte een snik en duwde haar stoel achteruit. Toen kwam ze overeind en rende de mess uit. Nadat ze weg was, bleef het vreemd stil. We zaten rond de tafel naar de halflege koffiekoppen te kijken. Kapitein Nielson verbrak de stilte.
  
  'Vrouwen zijn altijd erg emotioneel met dit soort dingen,' zei hij.
  
  De anderen knikten of murmelden instemmend en dronken hun koffie. De volgende ochtend, toen Sonja en ik op de Russische treiler zouden overstappen, droeg ze de ring.
  
  De ontmoeting vond plaats bijna precies op de scheidslijn tussen de Verenigde Staten en Rusland. We kwamen boven in de Beringstraat en wachtten tot de treiler langszij zou komen.
  
  Het was ongelooflijk koud. Ijsschotsen dreven langs. Ik droeg niet langer mijn pak en overjas; ik had een marineparka en thermisch ondergoed aan. Maar ik had nog wel mijn kleine 'arsenaal' bij me.
  
  De Russische treiler nam er de tijd voor om, door het ijs ploegend, bij ons te komen. Sonja en ik stonden aan dek te kijken.
  
  Er heerste spanning aan boord van de onderzeeër. Kapitein Nielson stond op de brug en keek door zijn kijker. Hij keek niet alleen naar de treiler maar ook naar de zee rondom het schip. De machinegeweerschutters waren op hun post.
  
  Mijn wenkbrauwen en wimpers waren bezet met rijp. Ik kroop dieper weg in de capuchon van mijn parka. Ik wierp een blik op Sonja, maar het enige dat ik van haar gezicht kon zien was het puntje van haar neus. Het werd steeds moeilijker om door mijn neus adem te halen. Toen ik mijn in een want gestoken hand omhoog bracht, merkte ik tot mijn verrassing dat mijn neusgaten vol met ijs zaten.
  
  De treiler kwam langszij en de krachtige dieselmotoren sloegen achteruit. Ik zag hoe er lijnen werden overgegooid en gevangen. Toen de vaartuigen verbinding hadden, keek de Russische kapitein van zijn brug naar kapitein Nielson, en zijn gezicht stond hard. De gezagvoerder van de onderzeeër keek precies zo.
  
  Als dit een vistreiler was, waren ze op zoek naar erg grote vissen met behulp van enkele uiterst ongebruikelijke instrumenten. Op de boeg stond een machinegeweer van minstens kaliber vijftig. Op een hoge mast draaide een radarscherm rond. Alle bemanningsleden die aan dek stonden hadden een geweer.
  
  Opeens deed de Russische kapitein iets volslagen onverwachts. Hij salueerde kapitein Nielson. Het saluut werd onmiddellijk beantwoord. Er werd een loopplank neergelaten die de onderzeeër met de treiler verbond.
  
  Eén ogenblik viel de blik van de Russische kapitein op me toen ik Sonja bij de arm nam en we naar de loopplank liepen. De blik die ik zag was voldoende om me mijn pas te doen inhouden. Als ik alleen was geweest of op snelheid had gelegen, zou ik Wilhelmina gegrepen hebben. Het was een blik die je uitroeide vóór de blik jou uitroeide. Ik had die blik eerder gezien ... en ik wist dat ik niet welkom zou zijn aan boord van die treiler. Twee Russische matrozen staken hun armen uit om Sonja te helpen toen ze van de loopplank op de treiler stapte. De zee was ruw en goor grijs. De ijsschotsen die langs bonkten hadden de kleur van vers opengesneden vlees, het schelle wit dat je ziet vlak voor het bloed begint te stromen.
  
  De bemanningsleden namen Sonja bij de ellebogen en hielpen haar aan boord. Toen was het mijn beurt. Ik stapte behoedzaam over de plank. Toen ik vlakbij de treiler was, zag ik uit een ooghoek dat de Russische kapitein op de brug naar voren stapte om naar me te kijken. De bemanningsleden die op me stonden te wachten keken één moment omhoog. Maar in dat moment gaf de kapitein hen een boodschap, een bevel. Ik bleef op de wankele plank staan en keek omhoog. Opnieuw keken de kapitein en ik elkaar aan.
  
  De boodschap die hij zijn bemanningsleden had gegeven was eenvoudig. Ik zou het geen twintig seconden overleven in die ijzige zee. Als ik toevallig van de plank gleed, zou de kapitein geen Amerikaanse agent naar Rusland hoeven te vervoeren.
  
  Hij keek op me neer. Hij was geen bijzonder lange man, nog geen 1.80 meter, maar hij straalde kracht uit. Hij was massief gebouwd en in zijn parka zagen zijn schouders eruit alsof hij rugby-schoudervullingen droeg. Maar ik zag zijn kracht niet als massief. Ik zag het als iets primitiefs, iets fundamenteels, even fundamenteel als het uiterlijk van een bijl.
  
  Hij stond naar me omlaag te kijken vanaf zijn deinende brug. Hoewel het schip rolde, scheen hij volmaakt stil te staan, met zijn handen diep in de zakken van zijn parka. Het werd moeilijk om op de loopplank te blijven staan. Ik was niet van plan in die ijzige, dodelijke zee te gaan zwemmen en liep snel naar de treiler. Sonja was al mee naar beneden genomen.
  
  De twee bemanningsleden keken naar me en hadden hun geweer aan de schouder hangen. De loopplank was glibberig, maar niet zo glibberig als het deinende dek van de treiler. Ze hielden me in het oog toen ik het schip bereikte. Een van hen boog zich bijna naar voren om me te helpen, maar toen stapten ze beiden achteruit. Een golf rees op tussen treiler en onderzeeër. Die bracht me uit evenwicht. Ik wankelde heen en weer op de plank, met één voet bijna gereed om aan dek te stappen. De twee Russische matrozen keken me uitdrukkingloos aan. De hele bemanning keek toe, maar niemand deed een poging me te helpen. De treiler helde over en om te voorkomen dat ik zou vallen, liet ik me op een knie zakken.
  
  Ik liet mijn open handen op de plank kletsen. Het opklotsende water doorweekte mij en maakte de plank nat. Ik klemde mijn tanden op elkaar, kwam weer overeind en stapte snel op het dek van de treiler.
  
  Toen ik aan boord was, greep ik de reling beet. Ik was zo kwaad dat ik tegen geen van hen iets had kunnen zeggen zonder een internationaal incident te veroorzaken. Maar ik stond daar en keek met openlijke haat naar de twee bemanningsleden. Even keken ze terug. Toen sloegen ze hun blik neer. Het tweetal liep weg. Ik keek omhoog naar de brug, maar de kapitein was verdwenen. Mijn broek en parka waren nat en begonnen te bevriezen.
  
  Ik draaide me om teneinde naar beneden te gaan en zag Sonja. Ze was weer aan dek gekomen en moest gezien hebben wat er was gebeurd. Er was een blik in haar ogen die ik niet eerder had gezien, een blik van volslagen afkeer.
  
  Toen vloog ze op me af en wikkelde haar armen om mijn middel. 'Het spijt me!' riep ze. 'Oh, Nick, het spijt me zo.' Ze boog zich naar achteren om me aan te kijken. 'Neem me alsjeblieft niet kwalijk voor de varkensachtige manieren van mijn landgenoten. Je kunt er van verzekerd zijn dat dit voorval gerapporteerd wordt. Als ik klaar met hem ben, zal die kapitein het moeilijk krijgen om het bevel over een roeiboot te krijgen.'
  
  Ik keek naar de gaping tussen de treiler en de onderzeeër. De loopplank was ingehaald en de twee boten dreven uit elkaar. Ik zag kapitein Nielson bij de toren van de duikboot. Hij keek naar ons en salueerde. Het speet me hem te zien verdwijnen ...
  
  De rest van de dag voer de treiler langzaam tussen de ijsschotsen door. Ik had droge kleren aangetrokken en Sonja had me een kop Russische thee gegeven die helemaal niet slecht was. Ik voelde de vijandigheid van de bemanning wanneer ik met hen in contact kwam, maar er deden zich geen incidenten meer voor - niet tot we Oelen bereikten.
  
  Het was donker toen de treiler de haven invoer. Twee bemanningsleden sprongen met kabels aan land om het schip vast te leggen. Er werd een loopplank neergelaten, maar ditmaal was er geen deinende zee. Dezelfde twee bemanningsleden stonden bij de plank geposteerd. Sonja ging me weer voor en ze hielpen haar. Blijkbaar had ze haar woordje tegen de kapitein gedaan want toen ik naar de plank liep, staken de mannen hun armen uit om mij ook te helpen. Ik sloeg hun handen weg en liep de plank zonder hulp af. Slecht voor de public relations, maar dat kon me niet schelen - ik was kwaad.
  
  Op de steiger stonden vier mannen op ons te wachten, gekleed in dikke jassen. Ze begroetten Sonja hartelijk, gaven mij een hand en heetten me welkom in de Sowjet Unie. Sonja nam mijn arm en leidde me terug naar een van de mannen.
  
  'Nick, dit is dr. Perska. De komende drie dagen is hij onze instructeur.'
  
  Dr. Perska was een man van midden zestig, met een gelijnd en verweerd gezicht en een prachtige, door nicotine gekleurde grote snor. Hij sprak geen Engels, maar mijn Russisch was niet zo slecht.
  
  'We hopen, meneer Carter,' zei hij met krakende stem, 'dat u onder de indruk zult zijn van de cursus.'
  
  'Dat weet ik wel zeker, doctor.'
  
  Hij glimlachte en toonde gouden kiezen. 'Maar u bent moe. We beginnen morgenochtend. Nu moet u rusten.' Hij zwaaide met zijn arm en wees naar een pad dat naar een groepje gebouwen voerde. Sonja kwam naast me lopen toen we de dokter volgden. De rest van de groep kwam achter ons aan.
  
  Ik wees met een duim over mijn schouder. 'Ik geloof dat we gevolgd worden,' zei ik.
  
  'Je moet Russisch spreken, Nick. Anders denken ze dat we dingen zeggen die we ze niet willen laten horen.'
  
  'Okay, wie zijn dat?'
  
  'Veiligheidsmensen. Ze zijn hier om er voor te zorgen dat... niemand ons lastig valt.'
  
  'Of dat ik niet probeer te ontsnappen?'
  
  'Nick, je doet zo vijandig.'
  
  'Oh ja? Ik vraag me af waarom. Ik heb er geen enkele reden voor, wel?'
  
  We liepen zwijgend verder. Ik zag het kamp nu. Het werd goed bewaakt - ik telde minstens vijf geüniformeerde soldaten. Er was een ruim twee meter hoog hek, afgezet met prikkeldraad. Het kamp lag op een heuvel die over zee uitkeek. Op alle hoeken van het hek waren lampen aangebracht. Aan de rand van de steilte stonden grote, op zee gerichte kanonnen. Binnen het hek stonden gebouwen in twee rijen van vier.
  
  Het beviel me niet. Het beviel me helemaal niet. Ik was benieuwd waarom Hawk me in zo'n positie had gemanoeuvreerd. Ik bevond me in een vijandig land, omringd door vijandige mensen, en werkte samen met een vijandige agente.
  
  De veiligheidsmannen knikten naar ons toen we het kamp binnengingen. Het hek werd achter ons op slot gedaan.
  
  Dr. Perska zag me kijken. 'Dat is voor onze eigen veiligheid, meneer Carter,' zei hij met een geruststellend lachje.
  
  Sonja drukte mijn arm. 'Kijk niet zo somber, schat. We zijn echt geen monsters. Eerlijk gezegd kunnen we soms ... erg aardig zijn.'
  
  Dr. Perska wees naar een van de kleinere gebouwtjes. 'Daar is uw kamer, meneer Carter. Ik hoop dat het naar genoegen is. Juffrouw Tresjenko, gaat u met me mee?' Ze liepen verder en ik ging naar het gebouwtje dat dr. Perska me had gewezen. Het was weinig meer dan een hut, één kamer met een open haard en een badkamer. Het tapijt zag er uit alsof het uit een oude bioscoop was gehaald. Maar de haard verspreidde een gezellige warmte in de kamer. Het was een grote schouw die bijna een hele muur besloeg.
  
  Het was een haard waar je met een vriendin voor kon gaan liggen, waar je voor kon picknicken, waar je in kon staren en diepe gedachten over de situatie van de wereld koesteren. Hij was gemaakt van steen en het houtvuur erin knetterde. Naast de haard stond een tweepersoonsbed met een dikke donsdeken, en verder was er een stoel en een klerenkast. Mijn bagage stond middenin de kamer op me te wachten. Opeens besefte ik dat ik inderdaad moe was.
  
  Ik moest het de Russen nageven. Ze stuurden niemand op me af om me te vermoorden tot ik bijna in slaap was.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Als je een dag hebt meegemaakt zoals ik net achter de rug had, reken je er min of meer op dat er iets zal gebeuren. Ik ging met Wilhelmina bij de hand naar bed en viel in slaap, maar het was een lichte slaap.
  
  Ik weet niet hoe laat het was. Het vuur was afgezakt tot gloeiende as en knisperde af en toe, en de geur van brandend hout vervulde de kamer. Hij deed de deur voorzichtig open met een sleutel, behendig genoeg om geklik te vermijden. Hij kwam, mes in de hand, naar binnen en bracht een zucht koude lucht mee. De deur ging geruisloos achter hem dicht.
  
  Hij was niet erg lang, en opeens besefte ik wie het was. De reuk van de treiler hing nog om hem heen.
  
  Met mijn ogen nauwelijks open keek ik toe hoe hij naar het bed kwam. Zijn forse gestalte was zichtbaar in het afstervende licht van het vuur. Ik had mijn hand geruststellend rond Wilhelmina gekromd, met de vinger op de trekker. De Luger lag naast me, buiten de deken bij mijn been.
  
  Hij liep op zijn tenen en hield zijn blik op het bed gevestigd. Het mes was lang en smal en hij hield het tegen zijn borst. Toen hij naderbij kwam, hief hij het mes een stukje op. Ik rook hem nu nog sterker. Die treiler viste af en toe werkelijk.
  
  Hij bleef naast het bed staan, hief het mes hoog op om toe te stoten en haalde diep adem. Ik kwam snel in beweging, duwde de loop van de Luger onder zijn neus, en zei in het Russisch: 'Als je leven je lief is, laat dat mes dan achter je vallen.'
  
  Hij hield zijn adem nog in. Hij aarzelde onzeker en keek naar mijn gezicht. Als ik op die afstand de trekker van Wilhelmina overhaalde, zou ik de helft van zijn hoofd wegschieten. Hij stond roerloos, en zijn massieve gestalte schermde de open haard bijna helemaal af.
  
  Het was erg warm in die kamer. Er kwam net genoeg licht van het vuur om de zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd te zien. De arm met het mes kwam een stukje naar voren. Ik spande mijn vinger om de trekker van de Luger. Ik kon hem makkelijk doden, en hij wist het.
  
  Maar hij probeerde het niettemin. Zijn linkerhand kwam snel omhoog en sloeg de loop van de Luger weg van zijn neus. De rechterhand met het mes kwam in een zwaai omlaag.
  
  Ik schoot. De knal scheen tegen de muren van de kamer te dreunen. Een stuk van de houten wand splinterde. Terwijl ik schoot, wierp ik me tegen hem aan. Het mes boorde zich in de matras.
  
  Ik trof hem met mijn schouder tegen de knieën en joeg hem opzij. Hij struikelde achteruit naar de haard, met het mes nog steeds in zijn hand. Ik greep de rand van de deken en wierp die over hem. Hij probeerde hem af te weren met zijn vrije hand, maar de deken was te groot en te zwaar. Hij klauwde er naar, maar tegen die tijd was ik van het bed af en vloog door de kamer achter hem aan.
  
  Terwijl hij de deken van zijn gezicht trok, sloeg ik hem met de Luger op zijn neus. Hij gromde. Het mes viel op het versleten tapijt toen hij zijn handen naar de restanten van de neus bracht. Ik liet de Luger hard neerkomen op zijn schedel. Hij zonk met zijn handen voor zijn gezicht op de grond.
  
  Hij had de deur niet op slot gedaan toen hij binnenkwam. Nu werd de deur opengesmeten. Twee soldaten kwamen als eersten binnen, met hun geweer in de aanslag. Ik had de Luger al op hen gericht. Achter hen verschenen dr. Perska en Sonja.
  
  De treilerkapitein lag nog op zijn knieën en maakte een vreemd gorgelend geluid. Ik bukte me en pakte het mes. Ik gooide het een van de soldaten toe en hij liet zijn geweer bijna vallen om het te vangen.
  
  Dr. Perska zei: 'Ik hoorde een schot. Ik dacht...' Hij droeg een dikke kamerjas en hoge laarzen. Zijn staalkleurige haar zat in de war.
  
  'Ben je in orde, Nick?' vroeg Sonja. Ook zij droeg een dikke peignoir. Uit de manier waarop de jas aan de voorkant opbolde, begreep ik dat ze er erg weinig onder aan had.
  
  Ik keek hen aan en voelde dat ik er geweldig uitzag in mijn lange ondergoed. De twee soldaten hielpen de treilerkapitein overeind. 'Hij probeerde me te vermoorden,' zei ik.
  
  'Dat kunt u niet menen,' zei dr. Perska.
  
  De twee soldaten leidden de kapitein de kamer uit.
  
  Ik leunde tegen het bed. In het Russisch zei ik: 'Ik zal het in uw taal zeggen zodat er niets in vertaling verloren kan gaan. Ik wil niet dat mijn woorden verkeerd begrepen worden. Ik ben hier in opdracht van mijn regering. Ik ben hier niet voor mijn plezier. Er is hier niemand die ik vertrouw. Ik zal het dus eenvoudig houden. De volgende persoon die ongenood probeert hier binnen te komen, zal dood zijn eer de deur dicht is. Ik zal niet vragen wie het is of waarom hij hier komt. Ik schiet gewoon.'
  
  Dr. Perska keek alsof hij zojuist een wesp had doorgeslikt. 'Ik kan haast niet geloven dat er een aanslag op u is gepleegd. Aanvaard alstublieft mijn verontschuldigingen, meneer Carter.'
  
  'Bied uw verontschuldigingen morgenochtend nog maar eens aan, doctor. Vanavond accepteer ik ze niet.'
  
  Sonja had strak naar me gekeken. Nu vroeg ze: 'Wat accepteer je dan wel, Nick?'
  
  'Niets.' Ik knikte naar de deur waar de kapitein zojuist door was verdwenen. 'Wat gebeurt er met hem?'
  
  'Hij wordt naar Moskou gestuurd,' zei Sonja. 'Daar zal hij terecht staan.'
  
  'Dat zal wel.'
  
  'Geloof je me niet? Wil je hem soms zelf doden?'
  
  'Als ik hem had willen doden, zou ik het gedaan hebben.' Ik liet Wilhelmina op het bed vallen. 'Als jullie nu allebei willen vertrekken, kan ik proberen wat te slapen. Welterusten.'
  
  Ik keerde hen mijn rug toe en liep naar de kast waar ik mijn speciale sigaretten met gouden mondstuk had gelegd.
  
  Ik voelde de koude lucht toen de deur openging en hard gesloten werd. Het was vreemd stil in de hut, en het enige licht was de rode gloed van het vuur. Ik schudde een sigaret uit het doosje en duwde hem tussen mijn lippen. Toen bedacht ik me dat ik mijn aansteker op het bed had laten liggen. Ik draaide me om ... en zag Sonja. Ze stond voor me met de aansteker in haar hand. Ze knipte hem open, hield het vlammetje onder mijn sigaret. Terwijl ik inhaleerde, zag ik dat ze haar peignoir open had laten vallen. Eronder droeg ze een zeer dun, zeer kort lichtblauw nachthemdje.
  
  Ik zei: 'De Luger lag naast de aansteker op het bed. Waarom heb je die niet gepakt?'
  
  'Dacht je echt dat ik je zou willen vermoorden, Nick? Wantrouw je me zo erg?'
  
  'Wat wil je dan, Sonja?'
  
  Ze bewoog zich even. De peignoir gleed langs haar schouders, viel toen op de grond. 'Ik wil je vertrouwen hebben, Nick,' zei ze hees. 'Maar vannacht wil ik meer, veel meer.'
  
  Haar handen kwamen naar me toe, gleden om mijn nek en trokken mijn hoofd omlaag. Haar zachte, vochtige lippen streken teder over mijn kin, gleden toen luchtig over mijn wangen. Ze nam er de tijd voor om de omtrek van mijn lippen te liefkozen, liet haar mond toen de mijne bedekken. Ze drukte haar lichaam tegen het mijne tot we als het ware samensmolten.
  
  Ze trok zich terug. Langzaam pakte ze de sigaret uit mijn hand en gooide hem in de haard. Ze hield mijn hand vast, bracht hem omhoog naar haar lippen en kuste alle knokkels. Haar tong dartelde luchtig tussen de vingers. Daarna draaide ze de hand naar haar lichaam en drukte mijn handpalm tegen haar borst.
  
  Ik voelde de hartstocht in me opstijgen. 'Je kent alle trucjes die een vrouw geacht wordt te kennen,' zei ik.
  
  'En jij ?' murmelde ze. 'Welke trucjes ken jij ?'
  
  Ik bukte me een stukje en tilde haar op in mijn armen. Haar handen sloten zich om mijn hals. Ik droeg haar naar het bed en legde haar zacht neer. Ik legde de Luger op de kast en pakte de deken van de grond. Toen ik me naar het bed omdraaide, had Sonja haar nachthemd uitgetrokken. Ze lag daar naakt en schoof haar voeten heen en weer tegen het laken.
  
  Ik liet de deken aan het voeteneind van het bed vallen. 'Het wordt vannacht erg koud,' zei ik.
  
  'Ik denk het niet,' zei ze, en stak haar armen naar me uit. Ik had altijd gedacht dat het moeilijk zou zijn om een lange onderbroek uit te trekken. Ik herinner me niet eens hoe ik uit deze stapte. Opeens lag ik naast haar en hield haar in mijn armen terwijl mijn lippen zacht over de hare streken.
  
  'Oh, Nick,' fluisterde ze. 'Het heeft te lang geduurd, gewoon veel te lang! Ik heb je gemist. Ik heb je aanrakingen gemist. Ik heb alles van je gemist.'
  
  'Sssst.'
  
  'Wacht niet te lang. Beloof het me.'
  
  Ik wachtte niet te lang.
  
  Ik voelde haar verstijven toen ik op haar gleed. Haar handen lagen op mijn schouders. En toen ik tussen haar benen kwam en in haar drong, hoorde ik haar naar adem snakken. Ze maakte jammerende geluidjes en sloeg haar armen en benen stijf om me heen. En toen had al het andere niets meer te betekenen - de aanslag op me niet, alles wat er in de Poolzee was gebeurd niet. Buiten die hut bestond er niets, niets anders dan dat bed, geen andere vrouw dan zij. Sonja had die kracht, dat verterende talent. Ik was me alleen maar bewust van de volmaaktheid van haar lichaam. Toen we tenslotte samen klaarkwamen, was ik me niet eens bewust van mezelf. Langzaam keerde ik terug van waar ik geweest was. Ik besefte niet dat ik hoog boven haar gestrekt lag met stramme armen. Ze had zichzelf opgeheven met haar armen om mijn nek om me te ontvangen. Nu li^t ze zich vallen, en haar tong flikkerde snel over haar droge lippen. Ze had haar ogen gesloten en bewoog haar hoofd heen en weer.
  
  'Oh, Nick, dat was zo ... zo ...'
  
  'Sssst.' Ik drukte me tegen haar aan.
  
  'Nee,' fluisterde ze. 'Niet meer.'
  
  'Ik zei ssst.'
  
  Met gesloten ogen glimlachte ze dromerig. 'Ja... alles wat je zegt. Hoe kun je nu nog aan me twijfelen? Hoe kun je me nu nog wantrouwen?'
  
  Ik kuste haar, liet mijn handen over de weelderige buigingen van haar lichaam glijden en ging op in het totale genot van de vereniging met haar ... maar ik kon mezelf er niet toe brengen haar te vertrouwen.
  
  Vroeg de volgende ochtend begonnen we aan onze cursus. Eerst ontbeten we in een gemeenschappelijke zaal met alle schildwachten en artilleristen en iedereen die met het kamp te maken had. Iedereen vond het nodig zijn verontschuldigingen aan te bieden voor de aanslag van de vorige avond. Ze verzekerden me allemaal dat de treilerkapitein stevig zou worden aangepakt. Ergens twijfelde ik daar niet aan, maar ik was benieuwd of dat was omdat hij had geprobeerd me te vermoorden ... of omdat hij er niet in geslaagd was me te vermoorden.
  
  Dr. Perska kwam naast me zitten. Zijn verweerde, besnorde gezicht stond vermoeid en bezorgd. 'Meneer Carter,' zei hij, 'u moet gewoon mijn verontschuldigingen voor gisteravond aanvaarden. Ik heb geen oog dicht gedaan. Het heeft me geschokt dat zoiets hier heeft kunnen gebeuren, vlak onder onze neuzen.'
  
  'Maakt u zich geen zorgen, doctor. Vergeet alleen niet wat ik gisteravond gezegd heb. Deze cursus duurt drie dagen, niet? U zit naast een erg voorzichtig mens. Ik ben van plan zolang ik hier ben voorzichtig te blijven. Het enige wat ik van u vraag is me te imponeren met deze overlevingscursus.'
  
  En dat deed hij.
  
  Het meeste van wat Sonja en ik leerden had te maken met in leven te blijven als onze hele uitrusting verloren zou zijn gegaan. De methodes waren overgenomen van de Eskimo's en nog verbeterd.
  
  De eerste dag bouwden we onder leiding van dr. Perska een iglo. We sneden de sneeuwblokken uit met een groot mes. Toen het ding klaar was, kropen Sonja, dr. Perska en ik naar binnen. Ik merkte dat de muren enigszins lekten.
  
  'Smelt dat ding niet?' vroeg ik.
  
  Dr. Perska glimlachte. 'Niet door lichaamswarmte. De lichaamswarmte houdt u warm genoeg om zonder hemd of kleren rond te lopen, maar kan de sneeuwblokken niet doen smelten. In feite is het goed als het aan de binnenkant van de iglo dooit. Dat sluit alle openingen tussen de blokken af. Zelfs brandende kaarsen als verlichting zullen de blokken niet doen smelten.'
  
  Ik keek rond in het gewelfde paleis. De doctor kroop alweer naar buiten. Sonja pakte mijn hand en kneep erin.
  
  'Heb je wel eens in een iglo geneukt?' murmelde ze.
  
  'De laatste twee weken niet,' antwoordde ik.
  
  Ze stompte mijn schouder en kroop snel naar buiten. Toen ik haar volgde en mijn hoofd naar buiten stak, raakte ze me met een sneeuwbal.
  
  Die nacht sliep ik alleen, in een stoel tegen de muur, met Wilhelmina in mijn hand. Het was geen rustige slaap.
  
  De tweede dag brachten we voornamelijk in een klaslokaal door. Sonja en ik zaten in makkelijke stoelen. Dr. Perska stond voor een schoolbord. We kregen instructie over de ijsbeer. De doctor trok een scherm omlaag en schakelde een projector in. Een minuut lang liet hij de film draaien zonder iets te zeggen. Ik rookte een sigaret en keek.
  
  Het enige wat de film liet zien was één ijsbeer. Het was een groot beest maar hij leek bijna peervormig, alsof zijn achterpoten langer waren dan zijn voorpoten. Hij was geen moment stil. Hij zag er onhandig uit.
  
  'Let op,' zei dr. Perska alsof hij mijn gedachten kon lezen, 'hoe onhandig de beer er uitziet. Vele slachtoffers hebben de vergissing begaan te denken dat dit dier niet veel snelheid kan ontwikkelen.' Hij sprak in het Russisch.
  
  Ik zei: 'Het lijkt wel alsof hij met zichzelf in de knoop zit.'
  
  De dokter had een bril met halve glazen op. Hij drukte zijn kin tegen zijn borst en keek me over zijn bril aan. 'Meneer Carter, bega die vergissing niet als u er eentje schijnbaar in de verte ziet aankomen. U zou verbaasd zijn hoe snel ze de afstand overbruggen.'
  
  Sonja keek me aan en knipoogde. We keken toe hoe de scharrelende ijsbeer her en der over het ijs draafde.
  
  'De ijsbeer is een nomade,' zei dr. Perska. 'Anders dan de grijze of grote bruine beer, heeft hij geen permanente basis of hol. Hij is altijd onderweg. De kamera heeft onze vriend al een hele poos gevolgd ... hebt u hem ook maar één keer zien stilhouden? Nee, hij is voortdurend in beweging.'
  
  Ik stak een sigaret op en keek naar de rondgalopperende beer. Sonja pakte mijn hand.
  
  'Er is één uiterst interessant ding aan de ijsbeer,' vervolgde de dokter. 'Het is het enige beest ter wereld dat een mens zal volgen, doden en opeten. Dit dier heeft niet het excuus van zijn jongen nodig die het moet verdedigen om aan te vallen. Het hoeft niet in de hoek gedreven te worden, zoals de meeste dieren.' Hij keek met een scheef lachje naar het scherm. 'Nee, het enige wat er bij deze jongen voor nodig is, is een beetje honger.'
  
  Ik voelde Sonja naast me rillen.
  
  'Wat heb je nodig om zo'n beest neer te leggen?' vroeg ik Perska.
  
  De dokter krabde peinzend aan zijn snor. 'Ik heb er eens een gezien die vier kogels uit een olifantsgeweer nodig had eer hij neerviel. Het is mogelijk dat alleen een Amerikaanse eland moeilijker te doden is.'
  
  'Of een mens,' zei ik grimmig.
  
  Die nacht, toen het grootste deel van het kamp lag te slapen, kwam Sonja naar mijn kamer. Ik zat in de stoel naar het vuur te staren en over Rood-Chinese onderzeeërs na te denken die in het Poolgebied rondvoeren.
  
  De deur was op slot. Sonja klopte, zei tweemaal zacht: 'Nick!' Ik stond op en liep naar de deur, met Wilhelmina voor alle zekerheid in de hand.
  
  Sonja kwam binnen en keek niet naar de Luger die op haar mooie hoofd je was gericht. Ze droeg dezelfde peignoir als de eerste avond. Hij gleed van haar schouders op de grond tegen de tijd dat ze bij het bed was. Het dunne nachthemd dat ze droeg glom rossig in het licht van het vuur.
  
  Ze had een dromerig lachje rond de lippen. Ze klauterde op het bed en knielde met haar gezicht naar mij toe. Langzaam en glimlachend trok ze het nachthemd over haar hoofd. Toen streek ze haar lange blonde haar glad en strekte zich op haar rug uit. Ik legde Wilhelmina op de stoel, deed de deur op slot en liep naar het bed ...
  
  De derde dag leerden Sonja en ik weer meer over het in leven blijven zonder uitrusting. In het gebouwtje dat we de schoolhut hadden genoemd, stond dr. Perska voor het bord. Ditmaal droeg hij een grijze broek en een grijs wollen vest met knoopjes.
  
  Aan het ontbijt had Sonja mijn hand vastgehouden en ze nam elke gelegenheid waar om me aan te raken of zich tegen me op te drukken. Die nacht was een van de beste geweest. Slechts één keer, op Corsica, was het beter geweest. Ik dacht dat het misschien verkeerd was haar niet te vertrouwen. Toen ze mijn hand vasthield, zag ik dat ze nog steeds de ring droeg die de bemanning van de onderzeeër haar had gegeven.
  
  Dr. Perska had het over vissen en jagen - zonder een dure hengel of een geweer. 'Je kunt vishaken maken van de botten van een wolf of een beer, zelfs van visgraat' - hij glimlachte - 'om andere vissen mee te vangen. Kijk naar de tekeningen op het bord. Vislijn kan gemaakt worden van allerlei dingen. Draadjes uit je kleren, de pezen van een dier dat je gedood hebt.
  
  'Een bot kan zelfs gebruikt worden om de machtige ijsbeer neer te leggen. Bijvoorbeeld een stuk van de ruggengraat van een zeehond. Walvisbot is ideaal, maar het is onwaarschijnlijk dat twee mensen die alleen en zonder uitrusting in het Poolgebied zijn, op walvis gaan jagen.' Hij pakte een krijtje en tekende terwijl hij sprak. 'Je buigt het bot, dat gewoonlijk recht is, tot een strakke cirkel. Vlees of vet, of wat je maar bij de hand hebt, wordt er stevig omheen gepakt, zo stevig dat het bot zich niet weer kan strekken. Als je de bal vlees door de sneeuw rolt, bevriest hij en de ijsbeer zal de bal in één keer doorslikken. Het bot strekt zich en scheurt de ingewanden van de beer open.'
  
  Ik was onder de indruk, maar Sonja rilde. 'Het arme dier,' zei ze.
  
  Dr. Perska glimlachte en schudde zijn hoofd. 'Mijn beste juffrouw Tresjenko, u zou niet "arm dier" zeggen als u uitgehongerd en koud was en dat arme dier uw enige kans op overleving was.'
  
  Hij legde het krijtje neer, draaide zich - ditmaal niet glimlachend - om en keek me aan.
  
  'Meneer Carter, u tweeën vliegt morgenochtend naar de Poolcirkel, dan zullen we zien of ik u wat geleerd heb en hoeveel u geleerd hebt.' De glimlach verscheen. 'Bent u onder de indruk?' vroeg hij.
  
  'Aanzienlijk,' zei ik, en meende het.
  
  'Mooi zo,' zei hij knikkend. 'Nu wordt het tijd dat u uw gids leert kennen.'
  
  Gids? Ik fronste en ging rechtop in mijn stoel zitten terwijl de dokter naar de deur liep. Hij deed de deur open en riep naar iemand. De iemand kwam binnen, gekleed in koudweerkleding en met een ouderwets geweer in de hand. Hij duwde de capuchon van zijn parka omlaag en ik zag dat hij een Eskimo was - of er in ieder geval als een Eskimo uitzag.
  
  Dr. Perska nam hem mee naar het schoolbord recht tegenover ons. 'Juffrouw Tresjenko, meneer Carter, dit is Aku Esau. Om twee redenen is hij gekozen als uw gids. In de eerste plaats is hij een uitstekend schutter, en in de tweede plaats kent hij het Poolleven als zijn broekzak.' Ik leunde achterover in mijn stoel, strekte mijn benen voor me uit en sloeg mijn armen over elkaar. Dit was iets dat ik niet verwacht had, waar ik niet op voorbereid was geweest. Het zouden niet alleen maar Sonja en ik daar aan de Noordpool zijn. Het zouden Sonja en ik en een gids, Aku genaamd, zijn.
  
  Ik keek naar hem. Hij zag er jong uit, nauwelijks drink- en stemgerechtigd. Zijn ogen leken helder en zeker, maar onder mijn blik draaide hij er onbehaaglijk mee. Hij leek me een jongen die zijn weg met de vrouwtjes wel wist te vinden. Er was een bijna arrogante zelfverzekerdheid in hem. Zijn gezicht was breed en plat en glad; zijn steile zwarte haar hing in zijn ogen. Hij hield zijn geweer naar de grond gericht. Hij stond zo dichtbij me dat ik de Russische woorden op de loop kon lezen. 'Meneer Carter?' zei dr. Perska, niet op zijn gemak.
  
  Er hing spanning in de kamer. Aku keek steeds van Sonja naar mij en dan terug, maar er viel niets op zijn gezicht te lezen.
  
  'Ik had niet op een gids gerekend,' zei ik tenslotte. Ik pakte een sigaret en stak hem op.
  
  'Ben je het er niet mee eens?' vroeg Sonja. Snel vervolgde ze: 'Daar we niet weten wat ons te wachten staat, leek mij dat we alle hulp moeten aanvaarden die we kunnen krijgen.'
  
  'Dat zal wel,' zei ik. Ik keek haar aan. En dat net toen ik begon te denken dat ik haar kon vertrouwen.
  
  Toen zei Aku in zeer goed Engels: 'Meneer Carter, als u mij meeneemt zult u waarschijnlijk plezierig verrast zijn. Ik ben een uitstekende gids en een uitstekende schutter - ik kan op twintig meter afstand een meeuw in het oog schieten. Maar wat belangrijker is, ik weet bevelen op te volgen. Ik weet dat u de leiding hebt. Ik vraag u niet me mee te nemen, maar ik geloof dat het goed zou zijn.'
  
  Ik trok aan mijn sigaret en keek naar zijn ogen. 'Waarom heb je een Russisch geweer?' vroeg ik.
  
  'Ik kom uit een arm gezin,' zei hij snel. 'We konden ons geen dure Amerikaanse Marlin of Winchester veroorloven. We konden alleen maar ruilen met wat er maar voorhanden was. Als jongen heb ik zes huiden geruild voor dit oude geweer. Het heeft me negen keer het leven gered. Het geeft me te eten. Ik behandel het als een oude vriend. Ik heb nooit een ander geweer gehad.'
  
  Het was een prachtige speech. Prachtig. Ik keek naar dr. Perska, toen naar Sonja. Ik kon niets opmaken uit hun gezichten. Toen keek ik weer naar Aku. 'Okay,' besliste ik, 'we hebben er een gids bij.'
  
  De spanning verdween. Aku grinnikte en liet sterke, gelijkmatige witte tanden zien. Dr. Perska liet zijn gouden kiezen blikkeren. Sonja pakte mijn hand en glimlachte tegen me. De enige in de kamer die niet lachte was ik.
  
  Die avond had ik mijn spullen vroeg gepakt. Het vliegtuig zou bij het aanbreken van de dag opstijgen. Ik had alles van de koffer overgebracht naar de rugzak, en liet mijn pak en overjas in de koffer achter. Ik zou in het Noordpoolgebied vermoedelijk geen behoefte aan vormelijke kleding hebben.
  
  Het was te vroeg om te gaan slapen - ik was niet moe. Ik gooide wat hout op het vuur en ging er voor zitten. Maar ik was rusteloos. Ik stond op en ijsbeerde door de kamer. Ik bleef staan en staarde in het vuur. Dit was mijn laatste nacht in het kamp. Het enige dat ik zou missen was die geweldige haard.
  
  Ik keek nogmaals om me er van te overtuigen dat ik extra-magazijnen voor Wilhelmina had ingepakt. Toen ging ik weer voor het vuur zitten, haalde de Luger uit elkaar en maakte hem schoon en oliede hem. Vervolgens controleerde ik de Winchester die ik had meegebracht. Nog steeds was ik rusteloos.
  
  Ik probeerde het met Yoga. Ik ging in de stoel zitten, staarde in het vuur en dwong mijn lichaam tot ontspanning. Ik gebruikte er al mijn concentratie voor. Ik weet niet hoe lang ik zo ontspannen bleef zitten, maar toen ik opstond voelde ik me verfrist. En ik wilde een vrouw hebben. Ik wilde Sonja hebben.
  
  Ik trok mijn parka en zware laarzen aan. Sonja's hut stond in de tweede rij, drie hutten verder. Toen ik klaar was opende ik mijn deur op een kier om naar buiten te kijken. Er scheen licht achter haar raam. Ze was nog op. Er viel een lichte sneeuw en mijn laarzen knerpten onder het lopen. De felle lichten op de hoeken van het kamp schenen door de vallende sneeuw. Een schildwacht liep onder een van de lampen door, met zijn geweer op de schouder.
  
  Ik liep langzaam, met mijn handen diep in de zakken van mijn parka. En toen ik Sonja's hut naderde, hoorde ik stemmen. Sonja en ... ik herkende de tweede stem aanvankelijk niet, tot ik vlakbij de hut was. Ik bleef roerloos staan. Het was Aku, en hij sprak Russisch.
  
  'Moskou wordt ongeduldig, Sonja,' zei hij. 'Ze willen weten wanneer. Ze willen weten waarom er uitstel is geweest.'
  
  'De beslissing over het wanneer is aan mij overgelaten,' kaatste Sonja terug. 'Het was stom van ze om die treilerkapitein te sturen.'
  
  'Ze zijn ongeduldig. Misschien hebben ze overhaast gehandeld, maar ze willen dat het gebeurt en ze willen weten wanneer. Ze willen precies weten wanneer.'
  
  Er was even stilte. Toen zei Sonja: 'Ik heb hier twee jaar op getraind. Ik zal niet falen. Ik ben geen man. Dat is het probleem geweest - dat ze er mannen op afstuurden om hem te doden. Elk land heeft die vergissing begaan. Daarom is niemand er in geslaagd de grote Nick Carter te elimineren. Alleen een vrouw kan dicht genoeg in zijn buurt komen om het te doen. Dus waar anderen hebben gefaald, zal ik slagen. Ik ben al vrij dicht bij hem.'
  
  'Maar wanneer, Sonja?' vroeg Aku weer.
  
  'Zodra we er achter zijn wat de Chinezen daar in het Poolgebied aan het doen zijn, zodra de missie voltooid is. Dan zal ik de ongrijpbare meneer Carter doden,' antwoordde mijn teerbeminde Sonja.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Ik was ver genoeg van de hut verwijderd om het knerpen van mijn laarzen in de sneeuw niet te laten horen toen ik wegliep. Automatisch greep mijn rechterhand rond de kolf van Wilhelmina onder mijn linkeroksel. Ik zat in de val en besefte het. Het kamp was praktisch een gevangenis. Zelfs als ik zou kunnen ontsnappen, waar kon ik dan heen? Ik kon niet wegzwemmen in dat ijskoude water. En over land zou ik ook niet ver komen als ik probeerde een bevroren, verlaten, vijandig land te doorkruisen.
  
  Nee, ik bevond me op Russische bodem zonder vluchtweg. Ze hadden me beet. Morgenochtend zou ik aan boord van een Russisch vliegtuig stappen dat mij en twee Russische agenten - van wie er een was opgeleid om me te doden - naar het verlaten Noordpoolgebied zou vervoeren.
  
  Ik liep snel terug naar mijn eigen hut. Ik kon me tot niemand om hulp wenden, maar ik had één voordeel. Ik wist nu wat Sonja van plan was, en zij wist niet dat ik het wist.
  
  Ik had het vermoed, maar niettemin was ik teleurgesteld.
  
  Mooie, lieve, hartstochtelijke Sonja. Zie het onder ogen, Carter, je bent er ingestonken. Ze heeft haar lichaam als een verraderlijke Venus gebruikt om jou er toe te brengen haar te vertrouwen. Okay, nu besefte ik mijn fout. Het was hoogst onwaarschijnlijk dat ik dezelfde fout nog eens zou begaan.
  
  Ik kwam bij mijn hut, maakte de deur open en ging naar binnen. Het vuur brandde nog. Ik trok mijn parka en laarzen uit en maakte me gereed de nacht in mijn stoel door te brengen.
  
  Toen daagde het me dat het probleem niet acuut was. Sonja had tegen Aku gezegd dat ze geen poging zou doen me te doden tot nadat we te weten waren gekomen waar de Chinezen mee bezig waren. Ik dacht aan de volgende dag. We zouden bij het aanbreken van de dag in het Russische transporttoestel stappen en diep het Noordpoolgebied binnenvliegen. Daar zouden we de dingen krijgen die we nodig hadden, zoals sneeuwscooters en extra benzine.
  
  We zouden die spullen in een Amerikaans basiskamp krijgen. De oplossing was dus eenvoudig. Als we in het basiskamp waren, zou ik Sonja en Aku gewoon over leveren en de missie in mijn eentje voortzetten.
  
  Ik bleef voor de haard zitten roken en in het vuur staren. Tenslotte stond ik op en ging naar bed.
  
  Een uur voor het aanbreken van de dag werd ik gewekt door een klop op de deur. Het was niet moeilijk me wakker te krijgen, zo vast sliep ik niet. Ik sprong behoedzaam onder de deken vandaan en hupte op en neer om mijn broek aan te krijgen. Het vuur was uit, en de hut was ijskoud. Het was nog donker, daarom stak ik een lamp aan en kleedde me verder aan.
  
  Toen ik buiten kwam, zag ik een licht in Sonja's hut branden. De hemel was van zwart in een dofgrijs aan het veranderen. Er viel geen sneeuw meer, maar er lag een pak van bijna drie decimeter verse sneeuw. Ik liep naar de eetzaal met mijn rugzak om en mijn Winchester in de hand.
  
  Ik was al met het ontbijt begonnen toen Sonja bij me kwam zitten. Als altijd zag ze er verrukkelijk uit. Haar ogen fonkelden door wat men per misverstand voor liefde had kunnen aanzien. Terwijl we aten babbelde ze honderduit over de overlevingscursus, over wat we misschien in het Poolgebied zouden vinden, over Aku ... hee, waar zat die? Hij vertoonde zich toen wij bijna klaar waren met eten. Hij begroette Sonja hartelijk en deed erg eerbiedig tegen mij. Ik voelde me als een slachtoffer van de Mafia die de doodskus heeft gekregen. Maar ik speelde het mee. Ik hield Sonja's hand vast en maakte grapjes met Aku. Ik wilde me vastklemmen aan het enige voordeel dat ik bezat.
  
  Toen we klaar met het ontbijt waren, gingen we naar buiten waar een auto voor ons stond te wachten. Dr. Perska was er om afscheid te nemen. Ik schudde hem de hand, terwijl ik me afvroeg of hij iets wist van het plan om me te vermoorden. Toen werden onze rugzakken en geweren op het dak van de Moskowitsj gebonden. Sonja ging met me op de achterbank zitten, met haar hand op mijn knie. Ze liet haar hoofd tegen mijn schouder rusten, en ik rook haar parfum. Haar haar kietelde mijn wang. Aku zat voorin met de chauffeur. De weg van het kamp naar het vliegveld, vlak buiten Oelen, was hobbelig en hard bevroren. We reden zeer langzaam. Sonja's lippen veegden over mijn wang, vonden mijn oor.
  
  'Ik heb je vannacht gemist, schat,' fluisterde ze. 'Heb jij mij ook gemist?'
  
  Ik legde mijn hand op haar been. 'Natuurlijk,' zei ik.
  
  Ze drukte zich tegen me aan en zuchtte. 'Het zal een hele poos erg koud zijn. Er valt niet te voorspellen wat we misschien moeten doen om warm te blijven.'
  
  'Gaat Aku er foto's van nemen?'
  
  Ze gniffelde diep in haar keel. Als ze maar niet zo volkomen vrouw was geweest zou het niet zo erg zijn geweest, dacht ik. 'Natuurlijk niet, schat,' zei ze. 'Aku weet hoe het tussen ons is. Ik heb het hem uitgelegd. Hij zal ons niet lastig vallen.'
  
  'Dat kan een boeiend tochtje worden,' zei ik droog.
  
  De Moskowitsj naderde het vliegveld waar het grote transporttoestel klaar stond met draaiende propellers. Toen de auto naast het vliegtuig stopte, sprongen twee mannen uit de open deur van de machine. Zonder iets te zeggen, haalden ze onze spullen van het dak van de auto en brachten ze naar het vliegtuig.
  
  Het kale landschap van bevroren wit en grijs bloosde rossig onder de opkomende zon. Het was stil en koud. Sonja, Aku en ik renden van de auto naar het wachtende vliegtuig. De luchtdruk van de propellers dreigde ons weg te blazen, maar tenslotte kwamen we binnen en merkten tot onze vreugde dat het vliegtuig verwarmd was.
  
  Sonja ging zoals altijd naast me zitten. Ze drukte zich tegen me aan en had haar gezicht verborgen in de capuchon van haar parka. Toen we warm genoeg waren, deden we de capuchons omlaag. Aku zat aan de andere kant van het gangpad en keek uit het raam met een uitdrukkingloos gezicht.
  
  Het vliegtuig was op ski's gemonteerd. De motoren brulden stevig eer de ski's loskwamen van het ijs en de machine over de startbaan gleed. Sonja en ik werden tegen elkaar geworpen toen het vliegtuig meer snelheid kreeg. Het rammelde als een oude vrachtwagen. We schoven van de ene kant naar de andere. Maar toen de ski's zich losmaakten, hield het gerammel plotseling op. De grote machine steeg soepel op boven een vrijwel levenloos landschap.
  
  Maar hier en daar stond een huis, en soms een boom. De machine vloog in oostelijke richting de rijzende zon tegemoet. Toen ik uit het raam keek, zag ik het eind van het land, en toen vlogen we boven het water. Ik voelde Son-ja's blik op me terwijl ik uit het raam keek. Ik was benieuwd wat ze dacht. Probeerde ze te beslissen welk deel van mijn lichaam het beste was om een kogel in te schieten? Of misschien had ze nog niet besloten welk wapen ze zou gebruiken. Als het geen revolver werd ... wat dan?
  
  Een poosje later was er weer land onder ons. We vlogen boven Alaska en noord Canada. En daarna was er niets onder ons dan een witte leegte. Nu en dan vlogen we over een Eskimodorpje, maar het was voornamelijk een ononderbroken witheid, zo schitterend in de zon dat het me bijna verblindde.
  
  Aku sliep met zijn kin op zijn borst. Sonja had mijn arm gepakt. Ik voelde de slankheid van haar lichaam door haar kleren heen toen ze zich tegen me aandrukte.
  
  'Is er iets, schat?' vroeg ze opeens.
  
  Ik keek haar fronsend aan. 'Waarom vraag je dat?'
  
  'Je bent zo stil. De hele ochtend al.'
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Een hoop aan mijn hoofd. Ik ben benieuwd wat we daar zullen vinden.'
  
  Ze glimlachte, een wetend lachje dat me zei dat ze me niet geloofde. Het kon ook worden uitgelegd als een begrijpend lachje. Als haar schat dingen aan zijn hoofd had die hij niet met haar wilde bespreken, dan moest het maar. Ik wenste dat we snel in het basiskamp zouden arriveren zodat ik van haar af zou zijn. Ze begon me nerveus te maken.
  
  'Wat denk je dat het is, Nick?' vroeg ze opeens.
  
  'Wat denk ik dat wat is?'
  
  'Dat van de Chinezen. Wat denk je dat ze daar aan het doen zijn?'
  
  Ik schudde mijn hoofd. 'Ze zullen wel een soort poolbasis aan het aanleggen zijn. Die onderzeeërs kunnen zonder een basis gewoon niet zo lang onder het ijs blijven.'
  
  'Maar wat voor soort basis? En waar?'
  
  Opeens kneep ze in mijn arm. 'Laat maar. We komen er vanzelf wel achter, hè?'
  
  'Ik wou dat ik daar zeker van kon zijn.'
  
  Ze glimlachte. 'Ik weet zeker dat we er achter komen, Nick. Jij bent de beste man van AXE. Jij kent geen mislukkingen.'
  
  Daar hoefde ik geen antwoord op te geven. Een bemanningslid van het vliegtuig kwam naar ons toe met drie lunchpakketten die hij ons zwijgend gaf. Ik schudde Aku wakker en gaf hem zijn lunch. Hij at het voedsel op en viel prompt weer in slaap.
  
  Ongeveer halverwege de middag kwam hetzelfde bemanningslid weer naar ons toe. Ditmaal had hij drie parachutes bij zich. We kregen er elk een in onze schoot geworpen. Terwijl ik de mijne omdeed, boog ik me opzij en keek uit het raampje. We stonden op het punt over het Amerikaanse basiskamp te vliegen. Voor me uit zag ik de grote, op bungalows lijkende gebouwen. Het grootste gebouw was voorzien van een mast met de Amerikaanse vlag. De vlag hing roerloos, de lucht was helder, en de felle zon deed het landschap beneden op een woestijn lijken. De basis schoof onder ons door, lag toen zeer snel achter ons. Het bemanningslid trok het luik open. Een ijzige wind floot door het toestel. Ik zette mijn zonnebril op en zorgde er voor dat de capuchon van mijn parka strak rond mijn hoofd sloot. Het bemanningslid bevestigde parachutes aan onze spullen - het voedsel, de explosieven en de rugzakken.
  
  Het vliegtuig cirkelde om nogmaals over de basis te vliegen. Alleen het terrein onmiddellijk rond en in de basis leek vlak en hard. Overal elders was het vol spleten en ongelijke grond waardoor het vliegtuig niet kon landen. Een helikopter had het kunnen doen, maar de afstand was te groot voor een helikopter. Trouwens, de Russen zijn niet zo dol op helikopters als de Amerikanen. Daarom moesten we springen.
  
  Ik zag de basis duidelijk liggen toen we er op aanvlogen. We waren te hoog om kleinere dingen te zien, maar niettemin viel me geen enkele activiteit op. Op het terrein van de basis was geen beweging te zien. Het was er even stil als de vlag aan de mast hing.
  
  Sonja stond naast me en keek uit het open luik. Aku bevond zich achter ons. Ik keek naar Sonja en één moment ontmoetten onze ogen elkaar. Maar toen keek ze achter me, en haar ogen verwijdden zich bezorgd.
  
  'Aku, wat is er?' vroeg ze.
  
  Ik draaide me om. Het gezicht van Aku glom van het zweet, angstzweet.
  
  'Ik - ik heb nog nooit... gesprongen,' bracht hij uit.
  
  Ik glimlachte tegen hem. 'Er is niets aan, beste jongen,' zei ik en pakte zijn hand en boog die rond de handgreep van zijn parachutekoord. 'Het enige wat je moet doen is een stap naar voren doen, tot tien tellen en dan trekken.'
  
  Hij knipperde met zijn ogen. Toen fronste hij in een poging zich te concentreren. 'Stap doen... tot tien tellen ... trekken.' Hij glimlachte bleek en knikte.
  
  Ik gaf hem een klap op zijn schouder. 'Om je te laten zien dat ik het hart op de goeie plaats draag, laat ik jou als eerste gaan.'
  
  Toen begon hij te rillen. 'N-nee ... Ik wil niet springen. Ik ... ik wil niet de eerste zijn.'
  
  Ik pakte hem bij zijn parka en draaide hem langzaam rond zodat hij met zijn rug naar het open luik stond. 'Nick,' vroeg Sonja, 'wat doe je nou?'
  
  Ik lette niet op haar. 'Vergeet niet aan dat koord te trekken als je tot tien geteld hebt,' zei ik tegen Aku.
  
  Ik keek naar het Russische bemanningslid. Zijn gezicht was uitdrukkingloos. We waren nu bijna boven de basis. De Rus knikte even.
  
  Aku stamelde: 'W-wanneer m-moet ik g-gaan tellen?'
  
  'Nu!' Ik strekte mijn armen tegen zijn borstkas en duwde hem achterwaarts het luik uit.
  
  Zijn armen en benen maalden alsof hij probeerde te vliegen. Hij stortte naar buiten en zweefde door de lucht. Ik wachtte op het opbollen van zijn parachute, maar dat kwam niet. Hij scheen achter ons weg te glijden en kleiner te worden.
  
  'Mijn God!' fluisterde Sonja schor.
  
  We stonden beiden bij het luik te kijken. Aku werd steeds kleiner. Toen leek hij even te blijven hangen. Zijn armen schoten omhoog. Er maakte zich iets van hem los als de staart van een vlieger. Een pauze en toen ontplooide de parachute zich. Ik hoorde Sonja een zucht van opluchting slaken.
  
  'Hij telt zeker langzaam,' zei ik.
  
  'Of hij had een late start. Nick, ik vond het een beetje drastisch. Nee, het was meer dan dat. Het was wreed.'
  
  'Oh ja?' Ik keek haar aan. 'Je hebt nog niks meegemaakt, kindje.'
  
  Haar mond viel een stukje open, en ze keek me verward aan.
  
  'Spring,' zei ik.
  
  Ze knipperde met de ogen, draaide zich toen om en stapte naar buiten. Bijna onmiddellijk ging haar parachute open. Ik stapte vlak achter haar naar buiten.
  
  De lucht was nog kouder dan ik gedacht had. Het stak als duizenden naalden. Ik keek omlaag en zag dat Aku al neergekomen was, vlak buiten dé basis. Sonja zou een meter of drie van hem landen. Mijn schouders voelden de ruk van de parachute die zich opende.
  
  De schok van de koude was nu voorbij. Ik hield de parachutekoorden vast en keek omlaag. De grond kwam snel omhoog. Ik ontspande me en bereidde me op de schok van de landing voor. Sonja en Aku stonden al overeind en hadden zich van hun parachutes ontdaan terwijl ze naar mij keken. Vlak voor mijn voeten de grond raakten had ik een prettige gedachte: ik was een mooi doelwit, zo aan die parachute hangend. Als Sonja haar geweer bij zich had gehad toen ze sprong, had ze me moeiteloos kunnen doden.
  
  Ik raakte het ijs met mijn hakken en rolde achterover. Desondanks gleed ik een stuk over de grond. Ik was hulpeloos. Aku had snel naar me toe kunnen komen om een mes tussen mijn ribben te duwen. Ik moest mezelf voorhoudend dat er geen aanslag zou worden gepleegd eer we er achter waren gekomen waar de Chinezen mee bezig waren. Dat had Sonja tenminste gezegd.
  
  Ik maakte de parachute los. Aku en Sonja kwamen naar me toe en hielpen me. We keken op en zagen nog meer parachutes omlaag komen. Onze spullen. Het vliegtuig was gezwenkt. Het geluid van zijn motoren leek al zachter te worden.
  
  Mijn voornaamste zorg gold nu de basis. We waren er slechts een honderd meter van verwijderd, maar er was nog niemand naar ons toegekomen. Okay, ik verwachtte geen fanfarekorps, maar er had toch iemand moeten zijn. Misschien was de hele opdracht afgelast. Misschien had Hawk geen kans gezien me te bereiken?
  
  De eerste parachute met uitrusting kwam op het ijs terecht. Sonja stond een stukje achter me. Ik stapte opzij zodat ik haar in het oog kon houden.
  
  'Aku,' zei ik, 'controleer de spullen als ze neerkomen en stapel ze op.'
  
  Aku wierp een blik op Sonja, toen op mij. 'Waarom zou ik?' vroeg hij en probeerde mijn blik te beantwoorden.
  
  Ik keek hem strak aan. 'Omdat ik het zeg,' zei ik vlak. 'De enige reden dat je hier bent is omdat je zei dat je bevelen kon opvolgen.' Ik grinnikte vreugdeloos. 'Trouwens, ik ben groter dan jij. En als je niet doet wat ik zeg ram ik je in mekaar.' Sonja deed een pas naar voren. 'En ram je mij ook in mekaar?'
  
  'Als het moet.'
  
  'Nick, waarom doe je opeens zo vijandig?' Ze deed een stap in mijn richting. Ik deed een stap achteruit. Het gedreun van het vliegtuig was nu verdwenen. Het enige geluid in de ijzige stilte was het geluid van onze bewegingen.
  
  Sonja bleef staan. 'Ik begrijp je niet, Nick. Je hebt geen reden voor die houding.'
  
  Ik lachte grimmig. 'Ik weet dat we drie vriendjes zijn die hier een karwei moeten opknappen, nietwaar, schat?'
  
  Ze fronste, kennelijk in de war. Aku was weggelopen. Blijkbaar had hij besloten het niet op een confrontatie met mij te laten aankomen; hij verzamelde de spullen die neerkwamen.
  
  'Kom op.' Ik pakte Sonja bij de arm. 'Laten we eens gaan zien waarom er niemand is om ons te begroeten.'
  
  We liepen naar de basis. Toen we het eerste gebouw naderden, wist ik dat er iets mis was. De deur stond wijd open. Ik pakte Wilhelmina en stapte behoedzaam naar de deur. Die had al een hele tijd opengestaan. De sneeuw lag hoog opgetast op de drempel. Ik worstelde me door de sneeuwhoop en ging naar binnen, met Wilhelmina in de hand. Sonja ging met me mee. We stonden in een voorkantoor. Het meeste meubilair was verdwenen,
  
  maar er stond een bureau met twee potloden erop. In het grote kantoor erachter ontbrak zelfs dat; het was leeg. Ik pakte Sonja bij de elleboog. 'Kom op,' zei ik een tikje nors.
  
  Toen we weer buiten waren vroeg Sonja: 'Wat heeft dit te betekenen, Nick? Er zouden hier mensen zijn. We zouden hier vervoer krijgen.'
  
  'Er is iets gebeurd,' zei ik. 'De zaak is leeggehaald.'
  
  Ik liep van de ene bungalow naar de andere. Toen ik bij de garages kwam, zag ik een oude jeep op rupsbanden zonder motor en vier geblutste sneeuwscooters waar onderdelen aan ontbraken. Ik neusde rond terwijl Sonja bij de deur toekeek.
  
  'Misschien kunnen we iets met de scooters doen,' zei ik. 'Twee er van zien er uit alsof ze wel zullen werken. Misschien kan ik een derde op gang krijgen met onderdelen uit de andere twee.'
  
  'Maar wat is hier gebeurd, Nick?' vroeg Sonja.
  
  'Ik weet het niet,' bekende ik. Ik duwde Wilhelmina in mijn schouderholster. 'Jij hebt geen pistool bij je, hè?'
  
  Ze hief haar armen op; haar goudgevlekte ogen fonkelden. 'Wil je me fouilleren?'
  
  Ik grinnikte. 'Ik geloof je op je woord.' We gingen naar buiten. Ik keek naar het stuk van het kamp dat we nog niet doorzocht hadden en zei: 'Okay, jij neemt de bungalows aan de linkerkant, ik die aan de rechterkant. Misschien vinden we daar een aanwijzing voor wat hier gebeurd is.'
  
  Toen we uit elkaar wilden gaan vroeg ze: 'Nick, waarom vroeg je of ik een pistool bij me had?'
  
  'Gewoon uit nieuwsgierigheid.'
  
  'Je doet zo vreemd sinds we uit het kamp vertrokken zijn.'
  
  'Oh, dat is je dus opgevallen,' zei ik. 'Nou, daar hebben we het straks nog wel over.' Ik wees naar een bungalow aan de overkant van de weg. 'Ik geloof dat die daar de jouwe is.'
  
  Ze liep van me weg. Ik wachtte tot ze naar binnen was gegaan, stapte toen de dichtstbijzijnde bungalow aan mijn kant binnen. Het gebouw was leeg. Toen ik naar buiten kwam, verscheen Sonja uit de hare. Ze haalde haar schouders op, en liep naar de volgende.
  
  We waren bij de laatste twee bungalows. Ik was net het bouwwerk aan mijn kant ingestapt, toen ik Sonja hoorde roepen. Ik ging naar buiten en keek naar de andere bungalow waar Sonja uit kwam strompelen met een hand voor haar mond gedrukt. Ze viel bijna het trapje af. Toen ze op het ijs stapte, zonk ze op haar knieën. Ik begon te rennen. Het duurde niet lang eer ik bij haar was. 'Wat heb je gevonden, Sonja?'
  
  Haar ogen waren vervuld van afschuw. Ze zei steeds maar: 'Daar, daar.'
  
  Ik liep van haar weg en pakte Wilhelmina weer. Langzaam beklom ik het trapje van de bungalow en tuurde door de open deur naar binnen.
  
  Het eerste wat me trof was de stank ... en toen zag ik hen. Waarschijnlijk alle mannen die de basis hadden bevolkt ... dertig of veertig. Ze waren vermoord, uitgekleed en in de bungalow opgestapeld als houtblokken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Ik bleef niet rondhangen om naar de lijken te kijken ... die waren niet meer te helpen. Ik had niet eens gereedschap bij me om hen te begraven. Op de een of andere manier moest ik zien bericht te sturen naar de hoofdbasis om te laten weten wat hier was gebeurd. Ik stapte naar buiten en deed de deur dicht.
  
  Sonja lag nog op haar knieën en maakte kokhalzende geluiden. Ik ging voor haar staan en keek omlaag. Haar gezicht was lijkwit.
  
  'Kom op,' zei ik en hielp haar overeind. 'Je bent een geharde Russische agente, nietwaar? Je knapt toch niet af op een paar Amerikaanse lijken?'
  
  'Hou op!' gilde ze. 'Wat voor man ben jij? Heb je helemaal geen medelijden met je landgenoten?'
  
  'Op het moment voel ik alleen maar een enorme haat tegen degenen die dit gedaan hebben.'
  
  Ze was niet bepaald vast ter been en wankelde, maar de kleur keerde terug in haar gezicht.
  
  'Als we geluk hebben, kunnen we drie rijdende scooters maken van die troep in de garage,' zei ik, proberend haar gedachten te verplaatsen van wat ze had gezien. Ik pakte haar bij de elleboog en voerde haar mee.
  
  'Wat... wat moeten we met ze doen?' vroeg ze zwak.
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'We kunnen niets doen.'
  
  Er blies nu een zachte bries die de sneeuw als zand op een strand deed opwaaien, maar de lucht was helder en de zon scheen als een nieuwe zilveren dollar. Ik keek uit naar Aku en zag hem van de andere kant van de basis naar de garage lopen. Gedrieënlijk bereikten we de garage.
  
  'Dat heeft lang geduurd,' begon Aku, zag toen Sonja's ongewoon bleke gezicht en keek van haar naar mij. 'Wat is er gebeurd?'
  
  Sonja vertelde het hem in het Russisch. Terwijl ze het uitlegde, ging ik op zoek naar gereedschap om te proberen de scooters te repareren. Twee van de apparaten zagen er redelijk goed uit. Ik maakte de bougies schoon, vijlde de puntjes bij, startte de motoren toen. Ze deden het. Nu moest ik een derde scooter maken van de restanten van de twee andere.
  
  Ik draaide me om naar Aku die naar mij stond te kijken. 'Ga naar onze spullen,' zei ik. 'Degenen die deze basis hebben uitgeroeid kunnen nog in de buurt zijn, en we hebben die spullen nodig.'
  
  Een fractie van een seconde keek hij me leeg aan met op elkaar geklemde kaken, en ik dacht dat hij weer tegenwerpingen zou maken. Maar na een korte blik op Sonja draaide hij zich om en liep weg.
  
  De twee sneeuwscooters waar ik mee moest werken waren gedeeltelijk ontmanteld. Ik begon aan de machine die het minst gedemonteerd was. Er ontbrak een ski aan en verschillende motoronderdelen. Sonja ging op een
  
  van de andere scooters zitten en keek naar me terwijl ik werkte.
  
  'Er is iets gebeurd, Nick,' zei ze plotseling. 'Je bent veranderd sinds we het kamp hebben verlaten.'
  
  'Niet elke dag sluipen er Russische treilerkapiteins mijn kamer binnen om te proberen me te vermoorden.'
  
  'Maar dat verklaart je vijandigheid tegenover mij niet. Wat heb ik gedaan?'
  
  Ik zat gehurkt naast de scooter waar ik aan werkte, met een Engelse sleutel in mijn hand. Ik vroeg: 'Is er niet iets dat je me wilt vertellen, Sonja? Een kleine bekentenis die je wilt afleggen?'
  
  Ze keek verbijsterd. 'Natuurlijk niet. Waarom denk je dat ik iets te bekennen zou hebben?'
  
  'Ja, waarom,' zei ik, en ging weer aan het werk. Het duurde langer dan ik gedacht had. Toen ik klaar was, waren mijn handen bevroren, zelfs onder een dikke laag vet, en ik had een paar knokkels geschaafd, maar nu hadden we een derde bruikbare scooter.
  
  Sonja en ik namen de twee andere scooters en reden er mee naar Aku die voor de spullen heen en weer liep met zijn geweer over de schouder. Ik stuurde hem terug naar de scooter die ik had opgelapt.
  
  Toen we alle drie de scooters bij elkaar hadden, laadden we er onze spullen op, inbegrepen de twee jerrycans met twintig liter benzine die ik in de garage had gevonden. De wind was toegenomen, en de heldere, fluweelblauwe lucht was nu zachtblauw.
  
  Het was laat in de middag toen we de scooters hadden opgeladen. Ik veranderde van gedachten en besloot de opgelapte scooter te nemen, voornamelijk omdat Sonja en Aku hem niet zouden kunnen repareren als er iets mis ging. Ze waren beiden erg stil geweest terwijl we de spullen oplaadden. Nu gingen ze op hun scooter zitten en keken naar mij terwijl ik het laatste materiaal vastsjorde.
  
  Ik richtte me op en trok mijn wanten aan. 'We hebben vijfenzeventig vierkante kilometer te doorzoeken,' zei ik. 'Aku, jij gaat in een kriskraspatroon rijden en bestrijkt zoveel mogelijk terrein zolang er nog daglicht is.'
  
  Aku knikte, en startte zijn scooter terwijl Sonja en ik hetzelfde deden.
  
  'Achter elkaar,' riep ik boven het geraas van de motoren uit. 'Aku voorop en dan jij, Sonja.' Ik was niet van plan een van hen achter me te krijgen, met wat ze voor me in petto hadden.
  
  Ik wierp een laatste blik op de spookachtige basis terwijl de anderen op pad gingen. De wind blies sneeuw zo dicht als mist op. In de spookachtige schemering leek het basiskamp zo stil en koud als de dood.
  
  Ik ging de anderen achterna. Mijn pruttelende scooter klonk minnetjes vergeleken met de andere twee. De wind loeide nu, en af en toe waaide de sneeuw zo dik op dat ik Sonja voor me nauwelijks kon zien.
  
  Als zij en Aku nu gereed waren geweest me te vermoorden, zou het een ideale gelegenheid zijn geweest. Het enige wat Aku hoefde te doen was een stukje weg te zwenken, wat sneller op te trekken zodat hij kon stoppen en wachten tot ik er aankwam, om me dan neer te schieten. Maar dit was het moment niet, als Sonja meende wat ze had gezegd. Ik zou lang genoeg in leven gelaten worden om er achter te komen waar de Chinese communisten mee bezig waren.
  
  We reden een fikse storm tegemoet. De gierende wind joeg de sneeuw pijnlijk in mijn gezicht.
  
  De sneeuw verduisterde de zon en het kostte me moeite vast te stellen in welke richting we gingen. Sonja op haar scooter was een vage vlek voor me uit.
  
  Maar de storm hinderde me niet zo erg als wat we in het kamp hadden aangetroffen. Tot de laatste man uitgeroeid en het kamp ontdaan van alles wat bruikbaar was. Dat betekende twee dingen: een behoorlijk grote groep had de basis overvallen en die groep moest dicht in de buurt zijn om alles daarheen te slepen.
  
  Het was mogelijk dat de Chinese communisten zich op niet al te grote afstand bevonden. En wat het ook mocht zijn wat ze aan het doen waren, het moest belangrijk zijn, want het volledig uitroeien van een Amerikaanse basis was niet gering.
  
  Dat betekende dat ik binnenkort een beslissing moest nemen. Terwijl ik verder hobbelde achter Aku en Sonja, overwoog ik hen beiden nu te doden en alleen verder te gaan. Er was een goed argument ten gunste van zo'n beslissing. Het zou moeilijk genoeg zijn in de gaten te houden wat er zich voor me afspeelde zonder me zorgen te moeten maken over wat er achter me kon opduiken. Maar er was een even goed argument om te wachten -een poosje althans. Ik kon geen drie scooters berijden en ik kon alle explosieven en andere spullen met geen mogelijkheid op één scooter vervoeren. Nee, ik zou moeten wachten ... wat niet gaf als ik hen maar eerder te pakken kreeg dan zij mij.
  
  De storm was nu bepaald vals en wind en sneeuw geselden ons. Ik begreep dat we niet veel verder zouden kunnen gaan. De scooters begonnen heen en weer te wiebelen, opgestuwd door de wind. Ik zag dat Sonja en Aku al vaart hadden verminderd, en ik stond net op het punt mijn snelheid te verhogen om hen in te halen en te zeggen dat we een schuilplaats moesten zoeken en wachten tot de storm was gezakt, toen ik een geweerschot hoorde. Zelfs in de gierende wind was het onmiskenbaar.
  
  Ik zag dat Sonja's scooter op zijn rechter ski overhelde, zodat ze een bocht naar links moest maken. Ik keek waar ze heen ging. Een meter of dertig verder was een steile helling. Zo te zien was de scooter geraakt. Terwijl ik toekeek, sprong de machine hoog op en dreigde te kantelen.
  
  'Sonja!' riep ik. 'Pas op!' Maar mijn schreeuw ging verloren in de wind.
  
  Ze stoof recht op de afgrond af en hobbelde en zwierde, omdat ze de macht over het stuur had verloren. Ik gaf gas, hoewel ik met geen mogelijkheid op tijd bij haar kon zijn. Toen zag ik dat als ik naar links sneed, ik haar misschien kon opvangen. Ik zwenkte naar de afgrond. Als degene die dat geweer had afgeschoten nogmaals de aandrang kreeg om te vuren, zou hij me recht in het vizier hebben.
  
  Terwijl ik Sonja achterna stoof, kwam het in me op dat de Chinezen een paar mannetjes hadden kunnen achterlaten om het basiskamp in de gaten te houden en iedereen die kwam rondsnuffelen te elimineren. Dat zou een verklaring voor de aanwezigheid van de schutter zijn. De enige andere verklaring waar ik op dit moment aan kon denken was Aku. Hij had ver genoeg vooruit kunnen rijden in de dekking van die storm om ons in een hinderlaag te laten lopen. In dat geval moest het schot voor mij bedoeld geweest zijn. In het gesprekje tussen hem en Sonja dat ik had afgeluisterd, had Aku niet erg in zijn schik geleken met uitstel van de aanslag op mij. Sonja was nu dichtbij de afgrond. Ik had voldoende snelheid gegeven om haar te naderen. Haar machine zigzagde niet meer, maar ze scheen moeite met het gaspedaal te hebben. De ski's van mijn scooter suisden over de sneeuw terwijl ik op haar afstoof om haar te onderscheppen. We bevonden ons nu op een botskoers, beiden op weg naar de helling.
  
  Ik kwam er het eerst. Ik reed tot op twee meter van de afgrond door, zwenkte toen en reed langs de rand waar Sonja nu op afkwam. Haar gezicht in de jagende sneeuw was een grauwe vlek, omlijst door de capuchon van haar parka.
  
  Ze zou me van opzij raken. Ik hief mijn knieën op om mijn voeten op de zitting te brengen, nam gas terug en keek naar Sonja's scooter die op de mijne afraasde. Eén moment voor de botsing sprong ik.
  
  Ik sprong naar Sonja, greep haar bij de schouders, en samen vielen we over haar scooter en op de harde sneeuw. We gleden over de grond. Ik hoorde het kabaal van opkrullend en scheurend metaal. Er klonk een luid gegier toen beide scooters, in elkaar geklemd, op de rand van de afgrond wankelden. Sonja en ik gleden in die richting. Ik probeerde rond te draaien om mijn voeten voor me te krijgen en onze glijpartij ten einde te brengen. Ik had Sonja's schouders niet meer vast, alleen maar de stof van haar parka.
  
  Ik raakte de scooters als eerste. Sonja rolde tegen me aan, en ik voelde dat we over de rand zouden glijden. De scooters vielen het eerst omlaag. Ik draaide me om en klauwde in de sneeuw. Ik hoorde Sonja een gil slaken. Toen gleden we samen over de rand.
  
  Een brede, met ijs bezette richel een meter of drie lager redde ons. Ik kwam op mijn voeten neer en raakte de richel met mijn hakken. Ik wankelde, probeerde naar voren te vallen, maar door de vaart werd ik achteruit getrokken. Een van de scooters - het bleek de mijne te zijn - dreunde neer op de richel. De andere gleed van de richel in een bodemloos ijsravijn. Mijn scooter lag op zijn kant aan de rand van de richel. Dat redde me. Ik viel tegen de scooter en dook onmiddellijk naar voren.
  
  Lange tijd bleef ik op mijn buik in de sneeuw liggen om op adem te komen. Mijn longen deden er pijn van. Langzaam trok ik mijn benen onder me en kwam overeind op mijn knieën.
  
  Ik tuurde in de door de wind voortgeranselde sneeuw. Ik zag dat het een forse richel was. Ik wist niet hoe sterk hij was. Maar voorlopig golden mijn zorgen Sonja. Ze lag stil, dicht tegen de ijswand aan. Ik kroop naar haar toe. Toen ik bij haar kwam, bewoog ze zich.
  
  'Ben je in orde?' brulde ik tegen de gierende wind in.
  
  Ze probeerde nu op handen en knieën overeind te komen.
  
  Ik stak mijn hand uit om haar te helpen. 'Ben je gewond?' vroeg ik. 'Heb je iets gebroken?'
  
  Ze schudde haar hoofd. Toen sloeg ze haar armen om mijn hals en klemde zich aan me vast. Eén seconde vergat ik dat het haar bedoeling was me te vermoorden. Ik wist alleen maar dat ik naar haar verlangde. Toen keek ik omlaag en zag haar geweer in de sneeuw liggen en keerde me af.
  
  Ik haalde de kleine tent van de omgevallen scooter. Voorlopig moesten we hier blijven. Het had geen zin ons zorgen om Aku te maken. Als hij een plekje vond om de storm uit te zitten, zouden we hem later weer zien. De Eskimogids moest vele soortgelijke stormen meegemaakt hebben.
  
  Op dit moment hadden wij onze eigen problemen. De wind leek krachtig genoeg om ons van de richel te blazen, en het begon snel donker te worden. Toen we tenslotte kans zagen de tent opgezet te krijgen, duwde ik Sonja naar binnen en klauterde haar achterna.
  
  Er was in de tent voldoende ruimte voor twee personen, vooropgesteld dat ze elkaar mochten.
  
  Ik zag dat Sonja haar geweer mee naar binnen had genomen. Ik had het mijne bij me, plus een rol touw waar ik plannen mee had. In de tent, verlost van de wind, konden we tenminste op normale toon praten.
  
  'Ik - ik heb het koud,' zei Sonja rillend en met haar gezicht dichtbij het mijne.
  
  'De enige manier om warm te blijven is lichaamswarmte op te wekken,' zei ik. 'Maar alles op zijn tijd.' Ik pakte haar geweer en duwde het buiten de tent.
  
  Ze keek me aan. 'Waarom doe je dat?'
  
  Ik kuste het puntje van haar neus. 'We moeten wachten tot die storm gezakt is, en ik wil geen kogel in mijn hersens krijgen als ik soms in slaap zou vallen.'
  
  'Nick, wat bedoel je?' Ze klonk oprecht verbijsterd. Ze speelde fraai komedie.
  
  Ik was niet echt van plan geweest de vraag te beantwoorden, maar opeens besloot ik alles openhartig te zeggen.
  
  Ik besloot ook nog iets anders te doen. Ik duwde de capuchon van haar parka van haar hoofd, streelde haar lange zijdeachtige haar, begon toen de rits van haar parka open te trekken. Ik begon ook te praten.
  
  Ik zei: 'Ik zal je zeggen wat ik bedoel. Op onze laatste avond in het kamp was ik vroeg klaar met pakken en ik keek rond in die gezellige hut en vond het er erg leeg zonder mijn meisje. Dus ben ik naar haar toegegaan. Ik was van plan haar mee te nemen naar mijn hut. We zouden voor die geweldige open haard een glaasje drinken en wat kletsen, of misschien zouden we wel niets zeggen. Je weet wel, gewoon wat in het vuur staren.'
  
  'Nick, ik ...'
  
  'Laat me uitspreken.'
  
  Ze had onder de parka een ruwe trui aan. Ik liet mijn hand naar haar middel glijden en liefkoosde de zachte huid onder de trui. Toen bracht ik langzaam mijn hand omhoog.
  
  'Dus ging ik op weg naar mijn meisje. Ik had mijn zware laarzen en mijn parka aangetrokken en ging naar buiten en naar haar hut. Maar toen ik daar aankwam, hoorde ik haar met iemand praten. Ik bleef voor het raam staan om te luisteren.'
  
  Onder mijn verkennende hand voelde ik haar lichaam verstijven. De grijsblauwe ogen bekeken me en de gouden vlekjes flonkerden als lovertjes.
  
  'Wat dacht je dat je hoorde, Nick?' vroeg ze op vlakke toon.
  
  Mijn hand vond de zachtheid van haar borsten. Sonja was lid van de verrukkelijke behaloze groep. Ik nam een borst in mijn hand zodat de tepel zacht langs mijn palm streelde. Haar lichaam was strak gespannen. Buiten huilde de wind rond de kleine tent. Hij gierde en floot en joeg sneeuwvlagen tegen het tentdoek.
  
  'Ik hoorde mijn meisje en Aku praten,' zei ik vlak. 'Mijn meisje zei tegen hem dat alle moordenaars die op Nick Carter waren afgestuurd voornamelijk gefaald hadden omdat ze mannen waren. Dezelfde stem die me op Corsica al die verrukkelijke dingen had verteld, vertelde Aku nu dat een vrouw dicht in mijn buurt kon komen... dichtbij genoeg om me te doden. Ze zei hem dat ze daar twee jaar op had getraind en dat ze, zodra we er achter waren waar de Chinezen mee bezig waren, mij zou vermoorden.'
  
  Sonja bleef lange tijd roerloos liggen met gesloten ogen en haar armen langs haar zijden. Toen werd haar mond strak. 'Doe je handen weg,' zei ze op scherpe toon.
  
  Ik lachte. 'Oh, nee, mevrouwtje.'
  
  'We hoeven niet langer meer te doen of we van elkaar houden.'
  
  'Het was dus allemaal komedie.'
  
  'Je bent aantrekkelijk, het was geen moeilijke rol om te spelen.'
  
  'En de ring die je draagt, de ring die de bemanning van de onderzeeër je heeft gegeven? De manier waarop je huilend wegliep omdat het je te veel werd? Ik neem aan dat dat ook komedie was?'
  
  Ze legde haar handen op mijn borst en probeerde me weg te duwen. 'Doe je handen weg, Nick.'
  
  'Zeg me dat dat ook komedie was. Zeg me dat die tranen toneel waren, net als de keren in de onderzeeër dat je lachte. Zeg me dat dat toneel was. Zeg dat het je allemaal niets deed.'
  
  Ze worstelde. 'Er is geen reden meer voor ons om te neuken.'
  
  Ik trok haar dicht tegen me aan. 'Oh, jawel. Ik wil zien of dat ook toneel was. Ik wil weten of je daarbij ook maar deed alsof. Je geeft je helemaal als je naait, Sonja. Je raakt er helemaal bij betrokken, alsof je er van geniet. Ik geloof niet dat je zó'n goeie actrice bent. Daar wil ik nu achter komen.'
  
  'Nee, je ...'
  
  Mijn lippen kwamen op haar mond neer. Aanvankelijk draaide ze haar hoofd af en probeerde zich los te maken. Ze drukte haar handen tegen mijn borstkas. Mijn rechterhand hield haar tegen me aan, terwijl ik haar met mijn linkerhand uitkleedde.
  
  Ze vocht. Ze duwde en sloeg en kronkelde, en ik geloofde echt dat haar hart er in lag. Maar ik liet me niet tegenhouden. In zekere zin hing mijn leven er van af. Als ze werkelijk zo'n goede actrice was, zat ik behoorlijk in de nesten.
  
  Maar de enige die nu in de nesten zat was Sonja. Ze vocht tegen me. Ze drukte zich achteruit tegen het tentdoek, maar ik was zo dichtbij dat ze me met haar mee moest nemen. Kronkelend en draaiend worstelde ze tegen me tot aan het moment waarop ik in haar drong. Op dat moment leek haar adem te stokken. Haar nagels drongen in de mouwen van mijn parka.
  
  'Ik haat je,' siste ze door op elkaar geklemde tanden. 'Ik haat je voor hoe je me me laat voelen en wat je me dwingt te doen.'
  
  Ik stootte nu toe. 'Maar je vindt het lekker?'
  
  Ze probeerde op afstand te blijven, met stramme ellebogen en haar handen tegen mijn borstkas. Ik leunde op haar handen tot haar ellebogen tenslotte doorknikten, drukte toen mijn borstkas op haar naakte borsten. Mijn lippen gleden over haar wang, raakten luchtig haar oorlelletje aan.
  
  'Verdomme, vrouw,' fluisterde ik op scherpe toon. 'Zeg dat je het lekker vindt!'
  
  'Ja!' riep ze opeens. Ze sloeg haar armen om mijn hals. 'Ja! Ja!'
  
  Ze bewoog met me mee. Het was een onwillekeurige beweging waar ze geen macht over had. Haar benen gingen vaneen om me nog dieper te ontvangen.
  
  Mijn lippen waren dichtbij haar oor. 'Sonja,' fluisterde ik, 'je kunt me nooit wijsmaken dat dit komedie is.'
  
  'Nee,' zei ze. 'Dit is zo verrukkelijk.'
  
  De wind huilde nog steeds rond de kleine tent. Ik hoorde het niet. Maar wel hoorde ik het hijgen van Sonja, en haar gekreun. Ik hoorde elke bevende zucht.
  
  Ik hief me op om naar haar gezicht te kijken. Er was net voldoende licht om haar te kunnen zien. Haar gezicht bloosde. Ze fronste, knipperde, haar ademhaling werd gejaagd en snel. Ze deed haar ogen dicht, toen vlogen ze plotseling open terwijl er in haar iets ontplofte. Ze begon zuchten te slaken. De zuchten werden luider en luider, werden geluiden van foltering, van angst, maar een verrukkelijke angst.
  
  Als een kind dat een begeerd stuk speelgoed grijpt, trok ik haar dicht tegen me aan. Ik lette niet op haar worstelingen toen ze probeerde adem te halen. Ik hield haar stijver vast dan nodig was. Ik hield haar zo stijf vast dat ik haar rug had kunnen breken toen mijn eigen lichaam reageerde.
  
  Ze raakte bewusteloos omdat ik haar te stijf vasthield, óf wat er in haar gebeurde was te veel voor haar. Ze verslapte onder me. Ik ontspande me, keek omlaag en zag zweetdruppeltjes op haar bovenlip. We zouden nu niet koud worden. Zo met elkaar versmolten bleven we warm.
  
  Ze kreunde protesterend toen ik ging zitten.
  
  'Ik heb het koud,' jammerde ze. Toen gingen haar ogen verrast open. 'Wat doe je?'
  
  Ik had het touw rond haar en mijn enkel geslagen eer ze in beweging kon komen. Ik legde er stevige knopen in, trok het losse touw toen onder mijn lichaam door.
  
  Ik glimlachte tegen haar. 'Gewoon voor het geval je gaat slaapwandelen, schat.'
  
  Ze verzette zich even toen ik haar weer tegen me aantrok. 'Ik haat je!' beet ze in mijn oor. 'Ik veracht je voor wat je me gedwongen hebt te doen.'
  
  'Dat kan wel zijn,' zei ik. 'Maar ik geloof dat je het nog het rotste vindt dat het zo lekker is.'
  
  'Er verandert niets door, snap je,' snauwde ze. 'Ik ga je toch doden.'
  
  Ik hield haar stijf tegen me aan. 'Je kunt het proberen, en als ik kan zal ik het je beletten.'
  
  'Ik haat je,' riep ze.
  
  Ik duwde haar hoofd onder mijn kin. 'Ga slapen,' zei ik. 'Morgenochtend wil ik je misschien nog eens pakken.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  De volgende ochtend mocht ze me nog minder, hoewel ze er nog meer van scheen te genieten. Ik nam haar' bij het eerste licht. Wat haar in de war maakte was, dat ik haar wakker maakte om het te doen.
  
  Ik maakte ons los, kleedde me aan en krabbelde naar buiten. Het was ongelooflijk koud, zo koud dat zelfs de helderblauwe lucht bezet leek met ijskristallen.
  
  Op de richel staande had ik het gevoel op een vreemde planeet te zijn. Tegenover me zag ik de andere wand van het ravijn. Het leek een reusachtig ijsblok dat doormidden was gesneden. Overal was het wit en zo helder dat ik door spiegels omringd leek te zijn. Ik zette mijn zonnebril op toen Sonja naar buiten kwam.
  
  Ik grinnikte tegen haar. 'Je ziet er niet zo slecht uit in de vroege ochtend. Met je haar zo in de war en in je ogen hangend zie je er feitelijk verdomde sexy uit. Als je niet van plan was me koud te maken, geloof ik dat ik je regelrecht weer die tent in zou sleuren.'
  
  Ik stak mijn hand uit om haar te helpen. Ze pakte hem, maar toen ze stond duwde ze de hand weg.
  
  'Je voelt je een hele piet,' zei ze.
  
  Mijn glimlach verdween. 'Jij ook, juffrouw Tresjenko. Geloof maar niet dat het makkelijk zal zijn me te vermoorden. Het zal het moeilijkste worden wat je ooit gedaan hebt... als je het er levend afbrengt.'
  
  We stonden elkaar daar kwaad aan te kijken toen een dik koord op de tent viel. Ik keek op en zag Aku over de rand van de afgrond turen.
  
  'Zijn jullie gewond?' vroeg hij bezorgd.
  
  'Nee, we zijn in orde, Aku,' antwoordde Sonja. Ze spraken Russisch.
  
  Ik keek over de rand van de richel. Het was een meter of zeventig naar beneden, waar water borrelde. Verder omlaag waren nog meer richels, maar geen zo breed als waar wij op terecht waren gekomen. Sonja's scooter was uit elkaar gevallen. Op enkele richels konden we de stukken zien liggen.
  
  Toen ik de brokstukken zag, bedacht ik me dat we met problemen zaten. Een deel van de extra brandstof was op mijn scooter geladen, maar het meeste op die van Sonja. Wat belangrijker was, op haar scooter had ze al het voedsel vervoerd. Het zou niet zo best zijn als we honger kregen.
  
  Sonja bukte zich en wilde haar geweer pakken. Ik zette mijn voet op de loop en rukte het wapen uit haar hand. Ik trok het magazijn uit het geweer en stopte het in mijn zak. Toep gaf ik haar het geweer terug. Ze keek me woedend aan, maar maakte geen tegenwerpingen.
  
  Aku wachtte. Ik bond het touw om mijn scooter en door hem met zijn eigen scooter op te trekken kregen we het ding omhoog. We pakten de tent en de rest van de spullen en toen de scooter boven was, bonden we ze aan het touw en Aku trok ze omhoog.
  
  Toen was het tijd voor de menselijke last. Ik wist dat ik het slim moest spelen, anders kon ik erg makkelijk in een lastige situatie komen. Ongeacht Sonja's andere talenten, vertrouwde ik haar niet verder dan ik een Boeing 747 kon gooien. Hetzelfde vertrouwen genoot Aku.
  
  Toen de spullen boven waren en het touw weer omlaag kwam, stapte Sonja er op af.
  
  Ik ging voor haar staan. 'Ik wil graag voor heer spelen, maar ik geloof dat ik als eerste ga, Sonja. Je snapt het wel, hè, schat? Ik zie jullie tweeën niet graag daarboven met het touw terwijl ik hier beneden met niets sta.'
  
  Ze stapte achteruit. 'Ga je gang,' zei ze.
  
  Ik klom met mijn geweer aan de riem over mijn schouder omhoog. Ik had het wapen zo gehangen dat ik het kon gebruiken als Aku besloot leuk te gaan doen. Hij haalde geen geintjes uit, en toen ik over de rand van de afgrond klom, grinnikte ik tegen hem.
  
  'Ik leg je geweer wel op de scooter,' zei hij onschuldig. Nog steeds glimlachend gaf ik hem het geweer. Ik keek scherp toe terwijl hij naar de scooter liep. Toen hoorde ik Sonja omhoog komen. Ik draaide Aku mijn rug toe en stak mijn arm uit om haar te helpen.
  
  Ik wilde er achter komen of Aku van plan was me in de rug te schieten.
  
  Ik sloeg mijn armen om Sonja heen en trok haar over de rand. Er kwam geen schot. Toen Sonja stond, draaide ik me om en keek Aku aan. Hij had een schaapachtige uitdrukking op zijn gezicht.
  
  Ik liep naar Aku's scooter en pakte zijn geweer. Hij zag hoe ik het magazijn er uithaalde en in de zak van mijn parka stak.
  
  'Dat is niet verstandig,' zei hij.
  
  'Dat zien we nog wel.'
  
  Hij schudde zijn hoofd. 'Stel dat we mensen tegenkomen en we al onze geweren nodig hebben?'
  
  Ik legde het geweer weer op de scooter. 'Het zal me moeite genoeg kosten om in de gaten te houden wat zich voor mijn ogen afspeelt om me ook nog zorgen te moeten maken over een schot in de rug.'
  
  Ik begon wat spullen van Aku's scooter te halen. Ik gooide een deel van de kleren en explosieven op het ijs naast de scooter. Toen wendde ik me weer tot Aku.
  
  'Wie heeft dat schot op Sonja afgevuurd?' vroeg ik.
  
  Aku wierp een blik op haar. Tegen mij zei hij: 'Het was een Chinese soldaat. De sneeuwstorm blies, maar ik kon het net zien. Ik zag een glimp van een slee met honden.' Hij keek me vragend aan. 'Wat is er?'
  
  Ik liep naar mijn eigen scooter. 'Ik weet dat jij en Sonja Russische agenten zijn. Ik weet dat Sonja van plan is me te vermoorden zodra we te weten zijn gekomen waar we op uit zijn.'
  
  Het scheen hem niet te verbazen. Eén seconde keken hij en Sonja elkaar aan. Ze knikte even. Aku haalde zijn schouders op en wierp me een snel lachje toe. Hij wreef over zijn neus en leunde tegen zijn scooter.
  
  'En nu?' vroeg hij.
  
  Ik droeg de spullen die ik van mijn scooter had gehaald naar de zijne. Terwijl ik ze oplaadde, zei ik:
  
  'En nu wordt Nick Carter erg voorzichtig. Ik heb de magazijnen van jullie geweren. Misschien blijf ik nog een poosje in leven als ik jullie voor me uit hou.' Ik had het materiaal nu vastgebonden. Ik keek uit over een guur, koud landschap. Er stond een lichte bries, en hoewel de zon scheen, verspreidde hij geen warmte.
  
  'Waarom heb je alles op mijn scooter gebonden?' vroeg Aku.
  
  Ik legde het uit. 'Zoals ik het zie kunnen de Chinezen niet ver van hier zijn. Daar jij als gids bent meegegaan, mag je ons gidsen tot we een dorp of een nederzetting bereiken. Daarna ga ik in mijn eentje verder. Intussen ga jij vooruit op jouw scooter. Ik neem Sonja mee.'
  
  Ik moest de bougies van mijn scooter schoonmaken eer we op weg konden gaan. Ik zei Aku in de richting te rijden waar hij de Chinees had gezien. Mijn scooter pruttelde, maar hij liep. Ik liet Sonja voor me zitten en bleef in het kielzog van Aku.
  
  We stopten een keer en haalden een overlevingszak uit de spullen op Aku's scooter. Er zaten een vislijn en aas in, plus een boor om een gat in het ijs te maken. We hadden honger, en het duurde niet lang om twee redelijke vissen die we hadden gevangen schoon te maken en te bakken. Toen de spullen waren schoongemaakt, verdeelde ik de laatste benzine over de twee scooters. Ik berekende dat we nog ruim tweehonderd kilometer konden afleggen, dan zouden we ze moeten achterlaten. We gingen weer op weg.
  
  Ik vertrouwde Aku niet. Hoe kon ik weten of hij werkelijk in de richting reed waar hij de Chinees had gezien? Het was best mogelijk dat hij in kringetjes rondreed om tijd te rekken. Te voet zouden hij en Sonja in het voordeel zijn, vooral als het langer dan een dag of twee zou duren. Ik zou moeten slapen; zij konden het om beurten doen.
  
  Het sombere landschap zag er naargeestiger uit dan alle woestijnen die ik ooit had gezien, en er stond constant een wind. De kleine scootermotoren bleven pruttelen en het enige andere geluid was het suizen van de ski's over de sneeuw.
  
  Toen bereikten we een soort heuvelachtig terrein. Daar achter schenen bergen op te torenen. Ik wist niet of het werkelijk bergen waren of hoge pieken van opgestapeld ijs en sneeuw. Maar ze lagen recht voor ons uit. Verder was het rondom een vlakke, verlaten, door de wind gegeselde ijsvlakte.
  
  We gingen tegen een kleine helling op. Hij was niet steil, maar mijn scooter had bijna de geest gegeven. Ik moest om de twee uur stoppen om de vuile bougies schoon te maken. Ik reed vlak achter Aku. Hij ging net over de top van de helling toen ik omhoog begon te rijden. Mijn scooter maakte zwoegende geluiden en net toen ik de top bereikte en een paar decimeter over vlakke grond had gereden, gaven mijn bougies het weer eens op.
  
  Het was alsof iemand het contactsleuteltje had omgedraaid. Het ding hield er gewoon mee op. Aku keerde zijn scooter en stopte. Hij zette zijn motor af, trok zijn wanten uit en stak een sigaret op. Sonja klom van de scooter en bleef er naast staan. Ze had het grootste gedeelte van de dag gezwegen.
  
  Deze heuvel was net een trap. Wij bevonden ons op de eerste trede. Er waren drie treden in totaal, een meter of twintig breed en ongeveer even lang. Sonja en Aku keken toe terwijl ik de gereedschapsdoos pakte en de bougies er uithaalde en schoonmaakte. Ik lag in de sneeuw op mijn knieën. Er stond een zachte bries. Toen de bougies schoongemaakt en ingeschroefd waren, haalde ik het deksel van de bus wasbenzine en maakte mijn handen schoon. Toen ik ze afdroogde, zag ik de rook.
  
  De hele dag was de lucht een helder fluweelblauw geweest met de zon als een ronde, bevroren schijf. Nu krinkelden er hoog in de lucht wat donkere rookslierten.
  
  Ik pakte mijn veldkijker. De bron van de rook scheen ergens aan de andere kant van de heuvel te liggen. 'Wacht hier,' zei ik tegen Aku en Sonja.
  
  Ik beklom de tweede trede van de heuvel, toen de derde. Vandaar kon ik zien dat de rook slechts een enkele kolom vormde. Dicht bij de grond was het een dikke zuil, maar hoger in de lucht waaierde het uit. De bergen lagen rechts van me, het kale vlakke landschap links. Ik keek door mijn kijker naar de rookzuil.
  
  Het was een dorp, zag ik, een nederzetting op een afstand van ongeveer dertig kilometer. Van wat ik er van kon zien was het geen groot dorp. De rook leek uit een keet te komen, het soort keet dat Eskimo's gebruiken om vis of vlees in te roken. Er waren een paar kleine gebouwen, maar het was te ver weg om te zien of er ook iglo's waren.
  
  Ik vroeg me af of Aku ons met opzet hierheen had geleid. We waren steeds in deze richting getrokken. Ik wist het niet. Misschien zou ik in de val lopen. Aan de andere kant wist Aku misschien niet van het bestaan van dat dorp af. Dan kon ik hem en Sonja aanpakken. En er bestond de mogelijkheid dat iemand in die nederzetting iets ongewoons in de omgeving had gezien of gehoord. Ik was er van overtuigd dat de Chinezen in de buurt waren.
  
  De wind plukte aan mijn parka, en ik zette mijn benen schrap terwijl ik het landschap rondom bestudeerde. Ik zwenkte de kijker 360 graden rond over het vlakke terrein dat we zojuist achter ons hadden gelaten. Zover ik kon zien zag ik de sporen van onze scooters als rails weglopen. Toen zag ik nog iets anders.
  
  Omdat ze dezelfde kleur als de sneeuw hadden, miste ik ze bijna. Het waren drie ijsberen die de scootersporen volgden. Het waren twee volwassen dieren met een jong. Ze weken niet naar links of rechts van de scootersporen af, maar volgden ze rechtstreeks. Ze leken onhandig en traag, net als de beer op de film die dr. Perska had vertoond, en schenen in slordige looppas te gaan. Op dat moment beging ik mijn eerste fout. Ze leken op kilometers afstand te zijn en ik geloofde niet dat we ons veel zorgen over de beesten hoefden te maken.
  
  Aku keek strak naar me toen ik de heuvel afkwam. Hij bleef naar me kijken terwijl ik de kijker in zijn etui deed.
  
  Ik draaide me naar hem toe en stak een sigaret op.
  
  'Wist je dat daar een nederzetting lag?' vroeg ik.
  
  'Ja,' zei hij, 'dat wist ik.'
  
  'Waarom breng je ons daar naar toe?'
  
  Hij gaf geen antwoord. Sonja keek naar ons beiden, eerst naar hem, toen naar mij.
  
  'Het doet er niet toe,' zei ik. 'We gaan er toch heen. Ik laat jullie tweeën daar achter en ga alleen verder.'
  
  Ik wees met mijn duim over mijn rechterschouder. 'Oh, en een paar ijsberen met een jong volgen ons.'
  
  Aku verstijfde. 'Hoever zijn ze weg?'
  
  'Een paar kilometer. Ik denk dat we ze op de scooters wel voor kunnen blijven. Zo niet, dan schiet ik ze neer.' Hij deed een stap in mijn richting. 'Je moet me het magazijn van mijn geweer geven. Dat moet.'
  
  'Geen sprake van,' zei ik vlak. 'Start dat ros van je en laten we op weg gaan.'
  
  We reden tussen de vijftien en twintig kilometer per uur. Sonja zat stijf voor me en probeerde elk lichamelijk kon takt te vermijden. Maar af en toe gingen we door een kuil en dan werd ze tegen me aan geworpen. Na ongeveer een uur begaven mijn bougies het weer. We doorliepen hetzelfde ritueel weer: Aku zat te roken en Sonja stond naar mij te kijken terwijl ik de gereedschapsdoos pakte.
  
  Ik werkte snel en automatisch. Toen ik klaar was, maakte ik mijn handen schoon en bergde de gereedschappen op. Toen kwam ik overeind en keek vooruit naar de horizon. Ik kon de gebouwen van de nederzetting nu met het blote oog zien. Toen keek ik in de richting waar we vandaan waren gekomen.
  
  De snelheid waarmee die ijsberen zich bewogen verraste me. Ze waren op ruim een halve kilometer afstand en kwamen snel naderbij. Ze zagen er nog steeds belachelijk uit terwijl ze onhandig voortsjokten.
  
  Aku, die naast me stond, had ze ook gezien. Hij gilde en klauwde naar de zak van mijn parka.
  
  Ik sloeg zijn handen weg. 'Ga naar je scooter!' beval ik. 'Ik reken wel met ze af.'
  
  'Nee!' Zijn ogen stonden wild. 'Ik moet het magazijn van mijn geweer hebben. Ik moet kunnen schieten. Alsjeblieft! Je moet me dat magazijn geven!'
  
  Ik keek hem aan. Ik zag dat zelfs Sonja verbaasd leek te zijn over zijn gedrag. Ik zei weer: 'Ga terug naar je scooter. Ik handel dit af.'
  
  Ik duwde hem weg en haalde de Winchester uit het foedraal op mijn scooter. Aku gilde en rende weg van de scooters. Ik lette niet op hem. De beren kwamen met ongelooflijke snelheid naderbij. Ze waren nu nog geen honderd meter van ons vandaan.
  
  Ik deed vijf passen achter de scooters, haalde zorgvuldig het foedraal van het telescoopvizier, wikkelde toen de riem om mijn linkerpols. Ik stond te wachten met even gespreide benen.
  
  De beren waren nu zo dichtbij dat ik hun uit hun bek hangende tongen kon zien. Ze draafden bijna zigzaggend, met het jong tussen hen in. Ik zag dat hun vacht niet zo sneeuwwit was als in de verte had geleken, maar van een gore roomkleur was. Ze zagen er niet dreigend of vals uit, alleen maar een beetje dom. Maar ze bleven zigzaggend op ons afkomen. Nu waren ze op een meter of vijftig.
  
  Ik drukte de kolf van de Winchester tegen mijn schouder. Ik wist dat het zware geweer hard zou terugslaan als ik schoot - het ding was bedoeld om er olifanten mee neer te leggen. Ik legde mijn wang tegen de gladde kolf. De beren waren nu op vijfentwintig meter, nu op twintig ...
  
  Ik hield beide ogen open en keek door het vizier. Ik besloot het jong het eerst neer te leggen. Dat zou de andere twee misschien lang genoeg in verwarring brengen om op een van hen te richten.
  
  Ik had de borstkas van het jong in de kruislijnen van het vizier. Ik haalde adem en hield de lucht in. Ik hoorde de beren nu hijgen. In het vizier leken ze vlakbij me te zijn. Toen hoorde ik Aku. Hij begon hysterisch gillend rechts van me weg te rennen. Maar de beren waren nu te dichtbij om ergens anders aan te kunnen denken. Ze waren op tien meter en renden in mijn richting.
  
  Langzaam bracht ik druk over op de trekker. Ik zette me schrap voor de terugslag als het geweer afging, toen haalde ik de trekker helemaal over.
  
  Er kwam geen terugslag omdat het geweer niet afging. Het enige wat ik, behalve het hijgen van de beren, hoorde was een misselijkmakende klik.
  
  De vuurpen sloeg neer op een lege patroon.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  De beren grauwden. Ik wierp de lege patroon uit, haalde de trekker langzaam weer over. Dezelfde lege klik. En toen begreep ik dat het geen zin had het nog eens te proberen.
  
  Achteruit struikelend begon ik zo hard ik kon te rennen. Sonja en Aku lagen al op snelheid. Maar de beren waren te dichtbij. We zouden hen nooit kunnen voorblijven. In wanhoop liet ik de Winchester vallen en viste onder mijn parka naar Wilhelmina. Ik had geen tijd om goed te mikken. Trouwens, het leek me dat ik het jong met de vuurkracht van de Luger ongeveer overal dodelijk kon raken. Ik vuurde twee schoten af. Ze weerkaatsten tegen de bergwanden met zo'n kabaal dat ik er zeker van was dat het in de nederzetting was te horen.
  
  Zonder een geluid te maken stortte het jong voorover en maakte een salto. Het gleed onder de poten van de linkse beer. Beide beren bleven staan om naar het jong te kijken. Een van de twee draaide snel om het bloedende jong heen. De ander holde door, maar ging nu langzamer. Ik schoot op hem. De kogel trof hem in de nek. Het dier liet zijn kop zakken, sloeg een pas over, maar bleef doorlopen. Ik schoot nogmaals, zag een brok van de grote kop wegvliegen. Maar de beer schudde zijn kop alleen maar alsof hij een vlieg wilde verjagen. Ik struikelde nu achterwaarts en keek gefascineerd naar het beest terwijl ik de Luger steeds weer afvuurde. Elke keer als het door een kogel in de borst werd getroffen aarzelde het, vermande zich dan en bleef komen.
  
  Bloed stroomde uit kop en borst van het beest. Het kwam overeind op zijn achterpoten, liet zich weer zakken. De voorpoten knikten door en hij viel, met zijn kop over het ijs glijdend, neer. Ik bleef achteruit lopen en hield mijn rechterpols met mijn linkerhand vast om hem steun te geven. Ik hief de Luger op toen de beer nogmaals op vier poten overeind kwam.
  
  Het dier strompelde naar me toe. Ik had nog nooit zo'n gegrauw gehoord. Het dier kwam als een dronkenman struikelend en strompelend op me af, liet de kop zakken, hief hem dan weer op. Ik schoot weer en de beer bleef staan. Toen schoot ik de laatste kogel uit Wilhelmina af. De voorpoten van de beer knikten weer door. De grote kop zakte naar het ijs. Hij was zo dichtbij dat ik zijn warme adem voelde. De ogen gingen dicht, weer open, toen weer dicht. De grauwen namen af, gingen over in een gorgelend geluid terwijl het grote lijf heen en weer zwaaide en eindelijk omviel. Het beest lag stil, afgezien van een trillende achterpoot.
  
  Ik hoorde Aku gillen. Snel keek ik om me heen. Sonja was ver genoeg weg om buiten gevaar te zijn. Maar de tweede beer was Aku achterna gegaan. Het beest begon hem snel in te halen met zijn sjokkende passen. Aku draaide zich om en rende weg.
  
  Ik draafde terug naar de scooters en tastte in de zak van mijn parka naar het magazijn van Sonja's geweer. Ik rukte het geweer los van de scooter, en duwde het magazijn erin ... net toen de beer bij Aku was. De beer had zich op hem geworpen en klauwde naar hem en liet zijn tanden blikkeren. Aku had zijn mes in de hand en stak woest naar het dier.
  
  Ik rende erheen. Uit een ooghoek zag ik dat Sonja met gefascineerde afschuw stond toe te kijken. Het leek of de beer met Aku bokste. Het beest sloeg naar hem en deinde met zijn kop. Aku gilde niet meer. Hij scheen te verslappen toen de beer naar hem beet en met zijn reusachtige kop draaide.
  
  Ik drukte Sonja's geweer tegen mijn schouder. Ik schoot en de kolf sloeg tegen mijn schouder. De beer draaide zijn kop opzij, toen weer naar voren. Hij draaide zich om en ik zag een gapend gat waar het linkeroog was geweest. Het beest had Aku nu vergeten; hij lag roerloos aan de poten van de beer.
  
  Het enorme beest kwam op me af. Ik deed een pas en schoot weer. Het tweede schot rukte de neus weg. Ik spande de haan en vuurde snel een derde keer door, naar ik hoopte, een long. De beer gilde, draaide zich een hele slag om en ging zitten. Toen kwam hij overeind en liep weer op me af.
  
  Ik raakte hem met een vierde schot. Hij verstijfde en bleef volmaakt stilstaan met de kop omlaag, als een stier die op het punt staat aan te vallen. Hij zwaaide heen en weer op verzwakte poten. Ik trok de grendel van het geweer achteruit, hoorde de klik toen de huls er uitvloog. Ik voelde de hitte van de loop. Ik duwde de grendel naar voren en bijna zonder te richten schoot ik nogmaals.
  
  De beer wilde nog een stap doen. De klauw kwam omhoog, en werd naar voren gestoken als de poot van een grote harige hond die een pootje wil geven. En toen viel de beer gewoon om als een gevelde boom. Zijn enorme lichaam deed de bevroren sneeuw openbarsten.
  
  Ik stond langs de loop van het geweer naar het beest te kijken. Toen liet ik het wapen langzaam zakken. Mijn hart bonsde zo hard dat ik pijn in mijn borstkas voelde. De stilte was nu zo volkomen dat mijn oren verstopt leken. Ik zag dat ijs en sneeuw om me heen met bloed bespat waren. Ik keek op en zag sliertjes rook op de wind overdrijven.
  
  Ik hoorde dravende voetstappen. Sonja rende voor de scooters langs naar Aku. Ik dacht niet dat hij nog in leven kon zijn, zo was hij met bloed overdekt.
  
  Ik had een vreemd gevoel. Ik werd beheerst door een ongelooflijke kalmte. Hiervoor was er geen tijd geweest om na te denken. Alles wat ik had gedaan was geheel instinctmatig gebeurd. Maar nu dat voorbij was, had ik tijd om na te denken.
  
  Het waren prachtige beesten, die ijsberen. Ik had er drie gedood en ik had nog nooit zoiets ervaren. Ik keek van het ene enorme karkas naar het andere, en ik begreep hoe een jager zich moest voelen. Dit was iets om je kleinkinderen te vertellen. Ik wist dat ik jaren later, als ik hier aan dacht, nog dezelfde opwinding zou voelen.
  
  Ik liet het geweer vallen en liep langzaam naar Sonja die bij Aku geknield lag. 'Hoe erg is hij er aan toe?' vroeg ik.
  
  Sonja had de dikke parka van de gids geopend. 'Hij is er erg slecht aan toe, Nick,' zei ze zonder naar me op te kijken. 'Zoals je ziet is zijn gezicht opengescheurd en is hij stevig in zijn linkerschouder gebeten. Ik geloof dat zijn rechterbeen ook nog gebroken is.'
  
  'Maar hij leeft nog.'
  
  'Ja,' zei ze, 'hij leeft nog.'
  
  Aku verroerde zich. Zijn ogen gingen open en vulden zich onmiddellijk met angst. 'N-nee!'
  
  'Het is in orde,' zei Sonja sussend. 'De beren zijn dood. Nick heeft ze gedood en jouw leven gered.'
  
  Aku keek naar me op. Hij scheen er moeite mee te hebben gericht te kijken.
  
  'Waarom?' vroeg hij op zwakke toon. 'Je wist dat we van plan waren je te doden. Waarom?'
  
  Sonja keek me aan. 'Ja, Nick, waarom? Gisteren, toen ik naar die afgrond gleed, heb je mij ook gered.'
  
  Ik grinnikte tegen haar. 'Misschien hou ik wel van een uitdaging,' zei ik. 'Kom op. Laten we hulp voor Aku gaan zoeken. Laten we naar die nederzetting gaan!'
  
  'Ik heb het gedaan,' mompelde Aku toen. Ik moest goed luisteren omdat zijn woorden aan elkaar geplakt zaten. 'Het is mijn schuld dat je geweer het niet deed. Toen we bij dat Amerikaanse basiskamp kwamen ben ik niet bij de spullen gebleven. Ik heb ook gezocht. Ik vond een magazijn dat in je geweer zou passen. Ik heb de patronen er uitgehaald en er het kruit uit laten lopen, toen heb ik het magazijn in mijn parka gestopt. Ik heb gewacht op een kans om het voor een vol magazijn te verruilen. Die kans kwam bij de afgrond toen jij Sonja omhoog hielp. Je gaf me je geweer ... weet je nog?' Speeksel droop uit een mondhoek.
  
  Ik herinnerde het me en begreep waarom hij er zo op gebrand was geweest zijn eigen geweer terug te krijgen. Hij wist dat ik die beren niet zou kunnen tegenhouden. Sonja haalde het EHBO-doosje. Terwijl ze Aku zo goed mogelijk verbond, verlaadde ik de spullen op de scooters. Ik was er net klaar mee toen Sonja naar me toekwam. Er zat bloed op de mouwen van haar parka en de knieën van haar broek.
  
  Ze snoof van de koude en wreef met de rug van haar want over haar neus. 'Je hebt niet echt antwoord op mijn vraag gegeven,' zei ze. 'Je hebt hem alleen maar ontweken. Waarom heb je mijn leven gered terwijl je wist wat ik van plan was? En waarom heb je nu net Aku gered?'
  
  Ik kon haar geen antwoord geven. Ik kon het haar niet vertellen omdat ik het zelf niet wist. Het kwam omdat ik haar, wat ze ook mocht zijn, niet zomaar in die afgrond had kunnen laten storten zonder te proberen haar te redden, zoals ik ook niet had kunnen staan toekijken hoe Aku door een beer werd opgevreten.
  
  Dat zei ik tegen haar. Ze stond te luisteren en keek me uitdrukkingloos aan. Als zij mij niet begreep, begreep ik haar zeker niet. Op Corsica was er hartstocht geweest, en aan boord van die onderzeeër had ze gehuild. Ik keek naar de klassieke schoonheid van haar gezicht, omlijst door de parka, naar het puntje van haar neus en haar wangen die rood van de koude waren. Ik voelde nog steeds iets, een soort band tussen ons, en ik kon niet geloven dat het maar van één kant kwam. Zij moest het stellig ook voelen.
  
  Ik zuchtte. 'We zetten Aku op mijn scooter. Jij gaat er op zitten en stuurt terwijl ik jullie trek. Ik geloof dat dat de beste manier is.'
  
  'Zoals je wilt, Nick.' Ze keerde me haar rug toe en liep terug naar Aku. Ik keek haar na.
  
  Okay, zei ik in mezelf, je bent geen zweverige tiener met zijn hart in zijn keel. Ze is een Russische agente met een missie. Haar orders waren dicht in mijn buurt te komen -wat haar gelukt was - en me te vermoorden. Nou, als ze dat probeerde, zou ik haar eerst doden.
  
  We hesen Aku op mijn scooter, en terwijl Sonja stuurde, sleepte ik hen naar de nederzetting.
  
  Het ging martelend langzaam. De scooters hadden nauwelijks genoeg kracht om al die spullen plus drie mensen te slepen.
  
  Ik besloot de mensen in het dorp over de dode beren te vertellen. Uit wat ik van Eskimo's had begrepen zou ons ongeveer alles wat we nodig hadden geboden worden als we hen die beren schonken.
  
  We waren ongeveer een uur onderweg toen ik iets uit de nederzetting in onze richting zag komen. Ik stopte en liep terug naar de tweede scooter waar Aku op was vastgebonden. Ik stak mijn hand in zijn zak en pakte het goede magazijn van mijn geweer. Met de Winchester geladen en de magazijnen van de andere twee geweren weer in mijn zakken, wachtte ik, leunend tegen mijn scooter, op wat komen ging.
  
  Er kwamen drie hondensleden aan. Op elke slee zat een Eskimovrouw terwijl een man stuurde. Een slee stopte links van ons, een tweede rechts. De derde hield recht voor ons stil.
  
  De bestuurder van de slee links van me had een geweer in de kromming van zijn arm. Hij glimlachte flauw met zijn brede, platte gezicht. Toen stapte hij van de slee en liep naar me toe. De honden blaften en gromden tegen elkaar. De vrouwen keken nieuwsgierig naar Sonja.
  
  De man die naar me toekwam, droeg een bontparka. Ik zag dat zijn geweer een oude Enfield 303 was. Zijn donkere gezicht was leeg terwijl hij beide scooters en de uitrusting in zich opnam, eer hij zijn amandel vormige ogen op mij richtte.
  
  'Amerikaan?' vroeg hij. Hij had een diepe stem.
  
  Ik knikte. 'We hebben een gewonde man bij ons.'
  
  Hij gromde en ging er niet op in. 'We hoorden schieten.' Ik knikte weer. 'Er liggen daar drie ijsberen. Dood. U mag ze hebben. We willen alleen maar hulp voor de gewonde hebben.'
  
  Nu glimlachte hij breed en liet zijn paardentanden zien. Hij had het soort gezicht dat nooit ouder werd. Hij had van alles tussen de 26 en de 66 kunnen zijn. Hij ratelde iets tegen de anderen in een taal die ik nog nooit gehoord had.
  
  De drie vrouwen sprongen van de sleden. Ze waggelden op zware benen naar Aku op de tweede scooter en maakten vrouwelijke geluidjes terwijl ze zich met hem bezighielden.
  
  Met behulp van de Eskimo's kregen we Aku op een van de sleden. De bestuurder keerde zijn voertuig en reed terug naar het dorp. Sonja en een van de vrouwen gingen mee.
  
  De man met de paardentanden wees achter me. 'Brengt u ons bij beren?'
  
  'Ja,' zei ik. De man keek verbijsterd toen ik de scooter startte. Maar het geluid van de motor werd al spoedig overstemd door het geblaf van de honden. Toen ik op het punt stond weg te rijden, keek ik in de richting van de bergen ... en verstijfde.
  
  Op de top van een heuvel zag ik het silhouet van een man tegen de lucht afsteken. Hij had een hondenslee bij zich. De man keek door een veldkijker naar ons.
  
  Ik besefte toen dat ons spoor niet alleen door de beren was gevolgd.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Het was donker tegen de tijd dat we de karkassen van de beren in de nederzetting hadden. Ik had vernomen dat het opperhoofd van deze stam Lok heette. De andere leden van de stam waren de zonen van Lok met hun vrouwen en hun zonen met hun vrouwen. De nederzetting was slechts een tijdelijke verblijfplaats voor hen gedurende de winter.
  
  Naast de rookhuizen stonden acht iglo's. Een van de iglo's was groter dan het gemiddelde gezinsverblijf. Dit was een soort gemeenschappelijk centrum waar de kinderen speelden en de mannen en vrouwen roddelpraat uitwisselden. Daar ontmoette ik Lok.
  
  Hij leek wel honderd vijftig jaar oud. Hij sprak geen Engels, maar zijn zoon, die de groep had aangevoerd welke naar ons toe was gekomen, trad op als tolk.
  
  In de iglo was het zowel warm als vochtig. Brandende kaarsen zorgden voor het enige licht. Oude vrouwen zaten langs de muren op huiden te kauwen om ze zachter te maken.
  
  Er werd me walvisvet en rauwe vis aangeboden en ik at er hongerig van. De Eskimo's bekeken me met een lichte, geamuseerde nieuwsgierigheid.
  
  In de gemeenschappelijke iglo stonk het naar verschaald zweet, kaarsvet en berenvet. De kaarsen verspreidden een dansend, glinsterend licht. Terwijl ik met gekruiste benen op een vacht naast Lok zat te eten, keek ik naar de vrouwen. De oudsten hadden hun tanden bijna geheel versleten door het kauwen op de huiden.
  
  Ik hoorde twee dingen terwijl ik at. Aku had de beste verzorging gekregen die deze mensen konden bieden. Zijn been was gezet, de beten waren verbonden, het gezicht was gehecht. Het zou natuurlijk enige tijd duren eer zijn wonden genezen waren, maar Aku zou herstellen. Ik hoorde ook dat Sonja zo uitgeput was geweest dat ze in een van de iglo's was gaan slapen.
  
  De zoon van Lok heette Drok. Hij zat tegenover me en keek scherp naar me. Hij was zo nieuwsgierig als een kind, maar er was verder niets kinderlijks aan hem, en hij scheen er trots op te zijn dat hij Engels sprak.
  
  'Ik ben in Anchorage gezijn,' zei hij, terwijl hij zijn borst opstak. 'Ik enige van familie naar Anchorage gegaat.'
  
  Ik stopte nog wat rauwe vis in mijn mond. 'Hoe lang ben je daar geweest?' vroeg ik.
  
  Hij stak zijn vuile vingers op. 'Zes maanden. Lang genoeg om de Amerikaans te leren, ja?'
  
  Ik grinnikte en knikte. 'Je hebt het goed geleerd.'
  
  Hij grinnikte terug en liet die paardentanden weer zien. Hij keek om zich heen. Zonder met het kauwen op te houden grinnikten alle vrouwen en knikten.
  
  Toen sprak Lok. Drok luisterde aandachtig, nog steeds grinnikend. Toen zijn vader uitgesproken was, keek Drok nogmaals om zich heen in de iglo. Tenslotte richtte hij zijn blik op een jong meisje dat aan het eind van de rij kauwende vrouwen zat. Ze was een knap ding, een jaar of zestien, leek me, met een gladde huid en een vrolijke glimlach. Ze zag dat Drok naar haar keek en boog verlegen haar hoofd.
  
  Drok wendde zich weer tot mij. 'Mijn vader hebben drie dochters. Nog niet één gekozen.' Hij wees naar het jonge meisje. 'Zij jongste.' Hij sloeg op mijn arm. 'Zij mogen jou. Zij lachen met jou. Jij kiest wie je wilt, maar jonge de beste.'
  
  Ik keek naar het meisje. Ze hield haar hoofd nog steeds verlegen omlaag, maar wierp een snelle blik op me. Toen bracht ze haar wijsvinger naar haar lippen en giechelde. De vrouwen ter weerszijden van haar giechelden ook, evenals alle anderen in de iglo.
  
  Ik wilde niemand beledigen, zeker niet na de gastvrijheid die de Eskimo's ten toon hadden gespreid. Ze hadden ons opgenomen, Aku's wonden verzorgd, mij te eten gegeven en nu boden ze me een van hun meisjes aan.
  
  Ik zei: 'Ik dank je voor het eerbetoon, Drok. Bedank je vader alsjeblieft ook namens mij. Maar ik moet het afslaan. Er is al iemand die met mij lacht.'
  
  Hij trok zijn wenkbrauwen op. 'Die magere die bij je is?' Ik knikte, keek toe en wachtte terwijl Drok het antwoord aan Lok overbracht. De oude man luisterde zwijgend, terwijl hij naar me keek. Toen fronste hij en gromde iets tegen Drok.
  
  Drok grinnikte weer tegen me. 'Mijn vader begrijpt niet dat je zo'n bleke en magere kiest. Zit geen vlees aan.' Hij knikte naar het jonge meisje. 'Die heeft zat vlees. Houdt je warm in koude nacht. Zij geeft je heleboel kinderen.
  
  Zij jong, nog vele jaren voor de boeg.'
  
  'Ik dank je nogmaals voor het aanbod, maar ik heb al gekozen.'
  
  Hij haalde zijn schouders op.
  
  Drok had zijn Enfieldgeweer naast zich liggen, en zijn hand lag nog steeds op de kolf. Nu vroeg ik: 'Drok, hoeveel geweren zijn er verder in de nederzetting?'
  
  'Geen een,' zei hij trots. 'Ik heb enige geweer. Ik goed schutter. Ik beste schutter van hele Bevroren Land.'
  
  'Dat geloof ik graag.' Ik hoefde niets meer te vragen. De enige manier waarop iemand dat geweer uit zijn handen zou krijgen, zou over zijn lijk zijn.
  
  Lok zei weer iets tegen Drok. Er hing een lange stilte eer Drok me de boodschap overbracht.
  
  'Mijn vader hij heeft zorgen. Jij geeft ons twee berenhuiden en vlees van jong is goed, en jij neemt dochter niet. Hij weet niet hoe hij voor geschenken moet betalen.'
  
  Ik leunde achterover, haalde mijn pakje sigaretten tevoorschijn en bood vader en zoon er een aan. Ze pakten er beiden een en staken genotzuchtig op. Drok hoestte na de eerste trek, maar zette door.
  
  Ik zei: 'Zeg tegen Lok dat er een manier is waarop hij me kan betalen, als hij dat wenst. Ik wil graag weten of hij, of jij, of wie ook in jullie nederzetting, de afgelopen week of maand nog andere mensen heeft gezien, afgezien van ons ... onbekenden.'
  
  Drok vertaalde het voor zijn vader. Er hing een lange stilte. De oude man fronste. Drok wachtte eerbiedig. Tenslotte schudde de oude man zijn hoofd en gromde iets.
  
  'Hij hebben niets gezien,' zei Drok, 'maar hij erg oud. Hij ziet niet goed meer. Ik had onbekenden gezien.'
  
  Ik boog me naar voren. 'Ja?'
  
  Drok sloeg zijn ogen neer. Hij hield de half opgerookte sigaret voor zich uit en keek er langs zijn neus naar. Hij wist dat zijn vader en ik scherp naar hem keken. Hij was het middelpunt van de belangstelling en genoot er van. 'Ja,' zei hij tenslotte. 'Ik zie mannen. Altijd met sleden en honden. Altijd ver weg.'
  
  'Wat waren ze aan het doen, die mannen?'
  
  Hij tuitte zijn lippen en bleef naar de brandende sigaret kijken. 'Niets.'
  
  'Ze moeten iets gedaan hebben,' wierp ik tegen. 'Wat?' Drok bracht de sigaret naar zijn lippen en zoog rook naar binnen. Hij blies de rook uit zonder te inhaleren. 'Ze staan op bergen, geloof ik. En kijken door kijker naar iglo's.'
  
  'Dan hielden ze de nederzetting dus in de gaten.'
  
  'Ja. Geloof ik wel.'
  
  'Hoe waren ze gekleed? Hadden ze een soort uniform aan?'
  
  Opnieuw wachtte Drok lange tijd eer hij antwoord gaf. Hij stak zijn onderlip naar voren en hield de ogen half gesloten. 'Ik geloof niet,' zei hij eindelijk. Hij haalde zijn schouders op. 'Ze staan op heuvel en kijken door kijker. Ze zijn te ver weg om te zien hoe gekleed.'
  
  Ik drukte mijn sigaret uit. 'Drok, zou je je vader willen vragen of het goed is dat ik een van de berenvachten meeneem? Ik wil hem een poosje lenen, maar ik breng hem terug.'
  
  Drok vertaalde het voor zijn vader. Lok knikte en ratelde iets tegen een van de vrouwen. Er werd een berenvacht gebracht die voor me werd neergelegd.
  
  Drok vroeg: 'Waar ga je heen?'
  
  'Ik ga een poosje weg uit het dorp. Maar er is iets wat ik eerst moet doen.' Ik kwam overeind met de vacht in mijn armen. 'Bedankt voor jullie gastvrijheid, Drok. Wil je je vader alsjeblieft namens mij bedanken?'
  
  Ik verliet de iglo en liep naar de plek waar de scooters en de spullen waren neergezet. De geweren van Sonja en Aku waren er bij. Het kostte me een half uur om alle magazijnen uit de rugzakken te halen en het kruit uit de patronen te laten lopen. Toen dit gebeurd was, duwde ik de magazijnen die ik bij me had gedragen in de geweren. Nu waren er slechts twee geweren die konden schieten. Mijn Winchester en de oude Enfield van Drok.
  
  Ik haalde Wilhelmina uit haar holster, trok het lege magazijn van de Luger eruit en verwisselde het voor een vol magazijn. Uit een van de rugzakken pakte ik een extra magazijn voor de Winchester en stak dat in mijn zak. Vervolgens maakte ik een van de rugzakken leeg en vulde hem met explosieven en ontstekers. Ik legde bovenop een extra parka en een EHBO-doos. Daarna deed ik de rugzak om en verstelde de riemen tot hij gemakkelijk zat.
  
  Ik pakte mijn Winchester en verliet de nederzetting na de veldkijker over mijn linkerschouder te hebben gehangen. Ik had een definitieve plaats van bestemming in gedachten. Ik ging naar de heuvel waar ik de man met de slee had gezien.
  
  Ik ging in een halve looppas. Ik schatte dat het me bijna een uur zou kosten om er te komen. Om de tien minuten bleef ik staan, en hief de kijker op om rondom te turen.
  
  Als de man nog in de buurt was, wilde ik niet in een hinderlaag lopen.
  
  Wat de Chinezen ook mochten verbergen, het was in de buurt - ik voelde het. Waarom zou de nederzetting anders in de gaten gehouden worden? Waarom zouden de scooters anders gevolgd zijn? Waarom zou de Amerikaanse basis anders uitgeroeid zijn?
  
  De ijsbeervacht was rond mijn middel gewikkeld. Hierdoor en door het gewicht van de rugzak moest ik vaak uitrusten. Het duurde langer dan ik gedacht had voor ik bij de eerste heuvel kwam. Het duurde bijna drie uur.
  
  Ik beklom de heuvel langzaam. Erachter lagen nog twee heuvels die zich uitstrekten tot de bergen. Het was geen steile klim, maar door alles wat ik droeg was het vermoeiend. Toen ik tenslotte op de top van de heuvel kwam, hijgde ik. Ik ging zitten en steunde mijn hoofd met mijn handen. ,
  
  Er stond een lichte bries, zo koud als de adem van de dood, toen ik overeind kwam en de omgeving afspeurde. Er was niet voldoende wind geweest om alle sporen te bedekken. De man met zijn hondenslee had sporen moeten achterlaten. De sporen zouden me tonen waarheen hij gegaan was toen hij de heuvel had verlaten.
  
  Ik liep in halve cirkels terwijl ik de grond bestudeerde. En het waren geen sporen die ik het eerste zag, maar de uitwerpselen van een hond. Toen zag ik de sporen van de slee. Ik berekende de richting en ging weer in halve looppas verder.
  
  Ik draafde tussen de sporen van de slee-ijzers. Ze voerden naar de andere kant van de volgende heuvel en rond een derde heuvel naar de bergen. De sporen volgden de makkelijke weg tussen de bergen, door een smal ravijn en rond de voet van een smalle berg. En toen ging ik een lang dal binnen dat was omringd door zulke hoge bergen dat de toppen niet zichtbaar waren.
  
  Het was als een kerstkaart. Hier en daar stonden met ijs bezette dennenbomen. Een stroompje borrelde door het midden van het dal. Blijkbaar voorkwamen de hoge bergen dat de moordende Poolwinden hier doorheen kwamen. Het voelde hier minstens dertig graden warmer aan.
  
  De sporen van de slee leidden door het dal, en toen hielden ze opeens op. Ik was er voorbij gegaan en keerde terug om me er van te overtuigen. Ik knielde fronsend. De sporen waren opgehouden, verdwenen. Het was alsof de slee, de honden en de man van de aardbodem waren geplukt.
  
  IJsbom Zero begon warm te worden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Verbaasd keek ik om me heen. De bergen waren hoog maar niet diep. Achter die bergen strekte zich de Poolzee uit met zijn permanente ijskap, de grootste gletsjer ter wereld die voortdurend in beweging was en smolt. Maar dit dal was land. Bevroren, jawel, maar het was toch land en geen ijs.
  
  Door het een of ander was die slee verdwenen. Ik haalde een smalle lantaren uit mijn zak en knielde waar de sporen ophielden. Ik bekeek de plek goed. Het was alsof ze, letterlijk, waren afgesneden.
  
  'Alsjemenou!' zei ik hardop.
  
  Ik wist niet wat het had te betekenen, maar ik moest er achter komen. Ik wikkelde de berenvacht los van mijn middel en liet hem in de sneeuw vallen. Het leek me dat ik zou moeten wachten als ik iets wilde ontdekken. De slee was plotseling verdwenen, en hij zou even plotseling weer verschijnen. Als dat wonder plaatsvond, zou ik er bij aanwezig zijn.
  
  Ik wapperde met de berenvacht om mijn sporen uit te wissen terwijl ik wegliep van de plek waar de sporen van de slee ophielden. Ik liep een stuk door, bleef toen staan. Ik haalde geweer en kijker van mijn schouder, hield de rugzak om en strekte me op mijn buik onder de berenvacht uit.
  
  Ik wachtte met de kijker gericht op het punt waar de sporen van de slee eindigden. Er ging een uur voorbij. Het was onbehaaglijk warm onder de berenvacht. Ik begreep nu hoe ijsberen in het ijzige water van de Poolzee konden zwemmen. Er ging nog een uur voorbij. Ik stikte bijna. En toen gebeurde er eindelijk iets.
  
  Hoewel ik het wonder gadesloeg door mijn kijker, kon ik het toch haast niet geloven. De plek waar de sporen waren geëindigd was de rand van een valluik. Maar dit was geen gewoon valluik. Een stuk van de aarde ging omhoog en onthulde een gapende grot. Ik keek met open mond toe. De enorme deur kwam, krakend en schrapend, steeds verder omhoog en nam de bevroren sneeuw en het ijs mee, en het werd een gapende mond van vier meter hoog en minstens tweemaal zo breed. Er kwamen geluiden uit de opening, geluiden van hameren en dreunen ... van dingen die aangelegd werden. Ik zag een lange, ijzige helling die van de opening omlaag voerde. Hij was niet steil, liep misschien onder een hoek van 30 graden, maar hij leidde naar de duisternis en ik zag verder niets.
  
  Warme lucht sloeg uit de opening, ik voelde het op mijn gedeeltelijk bedekte gezicht. De sneeuw rond het gat begon er door te smelten, maar als de enorme deur weer dicht was, zou de sneeuw snel opnieuw bevriezen en helpen de rand van de deur te verhullen.
  
  Toen hoorde ik, boven het kabaal van de activiteiten ondergronds, een hard schrapend geluid. Ik dook terug in de bescherming van de berenvacht met de kijker aan mijn ogen en mijn blik op de opening van het valluik. Het schrapende geluid kwam van een slee die door negen honden werd getrokken. Hij werd zichtbaar op de helling en gleed even later weg over de sneeuw. Met nieuw geschraap en gekraak begon de enorme deur dicht te gaan. Er klonk een luide zucht toen de deur dichtviel en alle reten afschermde. Ik liet mijn kijker van de deur naar de slee zwenken.
  
  Er bevond zich één man op de slee. Hij koerste in de richting van het dal tussen de hoge bergen, ongeveer tweehonderd meter verderop. Hij bereikte het dal en liet de honden stoppen. Ik zag dat hij zijn kijker pakte en tegen de helling begon op te klimmen.
  
  Ik was al overeind, nog steeds bedekt door de berenvacht. Ik rende gebukt naar de bestuurder van de slee. Ik had hem goed kunnen zien en opgemerkt dat hij een Chinees was die het bruine uniform van het Volksleger droeg. Ik twijfelde nu niet meer. Ik had de basis van de Chinese communisten gevonden. Nu hoefde ik er alleen nog maar binnen zien te komen.
  
  Ik sloop behoedzaam naar de honden toe. Twee van de dieren grauwden tegen elkaar. De rest stond zonder belangstelling te wachten. De Chinese soldaat stond nu op de heuvel en keek door zijn kijker naar de Eskimo nederzetting ver in de diepte.
  
  Ik cirkelde rond de honden en klom tegen de heuvel op. Ongeveer halverwege liet ik de berenvacht vallen en haalde de rugzak van mijn schouders. Ik legde voorzichtig de Winchester in de sneeuw.
  
  Ik trok met mijn schouder en Hugo, mijn stiletto, gleed in mijn hand. Op handen en knieën kroop ik verder. Toen ik de top bereikte, bevond ik me op ooghoogte met de knieën van de soldaat. Hij droeg beenkappen. Ik was zo dichtbij dat ik de ringetjes kon zien waar de veters doorheen gehaald werden. Ik trok mijn voeten onder me en dook geruisloos achter hem op.
  
  De honden hoorden of roken me toen ik de soldaat bereikte. Het grommen hield op en de hele meute begon te blaffen. De soldaat draaide zich om.
  
  Ik was vlak achter hem, met Hugo in mijn hand. Ik was van plan geweest voor hem langs te reiken en zijn keel af te snijden. Ik sloeg inderdaad mijn arm om zijn hals, maar hij liet zich op zijn knieën vallen, draaide zich om op zijn rug, en tastte naar zijn dienstrevolver. We zeiden geen van beiden iets, maar hij gromde van inspanning terwijl hij de leren flap van zijn holster losmaakte.
  
  Ik viel over hem heen en greep de hand die naar de revolver zocht. Ik bracht de stiletto omhoog en mikte op zijn keel. Hij draaide zich, met paniek in de ogen, om. Het lemmet van Hugo begroef zich in zijn schouder. Ik trok het mes weer los. De Chinees slaakte een korte kreet van pijn en draaide zich om. Zijn hand werd uit mijn greep losgerukt en nu had hij de flap van zijn holster open.
  
  Ik verlegde Hugo in mijn hand, hief mijn arm op en liet het mes snel omlaag komen. Ditmaal raakte ik de keel. Zijn ogen puilden uit en zijn handen vielen langs zijn zijden. Een van de honden slaakte opeens een droevig gehuil, met zijn neus in de lucht. De andere volgden zijn voorbeeld. Het lichaam onder me rilde even, bleef toen stil liggen.
  
  Er was te veel bloed aan te pas gekomen. Het had te veel tijd gekost. Het was een slordige dood geweest. Ik stond op en veegde Hugo af aan de broek van de soldaat. Ik wilde het lichaam niet ontkleden, maar begreep dat ik een soort uniform moest hebben om door dat valluik te komen. Ik nam tenslotte genoegen met de beenkappen van de man en zijn parka. Toen ik klaar was haalde ik de berenvacht op en dekte hem er mee toe. Toen nam ik mijn rugzak, kijker en Winchester en liet me omlaag glijden naar de rusteloze honden.
  
  De leider, een stevige Husky, beet naar mijn been en probeerde me naar de keel te springen. Ik sloeg hem op de kop.
  
  'Af! Achteruit!' snauwde ik tegen hem.
  
  Hij deed drie struikelpassen achteruit, viel me toen grommend weer aan en probeerde bij mijn kuit te komen. We vochten om het gezag, die Husky en ik. Sleehonden zijn meestal halfwild; het is bekend dat ze soms massaal een mens aanvallen en doden.
  
  Ik schopte de hond zodat hij tegen de slee botste. Ik gaf nog drie honden die me in mijn handen probeerden te bijten een mep.
  
  'In de rij!' beval ik. 'Vort! Schiet op!'
  
  De grote Husky zat naast de slee en gromde met ontblote tanden tegen me. Ik wist dat de andere dieren hem zouden volgen omdat hij de sterkste was.
  
  Ik liep naar hem toe en greep hem in de nek. Hij beet en grauwde en probeerde zijn kop om te draaien om me te bijten.
  
  'Rustig!' beval ik. Ik duwde hem naar de voorkant van de meute. Hij gleed over de sneeuw en probeerde weer bij me terug te komen. Een van de andere honden probeerde in de pees van zijn achterpoot te bijten. De grote Husky viel op hem aan en beet de andere hond zo hard in de schouder dat het bloed tevoorschijn kwam. De andere hond jankte en deinsde achteruit.
  
  'In de rij!'
  
  Onwillig liep de grote Husky naar de kop van de meute. Hij draaide steeds zijn kop om, liet zijn tanden zien en gromde. Maar hij wist nu dat ik de baas was. Hij had de pest in, maar hij wist het.
  
  Toen hij op zijn plaats stond, liep ik naar hem toe en stak mijn in de want gestoken hand uit. Zijn krachtige kaken sloten zich er met een grauw omheen. Ik duwde de hand steeds verder in zijn bek. De kracht van zijn beet bezorgde me pijn in mijn schouder. Ik wachtte tot ik zijn spieren voelde ontspannen. Hij had zijn tanden vaneen, en ik hield mijn hand in zijn bek. Hij draaide zijn massieve kop af en het gegrauw ging over in zacht gegrom. Het gegrom nam af tot gejank.
  
  Ik grinnikte en klopte hem op de dikke, zachte nek. 'Brave jongen,' zei ik zacht. 'Brave jongen.'
  
  Toen liep ik terug naar de slee. Ik pakte de zweep. 'Vort!' riep ik. 'Schiet op! Vort! Vort!'
  
  De honden kwamen in beweging. Ze wilden rechtdoor gaan, maar ik leidde ze rond in een cirkel, op weg naar het valluik. Ze blaften en grauwden en maakten alle mogelijke soorten kabaal, maar ze renden.
  
  Ik boog me naar voren om mijn rugzak te bedekken met een berenvacht die op de bank van de slee lag. Terwijl ik dit deed, zag ik iets onder de vacht: een kleine, zwarte doos ter grootte van een pakje sigaretten. Er stak een knopje uit en een geel lampje. Verder niets. Ik hield het in een hand terwijl ik met de andere hand de zweep boven de koppen van de honden liet knallen.
  
  Ik naderde de omgeving waar het valluik was opengegaan. Ik had er geen idee van hoe ik dat verdomde ding open moest krijgen, maar het leek me dat het zwarte doosje er iets mee te maken moest hebben. Misschien was het een elektronisch apparaatje dat een signaal gaf aan iemand aan de andere kant van de deur of de deur zelf open liet gaan. Hoe dan ook, het was alles wat ik had. Vanaf nu moest ik alles op het gevoel spelen.
  
  Ik hield het doosje voor me uit en haalde het knopje over. Het gele lichtje ging branden, en vrijwel onmiddellijk hoorde ik het gekraak van brekend ijs, gevolgd door een gekraak en geschraap toen het enorme valluik zich opende.
  
  De honden aarzelden niet, maar doken recht op de gapende grot af. Ik liet de zweep op de bank van de slee vallen en trok de capuchon van de parka van de soldaat zo diep mogelijk in mijn gezicht. Het volgende ogenblik kreeg ik het gevoel in mijn maag dat je hebt als een roetsj baan wagentje zijn hoogste punt bereikt en aan de afdaling begint.
  
  De ijzers van de slee schraapten over de helling terwijl we omlaag schoten. Ik zag dat beneden iemand ons stond op te wachten.
  
  Ik draaide mijn hoofd een stukje af. Bij een grote hendel stond een Chinese soldaat. Ik zag hem de hendel omlaag trekken. Het valluik piepte en sloeg achter me dicht. Zodra de deur dicht was, hield het gele lichtje op de doos op met flitsen. Terwijl ik de soldaat passeerde, glimlachte hij en zwaaide naar me. We naderden een flauwe bocht naar rechts en toen bevonden we ons in een ijsgrot waarvan de wanden waren versterkt met stalen balken. De bocht strekte zich, en de honden trokken me verder. Het was nog te donker om veel te kunnen zien, maar voor me uit, in een gewelfde gang, zag ik licht branden, toen nog meer sleden en honden. Mijn honden begonnen te blaffen toen we naderbij kwamen.
  
  Mijn voorste Husky wist wat hij moest doen. Hij draafde recht op de andere honden en sleden af. Toen we naderbij kwamen, vertraagde hij zijn gang en trok mijn slee tussen twee andere. Alle honden blaften luidkeelse begroetingen. Ik stapte van de slee en zag rechts van me een blad met rauw vlees staan. Ik pakte er een aantal brokken voor de honden af en gooide die naar hen toe, er voor zorgend dat de leidende Husky het grootste stuk kreeg.
  
  Na het eten werden ze rustig. Ik pakte mijn rugzak en duwde mijn armen door de riemen. Toen pakte ik de Winchester en liep naar een smalle gang rechts.
  
  Ik hoorde de geluiden van de activiteiten in de grotten weer. De geluiden waren lastig te bepalen; ik hoorde het gedreun en geratel van machines. Wat de Chinezen ook aan het doen waren, het moest ze een flinke tijd gekost hebben om het op te zetten. Ze zouden niet blij zijn met een indringer. Maar er was één ding in mijn voordeel. De lichten in de gangen die ik betrad waren niet erg helder.
  
  De hele omgeving scheen een netwerk van tunnels en grotten te zijn. Ik passeerde drie grotten waar grote groene machines stonden die al dan niet generatoren hadden kunnen zijn. Toen hoorde ik dichtbij een ongewoon geluid: het zachte klotsen van water. Ik liep erheen.
  
  Voor zover ik kon zien was er maar één ding waardoor ik me onderscheidde van de anderen in de grotten - mijn rugzak. De mannen die ik passeerde waren zwaar bewapend, en ze schenen allemaal haast te hebben. De meesten waren soldaten van de Volksrepubliek. Ze schenen me nauwelijks op te merken. Niettemin hield ik mijn gezicht zoveel mogelijk verborgen in de capuchon van de parka.
  
  Het zachte klotsen werd duidelijker. Ik liep van de ene gang naar de andere in de richting van het geluid. De vage lichten aan de zoldering zaten op ongeveer drie meter afstand van elkaar, en bijna miste ik de toegang tot de grot.
  
  Het was de grootste die ik tot nu toe had gezien, groot als een pakhuis en vol soldaten. Terwijl ik naar binnen stapte, hield ik de Winchester gereed en drukte me vlak bij de deur tegen de muur.
  
  Het licht hier was feller, maar gelukkig schenen de meeste lampen van me vandaan - op een houten steiger die zich uitstrekte tot waar het water van de Poolzee er tegen klotste. Twee Chinese onderzeeërs lagen aan de steiger gemeerd, en twee rijen mannen losten spullen uit de boten. Rondom in de grot stonden grote kratten opgestapeld.
  
  Ik bewoog me naar voren, van de muur weg, sloop naar de kratten en dook er achter weg. Ik wilde zien hoe de onderzeeërs in de grot waren gekomen. Het was eenvoudig. Onderwaterlichten waren zichtbaar langs de wanden van een grote onderwatergrot die in het bevroren land was uitgeboord. De onderzeeërs kwamen onderwater binnen. Als ze gereed waren om te vertrekken, doken ze en verlieten de grot op dezelfde manier.
  
  Ik probeerde de locatie van het dal te bepalen ten opzichte van de plek waar ik nu stond. Als ik gelijk had, waren al deze grotten en gangen uitgehakt in de bergen die de vallei beschermden. Deze grot moest aan de andere kant van de bergen liggen, vlak aan de boorden van de Poolzee. Maar waarom? Wat was de bedoeling van deze ingewikkelde organisatie? Van al deze grotten en gewapende soldaten? Wat waren de Chinezen van plan? Een luidspreker blèrde en mijn hoofd kwam omhoog. De aankondiging klonk luid en duidelijk in het Chinees: 'Attentie! Attentie! Er bevinden zich twee indringers onder ons! Ze moeten gevonden en vernietigd worden!'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Sonja. De aankondiging had gezegd twee indringers, en de tweede kon alleen Sonja zijn. De Eskimo's uit de nederzetting konden geen reden hebben om hier te komen, en Aku was te ernstig gewond. Nee, het moest Sonja zijn.
  
  Ze moest me gevolgd zijn. Misschien had ze de dode Chinese soldaat gevonden en op de een of andere manier een andere toegang tot de grotten ontdekt. En misschien was ze me ook niet gevolgd. Misschien had ze gisteren de man op de heuvel ook gezien. Hoe dan ook, de Chinezen zouden nu op hun hoede zijn. Ik mocht er niet op rekenen nog lang onopgemerkt te blijven.
  
  De soldaten om me heen waren opgehouden met werken en stonden in de houding terwijl de aankondiging werd omgeroepen. Toen keken ze elkaar aan, en een stuk of twintig van hen marcheerden weg door een van de gangen. De anderen gingen weer aan het werk.
  
  Het leek me het beste hem als de bliksem te smeren. Ik liep behoedzaam weg vanachter de kratten en sloop naar de ingang. Ik schoof met mijn rug langs de muur. Ik werkte me achterwaarts de hoek van de gang om, draaide me om en stond van aangezicht tot aangezicht met een jonge Chinese soldaat. We waren zo dichtbij elkaar dat we bijna botsten.
  
  Zijn mond viel open. Hij begon zijn geweer omhoog te brengen en haalde adem om om hulp te roepen. Maar ik had Hugo al klaar. Ik stootte het lange lemmet door de keel van de soldaat. De kreet stierf weg. Ik trok de stiletto los, duwde de dode soldaat opzij en liep snel weg.
  
  Ik sloeg een hoek om, drukte me dicht tegen de muur en probeerde verdere ontmoetingen te vermijden. Ik wilde niet langs dezelfde weg vertrekken als ik gekomen was; ik wilde er achter komen waar de Chinezen mee bezig waren. De onderzeeërs werden gebruikt om voorraden aan te voeren. Afgezien van het vervoer, hadden ze weinig te maken met wat daar aan de hand was. Die voorraden werden ergens voor gebruikt.
  
  Ik liep door de ene grot na de andere en kwam langs andere grotten die niet zo groot waren als die met de steiger. Als er soldaten langskwamen, bleef ik in de schaduwen tussen twee lampen in. De gangen vormden geen doolhof; er scheen een zeker patroon in te zitten. Ik kwam tot de conclusie dat ze allemaal naar een centrale ruimte of grot moesten voeren. In plaats van van de ene gang naar de andere te springen, zou ik dus één gang tot het einde volgen. Het was mogelijk dat het antwoord dat ik zocht daar lag. Ik liep dicht tegen de muren verder, met de Winchester in de aanslag.
  
  De gang waar ik me in bevond eindigde inderdaad in een grot. Van wat ik kon zien was hij groter dan de grot met de haven. Ik wilde net naar binnengaan toen er rechts van me geschreeuwd werd. Een schot werd afgevuurd.
  
  De kogel sloeg rotssplinters vlak boven mijn linkerschouder weg. Ik draaide me om met de Winchester op heuphoogte. De soldaat die had geschoten schoof de grendel van zijn geweer naar voren om een tweede patroon in de kamer te duwen. Ik schoot eerst; de kogel uit de Winchester raakte hem precies tussen de ogen. Door de kracht van de kogel vloog zijn hoofd naar achteren, gevolgd door zijn lichaam. Zijn rug was gekromd toen hij de grond raakte.
  
  Ik stapte snel de grot in en begon net om me heen te kijken toen ik iets hoorde. Ik draaide me om en verraste een andere soldaat die de grote ruimte binnenkwam. Hij wilde zijn geweer opheffen, maar ik had de Winchester aan mijn schouder en spande de haan. Mijn schot doorboorde zijn voorhoofd en smeet hem achteruit. Hij was dood eer hij op de grond terecht kwam.
  
  Ik keek weer om me heen. Het was koud in de grot. Evenals de haven was hij goed verlicht, maar ik kon niet zien wat het was ... tot ik omhoog keek.
  
  Dichtbij de zoldering van de grot stonden vier raketten op lanceerplatforms. Toen ik er langs keek, zag ik de enorme luiken die open zouden gaan om de raketten te kunnen lanceren. Van buiten moesten die goed gecamoufleerd zijn. Een lanceerplatform voor een vijfde raket was in aanbouw.
  
  Toen ik dieper de grot inliep, merkte ik dat de temperatuur steeg. Ik ontdekte vijf enorme opslagtanks. Ik liep naar een van de tanks en draaide het ronde ventiel een stukje open zodat er wat vloeistof op mijn handen liep. Ik rook er aan en ontdekte dat het een soort brandstof was, mogelijk voor de onderzeeërs.
  
  Ik liep verder de grot in. Het ding was zo groot als een stadion. Aan het eind stond een grote atoomreactor. Ik controleerde de leidingen die er naar toe en vandaan liepen. De generatoren die ik eerder had gezien, schenen er door opgewekt te worden. Dat betekende dat deze reactor de enige krachtbron in de grotten vormde. Behalve voor de generatoren moest de reactor ook elektriciteit opwekken voor ventilatie, verlichting en de machinerie. Dit was de grot die ik buiten bedrijf moest stellen. Dit was het hart van IJsbom Zero, de reden van mijn missie.
  
  Ik deed de rugzak af en ging aan het werk. Ik maakte bundeltjes van drie staven dynamiet en een ontsteker en plakte deze op de opslagtanks. Vervolgens bracht ik ze aan op alle vier de lanceerplatforms. Ik stelde de ontstekers op een uur af - het leek me dat ik in een uur al hoog en breed hier weg kon zijn. Dat dacht ik.
  
  Het had me ongeveer een kwartier gekost om het karwei te klaren. Het verbaasde me dat er niet nog meer soldaten de grot waren binnengekomen. Toen alle explosieven waren bevestigd, deed ik mijn ronde en schakelde de tijdmechanismen in om er zeker van te zijn dat alle explosieven tegelijkertijd zouden ontploffen.
  
  Mijn rugzak was nu leeg. Ik gooide hem onder een van de opslagtanks en raapte mijn Winchester op. Nog steeds geen soldaten. Ik zag acht luidsprekers in de grot, maar er kwam geen woord uit. Ik voelde me niet op mijn gemak, alsof er iets stond te gebeuren.
  
  Met de Winchester in mijn hand liep ik behoedzaam van de grot naar de gang waar ik door binnen was gekomen. Hij leek verlaten. Wat nog merkwaardiger was, was de stilte. De machines waren stopgezet, de generatoren draaiden niet - ze moesten accu's hebben om het licht en het elektrische noodsysteem te laten draaien. Ik hield mijn hoofd scheef en luisterde. Niets. Geen geluid. Alleen maar stilte.
  
  Ik stapte de gang in en begon te lopen. Mijn laarzen kraakten bij elke stap. Ik had het gevoel dat ik werd gadegeslagen, maar ik wist niet waar vandaan. Ik liep onder de eerste lamp aan de zoldering door. De tweede lamp hing recht vooruit. Toen meende ik een geluid te horen. Ik bleef staan en keek achter me. Niets. Ik huiverde, alsof er een koude wind over mijn rug blies. En toen meende ik het te weten. Ik zat in de val en er was geen uitweg.
  
  Ik wist het nog eer ik de eerste soldaat zag. Hij stapte een meter of zeven voor me uit een van de zijgangen, en hij had zijn geweer tegen de schouder en mikte op mij. Vervolgens stapten nog twee soldaten naar voren. Alle geweren waren op mij gericht.
  
  Ik draaide me om en zag nog drie soldaten. Twee van hen waren bijna verscholen en hadden hun geweren tegen de muur gezet. De derde stond drie meter achter me naar me te kijken. Hij had zijn geweer aan de schouder.
  
  Ik grinnikte en wist dat het een zieke grijns was, en toen liet ik de Winchester op de grond vallen. Vervolgens deed ik mijn handen omhoog.
  
  'Ik geef me over,' zei ik.
  
  De soldaat zei niets. Hij haalde alleen maar de trekker over.
  
  Ik sprong opzij, voelde de kogel door mijn rechterarm scheuren. Ik voelde een verdovende pijn, toen een scherpe prik die mijn hele arm in de brand zette. De kogel had het bot gemist, maar flink wat spier- en huidweefsel meegenomen.
  
  Ik draaide me om en liet me op een knie vallen. Ik wist dat ik binnen enkele seconden dood zou zijn als ik Wilhelmina probeerde te pakken. Instinctief greep ik naar de gewonde arm. Hij bloedde hevig. Ik ging zitten en leunde met mijn rug tegen de muur. Mijn wereld werd grijs gekleurd. Ik had het gevoel alsof iemand me met spelden doorboorde. Mijn wangen waren koud en het zweet stond op mijn voorhoofd.
  
  Het was shock, en ik verzette me er tegen. Zwarte bewusteloosheid probeerde me in zijn greep te krijgen, maar ik bood weerstand. Door de grauwe mist zag ik het gezicht van de man die op me had geschoten. Hij stond vlak voor me met een kille glimlach. Een van de andere soldaten vroeg hem of ze me dood moesten schieten. Maar de soldaat die op me geschoten had gaf geen antwoord; hij bleef me alleen maar aankijken.
  
  'Het is Nick Carter,' zei hij tenslotte. Hij knielde naast me en betastte mijn flanken. Hij vond de schouderholster en trok Wilhelmina eruit.
  
  'Maken we hem hier af?' vroeg een van de soldaten.
  
  'Wat doen we met hem, sergeant?' vroeg een ander.
  
  De sergeant stond op en keek op me neer. 'Ik denk dat kolonel Tsjieng hem wel zal willen spreken. Zet hem op zijn voeten.'
  
  Ze waren niet zachtzinnig. Ze grepen mijn handen en dwongen me overeind te komen. Het stekende gevoel was voorbij, en nu voelde ik me licht in het hoofd. Ik betwijfelde of ik zou kunnen lopen. Ik stond op mijn
  
  voeten en leunde tegen de muur. Warm bloed droop langs mijn arm en drupte van mijn vingers.
  
  'Voorwaarts mars!' commandeerde de sergeant.
  
  Ik begon te lopen en mijn stappen waren aarzelend en struikelend. Twee soldaten gingen ter weerszijden van me lopen en pakten me bij mijn armen. Ik brulde van de pijn, maar dat hield hen niet tegen. Ik verloor bloed, een heleboel, en voelde me slap, niettemin dacht ik: ze hebben Hugo niet gevonden, en ook Pierre, mijn dodelijke gasbommetje, niet.
  
  Ze namen me mee door een van de zijgangen. Hier en daar bevonden zich deuren in de muren. Kantoren, leek me. We passeerden er verscheidene eer ze bleven staan.' We stonden voor een deur met Chinese lettertekens erop. Hoewel ik de taal tot op zekere hoogte begrijp en spreek, kan ik hem niet lezen. De sergeant beval de vijf soldaten me in het oog te houden, opende toen de deur en ging naar binnen.
  
  Er waren vijf geweren op me gericht. Ik stond op het punt om te vallen - mijn knieën waren van rubber. Ik duwde twee geweerlopen opzij en leunde tegen de muur. De deur ging weer open en ik werd naar binnen geduwd. Ik bevond me in een klein voorkantoor met een bureau, een stoel en een dossierkast. Er zat niemand op de stoel. De sergeant deed een tweede deur open die naar een groter kantoor voerde. Twee soldaten duwden me naar binnen.
  
  De eerste die ik zag was Sonja die aan handen en voeten op een stoel gebonden zat. Ze rukte aan haar boeien toen ze me zag. Rechts van haar stond een tweede stoel. De soldaten drukten me er op neer. Ik ging op de rand zitten, met mijn rechterarm slap afhangend, zodat het bloed dat van mijn vingers droop een plasje op de grond maakte. Ik vond dat ik iets aan dat bloed moest doen. Ik bracht mijn linkerarm naar voren en zocht een drukpunt op mijn gewonde arm. Ik drukte stevig. Ik haalde twee, drie keer diep adem, zodat mijn hoofd iets helderder werd. De soldaten verlieten de kamer en het werd stil. Ik hief mijn hoofd op en keek om me heen.
  
  Sonja zat strak naar me te kijken. Ik zag een spoortje bloed bij haar mondhoek, en haar parka was van voren opengescheurd. Haar linkerborst was bijna tot aan de tepel naakt.
  
  Ik haalde nog een keer diep adem en bekeek het kantoor. Mijn hoofd was nu een stuk helderder. Voor me stond een bureau, en aan de muur erachter hing een portret van de leider van communistisch China. Op de vloer lag een dik tapijt. Er stond nog een derde stoel in de kamer, en een achter het bureau.
  
  Ter weerszijden van de deur van het kantoor stonden de sergeant en een soldaat. Ze hadden hun geweer aan de rechtervoet, met de loop omhoog gericht. Ze keken niet naar ons, maar naar een andere deur waarachter ik een toilet of misschien een slaapkamer vermoedde. En toen ging de deur open.
  
  De man die, zijn handen aan een handdoek afdrogend, de kamer inkwam droeg het uniform van een kolonel van het Chinese Volksleger. Hij had geen wenkbrauwen en zijn schedel was kaal. Wel had hij een grote en goed gepommadeerde snor. Zijn ogen leken potloodstreepjes onder zijn glimmende schedel. Hij was klein, ik schatte dat Sonja minstens vijf centimeter langer was.
  
  Hij gooide de handdoek op de stoel achter het bureau en liep om het bureau heen. Eén ogenblik stond hij langs zijn neus naar mij te kijken. Toen knikte hij naar de sergeant en de soldaat bij de deur. Ze kwamen naar voren en gingen ter weerszijden van mijn stoel staan. De kolonel keek naar Sonja en glimlachte.
  
  'Meneer Carter,' zei hij met een stem die verrassend zwaar en diep was, 'het is ons een eer dat AXE er zijn topagent op uitgestuurd heeft om ons kleine ... laten we zeggen schuilplaatsje te zoeken.' Hij sprak Engels. 'Maar ik ben een beetje in de war. Misschien kunt u me op weg helpen?'
  
  Ik zag dat de knokkels van zijn rechterhand geschaafd waren. Ik keek naar het bloed aan Sonja's mondhoek, maar zei niets.
  
  De kolonel ijsbeerde voor het bureau. 'Meneer Carter, ik zal u mijn verwarring uitleggen.' Hij stond stil. 'Hier heb ik een knappe Russische agente die onze installatie is binnengedrongen. En in u heb ik de Amerikaanse topagent die ook ons ... zullen we zeggen ... tweede huisje is binnengedrongen. Is dit toeval? Ik geloof het niet. Werken Russische en Amerikaanse agenten samen?' Hij glimlachte. 'Ik laat het antwoord aan u over, meneer.'
  
  'We hebben samengewerkt,' zei Sonja opeens. 'Maar nu niet meer. Mijn opdracht is Nick Carter te doden. Ik moet er voor zorgen dat hij dood is eer ik terugga naar Rusland. Hij is daar achter gekomen en daarna hebben we niet meer samengewerkt.'
  
  Kolonel Tsjieng stapte op haar af. 'Dat is erg boeiend, mijn beste.' Hij stond met gespreide benen voor haar. Toen, zonder waarschuwing, haalde hij uit met zijn linkerarm en sloeg haar met de rug van zijn hand in het gezicht. De klap weergalmde door de kamer. Door de kracht van de slag tolde Sonja's hoofd om. Haar kin zakte op haar borst. Haar haren schermden haar gezicht voor me af.
  
  De kolonel draaide zich om naar mij. 'Dat was hetzelfde verhaaltje dat ze al verteld heeft.' Hij leunde tegen het bureau, vlak voor me. 'Je bent merkwaardig stil, Carter. Waar blijft die geweldige humor waar ik zoveel van gehoord heb?'
  
  Ik zei: 'Ik heb je speelgoed gevonden dat jullie aan het bouwen zijn in jullie "tweede huisje". Vier atoomraketten, waarschijnlijk gericht op de Verenigde Staten. Klopt dat?'
  
  'Ah, je kunt dus praten.' De kolonel gniffelde. 'De raketten zijn bedoeld voor jouw land, Carter, en voor de Sovjet Unie. Wil je weten waar ze heen gaan als ze gelanceerd zijn?'
  
  'Graag.'
  
  Kolonel Tsjieng was zo trots als een aap. Ik keek naar de twee bewakers, toen naar Sonja.
  
  'Er zijn routes uitgestippeld naar Washington, naar Los Angeles, naar Houston en naar Moskou. We zijn bezig met nog een lanceerplatform voor de raket die voor Leningrad bedoeld is.'
  
  'Het is nogal gevaarlijk om ons dat allemaal te vertellen, is het niet?' zei ik, al wist ik wel beter.
  
  De plekken waar zijn wenkbrauwen hadden moeten zitten leken twee scheefstaande littekens. 'Gevaarlijk? Dat dacht ik niet.' Hij keek naar Sonja. 'Je hoeft je geen zorgen over je opdracht te maken, mijn beste. Ik zal er voor zorgen dat hij wordt uitgevoerd. Maar jammer genoeg zul je met meneer Carter sterven.'
  
  Sonja hief haar hoofd op en schudde het haar uit haar ogen. Haar wang waar hij haar geslagen had was vuurrood.
  
  'Daar heb je weinig aan, Tsjieng,' zei ze. 'Voor ik hier naar toekwam, heb ik mijn positie aan mijn meerderen geseind. Ze wachten op me.'
  
  De kolonel lachte. 'Dat was een domme uitspraak, mijn schat. We hebben hier erg gevoelige elektronische opsporingsapparatuur die op een atoomreactor werkt. We kunnen alle radio's in een straal van vijfenzeventig kilometer afluisteren. Je hebt geen bericht gestuurd. Je hebt geen zender. De enigen die weten dat jullie hier zijn, zijn de mensen in de Eskimonederzetting - die we van plan zijn uit te roeien zoals we met het Amerikaanse basiskamp hebben gedaan.'
  
  Sonja zuchtte en sloot haar ogen.
  
  De kolonel wendde zich weer tot mij. 'En hoe zit het met u, meneer? Heb je net als je vriendin teveel films gezien? Ga jij me ook een of andere domme reden geven waarom ik je niet kan doden?'
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Al dit geklets is academisch , Tsjieng. Binnen veertig minuten zijn we allemaal dood. Ik heb die raketten gevonden en ze ondermijnd met explosieven.'
  
  Kolonel Tsjieng gniffelde weer en stapte achter zijn bureau. Ik voelde dat Sonja naar me keek. Toen ik haar aankeek, zag ik iets in haar ogen dat ik niet kon interpreteren. Tsjieng opende een van de grote bureauladen. Toen ik naar hem keek zag ik Wilhelmina, mijn Winchester en Sonja's Russische geweer op het bureau liggen. Toen haalde Tsjieng de kleine pakjes dynamiet tevoorschijn die ik in de raketgrot had aangebracht. Ik telde het aantal dat hij op het bureau legde. Vier.
  
  'Zie je, Carter,' zei hij, 'we zijn niet zo stom als je zou denken. We wisten dat je in die grot was... we verwachtten je, weet je nog? We dachten niet dat je aan het sightseeën was. Mijn mannen hebben de explosieven gevonden die aan de raketten waren bevestigd. Je hebt dus gefaald.'
  
  Ik glimlachte tegen hem. 'Je bent inderdaad stom, Tsjieng. Ik wist dat je die explosie ven zou vinden - dat was de bedoeling. Maar dat is maar de helft van wat ik heb aangebracht. De rest zal een beetje lastig te vinden zijn, en er is genoeg overgebleven om deze hele verdomde berg op je kale kop te laten ploffen.' Ik keek op mijn horloge. 'Ik zou zeggen over ongeveer achtentwintig minuten.'
  
  Er viel een stilte in de kamer. Ik hoorde Tsjieng bijna denken terwijl hij achter het bureau stond en me aankeek. Gezien het dynamiet dat hij had gevonden, wist hij wat hij kon verwachten. Hij wist wat voor soort ontstekers het waren en het moment waarop alles de lucht in zou gaan.
  
  Hij ging in zijn stoel zitten en stak zijn arm onder het bureau. Toen hij weer tevoorschijn kwam, had hij een microfoon in zijn hand. In het Chinees beval hij een speurtocht door de hele grot. Zijn stem weerkaatste door de gangen uit alle luidsprekers. Hij herhaalde de opdracht twee keer. Toen hij de microfoon had opgehangen keek hij eerst naar mij en toen naar Sonja. Maar zijn gezicht was leeg.
  
  Ik trok met mijn linkerschouder en Hugo gleed in mijn hand. Ik hield mijn vingers op de stiletto om hem te verbergen. De soldaten die me flankeerden gingen onbehaaglijk verstaan. Ik wist wat ze dachten: als de hele berg de lucht invloog, wilden zij ergens anders zijn. Kolonel Tsjieng kwam achter zijn bureau vandaan. Hij ging er naast staan, met zijn hand op de greep van een la. Toen ging hij op het puntje van het bureau zitten en stak een sigaret op. Hij scheen over een beslissing na te denken.
  
  Ik hield me nu bezig met een mogelijkheid de twee bewakers uit te schakelen. Ik wist dat ik snel moest zijn -verdomd snel.
  
  De kolonel leunde naar achteren en opende een la. Hij glimlachte tegen me. 'Meneer Carter, ik weet zeker dat u een heleboel pijn kunt verdragen zonder een kik te geven. Ik ga een klein experiment uithalen. Ik ben benieuwd hoeveel haat er werkelijk bestaat tussen jou en deze mooie Russische agente.' Hij knikte naar Sonja. 'Ik ben benieuwd hoeveel pijn je haar kunt zien lijden.'
  
  Hij stond op van het bureau met iets in zijn hand. Hij glimlachte. 'Ik wil weten waar de rest van die explosieven zijn aangebracht,' zei hij. Toen, met zijn sigaret in de ene hand en het lancet dat hij uit de bureaula had gepakt in de andere, liep hij naar Sonja.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  Kolonel Tsjieng stond voor Sonja gebukt, zodat ik haar niet kon zien. Ze slaakte een laag, gefolterd gekreun van pijn. Er klonk een sissend geluid toen de brandende sigaret van de kolonel haar aanraakte. En toen zweefde de geur van geschroeide huid naar me toe.
  
  Wie ze ook was en wat ze ook met me van plan was geweest, dit kon ik niet toestaan. Ik zwaaide mijn linkerarm in een boog voor me langs. Hugo boorde zich diep in de borst van de sergeant die rechts van me stond. Ik greep zijn arm, trok hem voor me langs en smeet hem tegen de andere bewaker aan. Ik gebruikte mijn linkerhand; ik vertrouwde de rechter niet. Zodra de dode sergeant de andere bewaker raakte, begonnen er een heleboel dingen tegelijk te gebeuren.
  
  Kolonel Tsjieng richtte zich op en draaide zich om. De tweede bewaker bracht zijn geweer van de grond omhoog. Ik spurtte naar voren, naar het bureau, en mijn linkerhand sloot zich om Wilhelmina. Toen draaide ik me om en de kamer weergalmde van de explosie van de Luger. Ik had eerst op de tweede bewaker gemikt. Hij had het geweer net opgeheven toen de kogel zijn neus wegrukte, en hij viel voorover op de grond.
  
  De kolonel reikte naar zijn revolver. Ik schoot twee keer op hem, in de nek en in de borstkas. Hij struikelde achterwaarts en viel over Sonja's stoel. Toen barstte de deur open en een soldaat stak zijn hoofd naar binnen. Ik schoot op hem en zijn rechterwang werd weggerukt. Terwijl hij achterover viel, strompelde ik naar de deur, deed hem dicht en op slot. Ik draaide me om naar Sonja. De grijsblauwe ogen lachten me toe. 'Ga je mij ook doodschieten?' vroeg ze.
  
  Ik leunde tegen de afgesloten deur. Mijn arm was weer gaan bloeden en het prikkelende gevoel was teruggekeerd. Over het lichaam van de sergeant die ik had doodgestoken strompelde ik weg van de deur. Ik legde mijn hand om het gevest van Hugo en trok de dunne stiletto uit de borst van de sergeant.
  
  Vervolgens ging ik naar Sonja. Ik ging achter haar stoel staan en sneed de touwen rond haar handen en voeten los. Er zat een brandmerk op haar naakte linkerborst. Ik legde de nog warme loop van de Luger tegen haar wang. 'Als je geintjes uithaalt, schiet ik je dood,' zei ik.
  
  'Laten we proberen hier weg te komen, Nick,' zei ze eenvoudig. 'We hebben niet veel tijd.'
  
  'Ik vertrouw je niet,' mompelde ik.
  
  Ik raapte een stuk touw op en wikkelde het om mijn rechterarm, waarbij ik de stiletto gebruikte om het touw strak aan te draaien.
  
  'Laat me je helpen, Nick,' bood Sonja aan.
  
  Ik duwde haar ruw opzij. Ik strompelde van haar weg naar het bureau. Ik pakte de Winchester en schoof mijn linkerarm door de riem terwijl ik Wilhelmina in mijn linkerhand hield. Opeens viel ik op mijn knieën. Ik zou het niet redden ... ik had teveel bloed verloren.
  
  Sonja knielde naast me. 'Toe, Nick,' zei ze smekend, 'laat me je helpen.'
  
  Toen begreep ik dat ik haar wel moest vertrouwen, in elk geval lang genoeg om ons uit die grotten weg te krijgen. Ik duwde me overeind en hield me aan haar vast. Toen knikte ik naar het geweer.
  
  'Moet je wel vertrouwen,' zei ik. Ik wist dat ze me niet met een leeg geweer kon doden. En als ze me overeind kon houden, haalde ik het misschien.
  
  Sonja pakte het geweer. Er werd op de deur gebonsd en tegen getrapt. Ik pakte een van de pakjes dynamiet en trok het plakband er met mijn tanden af. Ik had een staaf in mijn hand toen de deur openbarstte.
  
  Ik richtte Wilhelmina en schoot twee keer. Het kantoor daverde van de schoten. Toen knielde ik naast het lichaam van de kolonel waar de sigaret nog lag te gloeien. Ik duwde de lont van de staaf dynamiet er tegen en smeet de staaf weg. Ik greep Sonja's hand en sleepte haar praktisch mee naar de badkamer. Ik had de deur nauwelijks dicht toen hij uit zijn scharnieren werd gerukt.
  
  De kracht van de ontploffing was enigszins afgenomen toen de luchtdruk ons bereikte. Ik had tegen de deur geleund gestaan en door de luchtdruk werd ik met deur en al tegen de wasbak gesmeten. Sonja vloog de badkuip in en kwam hard neer.
  
  Ik stak mijn arm naar haar uit. 'Ben je in orde?'
  
  Ze knikte, pakte haar geweer weer en we liepen de kapotte deur uit. Wat eens een kantoor was geweest, was nu een puinhoop van gevallen rotsstenen en ijsblokken. Van het voorkantoor was ook niet veel over. De mannen die op de deur hadden gebonsd waren dood en hun lichamen lagen her en der verspreid. We stapten de gang in en ik keek op mijn horloge. We hadden nog maar een kwartier de tijd.
  
  'Hoe ben jij hier binnengekomen?' vroeg Sonja. We liepen de gang door in een voor mij nieuwe richting.
  
  'Was dat een leugen over die explosieven?' vroeg ze. 'Of heb je ze echt aangebracht?'
  
  Ik knikte terwijl we verder draafden. 'Opslagtanks. Brandstof voor de onderzeeërs.' Ik voelde me weer licht in het hoofd.
  
  Uit een van de zijgangen kwam een soldaat. Hij sprong voor ons en bracht zijn geweer omhoog. Ik vuurde Wilhelmina af en schoot een kogel in zijn slaap. Het schot echode door alle gangen. In zekere zin was dat gunstig - het zou het hen moeilijk maken onze verblijfplaats precies te bepalen.
  
  'Deze kant uit,' zei Sonja. Ze sloeg linksaf een zijgang in. Ik rende een paar passen, struikelde toen. Ik strompelde naar de muur en leunde er tegen. Sonja kwam naar me toe.
  
  Achter ons doken twee soldaten op. Een van hen schoot, en de kogel raakte de muur vlak boven mijn hoofd. Ik hief de Luger op, die opeens zeer zwaar was geworden, en schoot drie keer. Twee schoten velden de soldaten. De derde keer volgde er geen schot, maar slechts een klik. Wilhelmina was leeg. Ik zocht in mijn parka naar het extra magazijn. Dat hadden de Chinezen me afgenomen.
  
  'Kom op,' zei Sonja. Ze was links van me gaan staan en hielp me overeind van de muur. 'Het is niet ver meer.'
  
  Er werd een last van mijn linkerschouder genomen. Vaag besefte ik dat Sonja me de Winchester had afgenomen. Ik strompelde naar voren. Sonja had de Winchester over haar schouder gehangen; haar eigen geweer had ze in haar hand.
  
  We kwamen bij een trap. Sonja pakte mijn hand en hielp me de treden op. Elke trede leek hoger dan de vorige. Ik bleef maar denken dat de explosie zo langzamerhand had moeten plaatsvinden in de grot. Hadden ze het dynamiet gevonden dat ik op die opslagtanks had aangebracht? Toen we bovenaan de trap waren, drukte Sonja op een knop in de muur naast een grote stalen deur. De deur begon open te gaan. We werden getroffen door een scheut koude lucht. Het was alsof ons een emmer ijswater in het gezicht gesmeten werd. We bevonden ons in een kleine grot die naar buiten voerde. Zodra we naar voren stapten, ging de stalen deur automatisch achter ons dicht. Over de rotsvloer liepen we naar de ingang van de grot.
  
  Het zou vanuit de lucht of vanaf de grond vrijwel onmogelijk geweest zijn de grot te zien. We stapten in het namiddaglicht tussen twee rotsen door die vlak bij elkaar stonden. We bevonden ons ongeveer drie meter boven de bodem van het dal en de grond was bedekt met sneeuw en glibberig.
  
  Ik begon zwakker te worden. Voor het eerst sinds we het kantoor van Tsjieng hadden verlaten, verminderde ik de druk van de tourniquet. Door het bloedverlies was elke stap die ik deed een krachtsinspanning, en Sonja bereikte het dal vóór mij.
  
  Terwijl ik de laatste paar decimeters naar de bodem gleed, hoorde ik iets wat op onweer leek. De grond onder me begon te trillen, toen heftig te schudden. Ik keek achterom naar waar we vandaan waren gekomen. De donder werd dieper en luider.
  
  'Rennen!' riep Sonja.
  
  Ik richtte me op mijn knieën op en viel naar voren. Ik kwam weer moeizaam overeind en rende Sonja achterna. Het gerommel werd luider en vervulde de vallei van kabaal. En toen vloog opeens de top van de berg de lucht in. Een van de lagere pieken leek als een kroon opgelicht te worden. Vlammen spoten brullend omhoog. De stalen deur waar we net doorheen waren gekomen, sloeg dubbel, schoot recht naar voren en gleed langs de berg naar ons toe. Eén seconde was het stil, toen begon het gerommel weer, maar dit keer niet zo hard. Rook kolkte uit de scheuren waar de bergwanden waren weggerukt door de ontploffing.
  
  IJsbom Zero was dood.
  
  Ik keek een poosje naar het hellevuur, dichtbij de kreek in de vallei staand. Toen draaide ik me om en keek naar Sonja.
  
  Ze stond een meter of drie van me af en ze had haar geweer tegen haar schouder gedrukt en richtte het op mijn borst.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  Ik stond heen en weer te zwaaien, door bloedverlies bijna te zwak om op mijn benen te blijven staan. Ze was zo ver weg en er was zo weinig licht. Ik zag net de schaduwen van haar ogen, en haar wang die tegen de kolf van het geweer was gedrukt.
  
  'Het is tijd,' zei ze zacht.
  
  Ik dacht één kans te hebben. Ik wist dat haar geweer niet zou afgaan. Misschien kon ik haar bereiken eer ze daar achterkwam. Ik deed een pas naar voren ... en zonk op mijn knieën. Het had geen zin. Ik had de kracht niet. Op handen en knieën liggend keek ik naar haar op. Een lichte bries fluisterde door het dal. Diep in de bergen ging het gerommel van de explosies verder.
  
  'Ik moet het doen,' zei Sonja, maar haar stem klonk bevend. 'Het was een onderdeel van mijn opdracht. Daar ben ik op getraind.' Ze likte haar lippen. 'Het maakt nu geen verschil meer, Nick.' En nu trilde haar stem. 'We moesten te weten komen wat de Chinezen hier aan het doen waren. Dat is gelukt. Je hebt de raketten vernietigd. Maar dit... dit is een onderdeel van mijn opdracht.'
  
  Ik rustte uit om me te sparen. Er was drie meter tussen ons en ik moest die drie meter zo snel ik kon overbruggen. Ik bleef niet hier op handen en knieën liggen om me door haar te laten vermoorden.
  
  Maar ze scheen mijn gedachten te lezen. Ze liet het geweer van haar schouder zakken en schudde haar hoofd. 'Nick, ik weet dat dit geweer niet zal afgaan. Waarom dacht je dat ik je daar binnen jouw geweer had afgenomen? Dacht je dat ik daar in die nederzetting lag te slapen? Ik hield jou in het oog. Ik heb je met het dorpshoofd zien praten. Ik heb gezien dat je de patronen van de geweren van Aku en mij leeg schudde. En ik heb je de nederzetting zien verlaten.'
  
  Ze liet haar geweer in de sneeuw vallen, trok haar arm snel uit de riem van de Winchester en bracht het geweer aan haar schouder. Ze keek langs de loop naar me, zonder het telescoopvizier te gebruiken. 'Ik was er nog steeds niet zeker van wat je gedaan had, Nick,' zei ze. 'Niet totdat ik probeerde mijn geweer af te schieten toen ik in een van de grotten was.'
  
  Ik keek haar aan. Zo een en al vrouw. Zoveel hartstocht. En als ik ook maar één kans had, dan was dat het.
  
  Ik zei: 'Sonja, voor je schiet wil ik eerst dat je een paar dingen uit je hoofd zet.'
  
  Ze fronste. 'Wat voor dingen?'
  
  'Corsica, bijvoorbeeld. Vergeet het Calvi Palace. Vergeet de blauwe bergen. Vergeet mijn kamer met die gekke badkuip. En drink nooit meer een Harvey Kopstoot.'
  
  'Schei uit!' zei ze op scherpe toon.
  
  'En terwijl je bezig bent, vergeet dan ook maar die open haard in mijn hut in het kamp, de nachten dat je naar me toekwam. En dan was er die nacht in de tent toen we naar beneden gevallen waren.'
  
  'Ik zei: schei uit!' Ze drukte het geweer weer tegen haar schouder. 'Dacht je dat ik een emotionele idiote ben? Ik ben een Russisch agente. Een goed agente. Ik zal niet falen.'
  
  Ze schudde haar hoofd en richtte de Winchester. 'Ik heb zes maanden op dit moment getraind. Ik kan niet falen.' Ik was zo zwak ... zo zwak. Ik kon niet denken... er was iets ... toen herinnerde ik me dat ik nog één wapen had: Pierre, mijn dodelijke gasbommetje dat in mijn laars op mijn enkel zat geplakt. Mijn handen en voeten waren diep in de zachte sneeuw weggezakt. Ik bracht mijn voeten naar voren en hief mezelf zo op dat ik op mijn hakken zat. Ik stak mijn arm naar achteren, duwde mijn hand in mijn laars en sloot mijn vingers om Pierre. Ik wilde dit niet doen, maar Sonja liet me geen keus. Ik dacht dat wat we hadden gedaan en wat we voor elkaar hadden betekend, ook voor haar iets had betekend. Ik had me vergist.
  
  Ik zei: 'Okay. Schiet dan maar.' Maar als ik moest sterven, zou ik haar met me meenemen.
  
  Ze hield het geweer roerloos, de vinger rond de trekker. Toen kreeg ik nog een laatste gedachte. 'Maar voor je schiet wil ik dat je één ding weggooit.'
  
  Ze keek verbaasd. 'Wat?'
  
  Ik bracht Pierre onder de sneeuw langzaam naar voren. 'Een paar jongens van een Amerikaanse onderzeeër hebben je een ring gegeven. Ik wil dat je die afdoet eer je me doodschiet. Je verdient het niet die ring te dragen.'
  
  Eén ogenblik meende ik geen enkele indruk op haar te hebben gemaakt. Toen zag ik haar naar de ring aan haar rechterhand kijken, de hand die klaar was om de trekker over te halen.
  
  Op dat moment wist ik dat ze me niet zou doodschieten. De Winchester viel in de sneeuw. Sonja sloeg haar handen voor haar gezicht en zakte op haar knieën. 'Ik kan het niet!' riep ze. 'Ik kan het niet!'
  
  Ik liet Pierre in de sneeuw liggen en kroop naar haar toe. Ik drukte haar stijf tegen me aan en liet haar op mijn schouder uithuilen.
  
  'Ze - ze zeiden dat jij een meedogenloze moordenaar was,' snikte ze. 'Een maniak. Ze - ze hebben gelogen! Je hebt het leven van Aku gered ... en mijn leven ook. En je hebt me steeds behandeld met... met... Hoe kon ik mezelf tegen zulke tederheid wapenen?'
  
  'Waarom zou je?' vroeg ik fluisterend. Ik streek het dikke haar van haar voorhoofd en kuste zacht een wenkbrauw.
  
  Ik zei: 'Toen je dat geweer had, wist je dat ik je ogen niet kon zien. En ik wilde ze nog één keer zien ... zoals ze fonkelen met die kleine gouden vlekjes.'
  
  Ze sloeg haar armen om mijn hals. 'Oh, Nick!' riep ze. 'Ik kan nu niet teruggaan naar Rusland. Wat moet ik doen?' Ik trok haar nog dichter tegen me aan. 'Ik bedenk wel iets,' zei ik.
  
  We omklemden elkaar nog steeds toen de Eskimo's ons vonden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  Sonja en ik begonnen de volgende dag met het bouwen van onze iglo. Daar de kogel in mijn arm geen bot had geraakt, hadden de Eskimo's de wond alleen maar stevig verbonden. Rauwe vis, rust, en al spoedig voelde ik me bijna normaal. De arm was stijf en pijnlijk, maar ik had erger meegemaakt. In twee dagen hadden we de iglo bijna klaar. Lok en zijn familie boden aan ons te helpen, maar dit was iets dat we zelf wilden doen. De ceremonie was precies andersom als gewoonlijk. In plaats van iedereen uit te nodigen bij de eerste steenlegging, hadden wij iedereen om ons heen toen we het laatste blok sneeuw voor onze kleine iglo uitsneden en op zijn plaats legden. Lok was er, en Drok, en Aku met zijn arm om het middel van het jonge meisje dat ik in de gemeenschappelijke iglo had gezien, en de meeste andere Eskimo's van de nederzetting.
  
  De menigte rondom stond te lachen en te knikken toen Sonja en ik het laatste blok op de iglo legden. Ik moest mijn linkerhand gebruiken, zodat Sonja het meeste werk moest opknappen. We sleepten het blok mee en stampten het op zijn plaats, leunden toen glimlachend tegen ons kleine onderdak. De Eskimo's gromden goedkeurend. Aku kwam op me af, leunend op de ruwe kruk die de Eskimo's voor hem hadden gemaakt. De helft van zijn gezicht was met verband bedekt. 'Ik ben blij dat het zo gelopen is,' zei hij.
  
  'Ik ook,' zei ik met een grijns en een knipoog.
  
  Opeens keek hij verlegen. 'Ik heb je niet echt bedankt voor het redden van mijn leven. Ik heb iets stoms gedaan.'
  
  'Ik heb zelf ook een paar stomme dingen gedaan, Aku. Maar nu is het afgelopen. De missie is met succes beëindigd.' Ik keek naar Sonja. 'Nou ja, het belangrijkste deel ervan, tenminste.'
  
  Het jonge Eskimomeisje kwam naast Aku staan. Ze plukte aan de mouw van zijn parka. Aku glimlachte tegen haar, draaide zich toen om en hobbelde weg, met het meisje naast zich. Ook de anderen begonnen weg te gaan.
  
  Sonja keek Aku na. Ze keek een beetje melancholiek. 'Nick,' vroeg ze, 'denk je dat het leven in Amerika me zal bevallen?'
  
  'Je zal het heerlijk vinden.'
  
  'Maar ... hoe zal het gaan?'
  
  Ik kuste het puntje van haar neus. 'Daar kunnen we het vanavond over hebben als we lachen.'
  
  Ze fronste. 'Als we lachen?'
  
  'Ik zal het je vanavond uitleggen. We eten wat rauwe vis, we pakken een paar berenvachten als dekens, steken een paar kaarsen aan en ... lachen.'
  
  En die avond waren we alleen in de kleine iglo. Er begon weer een storm op te steken. De wind gierde en floot rond het kleine bouwwerk. Ergens jankte een Husky.
  
  We lagen naakt en dichtbij elkaar tussen twee berenvachten. We hadden al twee keer de liefde bedreven. Twee kleine kaarsen gaven een zacht flakkerend licht. Ik steunde op mijn linkerelleboog en keek naar haar.
  
  'Ik voel me zo lelijk,' zei ze, 'met die afschuwelijke brandplek op mijn borst. Hoe kun je me zelfs maar aankijken?'
  
  Ik boog me naar voren en kuste de donkere plek op haar prachtige borst luchtig. Mijn lippen gleden naar haar tepel en toen weg. 'Ik zal net doen of het een tache de beauté is,' zei ik.
  
  Haar ogen onderzochten mijn gezicht. 'Nick?' zei ze zacht, terwijl ze met haar vinger langs mijn rechterwenkbrauw streek.
  
  'Mmmm?'
  
  'Waarom noemen ze het lachen? Ik bedoel, ik snap niet hoe de Eskimo's het zo kunnen noemen. Als dat opperste moment voor me aanbreekt, lach ik niet. Ik gil en dan huil ik.'
  
  'Dat heb ik gemerkt,' zei ik. 'Maar misschien bedoelen ze dat je van binnen lacht, als je bij iemand bent bij wie je wilt zijn.'
  
  Ze knipperde met haar mooie lange wimpers. 'Ik geloof dat ik weet wat je bedoelt. Heb je dat jonge meisje gezien waar Aku mee was?'
  
  'Ja.'
  
  'Het is een van de dochters van Lok. Ik heb begrepen dat hij het geregeld heeft.'
  
  'Best mogelijk. Ze hebben vele gebruiken die wij niet begrijpen.'
  
  'Lach je me soms uit?'
  
  Ik kuste het puntje van haar neus. 'Nee, ik lach tegen je.' Ze keek naar het plafond van de iglo. 'Het is nu allemaal voorbij. De Chinezen gebruikten die onderzeeërs om voorraden aan te voeren zodat ze een ondergrondse raketbasis konden aanleggen. Maar hoe hebben ze om te beginnen die grotten gebouwd?'
  
  'Waarschijnlijk op dezelfde manier. De onderzeeërs kwamen boven met graafmachines en de mannen om ze te bedienen. Ze hebben gewoon de tunnels gegraven. Dat moet al een hele poos geleden gebeurd zijn.'
  
  'Maar waarom heeft niemand ze gezien?'
  
  'Deze nederzetting was toen niet hier. Eskimo's zijn nomaden, ze trekken veel rond. Radar werkt zo laag niet. Misschien heeft een verkenner van dat Amerikaanse basiskamp iets ontdekt en het gemeld, en is dat de reden waarom ze uitgeroeid werden.'
  
  'Denk je dat ze die raketten gelanceerd zouden hebben?' Ik haalde mijn schouders op. 'Misschien. Maar het is waarschijnlijker dat ze ze zouden hebben gebruikt als chantagemiddel tegen de Sovjet Unie en de Verenigde Staten.' Ik begon aan haar keel te knabbelen.
  
  'Nick?' vroeg ze slaperig.
  
  'Mmmm?' Ik streelde haar platte buik.
  
  'Hoe lang zei je dat het zal duren eer een bericht is overgebracht?'
  
  'Nou, met de hondenslee kost het drie dagen om bij de dichtstbijzijnde radiozender te komen. Tegen de tijd dat alle formaliteiten zijn afgehandeld en ze een helikopter sturen om ons op te pikken, is er nog een dag verstreken, misschien twee. Ik zou zeggen, alles bij elkaar vier of vijf dagen.' Ik liet mijn hoofd zakken en kuste haar borst.
  
  Ze kronkelde een beetje en legde haar hand in mijn nek. 'Nick, schat,' fluisterde ze. 'Vind je niet dat we ... een boodschapper zouden moeten sturen ... heel gauw ... nu?'
  
  'We hebben de tijd,' mompelde ik tegen haar zachte huid. Ik hief mijn hoofd op en keek in haar lachende gezicht. Na een klein beetje duwen liet ze die naakte buigingen met mijn lichaam versmelten.
  
  'We hebben ... tijd ... zat ...' zei ik.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  De Chinezen hebben ergens op het koudste en meest verlaten plekje van de aardbol een raketbasis aangelegd, die een bedreiging voor het machtsevenwicht vormt...
  
  De taak van Nick Carter: zoek en vernietig de basis! Daartoe moet hij samenwerken met een vrouwelijke agent van de tegenstanders - Killmaster in wankel evenwicht tussen zijn plicht en de aantrekkelijkheid van een verraderlijke bondgenote. Maar: hoe mooi ze ook is, hij weet dat ze niet zal aarzelen hem te doden!
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"