Carter Nick : другие произведения.

Neo-Nazi's in Berlijn

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  NC 20
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  Neo-Nazi's in Berlijn
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: BERLIN
  
  No 1969 By Universal Publishing & Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Henk van Slangenburg
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  1e druk: 1971 2e druk: 1977
  
  ISBN 90 283 0087 2
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  No 1969 Uitgeverij Romanpers Bv - Amsterdam
  
  Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Ik heb nooit zo erg goed kunnen wachten. Ze zeggen dat dat een karakteristiek is van mensen die op actie zijn ingesteld. Dat zal ik dan wel zijn. O, ik heb uren zitten wachten tot een communistisch Chinese agent zich zou vertonen of om een bepaalde sadist in handen te krijgen. Maar dat is een ander soort wachten. Ik weet eigenlijk niet eens of het wel wachten is, of een rustige vorm van actie. Maar het soort wachten dat ik nu pleegde, was beslist niets voor mij.
  
  Het centrale Rijnland is onweerlegbaar een prachtig, weelderig gebied. De heuvels zijn groen. Paarse, roze en goudgele bloemen sieren de berghellingen tot aan de oever van de rivier. De wegen zijn bochtig en bij elke bocht boeiend. Kleine sprookjesboerderijen en huisjes met vakwerk duiken onverwacht op. De grote kastelen langs beide oevers, de burchten van de middeleeuwse roofridders, zijn werkelijk heel romantisch en opvallend. De meisjes zijn stevig van bouw en angstaanjagend vriendelijk, bijna gretig. De meesten vertonen te veel het nadeel van een beetje te veel worst om mijn ideaal te kunnen zijn, maar ik wenste toch dat ik de tijd had de mensen en het landschap op de juiste manier te leren kennen. Misschien omdat alles zo bijzonder luisterrijk en adembenemend is, tart het je nog meer als je haast hebt om een boot te halen en je gehuurde Opel je in de steek laat. Je wilt het allemaal bezichtigen, je wilt ervan genieten, je wilt erin opgaan, maar dat kun je niet. Het enige wat je kunt doen is wachten en ongeduldig worden en je gefrustreerd voelen en bedenken hoeveel ellendiger je je nog zult voelen als de baas ontdekt dat je niet bent komen opdagen.
  
  Mijn Duits is meer dan redelijk en ik had een passerende automobilist aangehouden en hem gevraagd hulp te sturen. Van de plek waar mijn gehuurde vehikel het had begeven kon ik de Rijn beneden me zien en naar het noorden de daken en kerktoren van Braubach. Verderop, juist uit het gezicht, lag Koblenz waar ik de Rijnboot moest halen. Daar ik absoluut niets anders kon doen dan wachten, maakte ik het autoportier open, liet wat frisse lucht binnen en dacht terug aan de pret die ik nog pas deze ochtend in Luzern had beleefd.
  
  Na mijn betrekkelijk klein aandeel in de Martinique-Montreal zaak, was ik naar Zwitserland gegaan om Charley Treadwell op te zoeken in het ski- en zonchalet dat hij vlak buiten Luzern heeft. Het werd een grootse reünie van oude vrienden, vervuld van drank en herinneringen. Charley stelde me voor aan Anne-Marie. Zwitsers-Frans met een snufje Duits, open en plezierig om in de buurt te hebben.
  
  Van gemiddelde lengte met kort haar en dansende 'bruine ogen, een verschrikking op de ski-hellingen en een droom in bed.
  
  Uiteraard moest ik, zoals iedere AXE-agent, regelmatig het hoofdkwartier opbellen en Hawk laten weten waar ik bereikt kon worden. Het was een onderdeel van het instant-actie netwerk van AXE dat Hawk te allen tijde en overal een vinger op zijn mensen kon leggen. Het was ook een waterdichte manier om een plezierige vakantie te verpesten, zoals ik allang geleden ontdekt had. Ik besefte dat opnieuw in Luzern met Anne-Marie. Het was zes uur in de ochtend toen de telefoon in mijn kamer rinkelde en ik Hawks vlakke, droge stem hoorde. Anne-Maries verrukkelijke arm lag nonchalant over mijn borst en haar borsten vormden een zachte deken die tegen me aandrukte.
  
  'Met het Verenigde Persbureau,' klonk Hawks stem zakelijk. Het was uiteraard een open lijn en hij paste de gebruikelijke camouflage toe. 'Ben jij dat, Nick?'
  
  'Met mij,' zei ik. 'Geweldig om iets van u te horen.'
  
  'Je bent niet alleen,' zei hij onmiddellijk. De oude vos kende me als het spreekwoordelijke open boek. Te goed, dacht ik vaak. 'Is ze erg dichtbij?' vroeg hij. 'Nogal.'
  
  Ik kon zijn grijze ogen zien, als staal achter de randloze bril, terwijl hij probeerde te doorgronden hoe dichtbij het wel was.
  
  'Dichtbij genoeg om ons te kunnen horen?' luidde de volgende vraag.
  
  'Ja, maar ze slaapt.'
  
  'We kunnen ons niet veroorloven dat de concurrentie dit verhaal te pakken krijgt,' vervolgde Hawk nog steeds onder camouflage. 'Een van onze fotografen, Ted Dennison, heeft iets groots. Ik geloof dat je al eens eerder met Ted aan een verhaal gewerkt hebt?'
  
  'Ja, ik ken hem,' antwoordde ik. Ted Dennison was een van de beste AXE-agenten in Europa en jaren geleden hadden we samen een opdracht uitgevoerd. Ik herinnerde me dat hij er bijzonder goed in was om inlichtingen los te krijgen.
  
  'Je ziet Ted op de Rijnboot die om halfvier in Koblenz aanlegt,' gonsde Hawks stem. 'Hij heeft iets heel belangrijks, dus als je de boot in Koblenz mist rij dan door naar de volgende aanlegplaats en ga daar aan boord. Dat is in Mainz, om vijf uur.'
  
  
  
  De telefoon klikte, ik zuchtte en maakte me los van Anne-Marie. Ze verroerde zich zelfs niet. Dat was een van de eerste dingen die me tijdens onze vier glorieuze dagen bij haar was opgevallen. Als ze skiede, skiede ze. Als ze dronk, dronk ze. Als ze de liefde bedreef, bedreef ze liefde en als ze sliep, sliep ze. Het meisje kende geen gematigdheid. Ze deed alles tot in de perfectie. Ik kleedde me aan, liet een briefje voor haar achter waarin stond dat mijn baas me opgetrommeld had en glipte het vroegochtendlijke Luzern in dat nog koud en rustig was. Ik wist dat wanneer ze een gebroken-hartsyndroom zou vertonen, wat ik betwijfelde, Charley Treadwell haar op het hoofd zou kloppen en haar hand zou vasthouden. Ik nam een vliegtuig naar Frankfort en de roemruchte Rijn.
  
  En daar was ik dan, in hetzelfde gebied waar Caesar, Attila, Karei de Grote, Napoleon en tal van moderne veroveraars met hun legioenen waren opgetrokken, en ik zat in een kapotte, gehuurde Opel. Ik probeerde het niet te veel naar mijn hoofd te laten stijgen. Ik stond op het punt uit te stappen en nog een automobilist aan te houden, toen ik de Strassen-wacht zag aankomen met een kleine hijskraan achterop. De jonge monteur had een rond gezicht, donker haar en was erg beleefd. Hij dook met Teutoonse grondigheid in de auto, waar ik dankbaar voor was, maar ook met Teutoonse traagheid, waar ik minder dankbaar voor was. Aan de snit van mijn kleren had hij snel gezien dat ik geen Duitser was en' toen ik had gezegd dat ik Amerikaan was, stond hij erop elke ingreep die hij deed te erklaren.
  
  Ten slotte kon ik hem ervan overtuigen dat mijn Duits tamelijk goed was en hij niet elke autoterm hoefde uit te leggen. Hij ontdekte dat het probleem in de Vergaser, de carburator, school en terwijl hij een nieuwe inzette, zag ik tandenknarsend de Rijnboot onder ons langs varen.
  
  Toen hij klaar was, was de boot uit het gezicht verdwenen. Ik betaalde hem in dollars, wat een bijzonder blije glimlach op zijn gezicht toverde, sprong in de kleine auto en probeerde opnieuw te doen alsof het een Ferrari was. Tot zijn eer moet ik toegeven dat de auto zijn best deed. We stoven over de kronkelende weg, raasden langs pittoreske huizen en sombere ruïnes, en kwamen gevaarlijk in de buurt van de grens waar gewicht en snelheid afscheid van elkaar nemen.
  
  De weg daalde af in een reeks van bochten en hellingen en kwam dichter bij de Rijn en voor me uit zag ik af en toe een glimp van de plezierboot die sereen voortgleed. Ik haalde hem ten slotte in op het punt waar de weg vlak werd en langs de rivier verder liep. Ik bevond me precies ter hoogte van de boot en remde af. Ik zou Koblenz op tijd bereiken. Ik zuchtte van opluchting. Ik dacht aan Dennison daar op de boot. Hij kon zich tenminste ontspannen en van de zon genieten, terwijl ik de hele dag had geprobeerd hem in te halen. Ik wierp nog een blik op de lange, lage plezierboot met de kleine kajuit in het midden en de dekken open zodat de toeristen over de reling konden hangen, toen het gebeurde, vlak onder mijn ogen. Het was onwerkelijk, het gekste dat ik ooit gezien had, bijna alsof je naar een vertraagd filmfragment keek. Eerst weerklonken er explosies, twee stuks, een kleine ontploffing, gevolgd door een enorme dreun toen de ketels in de lucht vlogen. Maar het waren niet de explosies waardoor ik geschokt werd. Het was de aanblik van de kajuit die omhoogkwam en in stukken uiteen viel. Tegelijk met de kajuit zag ik andere delen van de boot in verschillende richtingen wegvliegen. Lichamen schoten de lucht in als vuurpijlen tijdens een vuurwerk.
  
  Ik remde hard en de Opel kwam schuddend en slippend tot stilstand. De brokstukken vielen nog neer in de rivier toen ik uit de wagen stapte, en de plezierboot was vrijwel geheel verdwenen. Slechts de boeg en de achtersteven staken nog boven water uit en gleden naar elkaar toe. Dit stuk van de rivier zag eruit alsof een reuzenhand plotseling een lading drijfhout had uitgestrooid. Ik werd getroffen door de merkwaardige stilte na de explosies. Afgezien van een paar kreten en het zachte gesis van stoom op het water heerste er alom stilte. Ik kleedde me op mijn slip na uit, legde Wilhelmina, mijn Luger, en Hugo, de potlooddunne stiletto die op mijn onderarm gebonden was, onder mijn kleren, dook de Rijn in en zwom naar de onheilsplek. Ik begreep dat bijzonder weinig mensen de ramp overleefd zouden hebben, maar de kans bleef bestaan dat er nog iemand gered kon worden. Ik begreep ook dat de politie en de omliggende ziekenhuizen al vanuit de huizen langs de rivier zouden zijn opgebeld en voor me uit zag ik een kleine sleepboot keren om terug te varen.
  
  Stukken hout dreven langs me heen, scherpe, versplinterde stukken van romp, reling en dekwerk. En ook lichamen, waarvan sommige volkomen uiteengereten waren. Een eindje verderop zag ik een arm langzaam uit het water omhoogkomen die probeerde een zwemslag te maken. Ik zwom naar het blonde hoofd dat bij de arm hoorde. Toen ik het meisje bereikte, zag ik een rond en knap gezicht met mooie, regelmatige trekken en ogen als van blauw glas, verbijsterd en star. Ik zwom achter haar aan, sloeg een arm om haar nek en begon naar de oever te zwemmen. Haar lichaam ontspande zich onmiddellijk en ze liet mij overnemen, terwijl ze haar hoofd op het water liet rusten. Ik keek nogmaals naar haar ogen. Ze was op het punt van bewusteloosheid gekomen.
  
  De Rijn had op dit punt, niet ver voorbij de snelle en gevaarlijke Gebirgsstrecke, nog steeds krachtige stroomversnellingen. We bevonden ons al een paar honderd meter stroomafwaarts van de plaats waar ik de auto had laten staan toen ik het meisje eindelijk aan land wist te trekken. Haar jurk van een roze katoenen stof kleefde strak om haar natte huid en onthulde een bijzonder mooi, vol figuur met grote borsten die iets majesteitelijks hadden. Haar lange, ronde tors had net voldoende taille om mollig te zijn en voldoende buik om sensueel te zijn. Het typisch Duitse gezicht had brede jukbeenderen, een lichte huid en een kleine wipneus. De blauwe ogen keken nog in een andere wereld, hoewel ik meende te bespeuren dat ze begon bij te komen. Ik hoorde het gegil van sirenes en de stemmen van de mensen die zich op de oevers verdrongen. De volle borsten van het meisje gingen in een verrukkelijk ritme op en neer terwijl ze diep ademhaalde. Kleine boten zochten naar overlevenden. Het zou, leek me, een vruchteloze speurtocht zijn. Het was een enorme explosie geweest. Ik kon nog steeds die kajuit de lucht zien invliegen als een projectiel dat van Cape Kennedy werd gelanceerd.
  
  Het meisje bewoog zich en ik trok haar overeind in een zittende houding, waarbij de natte jurk die aan haar huid kleefde alle buigingslijnen van haar nog jonge lichaam onthulde. De glazige blik was verdwenen en vervangen door een uitdrukking van herinnering, een plotselinge terugkeer van schrik die bezit nam van haar bewustzijn. Ik zag angst en paniek in haar ogen komen en ik stak mijn handen uit. Ze liet zich in mijn armen vallen en haar lichaam schokte door de hartverscheurende snikken.
  
  'Nein, Frdulein,' mompelde ik. 'Bitte, schreien Sie doch nicht. Alles ist vorüber.'
  
  Ik liet toe dat ze zich aan me vastklemde tot haar gesnik ophield en ze tot rust kwam terwijl haar blauwe ogen mijn gezicht aftastten.
  
  'U hebt mijn leven gered. Dank u,' zei ze.
  
  'U zou de oever waarschijnlijk zelf wel bereikt hebben,' zei ik. Ik meende het. Het was mogelijk geweest.
  
  'Was u aan boord van de boot?' vroeg ze.
  
  'Nee, liefje,' antwoordde ik. 'Ik reed langs de rivier toen de ontploffing plaatsvond. Ik was op weg naar Koblenz om daar aan boord te gaan om een vriend te ontmoeten. Ik dook in het water, vond jou en heb je aan land gebracht.'
  
  Ze keek om zich heen en de angst was nog duidelijk van haar gezicht af te lezen toen ze naar de rivier keek en naar de oever. Ze rilde in de natte jurk toen er een wind opstak, en de klevende jurk onthulde de kleine knopjes van haar tepels. Ze draaide haar hoofd om en merkte dat ik ernaar keek en ik zag haar blauwe pupillen even oplichten.
  
  'Mijn naam is Helga,' zei ze. 'Helga Rutten.'
  
  'En mijn naam is Nick Carter,' zei ik.
  
  'Bent u geen Duitser?' vroeg ze verbaasd. 'Uw Duits is uitstekend.'
  
  'Amerikaan,' zei ik. 'Had je gezelschap aan boord, Helga?'
  
  'Nee, ik was alleen,' zei ze. 'Het was een fijne middag en ik had zin om een tochtje te maken.'
  
  Haar ogen bekeken me nu, gleden langs mijn borstkas en schouders. Ze had bijna twee meter vlees om te bestuderen en ze nam er de tijd voor. Nu was het mijn beurt om waardering in haar ogen te zien. Ze hield haar blik afgewend van de onheilsplek op de rivier, en herstelde zich opmerkelijk snel. Haar ogen stonden helder, haar stem klonk beheerst. Ze rilde, maar dat kwam door de koude, natte jurk.
  
  'Zei je dat je hier een auto hebt?' vroeg ze en ik knikte en wees naar de auto verder.
  
  'Ik heb een oom die hier een optrekje heeft,' zei ze. 'Ik zat er net naar te kijken toen het gebeurde. Ik weet waar de sleutel is. We kunnen er heengaan om ons te drogen.'
  
  'Uitstekend,' zei ik en hielp haar op de been. Ze wankelde, viel tegen me aan en haar borsten drukten zacht en opwindend tegen mijn huid. Een vrouw die de moeite waard was, besloot ik. Ik liep met haar naar de auto, gooide mijn spullen op de achterbank en wierp een laatste blik op de redders die nu kriskras over de rivier zwalkten. Hun voornaamste bezigheden zou echter komen te ressorteren onder het hoofdstuk identificeren en bergen. Ik dacht aan Ted Dennison. Misschien had hij het overleefd, maar dat was onwaarschijnlijk. Het leek me dat Helga ongeveer de enige overlevende moest zijn. Ik zou de politie en de ziekenhuizen opbellen als ik een telefoon kon vinden en later contact met Hawk opnemen. Arme Ted, zijn hele leven had hij met het gevaar en de dood geleefd, en nu had hij het loodje gelegd omdat de ketel van een plezierboot in de lucht gevlogen was.
  
  Helga sidderde nu van alle nattigheid en koude. Ze wees naar een oude burcht die niet ver voor ons uit majestueus oprees.
  
  'Sla rechtsaf bij het eerste kruispunt en neem de smalle weg aan het eind ervan ... het Zaubergasschen,' zei ze.
  
  'Toverlaantje,' herhaalde ik. 'Leuke naam.'
  
  'Het is een eigen weg,' vervolgde ze, 'die naar de poort van kasteel van mijn oom voert. De grond van het kasteel reikt tot aan de rivier. Oom heeft er een aanlegsteiger, maar hij is er alleen in het weekeinde. Hij behoort niet tot verarmde edellieden die van hun huizen toeristenoorden of musea moeten maken. Hij is een industrieel.'
  
  Ik vond de smalle weg die Toverlaantje heette, volgde hem door een dichtbebost terrein. Langs de weg die steil opklom, ving ik glimpen op van grote open gazons, omringd door bosschages. Helga zat nu vrijwel aanhoudend te rillen, en naarmate we hoger kwamen, bespeurde ik een verandering in de lucht, begon ik me ook koud te voelen. Ik was blij toen ik de ophaalbrug van het grote, door een diepe greppel omringde kasteel zag, hoe grimmig en streng het ook scheen. Helga zei dat ik over de brug kon rijden en ik deed het en stopte voor de enorme houten poort. Ze sprong uit de auto en betastte een paar grote blokken steen op de hoek van de hoge muur die het kasteel omsloot. Ze kwam te voorschijn met een bos grote, zware ijzeren sleutels, duwde een ervan in het slot en de grote poort zwaaide langzaam open nog voor ik kon uitstappen om haar te helpen. Ze sprong weer in de auto en zei: 'Rij de binnenplaats op, dan kunnen we die natte rommel uittrekken.'
  
  'Goed,' antwoordde ik en reed de kleine Opel de enorme lege binnenhof op waarop zich vroeger ridders en pages hadden voortbewogen.
  
  'Heeft je oom telefoon?' vroeg ik Helga.
  
  'Ja, zeker,' zei ze, terwijl ze met beide handen door haar hoogblonde haar streek en met haar hoofd schudde om er het vocht uit te krijgen. 'Er zijn overal telefoontoestellen.'
  
  'Mooi zo,' zei ik. 'Ik heb je al verteld dat ik op weg was naar die boot om een oude zakenvriend te ontmoeten. Ik wil zien uit te vinden wat er met hem gebeurd is.'
  
  Er hing een griezelige stilte in het grote kasteel toen ik op de binnenplaats stond en omhoogkeek naar de kantelen en schietgaten.
  
  'Zijn er geen bedienden?' vroeg ik Helga.
  
  'Oom laat ze alleen in het weekeinde komen als hij er is,' zei ze. 'Er woont wel een tuinman en een oude keldermeester, maar dat is alles. Kom, ik zal je naar een kamer brengen waar je je kunt opknappen.'
  
  Ze voerde me door een grote voorhal waar ik twee lange eikenhouten tafels zag, middeleeuwse banieren die van het plafond hingen, en een enorme open haard. Uiteindelijk kwam ik terecht in een ruim vertrek met een waarlijk vorstelijk hemelbed, weelderige gordijnen en wandtapijten en stoere houten stoelen met hoge rug en dikke, brokaten kussens. Tegen de muur stond een hoge renaissancekast waaruit Helga een handdoek haalde die ze me toewierp.
  
  'Het is een soort logeerkamer,' zei ze. 'Ik heb er zelf vel geslapen. Ik ben verderop in de gang om me te verkleden. Ik zie je over vijf minuten.'
  
  Ik keek haar na, de natte jurk kleefde nog steeds strak aan een rond, een tikje mollig achterwerk. Helga, zo vond ik, was een forse vrouw op een fors frame, maar ze kon het helemaal hebben. Ik knapte me op en ging daarna even op het bed liggen. Ik was net tot de conclusie gekomen dat ik in de verkeerde eeuw leefde, toen Helga terugkwam in een strakke bruine spijkerbroek en een donkerbruine blouse die ze van voren had vastgeknoopt zodat haar middenrif naakt was. Ik was verbijsterd over haar verschijning. Ik heb vrouwen gekend die een week lang met koorts in bed zouden hebben gelegen na wat zij zo juist had meegemaakt. Helga, die haar blonde haar in glanzende golven had uitgeborsteld en me met tortelende ogen aankeek, vertoonde geen enkel spoor meer van de doorgestane beproeving.
  
  'O, ik heb helemaal vergeten dat je wilde telefoneren,' zei ze, warm glimlachend. 'De telefoon staat onder het bed. Ik wacht op je beneden in de hal. Kom maar zodra je klaar bent.' Ik keek haar na toen ze de kamer uitliep, de pantalon sloot nauw om haar billen. Ze liep met langzame, glijdende bewegingen. Ik kwam snel tot de conclusie dat deze eeuw goed genoeg voor me was en tastte onder het bed naar de telefoon.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Grimmig en pijnlijk langzaam bleef ik volhouden. Ik belde elk ziekenhuis en elke Rode Kruispost in de omgeving op. Ik was bijna aan het eind van de lijst toen ik het nieuws hoorde dat ik niet wilde horen. Ted Dennisons lijk was gevonden en geïdentificeerd. Afgezien van Helga schenen er maar vier overlevenden te zijn, twee mannen, een vrouw en een kind. Verbeten vroeg ik een internationaal gesprek aan met Hawk en kreeg hem ongewoon snel aan de lijn. Nadat ik hem van het tragische ongeluk had verteld, volgde er een lange stilte en daarna klonk zijn stem vlak en ijzig.
  
  Het was geen ongeluk,' zei hij. Dat was alles. Hij slingerde me het eenvoudig toe en liet het daarbij, wel wetend dat ik nu de keiharde werkelijke toebracht zou begrijpen.
  
  'Weet u dat zeker?' vroeg ik een tikje nors.
  
  'Als je op bewijzen zinspeelt weet je wel beter,' antwoordde Hawk. 'Als je bedoelt of ik er zeker van ben. ja, ik ben er verdomd zeker van.'
  
  Terwijl hij sprak zag ik de boot opnieuw naast me en hoorde ik de explosies weer. Het waren er duidelijk twee geweest, vlak na elkaar, maar niettemin twee, De kleinste het eerst, onmiddellijk gevolgd door de enorme dreun toen de ketels ontploften. Twee explosies. Ik hoorde ze weer, maar ditmaal in een juister licht.
  
  'Ze hebben al die mensen vermoord om Ted te pakken te krijgen,' zei ik, onder de indruk van de monstruositeit van die gedachte.
  
  'Om te voorkomen dat hij tegen jou zou praten,' zei Hawk. 'Trouwens, wat betekenen een paar honderd onschuldige levens voor sommige mensen? Jezus, Nick, vertel me niet dat je, na al die jaren in dit werk, door zo iets nog geschokt wordt.'
  
  De baas had natuurlijk gelijk. Ik had niet geschokt moeten zijn. Ik had het eerder meegemaakt, de schandelijke negatie van het leven, het slachten van onschuldigen, het doel dat de middelen heiligde. Lang geleden had ik al begrepen dat degenen die geloofden dat ze door het lot waren uitverkoren altijd een verschrikkelijke onverschilligheid jegens de belangen van de mensheid schenen aan te nemen. Nee, in de ware zin van het woord was ik niet geschokt. Ontzet was misschien een beter woord, ontzet en kwaad.
  
  'Wat Ted ook te weten was gekomen,' zei ik tegen Hawk, 'het was belangrijk. Ze nemen blijkbaar geen enkel risico.'
  
  'Hetgeen betekent dat het ook voor ons belangrijk is,' zei Hawk. 'Ik wil je morgen in West-Berlijn zien, op ons bureau. Je weet hoe de zaken daar nu staan. Ik neem vanavond een vliegtuig en kom morgenochtend aan. Ik zal je dan vertellen wat we weten.'
  
  Ik legde de hoorn neer en voelde een plotselinge, hevige aanval van woede in me opstijgen. Hoewel ik natuurlijk onder de indruk was van Ted Dennisons lot, waren het toch vooral de andere slachtoffers die me echt raakten. Ted was een beroeps, zoals ik. We leefden nu eenmaal met de dood. We lachten, aten en sliepen met de dood. De jacht op ons lag voor de hand. Als ze Ted te pakken wilden nemen hadden ze echter een manier moeten vinden om alleen hem te treffen. Maar ze hadden het op de gemakkelijke, hardvochtige wijze gedaan. En daarvoor hadden ze mij, Nick Carter, erbij betrokken, als agent N3, maar ook als mens. Wie ze ook waren, het zou hen spijten. Dat kon ik hen op een briefje geven.
  
  Ik stond op van het brede bed, deed de massieve deur open en stapte de sombere, vochtige, ruw stenen gang op. Opeens voelde ik dat ik niet alleen was. Ik voelde ogen in mijn rug boren. Ik draaide me snel om, maar zag slechts vage schaduwen. Niettemin voelde ik dat er iemand was. Toen ontdekte ik re man aan het eind van de gang: lang, goedgebouwd, met vlaskleurig haar, kleine blauwe ogen en ben smalle mond. Hij zag er niet uit als een tuinman er. evenmin als een oude sommelier. Hij keek me een ogenblik aan en verdween in een van de talloze gewelfde corridors die van de gang wegleidden. Ik :raaide me om en liep naar de voorhal waar Helga met schaamteloos opgetrokken benen op een van de lange eikenhouten tafels zat. 'Ik heb net iemand gezien,' zei ik. 'In de gang daar.'
  
  'O, dat is Kurt.' Ze glimlachte. 'De bewaker. Ik had hem vergeten. Tegenwoordig heb je hier iemand nodig om een oogje in het zeil te houden.'
  
  Ze stond op, kwam naar me toe en greep mijn beide handen. Ik besefte dat ze mijn blik over die verrukkelijke volle borsten zag glijden, waar ze tegen de dunne stof van de blouse drukten. Ik vertelde haar dat ik gehoord had dat mijn vriend bij de explosie was omgekomen en ze betuigde haar leedwezen. Toen ik zei dat ik de volgende ochtend in West-Berlijn moest zijn, wierp Helga me een warme, veelbetekenende glimlach toe.
  
  'Dat is geweldig,' riep ze uit en kneep in mijn handen. 'Ik woon in West-Berlijn. We kunnen hier vannacht in het kasteel blijven en morgenochtend vertrekken. Het is al bijna avond en waarom zouden we in het donker rijden? Trouwens, ik wil dolgraag iets lekkers voor je klaarmaken. Toe, mag ik?'
  
  'Ik wil je geen overlast bezorgen,' zei ik, naar ik vrees niet bijzonder overtuigend. Het idee om de nacht door te brengen met dit bijzonder vlotte meisje trok me erg aan. Ik stelde zulk plezierig gezelschap altijd meer op prijs, maar ik had geleerd dat je nooit weet wanneer zo'n gelegenheid zich voordoet. En als Helga die nu bood, zou het zonde zijn er geen gevolg aan te geven.
  
  'Het is helemaal niet lastig,' zei ze. 'Je hebt mijn leven gered, weet je nog? Je verdient veel meer dan die maaltijd. Maar laten we daar nu maar eerst mee beginnen.'
  
  Snel ontdekte ik dat Helga een van die vrouwen was die dingen zeggen welke je op zes verschillende manieren kunt interpreteren maar dan onmiddellijk op iets anders overgaan, zodat je geen verdere aanwijzingen krijgt voor de enig juiste interpretatie.
  
  'Kom,' zei ze en pakte mij bij de hand. 'Kom maar in de keuken zitten terwijl ik het eten klaarmaak. Dan kunnen we wat praten.'
  
  De keuken bleek een enorme, kennelijk goed functionerende ruimte te zijn met grote koperen en roestvrij stalen ketels die aan lange haken van het plafond hingen. Rekken met potten en pannen en planken tegen een van de muren met serviesgoed en eetgerei. Oom hield er blijkbaar van om tijdens het weekeinde indrukwekkende feestjes te geven. In een van de muren bevond zich een grote, ouderwetse stenen oven en een diepvrieskast was in dit kader van een ontnuchterende moderniteit. Helga haalde er een flinke biefstuk uit, nam een groot mes en begon hem handig in stukken te snijden. In een oogwenk stonden er verschillende potten en pannen :p het vuur en ook de grote oven brandde. Terwijl ze bezig was en ik in een brede, makkelijke stoel zat, vertelde ze me dat ze in West-Berlijn werkte als secretaresse, dat ze oorspronkelijk uit Hannover kwam en dat ze van een goed leventje hield.
  
  Toen ze even weg kon van haar pannen bracht ze me naar een kleine bar naast de hal en vroeg of ik iets wilde inschenken. Daarna leidde ze me, met onze drankjes in de hand, rond door het kasteel, terwijl ze zo met haar arm in de mijne liep en bij elke stap met haar dij langs de mijne streek, toonde ze zich een uiterst provocerende gids. Het kasteel bevatte op de eerste en tweede verdieping van het hoofdgebouw een aantal kleine kamers. Allerlei middeleeuwse voorwerpen hingen aan de muren en er waren slechts primitieve wenteltrappen zonder leuningen. Ik ving een glimp op van een grote, gemoderniseerde kamer op de eerste verdieping, met rijen boekenplanken en een bureau. Ze noemde het de werkkamer van haar oom. Helga babbelde er vrolijk op los en ik vroeg me af of ze dat deed om me niet te laten merken dat ze uit de buurt bleef van de hele linkerhelft van de eerste verdieping, waar ik drie gesloten deuren zag. Als dat inderdaad haar bedoeling was geweest, slaagde ze er niet in. De drie deuren vormden een opvallend, grimmig contrast met de rest van het slot. Beneden zei ik dat ik nog graag de wijnkelder wilde zien, en ik meende op te merken dat ze even aarzelde. Het was nauwelijks merkbaar en ik was er dan ook niet zeker van, maar ik dacht er wel over na.
  
  'O, natuurlijk, de wijnkelder,' glimlachte ze en ging me voor op een smalle trap. Grote ronde vaten stonden opgesteld in lange rijen, elk met een houten tap en een bordje waarop de datum en de aard van de wijn stond vermeld. Het was een omvangrijke wijnkelder. Terwijl we weer naar boven gingen, werd ik ergens door gehinderd, maar ik had er geen idee van wat het was. Mijn brein had altijd op die merkwaardige manier gefunctioneerd, door seintjes te geven die pas later opgehelderd werden. Maar ze dienden als een reeks aanknopingspunten die op het juiste moment gewoonlijk zeer nuttig bleken. Dit was een perfect voorbeeld! Het was een volslagen normaal uitziende wijnkelder, en toch zat iets me dwars. Ik verdrong de gedachte, omdat het geen enkele zin had er nu over na te denken. Terug in de keuken keek ik toe hoe Helga het diner afmaakte.
  
  'Weet je, Nick, jij bent de eerste Amerikaan die ik leer kennen,' zei ze. 'Ik heb natuurlijk een heleboel Amerikaanse toeristen ontmoet, maar die tellen niet mee. En geen van hen zag eruit zoals jij. Ik vind je een bijzonder knappe man.'
  
  Ik moest glimlachen. Ik hield niet van valse bescheidenheid. Helga rekte zich uit.
  
  'Vind je mij ook aantrekkelijk?' vroeg ze openhartig. Ik zag hoe haar borsten naar voren staken terwijl ze haar armen achter haar hoofd strekte. 'Aantrekkelijk is het woord niet, liefje,' zei ik. Ze glimlachte en pakte een aantal borden.
  
  'Het eten is bijna klaar,' zei ze. 'Schenk ons nog eens :n terwijl ik de tafel dek en me ga verkleden.'
  
  Na de tweede borrel aten we aan één kant van de lange tafel, met kaarslicht en een vuur in de grote open haard. Helga had zich verkleed in een zwartfluwelen jurk met knoopjes en lusjes aan de voorbant tot aan haar taille. De lusjes waren breed en onder elk lusje bevond zich alleen maar Helga en niets meer. De jurk, die een V-hals had, deed erg zijn best om Helga's borsten in bedwang te houden.
  
  Gelukkig was het geen erg succesvolle poging. Ze had twee flessen uitstekende landwijn te voorschijn gehaald, die niet afkomstig was uit de wijngaard van het kasteel, zei ze, omdat haar oom erg weinig bottelde, maar voornamelijk wijn in fusten leverde aan handelaars. Het maal smaakte voortreffelijk en mede dank zij de borrels en de wijn was er een gezellige stemming tussen Helga en mij ontstaan. Ze schonk een goede armagnac toen we op de comfortabele bank voor het vuur zaten. De avond was kil en het kasteel vochtig, dus het vuur vormde een welkome oase van warmte.
  
  'Is het waar,' vroeg Helga, 'dat ze in Amerika nog steeds erg puriteins zijn op het gebied van seks?'
  
  'Puriteins?' vroeg ik. 'Hoe bedoel je?'
  
  Ze speelde met haar cognacglas en keek me daarbij over de rand aan. 'Ik heb gehoord dat Amerikaanse meisjes het idee hebben dat ze een excuus moeten verzinnen om met een man naar bed te gaan,' vervolgde ze. 'Ze denken dat ze moeten zeggen dat ze van hem houden of te veel gedronken hebben of medelijden met hem hadden en dergelijke onzin. En Amerikaanse mannen verwachten blijkbaar nog steeds dat ze zulke excuses bedenken, anders geloven ze dat het meisje een hoer is.'
  
  Ik moest glimlachen. Er stak veel waarheid in haar woorden.
  
  'Zou jij het idee hebben dat een meisje een hoer was als ze haar gevoelens niet in zulke belachelijke voorwendsels verpakte?' vervolgde Helga.
  
  'Nee,' antwoordde ik. 'Maar ik ben ook niet het type van de gemiddelde Amerikaanse man.'
  
  'Nee, dat is zo,' mompelde ze en liet haar ogen over mijn gezicht glijden. 'Ik geloof dat je in geen enkel opzicht middelmatig bent. Er is iets aan je dat ik nog nooit in een andere man heb gezien. Het is alsof je verschrikkelijk lief maar ook verschrikkelijk wreed zou kunnen zijn.'
  
  'Je hebt het over de voorwendsels en excuses van Amerikaanse meisjes, Helga. Moet ik veronderstellen dat het gemiddelde Duitse meisje geen excuses nodig heeft?'
  
  Nauwelijks meer,' zei Helga en draaide zich geheel naar me toe, terwijl haar borsten als zachte witte heuvels boven het fluweel uitkwamen. 'We hebben nier afgedaan met dergelijke excuses. We zien de werkelijkheid van onze menselijke behoeften en verlangens onder ogen. Misschien is het een gevolg van al die oorlogen en ellende, maar tegenwoordig houden we ons zelf niet meer voor de gek. We herkennen macht als macht, hebzucht als hebzucht, zwakheid als zwakheid, kracht als kracht, seks als seks. Hier verwacht een meisje niet dat een man zegt zat hij van je houdt als hij bedoelt dat hij met je naar bed wil. En een man verwacht evenmin van een meisje dat ze haar eigen verlangens achter domme voorwendsels verbergt.'
  
  Heel verlicht en aanbevelenswaardig,' zei ik. Helga s ogen hadden nu een matblauwe kleur en ze gleden voortdurend van mijn gezicht naar mijn lichaam en omgekeerd. Haar lippen waren vochtig doordat ze haar tong er langzaam over liet strijken.
  
  Haar onverbloemde begeerte werkte als een elektrische stroom die mijn lichaam in vuur en vlam zette. Ik legde een hand achter in haar nek, kneep erin en trok haar langzaam naar me toe.
  
  'En als jij begeerte voelt, Helga,' zei ik heel zacht, 'wat zeg je dan?' Haar lippen gingen nog verder vaneen en ze kwam naar me toe. Ik voelde haar armen rond mijn nek glijden.
  
  'Dan zeg ik: ik wil je,' mompelde ze hees, nauwelijks verstaanbaar. 'Ik wil je.'
  
  Haar vochtige lippen drukte zich zacht en gretig tegen de mijne. Ik voelde haar mond opengaan en haar tong kwam naar buiten en fladderde heen en weer. Ik liet mijn hand zakken, de lusjes van de jurk gingen onmiddellijk vaneen en Helga's borst lag zacht in mijn handpalm.
  
  Ze trok haar hoofd een ogenblik terug, scheurde haar lippen van de mijne, en haar lichaam strekte zich in een plotseling rilling, terwijl haar benen naar voren drukten. Haar zachte borsten waren sterk en vol, wit met kleine roze tepels die bij een aanraking meteen omhoogkwamen. Alle lusjes van haar jurk stonden nu open en Helga was er geheel uitgegleden. Ze droeg slechts een zwart broekje en terwijl ik mijn lippen op haar verende borsten drukte, trok ze haar benen op in een onwillekeurige reactie. Ze duwde zich naar voren, drukte haar borsten naar mijn mond, en haar handen trilden en grepen naar me. Ze hijgde en maakte kleine, onverstaanbare geluidjes van plezier, terwijl haar armen krampachtig knelden en zich weer ontspanden.
  
  Ik stond op en kleedde me uit. Het ging heel langzaam en aangenaam, want Helga klampte zich aan me vast terwijl ik me uitkleedde, en haar handen gingen op en neer over mijn bovenlichaam en haar gezicht was tegen mijn buik gedrukt. Ik nam de twee volle borsten in mijn handen en bewoog ze in een trage, cirkelvormige beweging. Helga liet haar blonde hoofd zakken en kreunde zacht. Ik trok met mijn tong een langzaam, lekkend spoor van plezier over haar bovenlichaam tot haar gekreun overging in kreten van extase. Helga werd één en al siddering, ze kromde haar rug, drukte zich omhoog, smeekte met haar heupen om het moment waarnaar ze met volstrekte overgave verlangde. En het was inderdaad overgave, maar van een vreemde soort. Er was niet zozeer sprake van ongebreidelde vrijheid en extatische verrukking, van het pure plezier zich zelf volkomen te onderwerpen aan de zintuigen, maar veeleer van een overgave die scheen te exploderen vanuit een soort innerlijke aandrang, vanuit een geweldige behoefte.
  
  Helga's heupen waren breed en zwaar van bot. Ik vond het behaaglijk me er tegen aan te vlijen. Er was ets goddelijks in haar lichaam en haar hartstocht. Als ik haar begeerte met mijn lichaam beantwoordde. verstijfde ze een ogenblik om zich zelf daarna op en neer te duwen, met haar benen om mijn rug geslagen. Ik voelde me meegevoerd worden op een Walkurenrit naar de hemel. Helga kreunde en snikte, huilde en zuchtte, haar borsten wentelden en draaiden zich onder mijn handen, haar lippen kusten me niet maar zogen zich vast in mijn schouder, gleden omlaag naar mijn borstkas. Haar overrompelende aandrang was allesoverheersend, ik voelde me erdoor meegesleurd en beantwoordde elke beweging met mijn eigen lichaam tot de brede, zware bank schudde. Daarna, zo plotseling dat het me verraste, drukte ze zich tegen me aan, haar handen drukten zich in mijn rug en een lange, rillende snik voer door haar lichaam. 'O, mijn God,' zei ze alsof de woorden uit haar ziel gerukt werden en toen viel ze terug en bleef zo liggen, haar benen nog om me heen geslagen, haar volle borsten op en neer deinend. Ze pakte mijn hand en legde die op een van haar borsten terwijl haar maag, die zacht en gerond was, zich langzaam begon te ontspannen.
  
  Ten slotte ging ik naast haar liggen en besefte dat ik heel merkwaardig gereageerd had op wat er gebeurd was. Het was onweerlegbaar opwindend geweest. En ook erg plezierig. Ik had van elk moment genoten en toch voelde ik me ergens onbevredigd. Op de een of andere manier had ik het gevoel dat ik geen liefde met Helga had bedreven en haar niet naar ongekende toppen van sensuele vreugde had gevoerd, maar dat ik slechts een voorwerp was geweest, iets dat ze gebruikt had om zich zelf te bevredigen. Terwijl ik daar lag en naar de volle contouren van haar lichaam keek, voelde ik dat ik opnieuw met haar naar bed zou willen gaan, om te zien of ik dan dezelfde vreemde reactie zou ondergaan. Het zou op zich zelf al de moeite waard zijn, maar dit voegde er nog iets toe aan mijn eigen begeerte. Natuurlijk wist ik dat de eerste keer, ondanks de kwaliteiten van het eerste uur, nooit de meest bevredigende was met welke vrouw ook. Om het meeste genot aan een vrouw te ontlokken, dient men te leren hoe haar zintuiglijke en psychische centra reageren en dat kost tijd. Helga bewoog zich, ging zitten, strekte zich met opgeheven armen uit, zodat haar onvolprezen volle borsten omhoogstaken.
  
  'Ik ga naar mijn kamer, ik wil slapen.'
  
  'In je eentje?' vroeg ik.
  
  'In mijn eentje,' zei ze tot mijn verrassing, vlak en zakelijk. 'Ik kan er niet tegen met iemand te slapen. Welterusten, Nick.'
  
  Ze kwam vóór me staan, drukte een ogenblik een van haar borsten in mijn gezicht en verdween daarop haastig uit de kamer, als een spookachtige witte gedaante in de donkere schaduwen. Ik bleef nog een poosje en keek naar het vuur, en ging toen ook naar mijn kamer. Terwijl ik in het grote bed lag, kwam ik tot het besef dat Helga een hoogst ongewoon meisje was. Ik had het idee dat ze verre van representatief voor het gemiddelde Fraulein was.
  
  Ik werd 's morgens vroeg wakker. Het immense Schloss was stil als een grafkelder.
  
  Tijdens de nacht was ik wakker geschrokken omdat ik dacht 'n kreet van pijn te horen. Ik was gaan zitten en luisterde een poosje maar hoorde alleen de stilte. Waarschijnlijk had ik het alleen maar gedroomd, en ik viel weer in slaap. Ik werd verder niet gestoord en sliep de rest van de nacht als een roos. Ik kleedde me half aan en ging naar beneden om mijn scheergerei uit de auto te halen. De deur van Helga's kamer stond op een kier en ik keek naar binnen. Ze lag nog te slapen, haar borsten leken twee besneeuwde bergtoppen en haar blonde haar vormde een gouden kring op het hoofdkussen. Ik besefte opnieuw dat ze een opvallend wezentje was. Opvallend en ongewoon, een fascinerende combinatie voor iedere man. Maar toen ik me geschoren had, begreep ik dat de dag te bezet zou zijn om veel aan Helga te denken. Ik was op weg naar Helga's kamer om haar te wekken toen ik de veer in de gang vond, een lange bruine veer met zwarte plekken. Ik had dergelijke veren eerder gezien en ik probeerde me te herinneren waar en wanneer. Ik stond ernaar te kijken toen Helga te voorschijn kwam, weer gekleed in de nu droge jurk waarin ze er vrijpostig uitzag. Ik liet haar de veer zien.
  
  'O, er vliegen hier allerlei soorten vogels naar binnen,' zei ze, terwijl ze naar me toekwam en zich tegen me aandrukte om haar lippen soepel en warm op de mijne te persen. Haar handen gleden over mijn heupen. 'Ik wou dat we hier konden blijven,' mompelde ze. Ik liet de veer vallen en hield haar stevig vast.
  
  'Ik ook,' zei ik. 'En schei nou uit. Je maakt het alleen maar moeilijker.' Helga glimlachte en stapte achteruit. Haar hand vond de mijne en we liepen naar de binnenplaats en de kleine Opel. Terwijl we over de bochtige oprijlaan terugreden naar de hoofdweg, zag ik dat er een glimlach op haar gezicht lag die niet zozeer blijk gaf van tevredenheid dan wel van bevrediging. Een hoogst ongewoon meisje, deze Helga Rutten, dacht ik weer en terwijl we in de richting van West-Berlijn reden keerden mijn gedachten steeds terug naar de avond tevoren. Het was de eerste nacht geweest die ik ooit als gast op een kasteel had doorgebracht en terwijl ik daarover peinsde, besefte ik opeens dat ik, ondanks alles wat Helga over haar oom gezegd had nog feitelijk niets van de man wist. Ik overwoog zijn voornaam te vragen, maar besloot het niet te doen. Het was een heerlijk oponthoud geweest. Wat ging het me verder aan? Over een paar uur zou ik Hawk zien die me God weet wat voor opdracht kwam geven. Helga zou een verrukkelijke herinnering zijn. En als ik haar nog eens ontmoette, zou er tijd genoeg zijn om op details over te gaan.
  
  We bereikten Helmstedt, het controlepunt voor al het dagverkeer uit en naar West-Duitsland op de Autobahn. Mijn papieren werden gecontroleerd en teruggegeven. Helga toonde haar vestigingsvergunning voor West-Berlijn. Van Helmstedt naar West-Berlijn was het nog honderd zesenvijftig kilometer over een tamelijk slechte weg. Ik kwam tot de conclusie dat de Autobahn hard aan reparatie toe was. Het enige goede ding daar was echter de ongelimiteerde snelheid. De kleine auto reed dan ook zo hard als hij kon en na een laatste controle door de Vopo's, bereikten we eindelijk West-Berlijn, een oase van vrijheid, omringd door de communistische wereld van Oost-Duitsland. Helga wees me de richting naar haar huis, niet ver van het vliegveld Tempelhof. Ze zwaaide haar jonge, stevige benen uit de auto, nam een sleutel van haar sleutelring en gaf die aan mij.
  
  'Als je in West-Berlijn blijft,' zei ze met een onbewogen blik in haar blauwe ogen, 'is dit goedkoper dan een hotel.'
  
  'Als ik blijf kun je erop rekenen,' zei ik en liet de sleutel in mijn zak glijden. Ze draaide zich om en liep heupwiegend weg. Ik zag haar Ulmer Strasse 27 binnengaan, gaf gas en reed weg eer ik in de verleiding kwam haar te volgen. De sleutel in mijn zak brandde van een verrukkelijk verlangen dat, naar ik drommels goed wist, gedoofd zou worden door mijn ontmoeting met Hawk. Ik koerste naar de Kurfürstendamm en het hoofdkwartier van AXE in West-Berlijn.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Mijn gehuurde wagen had veel moeten verduren en hij klonk meer en meer als een koffiemolen toen ik naar de Kurfürstendamm reed. Ik had Helga uit mijn gedachten verdrongen en was nu een heel ander mens. Zakelijk, aandachtig en gespannen. Zo ging het altijd met me. Er was steeds weer een moment waarop agent N3 het heft geheel in handen nam. Dat kwam deels door oefening, anderdeels was er sprake van een inwendig mechanisme dat automatisch ingeschakeld scheen te worden. Misschien kwam het op gang door de reuk van het gevaar, door het uitzicht op de strijd of door de opwinding van de jacht. Ik weet het echt niet, ik weet alleen dat het zonder mankeren gebeurde en ik kon dan ook het verschil in me zelf ook waarnemen. Of het deze verhoogde waakzaamheid was of louter een Kwestie van routine weet ik niet, maar toen ik in mijn achteruitkijkspiegel keek, besefte ik opeens dat :k werd gevolgd. Het verkeer was druk en ik was door een aantal zijstraten geschoven om op te kunnen schieten en elke keer als ik in mijn spiegel keek zag ik de Lancia twee of drie wagens achter me rijden. Het was een staalgrijze, krachtige wagen, vermoedelijk een uit 1950, die gemakkelijk 150 kilometer per uur kon halen, een wagen waarvan de prestaties van zo'n vijftien jaar geleden niet wezenlijk overtroffen werden door de nieuwste modellen. Ik sloeg nog een paar hoeken om. Mijn vermoeden was juist. De Lancia was er nog steeds, een goede volger die een paar wagens afstand bleef houden om geen argwaan te wekken. Ze wisten het niet, maar ik was snel op iets bedacht en bovendien van nature argwanend.
  
  Aanvankelijk vroeg ik me af hoe ze me zo verdomd snel op het spoor waren gekomen. Toen ik er dieper over nadacht, besefte ik echter dat ze me op allerlei plaatsen hadden kunnen opvangen: bij het binnenrijden van Oost-Duitsland, bij de controlepunt West-Berlijn, of zelfs al toen ik de Opel in Frankfurt huurde. Dat zou me niet verbazen. Ik begon een grimmig respect voor deze groep te krijgen, wie ze ook waren. Ze beschikten over een geweldig netwerk en ze hadden getoond dat ze meedogenloos en efficiënt waren. En nu hielden ze mij in het oog, wachtend tot ik ze naar het hoofdkwartier van AXE in West-Berlijn zou leiden. Vergeet het maar, lui, zei ik kwaad tegen ze. Dat was iets dat mij nooit zou overkomen, zelfs al moest het betekenen dat ik niet op tijd zou komen opdagen.
  
  Ik reed de kleine Opel naar een verkeerscircuit, reed er tweemaal omheen en sloeg toen af in een smalle straat. De Lancia moest snel afremmen en haalde de hoek bijna niet, zag ik tot mijn genoegen. Ik sloeg bij de volgende hoek weer scherp af, en ging daarna naar links. Ik hoorde de banden van de Lancia gillen in de scherpe, krappe bochten. Als deze smalle bochtige straten bleven aanhouden, zou ik hen kwijt kunnen raken. Maar vloekend merkte ik dat ik op een brede straat met pakhuizen en vrachtwagendepots terechtkwam. In de spiegel zag ik de Lancia vaart meerderen. Ze wisten nu dat ik besefte dat ze achter me zaten en volgden me niet alleen, maar hadden het nu helemaal op me voorzien, sneden scherp langs vrachtwagens en begonnen me in te halen. Het zware chassis van de Lancia met de grote spatborden en sterke bumpers kon de kleine Opel als een eierdop kraken. Ik kende het spelletje maar al te goed. Een botsing, een ongeluk en zij verdwenen onmiddellijk. De Polizei zat dan met de resten opgescheept.
  
  De Opel had het moeilijk, maakte meer lawaai en haalde minder snelheid en die verdomde pakhuizen langs de straat leken eindeloos. Er was geen ruimte om te keren en de Lancia naderde snel. Opeens zag ik een smalle opening tussen twee pakhuizen. Ik week uit, hoorde banden in protest gieren toen de wagen overhelde! Eén bumper raakte een hoek van een laadperron van een der depots en trok er een diepe voor in, maar ik was in de doorgang, met aan weerszijden een haarbreedte speling. Ik had de Lancia niet tot stilstand horen komen, waar ik me zorgen over maakte. Ik ontdekte de reden toen ik bij het einde van de doorgang de staalgrijze wagen twee blokken verderop een hoek zag omslaan. Ik zag dat ze nog een tweede voordeel op me hadden. Ze kenden West-Berlijn beter dan ik ...
  
  Ik bevond me opnieuw in een brede straat en zag de Lancia alweer op me afstormen. Ik koerste naar een zijstraat, maar besefte opeens dat ik geen armslag had. De Lancia zou me in volle vaart in de flank raken. Ik gaf het stuur een ruk naar de andere kant, op het moment dat de zwaardere auto me bereikte. Hij raakte mijn achterbumper, zodat de kleine Opel begon rond te tollen. De Lancia was te ver doorgeschoten, moest afremmen en een eindje achteruitrijden. Ik trok de Opel uit de draaibeweging en schoot over de brede straat een van de smalle zijstraten in. Even later hoorde ik de motor van de Lancia brullen toen ze weer achter me aankwamen. Ik had geen kans gehad de inzittenden van de Lancia te observeren, maar wel zag ik dat er op zijn minst drie, maar hoogstwaarschijnlijk vier mannen inzaten.
  
  Ik zwenkte de zijstraat uit en bevond me in een wijk met pakhuizen en een grote openluchtmarkt. Mensen en auto's bewogen zich langs de markt en ik laveerde erdoorheen, waarbij ik een glimp opving van de Lancia die uit de zijstraat kwam. Opnieuw had ik een voorsprong door die wirwar van mensen en straatjes, maar ik wist dat dit afgelopen zou zijn zodra de Lancia zich door die wirwar gewurmd had. Ik reed de Opel naar een groot, vierkant, fantasieloos gebouw met dichtgetimmerde ramen, en bracht hem tot stilstand voor twee brede laaddeuren die gesloten waren. Ik keek achter me en zag de Lancia met toenemende vaart recht op me afkomen. Ik dook uit het portier, kwam op de grond neer en rolde nog een stukje verder op het moment dat ik de botsing hoorde. Ik keek op en zag dat de motorkap van mijn Opel tegen de zware stalen pakhuisdeuren was vermorzeld. Ik zag ook dat de Lancia, toen hij achteruitreed, niet alleen zwaarder was, maar bovendien een versterkte bumper had, die nauwelijks beschadigd was.
  
  Ik had een kleinere ingang naast de zware stalen deuren gezien en mijn schouder beukte ertegen juist op het moment dat ze het eerste schot op me afvuurden. De deur vloog open en ik bleef even staan en keek om. Ik had gelijk gehad, er tuimelden vier mannen uit de Lancia. Ik besloot ze een poosje op te houden met behulp van Wilhelmina. Het lukte met één schot en ze fladderden weg als bladeren in een plotselinge windstoot, terwijl ik het gebouw binnenrende. Het was meer een opslagdepot dan een bedrijvig pakhuis, een schemerig, spelonkachtig gebouw met talloze rijen kisten, balen en dozen die op elkaar gestapeld waren. Een netwerk van stalen ladders en loopbruggen voerde omhoog naar open verdiepingen van stalen platen waar nog meer dozen en kisten stonden opgestapeld.
  
  Mijn plan was om dwars door het gebouw te rennen en door een achterdeur te verdwijnen. Het was een goed idee geweest, behalve dat er een achteruitgang was. Alles was getralied en dichtgetimmerd. Ik hoorde stemmen en voetstappen en drukte me plat tegen een rij kisten. Ze verspreidden zich om me te zoeken. Strategie uit het boekje, maar nogal dom en het kon op hen zelf terugslaan. Ik hoorde een van hen door het looppad naar me toekomen, haastig en erg onvoorzichtig. Ik had hem snel, geruisloos en makkelijk kunnen uitschakelen met een tik van Wilhelmina, maar er kraakte een plank onder mijn voet, net toen hij vlak bij me was. Hij draaide zich snel om en ik keek verbaasd. Ik had een grote Duitser verwacht of een stoere Rus.
  
  Dit was echter een kleine man met zwart haar, een donkere huid en een geprononceerde haakneus. Ik zag dat zijn rechterhand omhoogging, ontdekte het pistool en ik haalde uit en raakte hem op zijn kaak. Hij zakte in elkaar, maar het pistool was al afgegaan en de muren van het pakhuis weerkaatsten het schot.
  
  Onmiddellijk daarop hoorde ik andere voetstappen in mijn richting en ik dook in een van de doorgangen tussen de kisten, rende door een tweede doorgang en sprong achter een stapel kisten. Ik hoorde hoe ze de kleine man overeind hielpen en zich toen zo in de doorgangen verspreidden, dat ze naar elkaar toe konden werken. Ik keek achterom en zag dat ik die kant nog wel uitkon, maar dat zou slechts uitstel betekenen. Dan zou ik met de rug tegen de hermetisch gesloten achtermuur komen te staan en geen schuilplaats of ruimte hebben om te manoeuvreren. De kisten vóór me waren trapsgewijs opgestapeld. Ik trok me omhoog, klom naar de bovenste rij, ging er plat opliggen kroop tot de rand om de doorgangen tussen de stapels kisten in het zicht te houden. Ze gingen langzaam voorwaarts en keken behoedzaam om de hoeken van elk pad. Twee van hen waren blond en hadden het postuur dat ik verwacht had. Het andere tweetal was kleiner, had zwart haar en een donkere huid.
  
  Als ik hier wilde wegkomen zou er geen vuurwerk aan te pas kunnen komen. In een vuurgevecht zouden de kansen vier tegen één zijn en kon ik gemakkelijk in een hoek gedreven worden. Het pakhuis bleek een muizenval te zijn en ik moest er zo snel mogelijk uit zien te komen. Onverwachts begon een van de kisten onder me te schuiven. Ik deinsde achteruit en keek omlaag naar de zoekende mannen. Een van de blonde kerels stond net onder me. Ik berekende snel de afstand tussen de rijen kisten. Iets meer dan een meter. Het was de moeite van het proberen waard en het zou hen verrassen. Dat was nou precies het element dat ik nodig had om me een voorsprong van enkele seconden te bezorgen.
  
  Ik gaf een harde por tegen de bovenste kist. Hij schoot naar voren, volmaakt gericht. Maar het schrapende geluid van de kist gaf de man een kans omhoog te kijken en meteen daarop weg te duiken. Niettemin werd hij op zijn schouder getroffen en viel op de grond. Ik sprong over de doorgang en kwam op de tegenoverliggende rij kisten terecht. Ik probeerde niet meer geruisloos te werk te gaan terwijl ik over de kisten en balen rende. Snelheid was nu essentieel. Ik schatte de volgende sprong zonder te stoppen, en kwam ditmaal op mijn handen en knieën neer. Ik liet me langs de zijkant van de kisten op de grond zakken en rende naar de ingang. Ik hoorde hen achter me aankomen, maar de paar seconden waarin ik hen verrast had, gaven me de zo noodzakelijke voorsprong. Even later bevond ik me buiten de loods en rende al over de straatkeien nog voor zij bij de deur waren. Een groep nieuwsgierigen had zich rond de zwaarbeschadigde Opel verzameld en wachtte ongetwijfeld tot de politie zou arriveren. De Lancia, een grimmig, afschrikwekkend symbool, stond te wachten ...
  
  Ik keek over mijn schouder en zag drie van de mannen op me afkomen. Ik rende in de richting van de markt en hoopte in de menigte tussen de kraampjes te kunnen onderduiken, toen ik het meisje met een armvol inkopen naar de Mercedes 250 Coupé zag stappen. Dat had ik net nodig. De auto natuurlijk, niet het meisje. Ik wist dat de Mercedes sneller was dan de Lancia. In een oogwenk zag ik dat het meisje lang, knap en lenig was en een grijze pantalon droeg met een truitje in een iets lichtere nuance. Ik bereikte haar wagen net toen ze het portier opende en wilde instappen. Ze draaide zich met een geschrokken blik in haar lichtbruine ogen om toen ik naast haar neerplofte en haar wegduwde van het stuur. 'Rustig maar,' mompelde ik. 'Ik zal u geen kwaad doen.' Ik besefte dat ik Engels gesproken had en begon het in het Duits te vertalen toen ze me onderbrak.
  
  'Ik ken heus wel Engels,' snauwde ze. 'Wat heeft dit te betekenen?'
  
  Ik startte de motor en hoorde de Mercedes lieflijk maar zeer efficiënt snorren.
  
  'Niets,' zei ik en stuurde de Mercedes regelrecht op de drie mannen af. Ze doken weg, onder bescherming van de Lancia, terwijl ik langs hen reed. Het meisje keek achterom, zag de Lancia onmiddellijk tot leven komen en ons volgen.
  
  'Hou hier onmiddellijk mee op,' beval ze op energieke toon.
  
  'Sorry,' zei ik en trok de Mercedes op twee wielen door een bocht.
  
  'U bent geen Duitser,' zei ze. 'U bent een Amerikaan. Waarvoor bent u op de vlucht? Bent u een deserteur?'
  
  'Nee,' zei ik, terwijl ik nogmaals op twee wielen een hoek omsloeg. 'Maar dit is geen vragenuurtje, liefje. Nog even geduld.'
  
  Ik zag haar omkijken naar de Lancia. Ik had een open stuk weg bereikt en gaf nog meer gas. De Mercedes sprong naar voren en ik glimlachte opgelucht. Ik ben blij dat u zo blij bent,' zei het meisje scherp. Maar waar gaat u heen? En wat bent u met mij van plan?'
  
  'Niets,' zei ik. 'Kalm aan maar.'
  
  'En het rijden aan u overlaten,' voegde ze eraan toe. Ik wierp haar een snelle blik toe. Ze was erg knap, en ze had een open gezicht dat buitengewoon koel en zelfverzekerd was. Haar borsten vulden de trui moeiteloos. Ik wilde haar net iets vragen toen een kogel langs het dak ketste.
  
  Omlaag!' riep ik tegen haar en ze liet zich prompt op de grond zakken en keek naar me op.
  
  'Ik voel me niet bepaald kalm,' zei ze.
  
  'Ik ook niet, hoor,' antwoordde ik en sloeg weer een hoek om. Ze bleek zeer koelbloedig. Ze monsterde me vanaf haar schuilplaats met een kalmte alsof ze in een huiskamer zat. Er schampte nogmaals een kogel tegen het dak van de Mercedes. Ze beseften vast wel dat ze weinig kans hadden me in te halen. Hun enige kans was nu me te laten stoppen. We reden nu evenwijdig aan een aantal spoorlijnen. Een snelle personentrein passeerde in tegenovergestelde richting. Ik had een goede inval. Ik begon te beseffen dat ik mijn achtervolgers moeilijk van me zou kunnen afschudden, zolang ik in de stad bleef, zelfs niet met de Mercedes. Er waren te veel bochten en verkeersobstakels. Ik had een snelweg nodig om van hen af te komen en er was er kennelijk geen in de buurt. Maar ik kon iets anders doen en de eerste stap daartoe was om de afstand tussen de Lancia en de Mercedes wat te vergroten. Ik gaf steeds meer gas en zag hoe het op de bodem zittende meisje verstijfde terwijl we voortraasden en met gevaarlijk weinig speling andere auto's sneden en botsingen slechts op het allerlaatste nippertje wisten te voorkomen.
  
  'Waarom geef je je zelf niet over?' vroeg ze. 'Dat is altijd nog beter dan de dood. Op deze manier laat je ons allebei verongelukken.'
  
  'Als je doet wat je gezegd wordt, gebeurt er niets,' antwoordde ik. Ik was bezig een exprestrein in te halen en kon het bord op de zijkant van de wagons al lezen: SCHNELLZUG-BERLIN-HAMBURG. Ik moest sneller dan honderdvijftig kilometer rijden om hem in te kunnen halen. De Lancia was uit het gezicht verdwenen, maar ik wist drommels goed dat ze nog volgden. Ik zag het meisje met toegeknepen ogen naar me kijken. Het zou een bijzonder stout waagstukje worden ... Toen de spoorwegovergang eindelijk in zicht kwam, gaf ik een maximum aan gas en zag de snelheidswijzer oplopen tot 170. We waren bijna bij de overgang. Ik keek achterom naar de trein.
  
  'Ga op de stoel zitten,' brulde ik tegen het meisje en ze trok zich omhoog. 'Als ik het zeg duik je uit de auto en ren je meteen over de spoorbaan, begrepen? En, liefje, je kunt het best heel hard lopen anders kun je me niet nog meer vragen stellen.'
  
  Ze gaf geen antwoord. Dat was niet nodig. Ze had de voortrazende sneltrein achter ons en de overgang vóór ons gezien. Mijn handen waren vochtig van transpiratie, mijn vingers verkrampt. Ik strekte mijn rechterhand, daarna mijn linker, en veranderde mijn greep op het stuur. We bereikten de overgang. Ik zwenkte de Mercedes, remde net voldoende om niet over de kop te slaan en bracht hem tot stilstand op de spoorbaan. De trein was op nog geen dertig meter afstand, een enorm monster dat geen schijn van kans had om te stoppen.
  
  'Eruit!' gilde ik tegen het meisje en ik zag dat ze al druk bezig was het portier te openen.
  
  Toen ik haar onmiddellijk volgde, zag ik haar fraaie achterwerk door het portier verdwijnen. Ik maakte een geweldige salto en was eerder dan zij weer op de been. Ik greep haar hand, trok haar overeind en begon met haar te rennen. We hadden de spoorbaan nauwelijks verlaten toen de locomotief zich in de Mercedes boorde. Er steeg een vuurbal op die mijn rug schroeide en me voorwaarts stootte. Het geluid van scheurend metaal klonk door de explosie heen. Het meisje trok haar hand los en bleef staan om naar de verbogen, brandende massa te kijken die honderden meters door de expres werd voortgestuwd.
  
  'Mijn auto!' riep ze verslagen.
  
  'Ik koop een nieuwe voor je,' zei ik, greep haar hand en trok haar mee. Ik besefte dat de Lancia nu aan de andere kant van de spoorbaan werd opgehouden. De inzittenden zouden er beslist van overtuigd zijn dat ik me misrekend had en in het wrak zat en snel op weg was een verkoolde sintel te worden. Ik glimlachte tevreden en bleef ten slotte staan toen we een eindje verderop een kruispunt bereikten.
  
  Ik keek naar het meisje dat hijgend naast me stond en probeerde op adem te komen. Haar gezicht was besmeurd door haar val op de berm naast de spoorbaan. Nu had ik de kans haar eens goed te bekijken, en ik voelde waardering voor de fraaie, hoge lijn van haar borsten en haar lange, soepele benen in de grijze pantalon. Ze handhaafde haar koele zelfverzekerdheid maar bekeek me nu peinzend en nieuwsgierig.
  
  'Je bent geen deserteur,' zei ze vol overtuiging. 'Ik weet niet wat je wel bent, maar dat beslist niet.'
  
  'Een tien met een griffel,' zei ik.
  
  'Wat ben je dan eigenlijk wel?' vroeg ze. 'Een of andere idioot?'
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Als je me je naam en adres geeft zal ik ervoor zorgen dat je auto vergoed wordt,' zei ik. Ze bekeek me alsof ze een heel bijzonder voorwerp onder een microscoop zag. Ik wenste dat ik de tijd had om bij haar te blijven. Ze was niet alleen buitengewoon knap, maar ze had bovendien een fascinerende eigenschap, een onverstoorbare zelfverzekerdheid die ik nooit eerder in een Europese vrouw had ontdekt.
  
  'Ik kan er niet bij,' zei ze hoofdschuddend. 'Ik weet heel goed wat er zo juist gebeurd is, maar met mijn verstand kan ik er niet bij. En nu bied je aan mijn auto te vergoeden. Waarom vertel je me niet wie je bent en wat dit allemaal te betekenen heeft?'
  
  'In de eerste plaats omdat ik er geen tijd voor heb, liefje. Geef me nou maar je naam en adres, dan zal ik ervoor zorgen dat je wagen vergoed wordt.' Opnieuw schudde ze ongelovig haar hoofd. 'Ik heb er geen flauw idee van waarom, maar op de een of andere manier vertrouw ik je toch,' zei ze.
  
  'Ik heb een eerlijk gezicht,' grinnikte ik tegen haar. 'Nee, je hebt een fascinerend gezicht,' zei ze. 'Maar je zou van alles kunnen zijn, een engel der wrake maar ook heel goed een lid van de Maffia.'
  
  'Je doet wel je best, schat,' zei ik. 'Nou, kom, hoe heet je? Ik heb heus weinig tijd.'
  
  'Ik heet Lisa,' zei ze. 'Lisa Huffmann. De auto was eigendom van mijn tante. Ik logeer hier, maar als je de cheque op mijn naam wilt uitschrijven zal ik het bedrag voor haar in ontvangst nemen. Lisa Huffmann dus, Kaiserslautern Strasse 300.'
  
  'Dat is dan bijna rond,' zei ik, terwijl ik keek naar haar volle onderlip en de zachte, aantrekkelijke lijn van haar mond. Ze handhaafde nog steeds haar koele, zelfverzekerde houding.
  
  'Tweeëntwintig duizend zevenhonderd vijftig mark,' zei ze rustig. 'Het was een splinternieuwe wagen.'
  
  Ik grinnikte. Ik kwam tot het besef dat ik dit koele, onverstoorbare wezentje nog wel eens zou willen ontmoeten. Haar afscheidsopmerking bracht me tot een vast besluit:
  
  'Plus achtendertig mark en veertig pfennig voor al mijn inkopen,' voegde ze eraan toe.
  
  'Beste Lisa,' lachte ik, 'als het enigszins mogelijk is zal ik die persoonlijk bij je afleveren.' Ik hield een taxi aan en liet haar daar op de hoek achter. Toen de taxi wegreed, wuifde ik uit het raampje. Ze wuifde niet terug. Ze stond met gekruiste armen toe te kijken hoe ik verdween. Ik zou in haar teleurgesteld geweest zijn als ze wel gewuifd had.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Het hoofdkwartier van AXE in West-Berlijn ging altijd schuil achter een legitieme camouflage, die in alle opzichten normaal functioneerde, terwijl nooit meer dan twee van de betrokken personen wisten waarvoor het werkelijk diende. Als extra voorzorgsmaatregel werd de hele camouflage minstens eenmaal per jaar veranderd. Alle topagenten van AXE werden op de hoogte gesteld van deze veranderingen en van de geldende code- en legitimatieprocedures. Terwijl ik de taxi betaalde, keek ik naar het bescheiden kantoorgebouw met de verzameling naamborden op de muur. Mijn blik bleef rusten op de onderste naam: BERLINER BALLETTSCHULE. In kleinere letters eronder stond vermeld: Direktor - Dr. Prellhaus.
  
  Ik glimlachte. Dat moest natuurlijk Howie Prailler zijn. Howie had de leiding van het opbouwen en onderhouden van alle AXE-camouflages in Europa. Hij beschikte over een speciale groep van contactpersonen. We hadden elkaar al enige keren ontmoet. Ik ging met de lift en kwam in een grote, koele ruimte waar ik opeens tussen een stuk of vijftien meisjes in de leeftijd van twaalf tot twintig stond, die zich oefenden aan de barre. Ik zag vier jongemannen en drie leraren - twee mannen en een vrouw. Allen waren in maillots of tutu's gestoken en iedereen ging op in zijn werk. Mijn komst werd alleen opgemerkt door een kleine brunette die opzij achter een bureau zat. Ze wenkte me en ik ging naar haar toe.
  
  Ik heb een afspraak met de Herr Doktor,' zei ik. 'Het gaat om een reportage over de school.'
  
  De vrouw nam de haak van de telefoon, drukte op een knop, zei iets tegen iemand en keek me daarna glimlachend aan.
  
  'Gaat u maar naar binnen,' zei ze. 'De meneer van de fotostudio is er al. Door die gang daar, de tweede deur.'
  
  Ik volgde haar blik door de studio en zag een smalle gang aan de andere kant. Ik zocht mijn weg tussen de ballerina's in aanbouw, vond de tweede deur in de gang en ging een klein kantoor binnen. Een snelle blik op het materiaal van de deur en het plafond leerde me dat de kamer geluiddicht was. Hawk zat in een diepe leren fauteuil en Howie Prailler achter een klein, eenvoudig bureau. Hawks onmiddellijke vraag was karakteristiek voor zijn jarenlange ervaring maar getuigde ook van zijn bezorgdheid.
  
  'Wat is er gebeurd?' vroeg hij. Ik knikte naar Howie die me een snelle glimlach toewierp. Ook zijn ogen stonden bezorgd.
  
  'Ik had gezelschap,' zei ik tegen Hawk.
  
  'Zo gauw al?' vroeg hij, terwijl zijn grijze ogen achter de randloze bril me strak aankeken. Slechts zijn stem verried zijn verbazing.
  
  'Precies wat ik er zelf van vond,' stemde ik in.
  
  'Je hebt ze natuurlijk afgeschud voor je hier kwam.'
  
  'Nee, ze waren buiten om u te ontmoeten. Ik heb gezegd dat ik met u naar buiten zou komen.'
  
  Hawk negeerde me. Zijn gebruikelijke reactie, als hij besefte dat ik hem tuk had.
  
  'Hoe heb je ze afgeschud?' vroeg hij vlak.
  
  'Ze geloven dat ik een wedstrijd met de Berlijn-Hamburg expres verloren heb.' Hij luisterde gespannen terwijl ik kort en zakelijk vertelde wat er precies gebeurd was.
  
  'Dat was op het nippertje, N3,' zei hij toen ik zweeg. 'Te veel op het nippertje,' gaf ik toe. 'Ik wou dat ik wist waar ze me begonnen te volgen.'
  
  'Ik ook,' zei Hawk. 'Ik kan me voorstellen dat ze Ted Dennison in de smiezen hebben gekregen, maar niet dat ze jou doorhadden. Nog niet, tenminste. Dat is bepaald erg verontrustend, N3.'
  
  'Ik voelde me er ook niet zo lekker bij,' zei ik. Ik zag dat Howie Prailler probeerde een grijns te onderdrukken. Hawks staalgrijze ogen keken onverstoorbaar ...
  
  'Ga zitten, Nick,' zei hij. 'Ik zal je vertellen wat we weten. Elke keer als ik de zaak bekijk, bevalt het me minder. Zegt de naam Heinrich Dreissig je iets?'
  
  Ik wist iets van de man, maar eigenlijk niet veel meer dan de gemiddelde krantenlezer. 'Hij is de voorzitter van die nieuwe Duitse politieke partij,' antwoordde ik hem. 'Ik geloof dat ze het de NDHP noemen.'
  
  'Dat klopt, de Neue Deutsche Herrenvolkpartei. En je weet natuurlijk wat dat betekent.'
  
  Ik wist het. Wie zou het niet weten? Dat Herrenvolk alleen al rook naar Hitler hoewel ze er niet onomwonden voor uitkwamen, en daarin school een handig stukje politiek.
  
  'Ik zal je iets van de achtergrond vertellen,' vervolgde Hawk. 'De NDHP en Heinrich Dreissig zijn al een hele poos ondergronds bezig. Maar ongeveer zeven, acht maanden geleden verschenen ze opeens in het volle daglicht. Ze waren niet langer een onbelangrijk groepje, en zette een indrukwekkende campagne op touw voor de laatste verkiezingen. Zo indrukwekkend dat ze veertig zetels in de Bundestag wonnen. Dat lijkt me niet zo veel, maar veertig zetels van zeg maar vijfhonderd in totaal is bijna tien procent. Voor een partij die daarvoor maar drie zetels had was het een bijzonder dramatische sprong. En met jouw kennis van de politiek in ons land weet je wat daarvoor nodig is.'
  
  Ik knikte. 'Daar is poen voor nodig. Geld, en beslist een heleboel.'
  
  'Precies,' vervolgde Hawk. 'En sindsdien hebben ze hun partijleiding verdrievoudigd, hun propaganda systematisch uitgebreid en vijfmaal zoveel nieuwe leden gewonnen. Dreissig heeft zijn tijd besteed aan fanatieke redevoeringen en politiek gekonkel. Eerlijk gezegd zijn we om een aantal redenen bang voor Dreissig en zijn NDHP. We weten dat ze een aantal uitgesproken neo-nazistische ideeën hebben. Dat ze uitermate chauvinistisch zijn. Dat ze slim genoeg zijn om binnen de perken te blijven zodat ze niet verboden kunnen worden ... tot ze gereed zijn voor verdere stappen. We weten ook dat ze het bijzonder delicate evenwicht tussen de Russen en Amerika, tussen Oost en West, zouden kunnen verstoren. Dat evenwicht is op het moment erg labiel. De herrijzenis van een sterke neo-nazistische partij zou ongehoorde repercussies kunnen oproepen, veroorzaakt door angst, achterdocht of wanbegrip. Dat kunnen we niet hebben. Maar we weten dat de NDHP en Dreissig iets van plan zijn. En wat dat is moeten we weten. Daarom is het uiterst belangrijk dat we ontdekken waar ze al dat geld vandaan krijgen. Als we daarin slagen, kan het ons verdomd veel vertellen over hetgeen ze van plan zijn.'
  
  'En dat is wat Ted te weten was gekomen en aan mij moest doorgeven,' zei ik peinzend.
  
  'Inderdaad N3,' antwoordde Hawk. 'En ze hebben ervoor gezorgd dat hij het niet zou kunnen doorgeven. Maar er is een ander die het volgens mij weet. Ik durf er feitelijk om te wedden dat hij de informatie aan Ted heeft doorgegeven. Maar hij is een agent van ons in Oost-Duitsland. Een slaper. We kunnen niet riskeren hem weg te halen. Jij zult hem moeten gaan opzoeken.'
  
  Ik heb begrepen dat de Russen zorgvuldig nagaan wie er naar en van Oost-Berlijn komen,' zei ik. 'Precies. Dat probleem moeten we eerst oplossen,' zei Hawk. 'Hoe we jou in Oost-Berlijn kunnen krijgen. Maar alles is zo plotseling gegaan dat we nog niet eens weten hoe. Ik dacht dat jouw vruchtbare brein misschien een paar ideeën zou kunnen spuien. Howie kan je vrijwel alle soorten valse papieren bezorgen. Dat levert geen enkel probleem op. Het moeilijke punt is je verblijf daar zo aannemelijk te maken dat je niet nauwkeurig gevisiteerd wordt bij de Brandenburger Tor en ook dat je niet voortdurend geobserveerd zult worden zodra je daar zit. Howie zal wel een oplossing vinden. Jullie tweeën bespreken die dan morgenochtend. Ik moet vanavond weer terug. Om zes uur vertrek ik van Tempelhof.'
  
  Hawk stond op. 'Vanaf dit moment is het jouw karwei, N3,' zei hij. 'We moeten dus eerst weten waar Dreissig het geld vandaan haalt. Daarna ontdekken we dan wel wat hij van plan is.'
  
  'Voordat u vertrekt,' zei ik, 'zou ik graag een cheque van u willen hebben voor de auto van dat meisje.'
  
  'Ik stuur je er een vanuit de States,' zei Hawk nors. 'Ik moet natuurlijk een bon uitschrijven; ik kan niet zo maar een cheque voor zevenduizend dollar uitschrijven.'
  
  'U weet verdomd goed dat u dat wel kunt,' zei ik met een plezierige glimlach. 'En probeert u mij nu eens niet voor de gek te houden. Ik weet wel beter.' Ik wist inderdaad wel beter, AXE beschikt in de hele wereld over fondsen voor alle mogelijke noodgevallen, zwijggeld, omkoopgeld en wat dies meer zij. Maar ook voor onvoorziene uitgaven zoals in mijn geval. Het noodfonds voor Europa had een rekening op een Zwitserse bank. Daarom ging zijn verhaaltje over een tekort aan geld bij mij niet op, hoewel hij het steeds probeerde. Misschien was dat een van de fundamentele redenen waarom hij en ik in het werk zo goed met elkaar konden opschieten. Beiden, elk op onze eigen manier, probeerden we het altijd maar. Er was voortdurend sprake van een subtiel aftasten van geestkracht en sluwheid tussen twee mensen die een diep respect voor elkaar hadden. Ik wist dat Hawk er altijd tegen opzag AXE-fondsen uit te betalen voor wat hij graag 'slordig en nonchalant' gedrag noemde van zijn ploeg. Het was nooit persoonlijk bedoeld. Hij wist dat zijn agenten allesbehalve slordig en nonchalant waren. Vermoedelijk was het een restant van een strenge, ouderwetse opvoeding.
  
  Waarom heb je niet een griet met een Volkswagen uitgezocht?' bromde hij, terwijl hij zijn chequeboekje pakte. 'Je moet echt eens wat doen aan die dure smaak van je, N3.'
  
  Dat beloof ik. Zodra ik ophoud met leven,' antwoordde ik. Toen ik hem eraan herinnerde vooral ook haar boodschappengeld niet te vergeten, keek hij me vernietigend aan met zijn starre staalgrijze ogen.
  
  'We hebben geluk gehad,' zei ik schouderophalend. 'Hoe kom je daarbij?' vroeg hij langzaam en vlak.
  
  'Ze had toch zeker in het Berlijnse equivalent van Tiffany's kunnen winkelen?'
  
  Hawk duwde de cheque met een stuurs gezicht naar me toe. 'Ik moet zeker weer blij zijn datje nog leeft,' zei hij nors. 'Probeer de volgende keer wat voorzichtiger te zijn, N3.'
  
  Voor Hawk was dit een welhaast sentimentele uitspraak. Ik knikte. De oude brompot had een gevoelige inborst. Je moest er alleen diep in graven. Ik wuifde naar Howie Prailler, zocht weer mijn weg langs de ballerina's in spe en liep naar buiten. Toen ik de cheque in mijn zak stopte, had ik de sleutel aangeraakt en moest ik aan Helga denken. Ik had een onverwachte premie gekregen, een extra nacht in West-Berlijn met Helga. Uiteraard werd van me verwacht dat ik zelf ook een goede manier zou proberen te bedenken om in Oost-Berlijn te komen, maar misschien kon Helga me daar behulpzaam bij zijn. Ze scheen haar weetje te weten. Maar eerst hadden we Lisa Huffmann nog. Lisa riep totaal andere gedachten op. Zelfs in de satanische uren die ik met haar doorbracht, had ze een zeldzame verfijning uitgeademd, die zowel een beroep deed op het intellect als op het lichaam. Helga daarentegen was louter zinnelijk. Er was het vreemde aspect tijdens onze seksbeleving dat me intrigeerde, maar ook dat was puur lichamelijk.
  
  Ik lette goed op toen ik een eindje opliep. Nadat ik me ervan overtuigd had dat ik niet gevolgd werd, riep ik een taxi aan en leunde achteruit op de bank. Ik keek naar de exclusieve, weelderige winkels van de 'Kudamm', die deden niet onder voor soortgelijke etablissementen in Londen en Parijs. Er was hier werkelijk sprake van een fantastische prestatie. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog was negentig procent van deze verkeersader verwoest, zwaar beschadigd. Praktisch de gehele stad was uitgebrand. Niet alleen was alles herbouwd, maar er waren tweehonderdduizend geheel nieuwe woningen opgetrokken. Elk brok puin dat bruikbaar was, werd bestemd voor de wederopbouw. De stad was inderdaad een phoenix die uit zijn as was herrezen. Ik dacht aan Heinrich Dreissig en zijn neo-nazistische partij. Het was toch zeker ondenkbaar dat de tegenwoordige Duitsers zouden toestaan dat deze phoenix van haat uit het verleden zou herrijzen? Niettemin was dat verleden voor velen even ondenkbaar geweest. Maar het was gebeurd. We hadden de Kaiserslautern Strasse 300 bereikt en ik stapte uit voor een bescheiden middenstandsflatgebouw. Ik bekeek de brievenbussen in de hall. Op een van de bussen was met plakband een kaartje bevestigd.
  
  L. Huffmann & Detweiner stond erop. Ik belde aan en L. Huffmann kwam aan de deur in een zeer elegante roomwitte jurk die haar fraaie lichaamsvormen accentueerde. De jurk bewees ook goede diensten aan haar prachtige borsten, onthulde de gracieuze, opwaartse drang van haar bustelijn. Ik zag haar ogen wijder opengaan toen ze me aankeek. Verrast?' vroeg ik grinnikend.
  
  'Ja ... en nee,' antwoordde ze. 'Ik had je zeker niet zo vroeg verwacht.'
  
  Ik heb niet veel tijd,' zei ik en gaf haar de cheque. 'Nogmaals bedankt voor het gebruik van de wagen.' Lisa Hoffmann bestudeerde de cheque met een fronsje op haar gladde, blanke voorhoofd. Het was een genummerde cheque op een genummerde rekening in de Zwitserse bank. Je kon er niets uit opmaken.
  
  'Hij is gedekt,' zei ik.
  
  'Dank je,' antwoordde ze, terwijl ze me aankeek met een lange, bespiegelende blik. 'En je bent nog steeds de geheimzinnige man. Ik weet niet eens hoe je heet. Is dat nu nog geheim?'
  
  Ik lachte. 'Nee, hoor,' zei ik. 'Ik heet Nick ... Nick Carter.' Ik wilde nog wat zeggen. Ik wilde blijven, maar hier blijven betekende nog meer verstrooiing. Op dit moment was Helga genoeg. Trouwens ik had een bijzonder riskant karwei voor de boeg. Maar hoe dan ook, ik wilde dit uiterst aantrekkelijke wezentje weerzien. Haar koel zelfbeheersing was zowel uitdagend als verfrissend.
  
  'Je ziet dat het geld voor de boodschappen eraan toegevoegd is,' zei ik rustig.
  
  'Ik heb het gezien,' antwoordde ze.
  
  'Verder zou ik alles graag willen uitleggen zodra ik kan,' zei ik. 'Zullen we tot dat moment alles even vergeten?'
  
  'Tot wanneer is dat?'
  
  'Dat kan ik nu niet zeggen, maar ik neem wel contact op. Blijf je nog lang bij je tante logeren?'
  
  'Nog een week of zo,' zei ze koel. 'Hoewel ik in de verleiding zou komen nog zes maanden te blijven om je dit alles te horen uitleggen.'
  
  Haar brein functioneerde koortsachtig, verwierp de ene mogelijke verklaring na de andere. Ik las het in haar ogen en ik moest lachen. 'Je bent een heel ongewone vrouw, Lisa Huffmann,' zei ik. 'Ik heb nog nooit zo'n vrouw ontmoet.'
  
  'En ik heb nog nooit een man als jij ontmoet,' zei ze. Ik glimlachte en liep naar buiten. Ik deed twee stappen, maar draaide me weer om, stak mijn armen uit en trok haar naar me toe. Ik kuste haar en haar zachte, vochtige lippen bleven onbeweeglijk en zonder enige reactie. Toen, opeens, weken ze voldoende uiteen om hartstocht te suggereren.
  
  'Ik wilde niet dat je me zou vergeten,' zei ik en stapte achteruit. Haar ogen waren koel en spottend.
  
  'Ik geloof nauwelijks dat dat mogelijk zou zijn,' zei ze. 'Zelfs zonder dit laatste. Je maakte toch al een doortastende indruk.'
  
  Ditmaal liep ik door; ik grinnikte en keek nog één keer naar haar om. Ditmaal wuifde ze, maar meer dan een beheerste handbeweging was het niet. Ik voelde me opgelucht toen ik door de Kaiserslautern-Strasse liep, zoals men zich opgelucht voelt wanneer men een schuld heeft voldaan. Het zit me altijd dwars als ik iemand die onschuldig is in dit toch louche spel moet verwikkelen. Het was vaak onvermijdelijk, maar het bleef me dwarszitten. Het was een ouderwets standpunt, dat wist ik heel goed. Hawk had het er vaak over. 'Er bestaan geen onschuldige personen meer, zei hij dan. 'Iedereen is tegenwoordig geëngageerd. Velen zijn het bewust, anderen beseffen het niet, maar zijn het toch.' Het was een speling van het noodlot dat juist hier in Duitsland Adolf Hitler had beweerd dat er geen afzijdige burgers meer bestonden. Iedereen was min of meer soldaat, ook fabrieksarbeiders, huisvrouwen, ja zelfs kinderen. Het was een opvatting die de Russische en Chinese communisten maar al te gretig tot de hunne gemaakt hadden. Het maakte morele beslissingen overbodig. Het was een gedachtegang waarin het aanvaardbaar werd een mensenmassa op te blazen om één enkel persoon te pakken te krijgen. Hawk hield altijd koppig vol dat we daarmee rekening moesten houden om de vijand en zijn daden te kunnen begrijpen.
  
  
  
  
  
  Mijn gedachten waren nog bij de Russen en de Chinezen toen ik besloot naar Helga's flat te wandelen. Ik vroeg me af wie van hen Dreissig en zijn NDHP konden steunen. Het leek me niet waarschijnlijk dat het de Russen zouden zijn, tenzij ze hem listig voor een actie van eigen maaksel misbruikten. Het was mogelijk, hun politiek was ten slotte zuiver machiavellistisch. De Chinezen kwamen echter meer in aanmerking. Ze hadden een hele batterij agenten ingeschakeld om het de Russen en ons moeilijk te maken. Ze opereerden volgens de oude anarchistische theorie: hoe meer chaos hoe beter. En uiteraard bestond er ook nog de mogelijkheid van een complot van oude Duitse industriëlen die Dressig steunden in het belang van het Vaterland en hun persoonlijke belangen, mannen die nog steeds vol waren van het oude militaristische nationalisme. Dat was de theorie die ik persoonlijk aanhing. Er was tegenwoordig meer nationalisme in de wereld dan ooit tevoren. Voor elke mogendheid die voor een bepaalde
  
  vorm van internationalisme pleitte, bestonden er tien nieuwe landen die geheel vervuld waren van een geest van nationalisme. Waarom zou dat de Duitsers niet aantasten? Gezien de mentaliteit van de doorsnee-Duitser was het niet alleen natuurlijk, maar ook pasklaar gemaakt. Het is merkwaardig hoe de twee voornaamste facetten van het Duitse nationale karakter konden worden verbeeld in twee soorten muziek: de mars en de wals. Op beide voortbrengselen der lichte muze reageren Duitsers met grote hartstocht en met dezelfde intensiteit. Na de Derde Wereldoorlog was de wals de meest populaire geworden, maar nu kwam Dreissig weer aan met de marsen. En als hij maar hard genoeg speelde, zouden ze weer beginnen te marcheren.
  
  Ik had het adres van Helga bereikt, ontdekte dat ze op de vierde verdieping woonde en dat er geen lift was. Ik besloot aan te bellen. De sleutel was meer als gebaar bedoeld geweest.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Het leek wel of iedereen in Berlijn verbaasd was me te zien. De volslagen verbijstering in Helga's ogen toen ze de deur opendeed, reduceerde Lisa's gracieuze verbazing tot bijna nul. Maar nog voor ik iets kon zeggen gaf Helga een kreetje van blijdschap en omhelsde ze me, waarbij haar borsten hard tegen mijn borstkas drukten. Maar toen ze achteruitstapte stonden haar ogen nog steeds verbaasd.
  
  'Je had me toch een sleutel gegeven?' zei ik, naar ik vrees, een tikje geprikkeld.
  
  'Ja, maar ik had niet gedacht je nog terug te zien,' antwoordde ze me terwijl ze me de flat binnentrok. 'Waarom niet?' mopperde ik.
  
  'Jullie Amerikanen hebben een gezegde: uit het oog, uit het hart. Ik had gewoon niet verwacht dat je ooit weer zou komen, dat is alles.'
  
  'Je onderschat je zelf,' zei ik. 'Trouwens, je moet niet op zulke oude gezegden afgaan.'
  
  Helga's blauwe ogen fonkelden en ze kwam naar me toe en drukte haar hoofd tegen mijn schouder. 'Ik ben blij dat je er bent,' zei ze. 'Heus.'
  
  Terwijl ze tegen me aan bleef staan, keek ik over haar schouder naar de flat. Hij was klein en heel gewoontjes, bijna zonder karakter. Alles wees zó op een gemeubileerde huurflat dat het me zeer verbaasde.
  
  'Hoe lang kun je blijven?' vroeg Helga, terwijl ze mijn aandacht terugvoerde naar haar ronde, volle borsten die zacht tegen mij aandrukten, en naar haar enigszins pruilende lippen.
  
  'Alleen vannacht,' zei ik.
  
  'Dan moeten we er het beste van maken,' antwoordde ze en haar ogen waren weer glazig blauw geworden, alsof er een laagje vernis op gekomen was. Haar handen gingen van mijn armen naar mijn borst waarover ze in langzame, halfcirkelvormige bewegingen begon te wrijven.
  
  'Ik wilde juist gaan eten, ik heb Bratwurst,' prevelde ze. 'Er is genoeg voor twee. Vervolgens kunnen we onze andere honger stillen.' Ze liep de kamer uit en ik volgde haar naar een kleine keuken met een ronde tafel. Terwijl we aten praatte ze over naar werk en vroeg wat ik had gedaan. Ik zei dat ik een aantal zakenrelaties had bezocht. Ik kreeg een fles bier en een glaasje Schnapps. Toen ik keek hoe zij haar Schnapps dronk, zag ik dat de bovenste knoopjes van de blouse openstonden. Haar borsten .n bedwang gehouden door een overspannen beha, sprongen er in alle lieflijkheid uit. Ze dronk haar glaasje leeg, stond op en kwam naar me toe. 'Ik heb de hele dag aan gisteravond moeten denken,' zei ze, haar borsten slechts enkele centimeters van mijn gezicht. Ze nam mijn hoofd in haar handen en keek op me neer. 'Je was heel apart,' vervolgde ze. 'Niemand heeft ooit kans gezien het bij me uit te houden, nog nooit.'
  
  Ik geloof het direct, zei ik in me zelf. Ik stak mijn handen uit, maakte de beha los, legde een hand onder haar linkerborst en voelde het zachte maar toch stevige vlees. Helga kreunde van genot en drukte op mijn hand.
  
  'Ik dacht dat het iets einmaliges was en dat ik het moest vergeten,' zei ze ademloos. 'Maar nu je hier bent komt alles weer terug. Ik wil je weer, zo vaak als in één nacht maar kan
  
  Opnieuw besefte ik de overweldigende, animale sensualiteit van dit meisje, haar nauwelijks onder controle gehouden begeerte. Maar ditmaal was ik benieuwd of het anders zou zijn, of ik met haar naar bed kon gaan zonder het gevoel te hebben een voorwerp te zijn. Ik kneep haar zachtjes en Helga's handen gleden heen en weer over mijn borst en haar lichaam sidderde. Ze liep achterwaarts, hield haar handen op me, drukte haar borst stevig tegen mijn hand en nam me mee naar een kleine slaapkamer. Het licht van de zitkamer wierp een gele gloed op het bed. Helga trok haar blouse uit en ik voelde haar rok aan mijn voeten vallen. Haar tong kroop in mijn mond, een ding vol wilde hartstochten en koortsachtige bewegingen. Haar verschrikkelijke innerlijke aandrang was er weer, een bandeloosheid die alles voor zich uitdreef. Ik vond dat ze de liefde bedreef alsof er echt geen volgende dag meer zou komen.
  
  Normaliter zou dat een sensatie van verrukkelijke overgave betekend hebben, maar bij Helga ontbrak die overgave. Slechts de bandeloosheid kwam tot uiting. Het hinderde me, maar haar handen die mijn broek binnenglipten, zaten me nog meer dwars. Naar de hel met al die overpeinzingen, dacht ik. Ik kon er later altijd nog over denken.
  
  Ik duwde zacht tegen haar aan en ze viel op het bed. Ik stapte achteruit, kleedde me snel uit en keek of ze me gadesloeg. Haar ogen waren gesloten en haar borsten gingen op en neer. Ik verstopte Wilhelmina en Hugo in mijn kleren en ging naast haar liggen. Terwijl mijn hand haar liefkoosde, gaf ze een kreet en met nog steeds gesloten ogen drukte ze zich tegen me aan en haar ronde, roomwitte buik bewoog zich in wilde bochten. Ze draaide zich om, ging op me zitten en liet haar borsten als sappige rijpe peren boven mijn mond hangen. Ik proefde hun zoetheid en ze liet zich, zacht kreunend en hijgend, zakken. Ze strekte zich op me uit, koortsachtig van begeerte. Ik rolde haar om en kwam bij haar, ditmaal niet zacht, maar bijna dierlijk, om de wilde bewegingen van haar lichaam te beantwoorden. Opeens verstijfde ze en er welde een kreet op uit haar diepste wezen. Ze viel slap neer en ik hield op, maar ze greep me onmiddellijk weer beet.
  
  'Nog eens, nog eens,' riep ze. 'Maak me weer klaar, nu!' Ik tastte weer toe en haar ogen bleven gesloten terwijl ik haar naar nieuwe toppen voerde. Ze gooide haar blonde hoofd heen en weer terwijl ze half lachte en half snikte in een vreugde die ze blijkbaar niet verwerken kon. Bij elke andere vrouw zou ik me haast een sadist gevoeld hebben, maar bij Helga kon ik nog steeds het gevoel niet van me afzetten dat zij zelf en niet ik de hoofdzaak van dit alles was. Ik hoorde haar kreten van hartstocht om wat ik deed, en toen voelde ik dat er iets was dat ik nooit bij haar zou bereiken. Op de een of andere manier, ondanks al haar gekreun van verrukking en smeekbeden om meer, kon ik dat vreemde gevoel, een voorwerp te zijn, niet van me afschudden, alsof haar lichamelijke verrukking niets te maken had met de mens Helga Rutten. Het was een onvolkomenheid, die het onbevredigde gevoel veroorzaakte dat ik niet kwijt kon. Het was een schoolvoorbeeld van de theorie dat het lichamelijke nooit compleet is zonder het emotionele. Helga's innerlijke aandrang was echter zo groot dat de psychische leegte er bijna door gevuld werd. Bijna. Ze hijgde, haar buikspieren werkten op volle kracht, haar armen omklemden mijn nek en toen schreeuwde ze het opnieuw uit in een lange, ijlende kreet, waarna haar lichaam verslapte. Ditmaal sloot ze haar ogen en viel ze bijna onmiddellijk in slaap.
  
  Ik ging naast haar liggen en viel ook in slaap. Toen ik eindelijk wakker werd en Helga uit de keuken zag komen met een appel in haar hand, tekende haar ronde, volle figuur zich tegen het licht van de aangrenzende kamer. Ze deed denken aan Eva, de eeuwige Eva, die daar nu in de appel begon te bijten.
  
  'Blijf morgen hier,' zei ze. 'Ik werk maar een halve dag en dan kom ik terug.'
  
  'Dat kan ik niet,' zei ik.
  
  'Wat moet je morgen dan doen?' vroeg ze met een pruilende stem. Ik trok mijn been op zodat ze er tegen kon leunen, wat ze prompt deed.
  
  'Ik moet morgen naar Oost-Berlijn,' zei ik. 'Heb jij enig idee hoe ik dat moet klaarspelen?'
  
  'Wil je naar Oost-Berlijn?' vroeg ze, en hapte tegelijk in haar appel. 'Waarom?'
  
  'Ik moet daar met een man over zaken spreken, strikt persoonlijke zaken. Maar ik heb gehoord dat de Russen tegenwoordig erg streng zijn met wie ze binnenlaten.'
  
  'Ja,' zei ze, nogmaals in de appel bijtend. 'Ik zou je wel in Oost-Berlijn kunnen krijgen.'
  
  Ik deed erg mijn best om meer onder de indruk te lijken dan dat ik haar voorstel met gretigheid aannam.
  
  'Mijn neef gaat dagelijks met een vrachtwagen vol kruidenierswaren naar Oost-Berlijn,' vervolgde ze losjes. 'Ik zou hem kunnen opbellen om te vragen jou mee te nemen in plaats van zijn bijrijder. De Russen weten dat hij elke dag een bijrijder bij zich heeft. Hij heeft bepaalde verplichtingen tegenover me.'
  
  'Dat zou geweldig zijn, Helga,' zei ik, en ditmaal was mijn enthousiasme zeer oprecht. Het was een absoluut perfecte opzet. Ze stond op en liep naar de zitkamer.
  
  'Ik zal hem opbellen,' zei ze.
  
  'Op dit uur?' riep ik uit. 'Het is bijna vier uur in de nacht!'
  
  'Hugo staat vroeg op,' antwoordde ze en ik zag haar ronde derrière tegen het licht afsteken. Ik glimlachte om de naam. Ik had mijn eigen Hugo en durfde er wat om te verwedden dat mijn Hugo slanker en dodelijker was dan de hare. Ik dacht niet dat ik die weddenschap zou verliezen.
  
  'Ik moet hem tijd geven om zijn bijrijder af te zeggen,' zei ze. Ik haalde mijn schouders op. Het was haar neef. Als ze die arme jongen wakker wilde maken, kon het mij niet schelen. Ik ging weer liggen, luisterde hoe ze het nummer draaide en hoorde haar stem.
  
  'Hallo, met Hugo?' vroeg ze. 'Je spreekt met Helga ... Helga Rutten. Goed, ik wacht.' Hugo wilde waarschijnlijk een kamerjas aantrekken. Centrale verwarming was nog steeds ongewoon in Duitsland. 'Ja, Hugo,' hoorde ik haar zeggen. 'Met mij gaat het goed, maar ik zou je een gunst willen vragen. Ik heb een vriend die morgen naar Oost-Berlijn wil. Ja ... precies ... hij is hier nu bij me. We hebben het al besproken. Ik vertelde hem dat jij hem wel als bijrijder in je wagen zou kunnen meenemen.'
  
  Er volgde een lange stilte, ze luisterde naar wat Hugo zei. 'Dat kan heel makkelijk,' hoorde ik haar onderbreken. 'Ik heb hem verteld dat jij en je bijrijder elke dag naar Oost-Berlijn gaan. Ja ... ik zal zeggen dat hij moet uitkijken naar een vrachtwagen met Hugo Schmidt erop. Ja ... goed, ik snap het. Hij zal er zijn. Is alles duidelijk? Je neemt hem gewoon mee naar Oost-Berlijn. Eenmaal daar zorgt hij wel voor zich zelf, begrepen? Dank je, Hugo. Auf wiedersehen.'
  
  De telefoon klikte en Helga stond weer naast me. 'Je moet beloven dat je, als je morgen terugkomt, meteen hier komt,' zei ze, met een vurige blik in de ogen. Ik beloofde het. Het was een makkelijke belofte. Ik was haar oprecht dankbaar. 'Je treft Hugo op korte afstand voor de controlepost Brandenburger Tor. Er staat Hugo Schmidt op de vrachtwagen. Trek een oude broek aan en een sporthemd of een overall als je die hebt. Tien uur morgenochtend. Je kunt met Hugo afspreken wanneer je teruggaat. Hij rijdt terug in de loop van de middag.'
  
  Ik trok haar naar me toe en ging op haar liggen. Onmiddellijk gingen haar benen van elkaar. 'Bedankt, schat,' zei ik. 'Je hebt geen idee wat voor een dienst je me net bewezen hebt. Als ik terugkom zal ik je nemen zoals je nog nooit genomen bent.'
  
  Er was opeens iets vreemds met haar ogen, een plotselinge samentrekking van de pupillen, en ze gleed onder me weg.
  
  'Ik ga in de zitkamer slapen,' zei ze. 'Er is een couch.' Haar ogen tastten mijn lichaam af en haar mond stond strak, bijna grimmig.
  
  'Jammer,' zei ze.
  
  'Wat?'
  
  'Dat je weg moet,' zei ze, draaide zich om en deed de deur achter zich dicht. Ze was een vreemd wezentje, hield ik me zelf nogmaals voor. Een onrustig mens,
  
  een woelwater. Het was alsof ze uit twee delen bestond, een sensueel voortgejaagde vrouw van wilde lichamelijke begeerten en een vrouw die koud en op een afstand was en die ik nog niet had kunnen benaderen. De paar uur die ik nog kon slapen gaven me echter geen gelegenheid de psychiater uit te hangen. Ik draaide me om en viel in slaap.
  
  Ik had verwacht dat Helga me zou wekken, maar ik werd wakker van het luide gerinkel van een wekker in de aangrenzende kamer. Ik liep erheen om hem af te zetten en ontdekte dat ik alleen in de flat was. Een briefje op de tafel vermeldde slechts: 'Ben naar mijn werk. Helga.' Het was kort, onpersoonlijk. Ik schoor me en belde Howie Prailler op en vertelde hem van mijn buitenkansje. Hij was even blij als ik en gaf me de details die ik nog moest weten.
  
  'Je man woont in de Warschauer Strasse, op nummer 79. Hij heet Klaus Jungmann. Je code is eenvoudig.' Ik luisterde gespannen terwijl hij de code noemde en prentte die goed in mijn geheugen. 'Ik zal het Hawk laten weten,' besloot Howie. 'Dat zal die oude stroper goeddoen.'
  
  Ik stopte mijn colbert in een klein valies dat ik onderweg kocht en begaf me snel in de richting van de Brandenburger Tor. Ik droeg een gewone pantalon en een hemd met opgerolde mouwen. Het was geen grootse vermomming, maar ik kon best doorgaan voor de bijrijder van een vrachtwagenchauffeur. Ik stond een poosje te wachten en voelde me dankbaar jegens Helga en terwijl ik me afvroeg hoe ze nu toch wel in elkaar zat, kwam Lisa Huffmanns koele, beheerste gezicht me plotseling als een verfrissende bries voor de geest. Ten slotte zag ik de zwarte vrachtwagen de hoek omkomen. De woorden HUGO SCHMIDT - KRUIDENIERSWAREN stonden op de zijkanten geschilderd. Duitse punctualiteit: het was precies tien uur. Toen ik naar de vrachtwagen liep, ging Helga's neef wat verzitten en duwde het portier voor me open. Hij was een man van middelbare leeftijd met een grof gerimpeld gezicht. Hij had een pet op en droeg werkkleren van blauwe denim.
  
  'Ik ben u erg dankbaar,' zei ik bij wijze van inleiding. Hugo Schmidt bromde slechts en knikte. 'Die Helga,' zei hij, 'altijd ergens in verwikkeld. Ik vraag nooit iets, bemoei me niet met haar zaken.'
  
  Bij het controlepunt stond een lange rij personenauto's en vrachtwagens. Er was vrijwel uitsluitend sprake van handelsverkeer en de Vopo's controleerden elk voertuig zodra het de startboom genaderd was. Ik las op het grote bord toen we zelf bij de slagboom kwamen: Achtung! Sie verlassen jetzt West-Berlin!' Ik kreeg het gevoel alsof we een andere wereld binnengingen, wat ook wel het geval was. Toen onze vrachtwagen aan de beurt was, boog Hugo zich uit het portier en zwaaide naar de Vopo's. Ze zwaaiden terug, de slagboom ging omhoog en we reden door. Het verliep allemaal zo simpel dat ik er bijna om lachte.
  
  'Dat voordeel heb je als je er elke dag heengaat,' zei Schmidt schamper. Hij reed door tot we uit het gezicht van de slagboom waren en stopte toen ergens langs een trottoir.
  
  'Waar zie ik u als u teruggaat?' vroeg ik. De lege blik in zijn ogen onthulde dat dit een punt was dat hij zelfs niet overwogen had.
  
  'Ik keer om vier uur terug,' zei hij ten slotte. 'Wacht hier op de hoek op me, om vier uur dus.'
  
  'Afgesproken.' Ik groette hem. 'En nogmaals bedankt.'
  
  Ik keek de vrachtwagen na en stak toen over naar de middenbaan van Unter den Linden. De vroeger zo prachtige avenue zag er haveloos en triest uit, met enorme puinhopen, nog zo lang na de oorlog. Ik zag dat de hele Oostzone van Berlijn werd gekenmerkt door goorheid, als een voorname dame die in armoedige, afgedragen kleren gekleed ging. Vergeleken met de sprankelende vitaliteit van West-Berlijn was de sfeer hier droefgeestig en saai. Ik hield een taxi aan en noemde de Warschauer Strasse, een van de vele straten in Oost-Berlijn die door de Russen van een nieuwe naam waren voorzien. Toen we bij het begin waren, stapte ik uit en liep langs rijen groezelige, grauwe huurkazernes. Ik vond nummer 79 en de naam Klaus Jungmann op de benedendeur. Onder de naam stond: Fotoretoucheur.
  
  Ik drukte op de bel en wachtte. Binnen hoorde ik geschuifel. Hawk had Jungmann een 'slaper' genoemd, een agent die vaak jarenlang ongemoeid gelaten wordt en slechts ingeschakeld voor bepaalde opdrachten. In afwijking van internationale agenten zoals ik waren slapers waardevol door hun volslagen anonimiteit. Toen de deur ten slotte openging zag ik een lange, magere, droevig kijkende man met diepbruine ogen. Hij had een vaalblauw jasje aan en hield een dun retoucheerpenseel in zijn hand. Achter hem zag ik een kamer vol lampen, een tekentafel, busjes verf en boeken, terzijde een elektrische verfspuit.
  
  'Goedendag,' zei de man. 'Kan ik iets voor u doen?'
  
  'Ik geloof van wel,' antwoordde ik. 'U bent toch Klaus Jungmann?'
  
  Hij knikte en zijn diepliggende ogen keken behoedzaam.
  
  'Ik wou graag een foto van een heel belangrijke man geretoucheerd hebben,' zei ik, de code gebruikend die Howie Prailler me gegeven had. 'Hij heet Dreissig. Hebt u wel eens van hem gehoord?'
  
  'Heinrich Dreissig?' vroeg Jungmann voorzichtig. 'Dreissig, Dreissig, Dreissig,' zei ik. 'Driemaal zo vreemd als wie ook.'
  
  Klaus Jungmann zuchtte. Zijn afhangende schouders gaven hem een moedeloos uiterlijk. Hij ging zitten op een hoge kruk voor de tekentafel. 'Wie bent u?' vroeg hij. Toen ik het hem zei gingen zijn ogen wijd open. 'Het is me een eer,' zei hij oprecht. 'Maar uw komst hier kan alleen maar betekenen dat er iets met Dennison gebeurd is.'
  
  'Ze hebben hem te pakken gekregen eer ik hem kon benaderen,' antwoordde ik. 'Weet u wat hij aan mij had moeten doorgeven?'
  
  Jungmann zat te knikken toen we het geluid hoorden van een auto die piepend afremde, gevolgd door dat van een tweede en een derde auto. We hoorden portieren dichtslaan en naderende voetstappen.
  
  Jungmanns opengesperde ogen waren op mij gevestigd. Ik haalde mijn schouders op en rende naar het raam. Toen ik door de jaloezieën gluurde, zag ik twee mannen in burger, een van hen met een tommygun in de hand, naar de voordeur lopen.
  
  'Jezus nog aan toe!' ontplofte ik. 'Hoe doen ze het, verdomme? Die kerels moeten helderziend zijn!' Het waren kennelijk trawanten van Dreissig en ik onderbrak mijn vloeken om Jungmann te vragen: 'Is er nog een andere uitgang?'
  
  'Daar, door de achterdeur.' Ik trok de deur open, keek achter me om me ervan te overtuigen dat hij me volgde, en rende door een lange gang naar de achterkant van de huurkazerne. De achterdeur ging net open toen ik die bereikte. Daar stonden twee mannen, elk met een automatisch geweer. Ik liet me op de grond vallen en trok Jungmann met me mee toen ze het vuur openden. Wilhelmina lag onmiddellijk in mijn hand en ik beantwoordde het vuur. Ik zag een van hen dubbelslaan toen de grote 9 mm-kogel hem raakte. De ander dook achterwaarts de deur uit, maar ik wist dat hij buiten zou staan wachten om ons te pakken te nemen zodra we te voorschijn kwamen. Ik draaide me om en begon weer door de lange gang te rennen.
  
  'Naar het dak,' riep ik naar Jungmann die me op de hielen volgde. We waren bijna bij het trappenhuis, precies tegenover Jungmanns appartement, toen het tweetal met de tommygun binnenkwam en wild begon te schieten. Ik dook zijwaarts, terug in het appartement, en duwde Jungmann voor me uit. Ik schopte de deur dicht en hoorde het automatische slot dichtvallen. Ze zouden de deur binnen enkele seconden openschieten, maar een paar seconden konden van belang zijn. Ik draaide me om toen ik het gerinkel van glas hoorde en zag de zwarte loop van een automatisch geweer door het raam steken. Ik riep tegen Jungmann dat hij zich moest laten vallen, maar hij aarzelde met opengesperde ogen. Het geweer ratelde en zond zijn dodelijke boodschap in een wijde boog rond. Ik zag Jungmann wankelen, zich omdraaien en een hand naar zijn keel brengen waar een rode golf bloed zichtbaar werd. Terwijl hij op de grond zakte, vuurde ik een schot op het raam af, recht boven de loop van het geweer gericht. Ik hoorde een kreet van pijn, het geweer kletterde op het trottoir. Het slot van de deur werd inmiddels versplinterd door een regen van kogels, maar ik stond klaar toen ze naar binnen stormden. Ik vuurde twee schoten af die als één klonken. Ze vielen voorover en bleven op hun gezicht in de kamer liggen. Ik wachtte een ogenblik en luisterde, maar er viel niets te horen. Ik wist dat er nog één bij de achterdeur stond. Ik had hem niet vergeten, maar besefte ook dat door het geschiet de Vopo's zouden komen opdraven. Alles was bliksemsnel, oorverdovend en volstrekt onbarmhartig in zijn werk gegaan. De Oost-Duitse politie was waarschijnlijk al vijftig keer opgebeld.
  
  Ik liep naar Jungmann. Zijn keel was weggeschoten, maar er was nog leven. Ik greep een handdoek van de leuning van een stoel en drukte die tegen zijn keel. Hij werd onmiddellijk rood. Hij kon niet meer spreken, maar zijn ogen waren geopend en misschien had hij nog de kracht om te knikken. Ik boog me dicht naar hem toe.
  
  'Kun je me verstaan, Klaus?' vroeg ik. Hij knipperde ten antwoord met zijn ogen.
  
  'Wie voorziet Dreissig van geld?' vroeg ik. 'Zijn het de Russen?'
  
  Hij schudde even met zijn hoofd, een nauwelijks zichtbare beweging, maar het was duidelijk nee.
  
  'De Chinezen ... Steunen die hem?'
  
  Opnieuw een vage, negatieve beweging van zijn hoofd. De handdoek was nu zo goed als helemaal rood. Het was bijna gebeurd met Klaus Jungmann. 'Iemand in Duitsland?' vroeg ik gespannen. 'Een complot van rijke nationalisten? Een oude militaire kliek?'
  
  Opnieuw zeiden zijn ogen nee. Ik ging achteruit toen ik zijn arm bevend omhoog zag komen. Hij wees met een vinger naar een hoek van de kamer waar een brandemmer met zand op de vloer stond. Ik volgde het gebaar van de vingers nogmaals. Hij wees duidelijk op de brandemmer. Ik fronste.
  
  'De brandemmer?' vroeg ik. Hij knikte en terwijl hij dat deed, viel zijn hoofd opzij. Klaus Jungmann kon geen enkel antwoord meer geven. Ik hoorde sirenes naderen. Het was de hoogste tijd om te verdwijnen. Ik liep de deur uit, waarbij ik over de twee mannen stapte. Het waren grote, Duitse types, blond en vierkant gebouwd. De schoften schenen overal ogen en oren te hebben.
  
  Ik rende naar het dak, duwde de branddeur open en hoorde de sirenes beneden tot zwijgen komen. Verderop hoorde ik nog meer sirenes. Zoals bij de meeste daken was ook dit bedekt met teer en sintels en had het dakgoten langs de rand. Ik loerde over de rand en zag de man bij de achterdeur weglopen, nadat hij zijn geweer had neergegooid. Het was misschien een stom gebaar, maar ik moest het doen. De schoften hadden me tot nu toe alleen maar achternagezeten op een manier zoals me nog nooit gebeurd was. Ik was niet van plan hem te laten ontsnappen, het kostte maar één schot. Ik zag hem struikelen en voorovervallen, daarna krampte hij samen en bleef stil liggen. Ik begreep dat de Vopo's onmiddellijk op het schot zouden reageren en rende vliegensvlug over de aangrenzende daken tot ik ongeveer een dozijn huizen achter me gelaten had. Toen hield ik in, glipte door een van de deuren op het dak en liep de trappen af tot ik weer op straat stond. Al bij al een techniek die ontelbare gangsters in New York hadden toegepast, en nu diende ze mij in Oost-Berlijn. Terwijl ik rustig de straat uitslenterde keek ik achterom naar de enorme opschudding in de straat. Ik liep naar een klein park in de buurt en ging daar op een bank zitten. Ik moest toch wachten en ik wilde proberen te bedenken wat Klaus Jungmann me had willen vertellen.
  
  Het parkje was een oase van rust en vrede. Door middel van de yogamethode vergrootte ik mijn mentale krachten door een volstrekt lichamelijke ontspanning. De brandemmer vol zand stelde me voor een raadsel. Jungmann had negatief gereageerd bij de Russen, de Chinezen en de Duitsers. Maar toch kreeg Dreissig zijn geld niet uit zand. Dat sloeg nergens op. Misschien van iemand die in zand handelde? Dat sloeg eigenlijk nergens op, maar het was een mogelijkheid. Het sloot misschien aan bij de theorie van de Duitse industriëlen. Maar Jungmann had ook daarop negatief gereageerd. Mijn zesde zintuig fluisterde me in dat ik het bij het verkeerde eind had. Ik begon dus opnieuw.
  
  Een brandemmer die met zand gevuld was. Misschien ging ik van een verkeerd punt uit. Doelde de aanwijzing op de brandemmer of op het zand? Ik dacht na over de emmer maar dat leverde me niets zinnigs op. Ik moest het dus toch bij het zand houden, maar wat had hij daar dan verdomme mee bedoeld? Ik overwoog tal van mogelijkheden. Ik liet mijn hoofd tegen de leuning van de bank rusten en concentreerde me op een vrije gedachteassociatie. Dreissig en zand ... hij kreeg geld van iemand met zand ... iemand of iets of ergens? Opeens begon er een lampje te gloeien. Niet iemand met zand maar ergens vandaan waar zand was. Het lampje begon helderder te branden. Zand ... woestijn... de Arabische landen. Natuurlijk, dat is het, en ik ging rechtop zitten. De Arabische oliesjeiks, dat had Jungmann me duidelijk willen maken ... zand ... de Arabieren! Het was opeens volkomen duidelijk en logisch. Er was slechts één schatrijke Arabische sjeik voor nodig. Misschien had Dreissig het plan verzonnen en aan zijn weldoeners verkocht. Het was overduidelijk dat het naar twee kanten gespeeld werd. Zij voorzagen hem van geld om zijn plannen te steunen en die plannen moesten iets belangrijks voor het nabije Oosten betekenen. Wat dat ook was, ik begreep dat het niet bedoeld was om vrede en rust in het explosieve nabije Oosten te brengen. Daar kon je donder op zeggen. Ik had het bijzonder onbehaaglijke gevoel dat als Dreissig niet onmiddellijk aan het begin van zijn gevaarlijke activiteiten onschadelijk gemaakt zou worden, hij helemaal niet meer tegengehouden zou kunnen worden. Er komt altijd een moment waarop gebeurtenissen en bewegingen zo uit de hand lopen dat ze nog slechts door een botsing tot stilstand gebracht kunnen worden.
  
  Ik hoefde niet eens Hawks woorden te horen. Ik wist wat hij zou zeggen. Ga erop af en ontdek wat ze van plan zijn. De eerste stap was terug te gaan naar West-Berlijn. De tweede stap was minder duidelijk. Ik helde over tot de gedachte van een ontmoeting met Dreissig zelf. Ik kon me voordoen als een bewonderaar, een rijke Amerikaanse bewonderaar. Misschien kon ik zijn vertrouwen winnen. Ik zou het met Hawk opnemen, het idee was aantrekkelijk. Ik stond op en liep terug naar de plek waar ik Hugo Schmidt zou ontmoeten. Dreissigs activiteiten bleken allesbehalve onbelangrijk of amateuristisch te zijn. Dat werd alleen al bewezen door de manier waarop zijn jongens me volgden waar ik ook ging. Het was stellig de slimste groep waar ik in jaren mee te maken had gehad, of hadden ze gewoon geluk? Misschien was er sprake van allebei. Ik kocht een krant en leunde tegen een lantarenpaal om op de bestelwagen te wachten.
  
  Het middagverkeer naar West-Berlijn werd drukker. Hugo Schmidt was niet zo stipt als hij die ochtend geweest was. Het werd vier uur, kwart over vier. Om halfvijf vouwde ik de krant open, om vijf uur gooide ik hem weg en begon heen en weer te lopen, terwijl ik gespannen naar elke bestelwagen keek die de hoek omkwam. Om zes uur voelde ik nattigheid. De vrachtauto was niet verschenen omdat er geen reden was om te verschijnen. Ik werd daar helemaal niet verwacht om vier uur. Ik werd verondersteld dood te zijn, net als Klaus Jungmann ...
  
  Het was een benauwende gedachte, die niettemin onthullend was. Opeens pasten een heleboel stukjes van de legkaart in elkaar en werd een aantal tot dusver onsamenhangende zaken duidelijk. Dreissigs jongens, bij voorbeeld. Ze waren noch oppermachtig noch bijzonder efficiënt. Ze hadden me van het begin af aan in de gaten gehad maar degeen die hen op mij attent had gemaakt was ... Helga Rutten! Gretige, aardse, blonde Helga. Zij was immers de enige die wist dat ik deze ochtend naar Oost-Berlijn zou gaan en waarheen en hoe. Zij had dit allemaal voor me gearrangeerd. En ook gisteren, toen ze me probeerden te volgen naar het hoofdkwartier van AXE, was Helga de enige geweest die wist dat ik in de stad was aangekomen. Kennelijk had ze vanuit het kasteel getelefoneerd en ervoor gezorgd dat ze me opwachtten toen ik haar naar haar flat bracht. Geen wonder dat ze me zo makkelijk in het oog hadden gekregen. En vandaag hadden ze gewacht tot ik contact met Jungmann zou opnemen, en daarna binnengedrongen om twee vliegen in één klap te slaan. Maar deze ene vlieg was nog springlevend en was nu erg kwaad. Buiten zich zelf van kwaadheid.
  
  Alles was opeens zo duidelijk, dat ik zin kreeg me zelf een schop te geven. Het verklaarde ook de verbijsterde blik in haar ogen toen ik gisteravond bij haar kwam. Ze hadden haar ongetwijfeld opgebeld en gezegd dat ik onder de Berlijn-Hamburg expres was omgekomen. Het telefoontje naar haar neef Schmidt was natuurlijk een telefoontje naar Dreissigs mannetjes geweest om me te verkopen, nota bene waar ik bijzat. Dat vergde een dosis lef en brutaliteit die ik vast van plan was met gelijke munt terug te betalen. Maar één ding, één heel duidelijke zaak, bleef me voor de geest zweven. Helga en de ontploffing op de Rijnboot; dat was niet onder één noemer te brengen. Als zij tot Dreissigs organisatie behoorde, hoe kwam het dan dat zij aan boord was en bijna gedood werd door de explosie? Ze speelde beslist geen komedie toen ik haar uit de Rijn trok. Haar shock en de tranenstroom daarna waren echt, even echt als die uren met haar in bed. De ramp op de plezierboot bleef een storende noot. De enige manier om de volstrekte waarheid te weten te komen was om naar Helga te gaan. Ze kon bovendien een wegwijzer in de richting van Dreissig zijn, als ze was wat ik dacht.
  
  Ik liep in de richting van de hoge, grauwe betonnen muur. Hij was al onheilspellend genoeg, maar de Russen hadden hem ook nog versierd met onder stroom staande draden en prikkeldraad. Hij liep ononderbroken in beide richtingen, als was het inderdaad, zoals de Berlijners hem waren noemen, een betonnen gordijn.
  
  Nick Carter, zei ik tegen me zelf, je zit nu toch echt wel met een probleem ...
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  De avond was over Oost-Berlijn gevallen, en de koplampen van de voertuigen die voor het controlepunt in de rij stonden, verlichtten de Pariser Platz. Ik liep langs de Berlijnse muur en overwoog te proberen er ondanks al het prikkeldraad en schrikdraad overheen te klimmen. Ik zag een paar plekken waar ik naar ik meende het draad kon vermijden. Maar dat idee ging in rook op toen ik de schijnwerpers zag aanfloepen bij het invallen van de duisternis. Ze verlichtten de onderste helft van de muur. Iedereen die zou proberen eroverheen te klimmen, zou net zo opvallen als een vlieg op een ijshorentje. Ik liep naar het punt waar de Spree van Oost- naar West-Berlijn stroomde. Het bleek een onmogelijkheid. De Vopo's patrouilleerden langs de oevers met zeer grote en zeer efficiënte Duitse herders. Bovendien werd ook de rivier met schijnwerpers bestreken, zodat iemand die zwemmend de vlucht zocht nagenoeg geen kans zou krijgen.
  
  Ik keerde terug naar een hoek van de Pariser Platz, keek toe hoe de voertuigen zich in een file opstelden, en herinnerde me dat de Russen en de Oost-Duitse politie geen moeite gespaard hadden om een eind te maken aan de gestadige stroom van vluchtelingen uit de volksrepubliek. Ik ontdekte aan den lijve dat ze er inderdaad grondig werk van hadden gemaakt. Mijn terugkeer naar Helga begon uit te groeien tot een aanzienlijk probleem, waarop ik niet gerekend had. Uit wat ik om me heen zag kon ik slechts één conclusie trekken. De enige manier om eruit te komen, was dezelfde weg te nemen als ieder ander, via het controlepunt en de slagboom. Het was maar een korte afstand en met een beetje geluk en snelheid kon ik er komen. Maar eerst moest ik een voertuig zien te vinden.
  
  Ik ontdekte al snel dat de Oost-Berlijnse straten 's avonds zijn uitgestorven. Het nachtleven blijft beperkt tot de Stalinallee in het oostelijk deel van de sector en zelfs dat stelt niets voor. Er waren maar weinig mensen en nog minder auto's behalve die op weg waren naar het controlepunt. Eindelijk zag ik er een, een kleine Mini-Cooper die voor een restaurant stond. Hij was omgebouwd tot een servicewagen met een verzameling gereedschapstassen, acetyleenbranders en stukken pijp op het bagagerek. Op het achterportier stond duidelijk Klempner. Toen ik door het raam van het restaurant keek, zag ik dat de loodgieter daar een kop koffie zat te drinken. Ik wachtte in de schaduw tot hij naar buiten kwam. Hij opende juist het portier van de cabine toen ik van achteren naar hem toe sloop. Het moest snel en geluidloos gebeuren. Hij probeerde zich om te draaien toen ik met een arm tegen zijn keel sloeg. Ik voelde hem verslappen. Het was een gevaarlijke greep die dodelijk was als er te veel druk werd uitgeoefend. Hij zou over ongeveer een kwartier weer bijkomen. Ik sleepte hem een portaal binnen en tikte hem op de wang. 'Sorry, makker,' mompelde ik. 'Maar het is voor een goede zaak. Je zult er niets van weten, maar je behoort tot het korps van stille helden.'
  
  De Mini-Cooper was nauwelijks een voertuig om er een slagboom mee kapot te rijden. Terwijl ik rondreed door de belendende straten en op een opening in de file voor de slagboom wachtte, voelde ik me alsof ik op een driewieler zat. Ik had een vliegende start nodig, met alle snelheid die ik uit deze kleine wagen halen kon. Ik remde af toen twee bussen het controlepunt passeerden. De slagboom was nu open en er stonden geen wagens in de rij. Ik keerde, gaf vol gas en koerste recht naar het houten hek aan de oostkant van de Brandenburger Tor. Maar er waren een paar jammerlijke details waarop ik niet gerekend had. Allereerst de omstandigheid dat er al zo veel pogingen waren gedaan door de slagboom te rijden, dat er een speciale groep bewakers was ingezet om het oog te houden op voertuigen die verdacht snel kwamen oprijden.
  
  Zodra ik op het plein verscheen begonnen er alarmschellen te klinken en een schorre claxon te toeteren. Vlak voor me zag ik dikke, puntige staven uit de grond omhoogkomen. Te laat herinnerde ik me dat een aantal ondernemende Duitsers geprobeerd had met tanks door de slagboom te komen en de Russen daarom speciale tankbarrières hadden geïnstalleerd om de rupsbanden aan flarden te rijten. De puntige stalen staven zouden door de Mini-Cooper heen boren als een bajonet door een vogelverschrikker. De kleine wagen zwenkte op twee wielen en ik hoorde een scheurend geluid toen de zijkant de staven raakte. Ik zag kans te voorkomen dat de wagen zou omslaan en koerste af op vier hurkende Vopo's die hun geweren op me richtten. Ze sprongen opzij toen ik hen naderde.
  
  Ik reed nu evenwijdig aan de muur, en ik hoorde de kogels in de achterspatborden slaan. Ze richtten dus op de banden. Ik zwenkte weer, koerste naar een van de straten die van het plein wegvoerden. Toen ik die bereikt had, zag ik een grote pantserwagen uit de zijstraat vóór me optrekken en tot stilstand komen om de straat te blokkeren. De vier Vopo's in de pantserwagen sprongen eruit en richtten hun geweren op me in de verwachting dat ik of tegen hun zware voertuig zou botsen of zo verstandig zou zijn te stoppen.
  
  Ik wees beide mogelijkheden van de hand. Er was net voldoende ruimte tussen de achterkant van de pantserwagen en de huizenrij. Ik stuurde de Mini-Cooper het trottoir op en schoot langs hen heen. Ik zwenkte scherp en sloeg een zijstraat in toen er een politiewagen met gillende sirene aan de jacht ging deelnemen. Ik begreep dat ik nu de strijd zou verliezen als ik in de Mini-Cooper bleef zitten. Ik nam de eerste de beste hoek op twee wielen en stopte even voorbij de bocht. Ik stapte uit en begon te rennen. De achtervolgende politiewagen deed precies wat ik verwacht had. Hij sloeg de hoek om en dreunde op de Mini-Cooper. Ik hoorde door een explosie dat beide auto's in vlammen opgingen. Daar zou men het voorlopig wel even druk mee hebben.
  
  Ik rende door een leegstaand huis, keerde terug en mengde me onder de menigte die zich inmiddels verzameld had. Er waren nog meer legerjeeps en auto's verschenen, en ik slenterde quasi nonchalant weg. Het was de moeite van het proberen waard geweest, maar dat was uiteraard niet voldoende. Ik bevond me nog steeds in Oost-Berlijn en die verdomde muur zag er zo mogelijk nog onaantastbaarder uit...
  
  Ik zag nu waarom een sfeer van gelatenheid en ontmoediging het leven van de Oost-Berlijners beheerste. Nadat de menigte zich verspreid had, verschool ik me weer in een portiek vanwaar ik het verkeer bij de poort in het oog kon houden. Ik pijnigde mijn hersens af, maar kon niets bedenken, behalve dat ik dezelfde stunt niet nog eens durfde te proberen. Ze waren nu gealarmeerd en hadden extra bewaking aangevoerd. Terwijl de uren verstreken, zag ik dat het voornamelijk zware vrachtwagens waren die in de late avonduren naar West-Berlijn reden. Ik begon me meer en meer gefrustreerd te voelen en het was al bijna middernacht toen ik de vier zware opleggers bij het controlepunt zag stoppen. De laatste stopte vrijwel ter hoogte van het punt waar ik in de donkere portiek stond. Ik zag dat de Vopo's elke vrachtwagen zorgvuldig controleerden. Eerst bekeken ze de papieren van de chauffeur en daarna lieten ze hem de deuren van de laadbak openen. Het was natuurlijk routinewerk, maar het gebeurde bijzonder grondig, en terwijl ik toekeek begon er een flauw idee in mij te dagen.
  
  Mijn oog was gevallen op de twee kleine wielen onder het voorste gedeelte van de laadbak. De twee wielen, die alleen gebruikt werden als de trailer van de cabine losgekoppeld werd, werden ondersteund door twee kruiselingse staven onder een as. Ik zag de Vopo's teruglopen naar hun post bij de slagboom en hoorde de eerste wagen van het kleine konvooi tot leven komen. Eén voor één begonnen de andere motoren te razen, terwijl de eerste oplegger langs de slagboom begon te rijden. Ik dook onder de laatste wagen, trok me op aan de kleine wielen en greep de kruisbalken, terwijl ik mijn benen tussen de as en de onderkant van de trailer stopte. Ik drukte me plat tegen de onderkant en hield mijn adem in toen de wagen begon te rijden. Ik zag de geüniformeerde benen van de Vopo's en even verder de zwart-witte strepen op de hekken. We waren erdoor. Ik bleef in mijn netelige positie hangen tot de vrachtwagen ten slotte voor een stoplicht tot stilstand kwam. Ik trok mijn benen op, liet me op de grond vallen en rolde onder de vrachtwagen weg, juist voor de grote wielen weer begonnen te draaien. Mijn benen waren een tikje stijf, maar dat ging snel over toen ik me door de avondlijke straten weg spoedde.
  
  In tegenstelling tot de saaie en trieste atmosfeer van de oostelijke sector, was West-Berlijn één en al levendigheid en helder verlicht, en ik vond er snel een taxi. Op weg naar Helga's flat laadde ik Wilhelmina bij en duwde de Luger terug in de schouderholster onder mijn hemd. Ik had de sleutel die Helga me gegeven had in mijn zak. Ditmaal zou ik hem gebruiken.
  
  Een lichtstraal die onder de deur doorkwam zei me dat Helga nog op was. Ik maakte de deur met een snelle beweging open. Ze was in de slaapkamer, de deur stond open, en ze keerde zich snel om toen ze me hoorde binnenkomen. Woorden waren overbodig. Haar ogen sperden zich wijd open en ze bleef als verlamd staan. Ze was gekleed in een donkere rok en een lichtgroene, mouwloze blouse. Haar verbijstering was overwonnen, toen ze plotseling een duik nam naar de hoge klerenkast die tegen de muur stond. Ze trok een la open en stak haar hand erin. Ze had het pistool bijna te pakken toen ik de la tegen haar pols dichtsloeg. Ze schreeuwde van pijn. Ik pakte haar arm, draaide hem om en trok de la weer open. Haar vingers ontspanden zich en het pistool viel terug in de la. Ik duwde hem nogmaals dicht en smeet Helga op het bed. Een klein valies dat ze blijkbaar aan het inpakken was, viel op de grond. Ze veerde nog op en neer op het bed toen ik haar bij haar blonde haren pakte en haar hoofd omdraaide. Ze kreunde van pijn en sloeg haar armen om mijn middel, terwijl ze op één knie overeind probeerde te komen.
  
  'Doe me alsjeblieft geen pijn,' smeekte ze. 'Ik ... ik ben blij dat je nog leeft. Heus, geloof me.'
  
  'Natuurlijk,' zei ik. 'Je bent in extase. Dat kon ik duidelijk zien aan de manier waarop je naar dat pistool dook. Dat was werkelijk een roerend gebaar.'
  
  'Ik was bang dat je me zou vermoorden,' zei ze. 'Je ... je zag er zo kwaad uit.'
  
  'Daar hoef je heus niet bang voor te zijn,' zei ik. 'Je kunt er zelfs zeker van zijn, mits je me heel snel antwoord geeft.'
  
  Ik schopte tegen het valies op de grond. 'Je was op weg naar je vrienden, niet waar?' vroeg ik, maar het klonk meer als het vaststellen van een feit. 'Misschien was je wel op weg naar Dreissig.'
  
  'Ik was op weg naar buiten de stad,' zei ze, terwijl ze zich nog steeds aan mijn middel vastklemde. 'Ik hoor niet echt bij ze.' Haar ogen waren groot en smekend. 'Ik heb ze geholpen omdat ik geld nodig had.'
  
  'Probeer het nog eens een keertje!' snauwde ik. 'Hier trap ik niet in. Ik weet dat Dreissig met Arabisch geld gefinancierd wordt. En jij gaat me de details vertellen. Wie steekt erachter?'
  
  'Ik weet echt niets,' zei ze. 'Geloof me dan toch.'
  
  'Ja, ik kan natuurlijk beter meteen naar de psychiater gaan.'
  
  'Je snapt het niet,' begon ze, maar ik onderbrak haar. 'Je hebt gelijk,' zei ik. 'Ik snap een heleboel dingen niet, maar jij gaat het me allemaal uitleggen. Ik snap niet hoe een meisje met een man naar bed kan gaan, en hem dan even later de dood injaagt. En ik snap evenmin hoe jij op die Rijnboot terechtkwam.'
  
  'Dat kan ik allemaal uitleggen,' zei ze snel.
  
  'Goed, maar straks. Eerst ga je me vertellen wat je van Dreissig weet.'
  
  Ze liet haar hand over mijn been glijden. 'Ik weet echt niets, geloof me toch,' zei ze.
  
  Ik trok haar hoofd hard naar achteren en weer kreunde ze van de pijn. 'We beginnen opnieuw,' snauwde ik. 'Hoe krijgt Dreissig het geld en waar wordt het op de bank gestort?'
  
  Ze moet de boodschap in mijn ogen gelezen hebben, de boodschap dat ik geen grapjes maakte en niet kieskeurig zou zijn. Op mijn beurt werd ik gewaarschuwd door het plotseling nauwer worden van haar pupillen, de koude flitsen in haar ogen. Zijdelings zag ik haar gebalde vuist in een korte, opwaartse boog omhoogkomen en ik begreep onmiddellijk waarop ze mikte. Ik zag kans mijn heup te draaien en de slag op mijn harde dijspieren op te vangen. Ik sloeg haar met de rug van mijn hand in het gezicht en hoorde haar tanden knarsen toen ze op de vloer aan de andere kant van het bed terechtkwam. Ik reikte over het bed heen, trok haar bij haar haren omhoog, duwde haar hoofd tegen het kussen en drukte met één hand op een plek aan de bovenkant van haar ruggengraat. Alhoewel gedempt door het kussen was haar kreet waarlijk hartverscheurend. Ik trok haar om en ze gilde opnieuw. Haar knappe gezicht was vertrokken van pijn en de linkerzijde van haar lichaam kronkelde in grillige bochten. Ik hief een hand op en ze kroop jammerend in elkaar.
  
  'O, God, help me,' snikte ze. 'Mijn linkerzij ... het doet zo'n pijn. Ik voel alleen maar pijn.'
  
  Ik wist dat de pijn nog wel even zou aanhouden. Ik vond het evenmin plezierig. Maar ik moest steeds denken dat die boot vol mensen het ook niet leuk had gevonden om zo maar opgeblazen te worden. Ik greep haar bij de nek en drukte. Haar handen plukten hulpeloos aan de mijne.
  
  'Vooruit, Helga,' zei ik. 'Door wie wordt Dreissig gefinancierd?'
  
  'Door Ben Mussaf,' hijgde ze. Ik ontspande mijn greep en liet haar op het bed vallen. Ben Mussaf, sjeik Abdul Ben Mussaf. Hij was een van de woestijnheersers die reeds lang bezwaar hadden gemaakt tegen Nassers vooraanstaande positie in de Arabische wereld. Hij verwierf miljarden uit olie, was beste maatjes met de diverse sjeiks en had blijkbaar nog andere aspiraties. Het was een fraaie combinatie. Hoe maakt hij het geld over en waar naar toe?' vroeg ik. Ze aarzelde. Ik stak een hand uit en het had onmiddellijk effect.
  
  'Goud,' wierp ze er prompt uit.
  
  Ik floot. Maar het zat erin. Goud, het meest stabiele betaalmiddel. Dreissig kon het op de vrije markt verhandelen als hij wilde, of het inruilen tegen marken, dollars, francs of waar hij maar behoefte aan had. En het schakelde tevens het probleem uit van spectaculaire aandacht trekkende stortingen op plaatselijke banken. Het was goed voor alles, overal en altijd. Maar er was één probleem. Grote hoeveelheden goud konden niet in een spaarpot vervoerd worden. 'Waar wordt het goud bewaard?' vroeg ik verder. Ze kwam op één elleboog overeind en haar armen in de mouwloze blouse rilden van pijn en angst.
  
  'Dat... dat zal ik je zeggen,' zei ze, terwijl ze in mijn stekende ogen keek. 'Maar eerst moet ik een sigaret hebben. Alsjeblieft, eentje maar.'
  
  Ik knikte. Ze begreep nu wel dat het menens was. Door een sigaret zou ze misschien wat kalmeren en tot het besef komen dat ze maar beter haar volle medewerking kon geven. Op het tafeltje naast het bed bevonden zich een schemerlamp, een zware glazen asbak en een pakje sigaretten. Helga stak haar arm uit om de sigaretten en de asbak te pakken. Terwijl ze zich naar voren boog om de asbak te pakken, was haar rug een ogenblik naar me toegewend. Dank zij de mouwloze blouse zag ik haar schouderspieren samentrekken en ik reageerde onmiddellijk. Anders zou ik een gat in mijn hoofd opgelopen hebben, want met katachtige snelheid smeet Helga de zware asbak in mijn richting. Ik zag kans mijn hoofd zo ver te draaien dat de asbak slechts de zijkant van mijn schedel raakte. Toch zag ik nog sterretjes en ik hoorde meer dan ik zag hoe Helga langs me heen snelde. Ik probeerde haar beet te grijpen, terwijl ik mijn hoofd schudde om weer bij te komen. Ze ontweek moeiteloos mijn hand, en toen ik me omdraaide stond ze tegen de klerenkast gedrukt, met de revolver in haar hand.
  
  Zwijn!' spoog ze. 'Het zal je spijten. Wou je alles zo graag weten? Ik zal het je nu haarfijn vertellen. En dat is dan ook het laatste wat je te horen krijgt. Wou je weten hoe het met de Rijnboot zat? Dat zal ik je zeggen. Ik heb de bom aangebracht. Ja heus, ik heb hem aangebracht. Alleen ging dat verdomde ding een halve minuut te vroeg af. Als ik niet net over de reling was geklommen, om in de rivier te duiken, zou ik met de anderen omgekomen zijn. Nu werd ik alleen maar het water ingeblazen.'
  
  Ik keek naar het blauwe staal van haar ogen. Ik had haar al eerder vinnig zien kijken, maar nooit met de onverstoorbare kilte die ze nu uitstraalde. Ik herinnerde me het gretige, koortsachtige wezen dat zo merkwaardig onpersoonlijk bleef in haar wilde hartstocht. Ze bestond inderdaad uit twee delen, en een van die twee was een valse, koelbloedige, perverse sloerie.
  
  'Ben je nu tevreden wat de Rijnboot betreft?' vervolgde ze. 'Ben Mussaf komt morgenavond aan voor een bespreking. Hij brengt massa's goud mee. Jammer dat je er niet bij zult zijn om het te zien.'
  
  Ze schreeuwde nog steeds tegen me en ik hield mijn blik op haar gevestigd. Ik had nu niets te verliezen, en ik wilde tijd winnen. Ik wist dat er een andere Helga was, een Helga die me zo hevig begeerde dat ze er niets tegen kon doen. Als ik, al was het maar even, die Helga kon oproepen, zou ik misschien nog een kans hebben. Ik had gezien dat het snoer van de lamp naast het bed naar een stopcontact in de muur liep, vlak bij de plek waar ik stond.
  
  'Je zou me nog iets anders vertellen,' zei ik en bewoog me onmerkbaar naar rechts. 'Over onze seksbeleving. Ik geloof namelijk niet dat dat louter komedie was.'
  
  Het pistool bleef vast op me gericht, maar haar ogen werden een ogenblik zachter. 'Dat was geen komedie,' zei ze. 'Die eerste avond op het kasteel wist ik al wie je was. Ik heb op een tweede toestel meegeluisterd naar je interessante telefoongesprek. Maar je bent bijzonder onweerstaanbaar. Je maakte iets in me wakker.'
  
  'En gisteravond?' vroeg ik, terwijl ik weer een heel klein eindje opzij schoof. 'Vertel me niet dat je dat al vergeten hebt. Dat geloof ik niet.'
  
  'Ik heb het niet vergeten,' zei ze. 'Het is alleen afgelopen, dat is alles.'
  
  'Maar het was toch fijn, niet waar, Helga?' grinnikte ik tegen haar. Mijn voet was nog slechts enkele centimeters van het stopcontact verwijderd. 'Wil je niet nog één keertje met me naar bed, Helga? ... Nu? Herinner je je mijn mond nog op je borsten? Herinner je je nog hoe je door het plafond ging toen ik je neukte?'
  
  Helga's borsten deinden op en neer met haar diepe, snelle ademstoten. 'Schoft!' zei ze sissend van woede. Ik hoorde de klik van de hamer toen ze de trekker van haar pistool spande. Ik tilde mijn voet op en rukte zo de stekker uit het stopcontact. Het licht ging uit en ik liet me opzij vallen terwijl de kogel over mijn hoofd floot. Ik bracht mijn arm omlaag in een wijde boog en raakte Helga in de knieholten, zodat ze achterwaarts struikelde en haar tweede kogel in het plafond terechtkwam. Ik lag al op haar en probeerde het pistool te grijpen. Ze was me toch nog te vlug af door het los te laten en ik viel neer met het pistool in de hand, terwijl ze mij ontglipte en de kamer uitrende. Ik zag haar uit de zitkamer naar de gang verdwijnen, wierp het pistool weg en ging haar achterna. Ik hoorde haar de trap met twee treden tegelijk opstormen, op weg naar het dak. Boven aan de trap had ik haar bijna te pakken, maar ze zag kans de deur naar het dak dicht te smijten en ik moest achteruit om hem niet in mijn gezicht te krijgen.
  
  Het was pikkedonker op het dak, maar ik ontdekte haar op ongeveer een meter van de rand van het dak. Het dichtstbijzijnde dak was minstens twee meter verder.
  
  'Niet doen!' riep ik. 'Je haalt het nooit.' Ze negeerde me, nam een aanloop en sprong. Ik voelde mijn bloed stollen toen ze het dak met haar armen bereikte, een ogenblik aan de dakgoot hing en toen met een lange, de nacht verscheurende doodskreet achterwaarts viel. Ik draaide me om. Ik wilde deernis met haar voelen, maar het lukte me niet. Ik voelde alleen maar spijt dat ik niet meer informatie uit haar losgekregen had. Opeens was alles me te veel geworden. Ik had een zware dag achter de rug. Ik haastte me de trap af en liep de straat op. Niet ver ervandaan nam ik een kamer in een tweederangs hotel en ik was blij een plaats te hebben om rustig te kunnen slapen.
  
  Ik deed mijn ogen dicht in het besef dat ik de volgende ochtend moest zien te ontdekken waar Abdul ben Mussaf en Dreissig elkaar zouden ontmoeten. Het was natuurlijk een gewichtige conferentie die ik verschrikkelijk graag wilde bij wonen. Ik had het ontnuchterende en onoverkomelijke gevoel dat de opofferingen van gisteren en de resultaten van morgen ervan afhingen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Ik had een espressobar gevonden die vroeg open was, en ik probeerde mijn verwarde gedachten te ordenen bij een kop sterke Duitse koffie. Ondanks haar ontkenning was het duidelijk dat Helga een belangrijk lid was geweest van de groep die ik aanvankelijk voor zo weinig efficiënt had gehouden. Nu ik wist hoe de zaken ervoor stonden, hadden ze bij nader inzien toch domme dingen gedaan. Ik had er plezier in te bedenken dat ze, nu ze ongetwijfeld te weten waren gekomen wat er met Helga was gebeurd, nogal nerveus zouden zijn en zo langzamerhand wel begrepen met wie ze te maken hadden. Ze hadden drie acties tegen me ondernomen, nog afgezien van het feit dat ze me in Oost-Berlijn in de val hadden laten lopen, en het enige wat het hun had opgeleverd waren op zijn minst zes dode knapen plus Helga. En ik was nog steeds op de been. Ze moesten nu wel erg nerveus zijn.
  
  Ik besefte nog iets anders. Ondanks mijn gepreoccupeerdheid met deze man, met Dreissig, had ik nog nooit een foto van hem gezien, en ik vroeg me af hoe hij er uitzag. Lang, klein, rustig, nerveus? Was hij goed als het op vechten aankwam of was hij van het soort dat dan in elkaar klapte? Die dingen waren belangrijk voor wat er verwacht kon worden en wat er gedaan moest worden. Ik wist maar één bijzonderheid van hem. Hij had grote, ambitieuze plannen die ik nog van a tot z moest uitrafelen. Helga's opmerking over Abdul ben Mussaf bleef me bezighouden. Hij zou vanavond aankomen met een grote lading goud en Helga had haar koffertje gepakt om bij de bijeenkomst aanwezig te kunnen zijn. Een klein valiesje. Dat betekende iets. Ze ging naar een plaats die niet ver weg maar toch ver genoeg was.
  
  Ze had de techniek toegepast om fictie op werkelijkheid te baseren. Er was een vrachtwagen geweest om me naar Oost-Berlijn te brengen, maar neef Hugo was geen echte neef. Er was een kasteel geweest waarin ze de weg wist, maar ik begreep nu wel dat haar 'oom' evenmin echt was. Oom was hoogstwaarschijnlijk niemand minder dan Dreissig. Was er een betere plaats voor een geheime bijeenkomst dan een oud kasteel? Was er een betere plaats om goud te verbergen dan een oud kasteel? Het lag geheel voor de hand en ik herinnerde me de gesloten deuren in de linkervleugel toen ze me rondleidde. Dat was het natuurlijk, het oude Schloss dat op de Rijn uitkeek. Ze had precies de juiste plaats uitgekozen om de plezierboot op te blazen, zodat ze vlak bij de burcht was om zich daar te kunnen drogen ...
  
  Ik dacht snel na. De rit over de Autobahn, het oponthoud bij de verschillende controlepunten en de afstand tot de Rijn bij Koblenz, betekenden op zijn minst een rit van vier uur. Ik had een snelle wagen nodig en wilde niet bij een autoverhuurder aankloppen. Ze zouden misschien slim genoeg zij n om die zaken in het oog te houden, in het vermoeden dat ik zou proberen 'n wagen te huren. Maar ik wist waar ik er eentje op de kop kon tikken. Ik hoopte alleen maar dat ze al een nieuwe gekocht had. Ik kon niet nalaten te gnuiven toen ik de espresso verliet. Ik zag Lisa Huffmanns gezicht al voor me.
  
  Ze deed zelf open, gekleed in een strak rood jersey truitje en een blauwgeruite pantalon die haar ook als gegoten zat. Het was niet moeilijk de opwaartse lijn van haar borsten te constateren, maar ik hield mijn ogen op haar gezicht gevestigd en zag de nauwelijks verhulde behoedzaamheid in haar blik, de vagelijk geamuseerde glimlach rond haar goedgevormde lippen.
  
  'Je duikt wel op de meest onverwachte ogenblikken op,' zei ze.
  
  'Een zeer slechte gewoonte van me,' glimlachte ik. 'Hoe gaat het met de nieuwe auto? Heb je hem al in je bezit?'
  
  'Ik heb zo'n idee dat ik nee zou moeten zeggen,' antwoordde ze, en haar blik werd nog behoedzamer. 'Maar het antwoord is ja. Sinds gisteravond. Net als de andere roomkleurig.'
  
  'Mooi,' zei ik, me nu toch wel enigszins schuldig voelend. 'Ik zou hem graag willen lenen.'
  
  Ongeloof nestelde zich nu naast de behoedzaamheid in haar ogen.
  
  'Doe niet zo flauw,' zei ze ten slotte.
  
  'Ik ben nog nooit zo ernstig geweest,' zei ik en barstte uit in een onbedaarlijke lachbui. Deze volkomen absurde situatie bleek een te grote opgave voor mijn zo dikwijls onderdrukt gevoel voor humor. Lisa Huffmann keek me aan en begon toen ook te lachen en binnen enkele seconden stonden we daar allebei luidkeels te schateren.
  
  'Het is toch echt te dol,' zei ze tussen twee lachbuien in. 'Heb je je chequeboek bij je?'
  
  'Dat heb ik deze keer niet nodig,' zei ik, terwijl ik me vermande. 'Echt niet.'
  
  'Geen treinen?' vroeg ze gemaakt ernstig.
  
  'Geen treinen,' echode ik.
  
  'Niemand die op ons schiet?'
  
  'Niemand die op ons schiet.'
  
  'Het was voor jou een erg duur ritje, de vorige keer,' zei ze ernstig. 'Zou je niet goedkoper uitkomen als je gewoon een auto huurde?'
  
  Ik wilde iets zeggen, maar ze onderbrak me. 'Ik weet het al,' zei ze. 'Daar kun je nu nog geen antwoord op geven.'
  
  'Je bent vlug van begrip,' zei ik grinnikend. Een plotselinge gedachte overviel me. Ik had de Mercedes alleen maar nodig om erheen te gaan. Daarna zou ik weer op eigen benen staan en talloze onvoorziene gebeurtenissen kunnen verwachten.
  
  'Als je eens met me meeging?' vroeg ik. 'Als we er zijn, stap ik uit en kun jij meteen weer terugrijden. En dan weet je bovendien dat je wagen in een goede conditie is.'
  
  Ze dacht er even over na. 'Het is wel een aantrekkelijk idee,' zei ze. 'Tante Anna wilde morgenmiddag met me gaan winkelen.'
  
  'Goed,' zei ik. 'Dan heb je morgen je wagen bijtijds weer hier.'
  
  Ze verdween in de flat en kwam terug met een handtasje en haar sleutels. We haalden de Mercedes 250 Coupé uit een kleine garage om de hoek en gingen op weg. Ik was tevreden over mijn inval. Lisa beschikte over eigenschappen die de rit aanzienlijk plezieriger zou maken dan wanneer ik alleen was. Omdat ik nooit wist wat er voor de boeg lag, had ik allang geleden de filosofie ontwikkeld om te genieten van de dingen zolang het nog kan. Het zou in m'n eentje een saaie, vervelende rit geweest zijn. Met een mooie vrouw in de wagen zou het beslist aangenamer zijn. En mooi was ze. Toen we een poos later over de Autobahn reden, bleek ze een warme en geestige gesprekspartner te zijn met een hoge IQ en bovendien seksueel zeer appetijtelijk. De pantalon verhulde de lange, fraaie lijn van haar dijen niet en ze had een smalle taille. Ze had geen grote borsten, maar ze hadden een vrijpostige, opwaartse lijn die bij de uitdagendheid van haar kin paste. Haar lichtbruine ogen lachten snel en de koele, beheerste houding weerspiegelde in wezen een sterk positieve levenshouding.
  
  'Waar heb je je Engels geleerd?' vroeg ik Lisa belangstellend.
  
  'Op school,' antwoordde ze prompt.
  
  'Dan moet je een goede leraar gehad hebben,' merkte ik op.
  
  'Dat klopt,' antwoordde ze. 'En vergeet vooral jullie films uit Amerika niet.'
  
  Het speet me toen we de groene oevers van de Rijn bereikten. We hadden een ongebruikelijk groot aantal keren oponthoud, praktisch bij elk controlepunt, en het verkeer op de Autobahn was ook nog uitzonderlijk druk geweest. Het was al laat in de middag toen we langs de rivier reden. Ze had me tijdens de rit proberen uit te horen, maar ik had haar pogingen genegeerd. Maar opnieuw was ik me terdege bewust van de koele, scherp taxerende blik waarmee ze me bekeek.
  
  'Heb je al gekozen tussen de engel der wrake en een lid van de Maffia?' vroeg ik grinnikend.
  
  'In zekere zin,' zei ze. 'Ik geloof namelijk dat je van allebei iets hebt, en die twee zitten in een weer heel ander pakje. Wat dacht je daarvan, Nick Carter?'
  
  Ik moest lachen. Het was geen slechte omschrijving. Mijn ogen speurden de Rijn af, gleden langs de contouren van de burchten en ruïnes op de heuvels. Ik wilde het Schloss niet over het hoofd zien, nu we het van een andere kant naderden.
  
  Toen zag ik het plotseling voor ons oprijzen en ik reed de eerste de beste secundaire weg op. Ik remde af en vond algauw de lommerrijke weg die naar het kasteel voerde. Ik reed er zo in dat Lisa meteen weg zou kunnen rijden nadat ik uitgestapt was. Ik wilde haar niet verder meenemen.
  
  Ik wilde juist afscheid van haar nemen toen er drie mannen uit het struikgewas kwamen aanlopen. Ze droegen witte sporthemden en grijze broeken die in laarzen gestoken waren. Op de borstzak van de hemden was een embleem in de vorm van twee gekruiste zwaarden zichtbaar. Het waren net niet uniformen, maar het waren evenmin burgerkleren. Het was geheel in overeenstemming met Dreissigs politiek raffinement. Om iets te zeggen zonder het te zeggen.
  
  'Dit is een eigen weg,' zei een van hen beleefd maar met nadruk. Het waren tamelijk jonge, koel kijkende en potige knapen.
  
  'Neemt u me niet kwalijk, dat wist ik niet,' verontschuldigde ik me, terwijl ik aanstalten maakte om terug te rijden. Mijn geoefende oog had nog twee van zulke van schilden voorziene witte hemden tussen de bomen ontdekt. 'Oom' Dreissig was dus ter plaatse. Het rustige oude Schloss was een centrum van activiteit geworden. Ik reed terug naar de secundaire weg, stopte voorbij een bocht, waar ik uit het gezicht van de kasteelbewakers was.
  
  'Bedankt, liefje,' zei ik en stapte uit. 'Hier laat ik je alleen. Zie je wel, ik zei al dat het een ongevaarlijk, plezierig ritje zou worden. Pas goed op je zelf en op de auto. Ik mocht hem nog eens nodig kunnen hebben.'
  
  Ze was achter het stuur gaan zitten en keek me diep in de ogen. 'Wat ga je hier uitspoken?' vroeg ze rechtstreeks, zonder te glimlachen en met bezorgdheid in haar zachtbruine ogen.
  
  'Het is nog steeds geen vragenuurtje,' zei ik vriendelijk. 'Ga naar huis. En nogmaals bedankt.'
  
  Ditmaal was het mijn beurt om verbaasd te zijn. Ze boog zich uit het raampje en haar vochtige lippen zochten de mijne. Het was een bijna tedere kus. 'Wees voorzichtig,' zei ze ernstig. 'Het is gek, maar toch mag ik je wel. En ik ben nog steeds nieuwsgierig naar wat je hier in je eentje gaat doen. Het heeft iets met het kasteel te maken, niet waar?'
  
  Ik grinnikte en tikte tegen haar wang. 'Ga naar huis,' zei ik. 'Ik kom je wel opzoeken.'
  
  Ik liep terug over de weg en bleef nog even kijken hoe ze langzaam wegreed, toen drong ik het struikgewas binnen en sloop behoedzaam en geruisloos in de richting van de oprijlaan. Het struikgewas veranderde al snel in een tamelijk dik bos, en toen ik het laantje naderde, klom ik tegen de heuvel op tussen de bomen die er evenwijdig aan stonden. Nu en dan kon ik stemmen en het geluid van auto's horen. Ik herinnerde me dat de oprijlaan recht voor de poort uitkwam, maar dat het struikgewas een dertig meter vóór de poort ophield. Mijn geheugen liet me ook ditmaal niet in de steek. Het was precies zoals ik dacht, er was een te grote open ruimte om ongemerkt te kunnen naderen, afgezien nog van de net als de anderen uitgedoste bewakers bij de ophaalbrug en het poorthuis. Er was één gelukkige omstandigheid. Omdat de burcht boven op een heuvel stond kon er geen sprake zijn van een slotgracht, maar was het - zoals ik de vorige keer gezien had -omringd door een brede, droge sloot.
  
  Ik liep langs de rand van het bos naar de achterkant van het kasteel. Daar was geen activiteit te bespeuren en ik besloot het erop te wagen. Ik rende uit mijn schuilplaats en daalde af in de greppel waar ik een kettingbrug zag die naar twee dikke, eikenhouten deuren leidde. Ik klom erop en drukte tegen een van de deuren. Tot mijn verrassing gaf hij, al was het krakend en onwillig, mee. Ik glipte naar binnen, sloot de deur achter me en merkte dat ik me in de wijnkelder bevond. Terwijl ik tussen de rijen grote, bolle wijnvaten sloop, ging er opeens een lichtje in me branden dat me eraan herinnerde dat er iets met deze kelder was dat me tijdens mijn rondgang met Helga had dwars gezeten. Ik keek om me heen en voelde hetzelfde onbehagen. Ik kon het niet definiëren, het lag ergens buiten mijn bewustzijn, dat merkwaardige, mentale mechanisme dat zowel irriterend als nuttig kan zijn. Ik hoopte dat het raadsel in mijn brein zou ophelderen. Terwijl ik de stenen trap opging en de grote corridor bereikte, hoorde ik een aanhoudend rumoer uit de richting van de keuken en de eetzaal komen, waar blijkbaar stoelen werden verzet en tafels gedekt.
  
  Ik liep de andere kant op en ging de brede stenen trap naar de eerste verdieping op. Achter in de kleine, vierkante ruimte naast de trap zag ik drie deuren die ook nu gesloten waren. Ik bewoog me heel voorzichtig, controleerde elke nis en slaagde erin de eerste deur te openen. Ik was er zeker van het goud te zullen vinden, waarschijnlijk in staven, mogelijk in zakken. Misschien ook nog wapens en munitie. Het bleek een misrekening te zijn. Het was geen goud wat ik vond, maar veren. Veren die toebehoorden aan echte levende vogels in enorme kooien die in rijen stonden. Grote goudbruine vogels met zwarte stippen, met lange, valse klauwen en scherpe, doordringende ogen. Trotse, woeste koppen. Het waren goudadelaars, wel de gevaarlijkste en snelste van alle roofvogels. Elke vogel had zijn eigen kooi, sommige ervan voorzien van een kap, maar elke kooi herbergde een onstuimige, gevleugelde moordenaar. Ik sloop naar buiten en trof ook in de twee andere vertrekken adelaars aan, benevens een hoeveelheid uitrustingsstukken, zoals handschoenen, riemen, kappen en dergelijke. Ik ging terug naar de eerste ruimte en bekeek de woestogige vogels wat nader. De meeste waren volwassen en hadden nog een stuk vlees op de bodem van hun ruime kooi liggen. Herr Dreissig was kennelijk een liefhebber van de oude sport der koningen, de valkerij. Maar dit waren geen toren- of slechtvalken, maar stuk voor stuk goudadelaars. Kennelijk had hij een variant op de gewone valkenjacht ontwikkeld. Ik had eens gehoord dat de goudadelaar na enige training op dezelfde wijze op jacht kan gaan als de valk. Deze hobby had ongetwijfeld iets uit te staan met het contact tussen hem en de Arabische sjeiks, maar het was een raadselachtige, niet erg voor de hand liggende noot hier midden in het Rijnland.
  
  Terwijl ik door de ruimte liep, zag ik dat een van de adelaars met ongewone belangstelling naar me loerde. Ik had valken in actie gezien, en wist wat hun klauwen met vlees en botten konden aanrichten.
  
  Deze enorme adelaars, die hardvochtigheid paarden aan schoonheid, konden een man aan stukken scheuren en hun ijzingwekkend wrede ogen deden me rillen. Ik sloot geruisloos de deur achter me en bleef in de gang staan om te overwegen waar ik nu zou zoeken. Mijn eerste vermoeden werd niet bewaarheid. Ik hoefde niet lang na te denken, want plotseling weergalmde de stenen gang van voetstappen die in mijn richting kwamen. Ik verstopte me in een kleine nis ergens achter mij en zag vandaar een harnas op een platform aan de andere kant van de corridor staan. Een van de trawanten van Dreissig verscheen met een Arabier in de traditionele boernoes en hoofdtooi. De man sprak Engels tegen hem. 'Herr Dreissig verzoekt Ben Kemat, de eerbiedwaardige vertegenwoordiger van Zijne Excellentie Abdul ben Mussaf, of hij de goedheid zou willen hebben om hier even te wachten. Hij komt over enkele ogenblikken bij u.'
  
  De Arabier boog het hoofd, de bewaker sloeg zijn hakken tegen elkaar en verdween in de gang. De Arabier had een vrij lichte huid en twee scherpe, diepliggende ogen. Afgaande op mijn conclusie van het zo juist afgeluisterde gesprek dat Dreissig en deze figuur elkaar niet kenden, besloot ik een drieste zet te doen. Ik was behoorlijk bruingebrand. Met de kleren van de Arabier aan kon ik me tussen niet-Arabieren beslist wel handhaven. Ik zou het niet redden in een tent vol sjeiks, maar hier had ik een goede kans. Als Ben Kemat hier was om zaken voor de aankomst van zijn heer en meester te regelen, zou dit een prachtkans zijn om niet alleen tot Dreissig door te dringen, maar ook om hem uit te horen. Het zou misschien zelfs een ideale gelegenheid zijn om de hele zaak in één keer af te handelen. Ik liet Hugo zakken, en het potlooddunne lemmet van de stiletto lag koud in de palm van mijn hand. Ik hield niet van de plotselinge, tersluikse aanval, maar ik had nu eenmaal te maken met een groep knapen die daar een patent op hadden. Trouwens, ik moest snel en afdoend te werk gaan. Het zou niet zo prettig zijn als Ben Kemat midden in mijn gesprek wakker werd. Ik stapte uit de nis vandaan, wierp Hugo naar de Arabier, zag hem wankelen en daarna langzaam op de grond zakken. Hij bleef liggen als een stapel vodden.
  
  Ik haastte me, trok zijn kleren aan en sleepte het lijk over de stenen vloer. Ik had een waardige en veilige plaats voor hem bedacht, maar had niet beseft hoe moeilijk het was om een lijk in een harnas te wurmen. Het duurde veel te lang en toen ik eindelijk klaar was en het vizier van het harnas gesloten had, liep het zweet me langs het gezicht. Ik had daar alle reden toe, want ik had het verdomde ding net weer op het platform gekregen toen ik voetstappen hoorde en de lange man in het grijze pak naderbij zag komen. Koelblauwe ogen, zorgvuldig geborsteld grijsblond haar, een slank atletisch figuur. Het gezicht, te heerszuchtig om knap te kunnen zijn, had niettemin een zekere aantrekkingskracht. Hij stak zijn hand uit en hét verraste me te ontdekken dat die als van ijzer was. Hij deed waarschijnlijk ook nog bodybuilding. Zijn glimlach was ontwapenend, ja, innemend maar een tikkeltje te geforceerd. Maar uiteraard was ik kritisch gestemd en begreep dat hij op een spreekgestoelte een goede indruk zou maken. 'Welkom, Ben Kemat,' zei Heinrich Dreissig in uitstekend Engels. 'Mag ik aannemen dat u en ik dezelfde procedure zullen volgen als Zijne Excellentie en ik?'
  
  Hij zag de frons op mijn voorhoofd. 'Ik bedoel dat we Engels als voertaal zullen gebruiken,' preciseerde hij. 'Zijne Excellentie was niet geporteerd voor een conversatie in de Duitse taal en mijn kennis van het Arabisch is helaas zeer beperkt. Maar we spreken allebei Engels.'
  
  'O, maar natuurlijk,' zei ik met een halve buiging. 'Dat zou ik op prijs stellen.' Dreissig ging me voor naar een vertrek dat zijn werkkamer bleek te zijn. Een grote kaart van Israël en de omringende Arabische landen vulde bijna een halve muur. Op een wenk van Dreissig nam ik ertegenover plaats. Hij wierp me een charmante glimlach toe die een sluwe, berekenende blik niet helemaal kon maskeren.
  
  'U ziet er niet zo typisch Arabisch uit,' merkte hij als terloops op.
  
  'Mijn vader was Engelsman,' antwoordde ik langs mijn neus weg. 'Mijn moeder heeft me in Noord-Afrika opgevoed en me 'n Arabische naam gegeven.'
  
  'De agenda voor het bezoek van zijne Excellentie is heel bescheiden,' zei Dreissig glimlachend. Hij was blijkbaar tevreden met mijn antwoorden. 'Ik heb begrepen dat hij vandaag tegen middernacht aankomt.
  
  De gebruikelijke regelingen in verband met het goud zijn getroffen en dat arriveert kort voor het aanbreken van de dag. Mijn mannen zullen het uitladen en veilig opbergen. U begrijpt natuurlijk dat alleen mijn meest vertrouwde mannen deel hebben aan onze operaties hier in het Schloss, pardon ... het kasteel. Morgen is er gelegenheid voor sport en ontspanning. Ik heb gehoord dat Zijne Excellentie zijn twee beste vogels met zich meebrengt.'
  
  Ik knikte. Het leek me een heel goed moment voor een wijze knik.
  
  'Na het avondeten,' vervolgde Dreissig, 'zullen we dan de plannen bespreken voor onze initiële gezamenlijke gedragslijn.'
  
  Dit was niet waar ik op uit was. Ik probeerde met een zoet lijntje of hij zou happen.
  
  'Het is de bedoeling van Zijne Excellentie dat ik een groter aandeel in het operationele gedeelte krijg,' begon ik. 'Maar misschien zal ik niet in staat zijn morgenavond aan uw bespreking deel te nemen. Zijne Excellentie heeft me daarom gevraagd of u de hoofdlijnen van uw plan nu reeds met me zou willen doornemen. Hij zei dat alleen u zelf, Herr Dreissig, de inspirerende elementen die nu eenmaal van essentieel belang zijn zou kunnen mededelen.'
  
  Ik complimenteerde me zelf. Het klonk redelijk goed voor iemand die nog geheel in het duister tastte. Dreissig zwol op van trots en ging recht op het doel af als een van zijn adelaars op een vetgemeste kip.
  
  'Met genoegen, Ben Kemat,' zei hij en wees met een lange, dunne vinger op de kaart van Israël. 'Hier is onze vijand, de uwe en de mijne, al is dat om uiteenlopende redenen. Israël is de natuurlijke vijand van de Arabische volkeren zoals het dat al duizenden jaren geweest is. De Joden willen overheersen en de Arabieren tot hun slaven maken. Tegenwoordig spelen de Joden in Duitsland geen belangrijke rol meer, maar ze zijn vastbesloten ons van buitenaf te bestrijden. Israël is het emotionele hart van het Jodendom. Als dat hart doorboord wordt is de vijand dood.'
  
  Hij zweeg even om een slokje water te drinken.
  
  'De Joden complotteren van buitenaf tegen een verenigd Duitsland. Ze complotteren ook vanuit Israël tegen een verenigd Arabisch front. De wereld zal alleen vrede kennen wanneer de Joden Israël en hun intriges tegen Duitsland opgeven. Maar, en dit is iets dat Zijne Excellentie doorzien heeft, de Joden moeten hun foute politiek aan den lijve ondervinden. De Russen zullen u niet zo graag helpen, hoogstens met wat materiële steun. Het Russische leger is buiten Rusland nooit veel waard geweest. Het is niet uitgerust voor de strijd in de hitte en in de woestijnen van het Midden-Oosten. En evenmin zullen de Amerikanen u helpen de Joden te verslaan. Die worden volgestopt met alle mogelijke Joodse propaganda.'
  
  Na een tweede pauze ging hij verder door op zijn plannen.
  
  'Waar het Arabische volk behoefte aan heeft is een door Duitsers opgeleide en van een Duitse staf voorziene strijdmacht. Een macht van enthousiaste Arabische krijgers, geleid door Duitse militaire genieën, zal Israël eens en voor altijd vernietigen. Mijn militaire adviseurs hebben al een operationeel plan opgesteld. We passen de techniek toe die door Rommel is ontwikkeld, aangevuld met bepaalde nuttige vernieuwingen. We snijden Israël in drie stukken en trekken dan tegen hen ten strijde. Die drie stukken rollen we gelijktijdig op en maken daarmee hun Beloofde Land voorgoed onschadelijk. De naam Lawrence van Arabië zal verbleken zodra mijn plannen zijn uitgevoerd. En men zal nog slechts weet hebben van een zekere Heinrich van Arabië.'
  
  Ik kon mijn lachen haast niet inhouden. Dreissig bedoelde het allemaal verschrikkelijk serieus. Voor ieder ander was het ronduit koddig, te koddig om het ernstig te kunnen nemen. Maar was dat wel juist? Ik dacht opeens aan een andere figuur met de bizarre naam Adolf Schicklgruber die het toch ver geschopt had. Veel te ver. En toen was dat Heinrich van Arabië helemaal niet zo grappig meer.
  
  Dreissig was bijzonder op dreef en ik luisterde weer aandachtig naar hem. Zijn ogen glinsterden, zijn stem klonk fanatiek. Het waren weer dezelfde huichelachtige woorden waardoor de wereld nog niet zo heel lang geleden in vuur en vlam gezet was. Ditmaal was het slimmer gecamoufleerd, met minder scherpe kantjes en daarom tweemaal zo gevaarlijk. Terwijl ik naar hem luisterde herkende ik duidelijk de oude refreintjes die ietwat gewijzigd waren, maar nog steeds dezelfde melodie hadden. Nieuwe wijn in oude zakken.
  
  'U moet goed begrijpen,' vervolgde Dreissig, 'dat ons meningsverschil met de Joden volstrekt geen raciale achtergrond heeft, maar voortkomt uit hun politieke aspiraties, uit hun politieke ideologie ten opzichte van de Arabische volkeren en die bovendien gericht is tegen de hereniging van Duitsland. Daarom zullen we aan twee fronten optrekken - hier, onder mijn leiding, in het politieke vlak en u in de de vorm van een militaire actie tegen Israël. En eenmaal komt de dag dat de wereld de namen van Heinrich Dreissig en Abdul ben Mussaf met heilige schroom zal uitspreken.'
  
  Oude wijn in nieuwe zakken. Daar kwam het op neer. Door het boograam achter me zag ik dat het buiten donker was geworden, en ik wilde Dreissig nu uit zijn praatstoel zien te krijgen, omdat ik nog een paar belangrijke vragen in petto had.
  
  'Een machtige visie, Herr Dreissig,' onderbrak ik hem. 'U zei toch dat de zending goud vanavond op de gebruikelijke manier arriveert?'
  
  'Ja, op Rijnaken die aan mijn privé-steiger komen aanleggen,' zei hij.
  
  'Uitstekend,' glimlachte ik. Het was een bijzonder informatief gesprek geweest, veel meer dan mijn neo-nazistische gastheer kon vermoeden. Ik overwoog hoe ik de laatste vraag moest aansnijden, namelijk waar hij al dat goud verborg, toen er buiten luide stemmen klonken. Drie bewakers stormden binnen met een vrouw in een strakke rode blouse en een blauwgeruite broek ...
  
  Ik deed langzaam mijn ogen dicht en dacht aan een hallucinatie. Ik twijfelde even aan me zelf, opende snel mijn ogen, maar ... de rode blouse was er nog steeds.
  
  'We hebben haar buiten gevonden, ze probeerde bij de poort te komen en naar binnen te sluipen,' zei een van de bewakers. Ik was er vrij zeker van dat Lisa me niet had herkend in mijn nieuwe rol. Ze had me zelfs geen blik waardig gekeurd, maar keek Dreissig koel en hard aan.
  
  'Ik was verdwaald en die bullebakken grepen me vast,' zei ze ijzig. Dreissig glimlachte tegen haar.
  
  'Ze werkt misschien samen met die Amerikaanse agent,' zei hij tegen de bewakers. 'Neem haar mee naar beneden, naar de folterkamer. We krijgen haar gauw genoeg aan het praten.' Hij wendde zich tot mij. 'Deze oude kastelen kunnen nog altijd hun nut bewijzen,' zei hij. 'De oude middeleeuwse martelkamer in de kelder werkt bijzonder effectief.'
  
  Een bewaker begon Lisa mee te trekken, maar ze schudde hem van zich af en liep op eigen gelegenheid naar buiten. Ik keek toe hoe ze met rechte rug en opgeheven hoofd verdween.
  
  Lisa Huffmann, zei ik in gedachte, als ze je niet vermoorden geef ik je zo'n pak voor je heerlijke, kleine kontje dat je een maand lang niet zitten kunt.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Dreissig vroeg me een hapje met hem te gaan eten vóór het middernachtelijke maal dat ter ere van Ben Mussaf klaargemaakt werd. Ik kon alleen maar aan Lisa denken, enerzijds was ik woedend over haar verdomde nieuwsgierigheid maar anderzijds ernstig bezorgd voor haar leven. Dreissig meende het serieus, ondanks al zijn nazi-pastiches en melodramatische ideeën. Onder al die gladde retoriek en gewiekste propaganda school de ziel van een gevaarlijk dictator. Ik overwoog Wilhelmina te trekken en hem ter plaatse door het hoofd te schieten, maar dat durfde ik niet goed. Ik wist niet hoeveel vreemde opvattingen hij had ontleend aan zijn heimelijk idool, Adolf Hitler. Als zijn volgelingen vervuld waren van eenzelfde Götterdcimmerung-filosofie, kon de dood van hun leider een orgie van zelfvernietiging en wilde moordpartijen ontketenen. Dat zou Lisa beslist niet overleven. En ik gaf ook weinig voor mijn eigen kansen.
  
  Nee, ik zou wachten. Dreissig was gevaarlijk, maar ik wilde eerst zien in hoeverre Ben Mussaf mee zou spelen. Ik vermoedde dat de Arabier slechts één enkel ding voor ogen had: de kans om Israël te pakken te nemen. Ik was er wel zeker van dat hij de bijzonder aantrekkelijke militaire aspecten van Dreissigs plan had geaccepteerd, maar niet diens verstokte antisemitisme. Arabieren zijn materialistische realisten. Zelfs hun haat jegens Israël is ondergeschikt aan die realistische benadering van de feiten. Zelfs in dit stadium waren er nog bepaalde groepen die het bestaan van Israël realistisch bezagen. Het waren de onverzoenlijke knapen als Ben Mussaf en de politieke activisten als Nasser die het vuur aan de gang hielden. Maar ik begreep drommels goed dat Ben Mussaf, wanneer zijn nieuwe mentor uitgeschakeld zou worden, zijn biezen zou pakken en in het licht van de realiteit de hele zaak spoedig zou vergeten. Het was in elk geval de moeite van het proberen waard. Trouwens ik had eigenlijk geen keuze zolang ik Lisa Huffmann niet zo snel mogelijk bevrijd had.
  
  Ik sloeg Dreissigs invitatie om met hem wat te gaan eten af en zei dat ik liever naar de middeleeuwse folterkamer wilde om alles uit de eerste hand waar te nemen. Hij liet me door een van de bewakers naar de donkere, onheilspellende wenteltrap brengen. Ik merkte dat we langs de ingang van de wijnkelder liepen en een nog lager gelegen kelder betraden. We kwamen langs rijen oude houten kisten. Ik ontdekte met een huivering dat het antieke doodkisten waren die men buiten de folterkamer had opgestapeld. De ruimte zelf werd verlicht met toortsen. 'We gebruiken hem niet zo vaak,' legde de bewaker uit. 'Herr Dreissig vond het niet nodig hier beneden elektriciteit te laten aanleggen. Trouwens, zo is het erg romantisch, vindt u niet?'
  
  'Beslist,' gaf ik toe. De aanblik van een spiernaakte aan muurijzers vastgeketende man, verhoogde het romantische aspect...
  
  'Hij probeerde Herr Dreissig te bestelen,' zei de bewaker. 'Ik heb begrepen dat zijn straf morgen voltrokken zal worden.'
  
  De man vertoonde sporen van bruut geweld. Zijn borstkas en armen waren overdekt met rode striemen en op zijn buik zag ik brandmerken. We hadden inmiddels de eigenlijke folterkamer bereikt en ik zag een ontzag inboezemende verzameling martelinstrumenten aan de muren en in het midden van de kamer. Naast een aantal gesels en ketenen waren er pijnbanken, raderen, gloeiende ovens om te brandmerken en ogen uit te steken en nog tal van sinistere apparaten waarvan ik de bestemming slechts kon raden.
  
  De drie bewakers hadden Lisa naar het midden van de kamer gebracht waar in het flakkerende licht van de toortsen een van hen haar armen op haar rug hield, terwijl de andere twee haar uitkleedden. Ik kwam net binnen toen een van hen haar zwarte, met roze kant afgezette broekje uittrok. Lisa's ogen stonden vol tranen, haar wangen waren nat en rood. Haar borsten wezen, zoals ik vermoed had, omhoog en hadden een prachtige lijn, met uitnodigend vooruitstekende tepels. Ze had lange benen, fraaie dijen en soepele kuiten, haar lichaam was slank en toonde een gladde, platte buik. Het ideale complement voor een mannenlichaam. Ik bleef in de schaduw, en keek toe hoe een van de bewakers haar weelderige borsten betastte. Lisa rukte een arm los en haar nagels krabden hem waar ze konden. De bewaker deinsde achteruit, voelde bloed op zijn hals, en sloeg haar met de rug van zijn hand in het gezicht. Ze viel achteruit tegen het rad, de twee anderen grepen haar en bonden haar erop vast. Het was doodsimpel. Lisa werd op het rad gebonden met leren riemen rond de dijen, de buik en beide onderarmen. Bij elke wenteling van het rad werden de riemen strakker aangetrokken zodat de bloedsomloop stagneerde en het slachtoffer met de dood geconfronteerd werd.
  
  'Bij sommige mensen, legde de bewaker uit, 'barsten nieren en andere organen door de druk maar bleven ze toch nog verbazingwekkend lang in leven.'
  
  'Fascinerend,' merkte ik op. Ze draaiden hard aan het wiel, drie complete omwentelingen. Ik zag de riemen spannen en in Lisa's verrukkelijke buik snijden. Er ontsnapte een lange snik van pijn aan haar mond en ik zag de wilde angst in haar ogen.
  
  'Wie heeft je hier naar toe gestuurd?' vroeg de bewaker. Hij draaide nogmaals aan het rad en ik zag de riem rond haar buik strak staan. 'Niemand,' gilde ze. 'Hou op ... o, God, hou op!'
  
  Hij liet het rad nog een complete omwenteling maken. Lisa's prachtige lichaam strekte zich tegen de riemen en ze slaakte een luide, deerniswekkende kreet die in de ruimte weergalmde. De bewakers gaven zich nu geheel aan hun sadistische neigingen over, en een van hen draaide het rad nogmaals rond. Lisa's gil was nu één lang, hijgend, snikkend geluid en ik zag haar buik in pijn trillen en zich samentrekken toen de spieren reageerden op de hevige druk. Ze huilde nu aan één stuk door, met hartverscheurende, rauwe snikken. Ik had me op de achtergrond gehouden in de hoop dat ze uit zich zelf zouden ophouden en weg zouden gaan en ik de kans zou krijgen later terug te sluipen en haar los te maken. Maar toen ik zag dat een van de mannen het rad opnieuw wilde ronddraaien, begreep ik dat die hoop vergeefs was.
  
  Vlak naast mij zag ik een dikke ijzeren staaf tegen een pijnbank staan. Ik greep hem, velde de dichtstbijzijnde man en liet hem ook op een tweede bewaker neerkomen. De andere twee wisten van verbazing niet wat ze zo gauw moesten doen. Ik dreef de staaf in de maag van de eerste. Ook de ander redde het niet. Ik raakte zijn kaak met het uiteinde van de staaf en hij plofte neer boven op zijn maat. Wat kon het me nog schelen. Snel maakte ik Lisa los, liet haar op de grond zakken om haar wat te laten bijkomen.
  
  'Blijf stil zitten,' zei ik, terwijl ik de blouse over haar hoofd trok. Ze keek me aan en herkenning flitste op in haar ogen.
  
  'Nick!' hijgde ze, terwijl ze de blouse onmiddellijk tegen haar borsten drukte.
  
  'Doe maar niets zo preuts,' zei ik nors. 'Trouwens, we moeten opschieten. Trek je spullen aan.' Moeizaam kleedde ze zich aan, terwijl ik de boernoes en mijn hoofdtooi aflegde. Ik had er genoeg van, kon me er niet vrijelijk in bewegen. Ik nam Lisa bij de hand en ging de trap op, maar bleef voor de ingang van de wijnkelder staan.
  
  'Naar binnen,' zei ik. Het leek me een goede plek om ons te verschuilen. Ze zouden, besefte ik, snel genoeg naar ons op zoek gaan. We kropen in een donker, schaduwrijk hoekje, waar enorme wijnvaten ons omringden.
  
  'Mijn buik,' kreunde Lisa. 'Die komt nooit meer goed.'
  
  'Natuurlijk wel,' gromde ik. 'Ze waren nog maar net begonnen. Ik kwam tussenbeide omdat ik zag dat je niet veel meer kon verdragen. Weet je, als ik je hier levend wegkrijg, schop ik je de hele Kaiserslautern Strasse door. Dat was verdomd stom van je. Wat bezielde je in godsnaam?'
  
  'Het spijt me,' zei ze berouwvol. 'Ik heb het alleen nog maar moeilijker voor je gemaakt, hè? Ik wilde zien of ik iets kon doen om je te helpen. Ik had het gevoel dat er iets gevaarlijks aan de gang was.'
  
  Ze snikte en ik sloeg mijn arm om haar heen. Ze kroop dicht tegen me aan. 'Kun je het me ooit vergeven?' vroeg ze nederig.
  
  'Dat is misschien niet nodig,' antwoordde ik. 'Als ik geen manier kan bedenken om je hieruit te krijgen, moet ik je misschien achterlaten tot ik in de gelegenheid ben om terug te komen.'
  
  Opeens sloeg ik woedend op mijn been. We zaten hier maar terwijl er vlakbij een deur was, waardoor ik het kasteel was binnengekomen. Ik pakte Lisa weer bij de hand en snelde met haar langs de wijnvaten naar de twee eikenhouten deuren. Ik was blij dat mijn normale behoedzaamheid niet helemaal verslapt was en ik de deur slechts op een kier opende. Dat was voldoende om te zien dat er zich aan de achterkant van het kasteel talloze bewakers bevonden, waarvan sommige op steekwagentjes zaten, terwijl andere tegen vierwielige, platte handkarren leunden. Ze wachtten kennelijk ergens op, en sloten deze uitweg voor ons af. We gingen terug naar de wijnkelder en kropen weer in ons hoekje. Ze drukte zich meteen weer tegen me aan en haar lichaam was zacht en zoet in mijn armen. Mijn ogen geleden langs de rijen vaten terwijl ik probeerde een andere manier te bedenken om Lisa weg te krijgen. Opeens ging me een licht op. Ik wist nu wat me steeds in deze verdomde wijnkelder dwars had gezeten.
  
  'Dit is geen echte wijnkelder, Lisa,' zei ik rustig. 'Weet je dat zeker?' vroeg ze, terwijl ze overeind kwam en in het donker tuurde.
  
  'Ik durf er heel wat om te verwedden,' zei ik. 'Ik wist dat er iets mis was, maar ik kon er niet achter komen wat er nu feitelijk mis was. Maar nu weet ik het. Kijk eens naar de bovenkant van de vaten. Dan zie je dat er stoppen aan de bovenkant van de vaten zitten.'
  
  Lisa knikte. 'In een echte wijnkelder,' vervolgde ik, 'wordt een deel van de wijn in schone, uitgezwavelde vaten getapt. Dat gebeurt drie keer. Bij de derde keer wordt het vat op de zijkant gelegd, zodat het tapgat aan de binnenkant in de wijn terechtkomt. Daardoor kan er geen lucht in het vat komen. En niet een van deze vaten ligt op de rekken met de stop aan de zijkant!'
  
  Ik liep naar de dichtstbijzijnde rij. Ik beklopte de vaten, aan alle kanten. Mijn vingers vonden al spoedig een dunne richel in het hout en volgden die en het bleek dat de richel een vierkant vormde van ongeveer zestig bij zestig centimeter. Ik drukte op het vierkant dat aan één kant meegaf en omlaag zakte, stak daarna mijn hand in het gat waar geen wijn uitstroomde, en stuitte op een rechthoekig, hard voorwerp dat met jute bedekt was. Ik had de goud-opslagplaats gevonden. Elk vat had zo'n geheim goudkamertje.
  
  Ik had het houten vierkant juist weer op zijn plaats gedrukt toen we stemmen hoorden en nerveuze voetstappen. Ze hadden de toegetakelde bewakers en de verdwijning van Lisa ontdekt. De Arabische boernoes die ik er had achtergelaten, gaf hun natuurlijk te denken. Ik had gehoopt dat ze het doorzoeken van de wijnkelder tot het laatst zouden bewaren, of er misschien helemaal niet zouden komen, maar helaas stormden ze vrijwel meteen naar binnen. Lantarens doorboorden de duisternis en zwenkten in de richting van de hoek waar wij weggedoken zaten. Het was zover: vechten of capituleren. Daar het laatste me nooit aantrok zonder het eerste geprobeerd te hebben, vuurde ik twee schoten op de lantarens af, hoorde vloeken en zag de lichtbundels in grillige bochten omhoog schijnen. 'Blijf dicht bij me, liefje,' riep ik tegen Lisa. 'We moeten ons nu haasten.'
  
  We bereikten de wenteltrap op het moment dat er twee bewakers naar beneden kwamen. Wilhelmina blafte tweemaal en ze vielen allebei de trap af. We kwamen nu boven en ik trok Lisa met me mee een hoek om toen een zestal withemden kwam aanrennen, natuurlijk om zich door het kasteel te verspreiden. Ik wachtte even, rende toen in de richting van de hoofdpoort. Het enige wat ik wilde was Lisa op weg naar de auto te krijgen. We redden het niet. Een hele horde kwam van buiten aandraven. Ik legde nog twee knapen neer, draaide me om en we renden het kasteel weer in.
  
  De muren van de hoofdgang waren behangen met allerhande middeleeuwse wapens. Ik sprong op en trok een schrikaanjagend voorwerp omlaag dat de suggestieve naam 'goedendag' droeg. Het bestond uit een met ijzerpunten beslagen knots aan het eind van een lange ketting die aan een stok bevestigd was. Lisa had zich tegen de muur gedrukt toen de horde op me afkwam. Ik zwaaide het middeleeuwse wapen uit alle macht. De vervaarlijke knots tolde rond in een wijde boog en ik zag minstens vier van Dreissigs trawanten neervallen met gapende wonden waar het bloed uitspoot. Ik bleef het wapen hanteren terwijl ik op hen afging. Er vielen er nog drie neer. Het was een bijzonder efficiënt wapen. Ik werd van achteren aangevallen. Anderen grepen mijn benen. Ik struikelde, maar was vastbesloten hen mijn goedendag toe te blijven wuiven. Er waren er nu meer, maar ze bleven op een eerbiedige afstand. Ik slingerde de knots in hun richting en concentreerde me meteen op het drietal dat me vasthield. Ik sloeg een van hen van mijn lijf met een harde rechtse en was aan de tweede bezig die mijn benen omklemd hield, toen er iets hards tegen mijn achterhoofd ontplofte. De stenen muren veranderden in rubber. Een tweede slag raakte mijn slaap en ik voelde nog dat ik viel en mishandeld werd. Toen verloor ik het bewustzijn.
  
  Toen ik bijkwam zag ik veel licht om me heen en ik hoorde een druk geroezemoes van stemmen. Mijn polsen voelden loodzwaar aan en toen ik ernaar keek zag ik dat er stalen banden omheen geslagen waren. Ik werd ruw overeind getrokken. Het schemerige waas trok op en het eerste wat ik zag was Lisa die, eveneens geboeid, naast me stond. Toen ontdekte ik Dreissig, nog steeds onberispelijk gekleed, naast een kleinere, in een kostbaar gewaad gestoken man. Ben Mussaf was gearriveerd en zijn gevolg stond achter hem. Dreissig legde trots uit hoe ze ons gepakt hadden. Naast Ben Mussaf stond een Arabier met twee kooien in elk waarvan zich van een kap voorziene goudadelaar bevond.
  
  'Ze zullen morgen een prachtig doelwit voor ons vormen, dacht u niet, Excellentie?' zei Dreissig tegen de Arabier. Ben Mussaf knikte met een uitgestreken gezicht, maar zijn ogen bleken even scherp en doordringend als die van zijn adelaars. Ik kreeg de indruk dat Ben Mussaf verre van blij was nu hij merkte dat buitenstaanders in Dreissigs schuilplaats waren binnengedrongen.
  
  'Zijn dit de enige twee?' vroeg hij, terwijl hij Dreissig scherp aankeek.
  
  'We hebben het terrein zorgvuldig doorzocht,' antwoordde Dreissig. 'De Amerikaan is ons al dagenlang een doorn in het oog geweest. Hij is een berucht agent van hun AXE-organisatie.'
  
  Ben Mussaf bromde en Dreissig gaf de bewakers opdracht ons naar beneden te brengen. Terwijl we weggevoerd werden, hoorde ik Ben Mussaf tegen Dreissig zeggen dat zijn mannen bij het goud op de aken zouden blijven tot het veilig was uitgeladen. Lisa en ik werden in de muurijzers van de folterkamer geslagen en aan ons lot overgelaten. Ik keek haar aan.
  
  'Weet je wat ik geloof?' zei ik. 'Ik geloof dat tante Anna vandaag niet gaat winkelen.'
  
  Ze beet op haar lippen en haar ogen waren donker van bezorgdheid.
  
  'Wat gaan ze met ons doen?' vroeg ze.
  
  'Ik weet het echt niet,' antwoordde ik. 'Wat het ook is, je kunt er donder op zeggen dat je het niet leuk zult vinden. Ga maar wat slapen.'
  
  'Slapen?' riep ze ongelovig uit. 'Doe niet zo mal. Hoe zou ik dat kunnen?'
  
  'Makkelijk. Kijk maar.' Ik deed mijn ogen dicht, liet mijn hoofd tegen de muur leunen en viel binnen enkele ogenblikken in slaap. Ik had, jaren geleden en onder allerlei omstandigheden, geleerd dat er een tijd was om te slapen en een tijd om te vechten.
  
  Beide waren even belangrijk en ik had geleerd er onder alle omstandigheden het beste van te maken. Ik werd wakker bij het aanbreken van de dag en glimlachte. Lisa zat naast me te slapen. Zoals ik had verwacht was ze door al die emoties in een staat van uitputting gekomen. De ochtend verstreek en niemand kwam naar ons kijken. Het was bijna twaalf uur toen Lisa wakker werd. De andere gevangene lag, recht tegenover ons, nog steeds spiernaakt aan de ketting. Hij bewoog zich af en toe, maar sprak geen woord. Afgezien van een zacht goedemorgen zweeg ook Lisa en in haar ogen was de angst af te lezen. Ze keek me van tijd tot tijd aan, probeerde haar koele, zelfverzekerde houding op te roepen, maar het lukte haar niet.
  
  Het werd middag en nog steeds kwam er niemand. Ik begon te hopen dat er iets misgegaan was, maar na een poosje hoorde ik de withemden aankomen. Ze maakten eerst Lisa, daarna mij en de kleine, naakte man aan de overkant van de kamer los. We werden de trap opgevoerd en kwamen buiten in de late middagzon. Een half dozijn mannen voegde zich bij ons waarna we de heuvels ingevoerd werden en ten slotte via een bospad een breed, zacht glooiend, piekfijn onderhouden grasgazon bereikten. Ik zag een groepje mannen staan aan het boveneind van de glooiing. Dreissig was er in rijbroek, en Ben Mussaf in zijn wijde mantel. Drie Arabieren stonden achter hem, elk met een goudadelaar op zijn pols. Ik begon me erg onbehaaglijk te voelen. Ik begreep verdomd goed dat ze ons hier niet hadden gebracht voor een vreedzame vogeltentoonstelling en dat bleek dan ook algauw.
  
  'Het spijt me dat we u zo lang hebben moeten laten wachten,' zei Dreissig met sadistische schijnheiligheid in zijn glimlach. 'Maar Zijne Excellentie en ik hebben ons programma gewijzigd en onze bespreking overdag gehouden in plaats van vanavond.'
  
  'Ik dacht dat u het erg druk had met het natellen van uw goud,' antwoordde ik poeslief. Dreissig vertoonde opnieuw zijn boosaardige maar aller-charmantste glimlach.
  
  'Nee, dat zal eerst vanavond gaan plaatsvinden,' zei hij. 'De aken zijn pas kort voor het aanbreken van de dag aangekomen en daar het uitladen nogal veel tijd vergt, besloten we tot vanavond te wachten om er zeker van te zijn dat we niet door het verkeer op de rivier gadegeslagen zouden worden.'
  
  'En ik ben bang dat u er geen getuige van zult zijn,' zei Ben Mussaf, terwijl hij een van de valkeniers gelastte een adelaar op zijn pols te zetten. 'Deze magnifieke jagers zijn bestemd voor een zeer interessant experiment. Ze zijn er speciaal op getraind om op mensen te jagen. Ik heb bij Herr Dreissig belangstelling voor deze sport gewekt en hij heeft mij bewondering afgedwongen voor zijn variatie: goudadelaars die in staat zijn koeriers en vluchtende gevangenen moeiteloos op te sporen en te vernietigen. Het is een fantastische uitvinding. De goudadelaar is, zoals u weet, een geboren jager en doder. Hij valt vaak alles aan wat zich maar beweegt, dus het ging er niet om hun instinct te ontwikkelen maar om het te specialiseren.'
  
  'Daar we sportlui zijn,' voegde Dreissig eraan toe, 'geven we jullie alle drie een sportieve kans om de vrijheid te herkrijgen.' Hij wees op een groepje bomen onder aan de groene helling, ongeveer vijfhonderd meter van hen af. 'Als jullie die bomen levend bereiken,' zei hij, 'worden jullie in vrijheid gesteld.' Ik glimlachte als een boer die kiespijn heeft. Ik had zowel valken als adelaars in actie gezien, en wist wat voor kans hij ons gaf. Ben Mussaf hief zijn arm op, de van een kap voorziene adelaar bewoog zich en was klaar voor actie. De kleine, nog steeds spiernaakte man werd naar voren geduwd. Ik zag medelijden en bezorgdheid in Lisa's ogen.
  
  'Vooruit zwijn!' schreeuwde Dreissig en gaf de kleine, naakte man een zet. De man keek achterom, zijn ogen kwamen opeens tot leven en hij begon met wanhopige snelheid omlaag te rennen.
  
  'Doe de kap af!' beval Ben Mussaf de valkenier, die onmiddellijk de koorden aan de achterkant van de kap losmaakte. Met een snelle beweging trok Ben Mussaf de kap van de kop van de adelaar, hief zijn arm op en de adelaar schoot omhoog in de lucht. Ik zag hem eerst traag door de lucht zweven, een grote cirkel beschrijven en daarna een duikvlucht beginnen. De kleine man was reeds halverwege de glooiing en ik voelde hoe Lisa me in mijn arm kneep. 'Hij haalt het!' fluisterde ze opgewonden. Ik zei niets. De afzichtelijke waarheid zou zich binnen enkele seconden aan haar voordoen. Ik zag de adelaar als een bom omlaag vallen. Terwijl de grote gouden vleugels de man naderden, spreidden ze zich uit om de vaart af te remmen, en het dier kwam met gestrekte klauwen neer. Ik zag de valse klauwen over het hoofd van de man strijken, waaruit een stroom bloed te voorschijn kwam. We konden zijn kreet van pijn horen, terwijl hij zijn hoofd met beide handen vastgreep, struikelde en neerviel. Hij kwam overeind en begon weer te rennen, maar de adelaar was aan het eind van zijn vlucht gekeerd en kwam opnieuw op zijn prooi af, en ditmaal begroeven de klauwen zich diep in de armen. Terwijl de enorme vogel zich even verhief, trok hij een van de armen mee en tilde de man daarbij zelfs een eindje van de grond. Het volgende moment sloegen de valse klauwen toe in het gezicht en in de nek. Luid gillend van pijn viel de kleine man op de grond. De adelaar kwam weer omlaag, in een werveling van vleugels en veren, en rukte nu aan het vlees van de buik. Het was een walgelijke, weerzinwekkende aanblik zoals de bloeddorstige adelaar aan het naakte lichaam bleef plukken tot het een levenloze massa van verscheurd en stuk gereten vlees was. Eindelijk blies Ben Mussaf op een schrille fluit, de adelaar spitste de oren, keek omhoog, vloog terug en landde ten slotte met bebloede klauwen en snavel op diens pols. Ik keek naar Lisa. Ze had haar gezicht in haar handen verborgen. De valkenier voorzag de adelaar onmiddellijk weer van zijn kap en keerde daarop naar het kasteel terug.
  
  'Een prachtige vertoning,' zei Dreissig bewonderend. 'Nu is het meisje aan de beurt. Trek haar kleren uit.' Lisa stond kalm en gelaten terwijl ze zo vernederd werd. Ik wist wat er zou gebeuren. Ze had niet meer kans dan de kleine man. Binnen enkele minuten zou dat prachtige lichaam niet meer zijn dan een bebloed, opengereten karkas. Dat kon alleen maar voorkomen worden door de adelaars uit te schakelen en daar zag ik geen kans toe. Maar terwijl die gedachte door mijn brein flitste, besefte ik dat hoewel ik de adelaars niet kon uitschakelen, ze wel elkaar konden uitschakelen. Ze hadden hun kap op tot het moment waarop ze losgelaten werden omdat ze bij de eerste de beste gelegenheid elkaar aan stukken zouden scheuren. Lisa was nu geheel naakt, en Dreissig, Ben Mussaf en alle anderen hadden het er druk mee haar lieflijkheid in zich op te nemen.
  
  'Het is wel jammer,' opperde de Arabier.
  
  'Ja, maar ze moet boeten voor de dood van Helga,' vond Dreissig. 'Oog om oog en tand om tand, Excellentie.'
  
  Niemand keek naar mij en ik gleed tersluiks achter de valkeniers met de twee resterende adelaars. Ik zag dat Dreissig Lisa vastgreep en haar een duw gaf. 'Lopen,' riep hij, 'lopen, kleine slet.' Lisa begon te rennen en haar prachtige, soepele figuur was een verrukkelijke verschijning op het gras. Ben Mussaf maakte aanstalte om de tweede adelaar aan te nemen, toen ik met één beweging de twee kappen lostrok en een luide kreet slaakte. Met fladderende vleugels schoten beide vogels omhoog, beschreven een wijde cirkel en vlogen daarna op elkaar af. Ze botsen in de lucht met een regen van veren en bloed. Ze weken een ogenblik uiteen, vielen weer aan en klauwen en snavels rukten en scheurden woedend aan elkaar. Ze stegen en daalden tegelijk, ze weken een ogenblik uiteen en keerden terug tot de aanval. Het bloed spatte in de lucht. Het was een strijd om leven en dood, die zich sneller voltrok dan het oog kon volgen. Opeens deed zich, hoog in de lucht, een bijzonder hevige botsing voor en daarmee was het afgelopen. Ze dwarrelden naar de grond, de overwinnaar nauwelijks meer bij bewustzijn dan de verliezer. Dreissig en Ben Mussaf waren even gefascineerd door het schouwspel als ik, maar nu keken ze me razend van woede aan. Ik keek langs hen heen. Lisa was in het bos uit het gezicht verdwenen.
  
  'Ga haar achterna,' beval Dreissig een aantal van zijn mannen. 'En breng haar terug.'
  
  'U had haar de vrijheid beloofd als ze het bos kon bereiken,' protesteerde ik. 'U hebt helemaal geen fatsoen in uw lijf, is het wel?'
  
  Dreissig sloeg me met een van woede vertrokken gezicht in mijn gezicht. Het was een slag met de open hand, maar mijn hoofd tolde. De schoft was nog sterk ook. Als hij had verwacht dat ik van ontzag en angst zou reageren dan had hij het mis. Ik stompte hard in zijn maagstreek. Hij sloeg dubbel, vouwde zijn handen voor zijn maag, en viel op zijn knieën. Vier bewakers grepen me voor ik de kans kreeg hem tegen het hoofd te trappen.
  
  'Breng hem weg,' beval Ben Mussaf de bewakers, terwijl hij Dreissig overeind hielp. Ik liep rustig met hen mee. Ze brachten me terug naar de kerker en klonken mijn polsen weer vast. Een uur later was het donker en ik was nog steeds alleen. Terwijl de tijd verstreek, werd ik wat optimistischer. Ze hadden Lisa blijkbaar niet gevonden. Misschien was ze dus toch ontkomen. Ten slotte begon ik me te ontspannen. Het enige wat ik nu had te doen was me af te vragen hoe ik hier zelf weg kon komen, hoe ik Dreissig te pakken kon krijgen en hoe ik zijn plannen in de war kon sturen. Dat was alles ... behalve dat het niet alles was!
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  
  Ik had heel aandachtig opgelet of ik Dreissigs mannen de goudlading naar de wijnkelder kon horen brengen. Ze moesten de achteringang gebruiken, en de wijnkelder lag niet zo ver van de folterkamer. Ik zou het moeten kunnen horen. Maar ze waren er blijkbaar nog niet mee bezig. Mijn gespitste oren hadden tenminste nog niets opgevangen..Het was doodstil in de holle ruimte. Opeens drongen de geluiden van zacht sluipende voetstappen tot mij door. Ik tuurde in de vage weerschijn van het toortslicht en zag opeens de rode gedaante.
  
  'O, alsjeblieft!' riep ik uit. 'Wat doe je verdomme nu weer hier?'
  
  'Ik kon niet op mijn eentje wegkomen,' zei Lisa. 'Ze hadden het terrein helemaal afgezet met patrouilles en daarom ben ik teruggekomen. Jij hebt me hier ingehaald, haal me er dan nu ook maar uit.'
  
  'Kom nou,' protesteerde ik. 'Je bent me achterna gegaan en hebt het verdomme je zelf op de hals gehaald!'
  
  Ze glimlachte. 'Een klein misverstandje,' antwoordde ze. Ze bevrijdde me uit mijn polsijzers. Haar ogen stonden niet meer angstig en apathisch maar weer koel en zelfverzekerd. Ik maakte er een opmerking over.
  
  'Ik was bang en beledigd en voelde me bovendien schuldig,' zei ze. 'Nu ben ik alleen nog maar razend.'
  
  'Waar heb je je kleren gevonden?'
  
  'Op het gras waar zij ze hadden laten liggen,' antwoordde ze. 'Toen zag ik dat ik niet langs de bewakers zou kunnen komen, heb ik me in het bos verstopt, ben bijna doodgevroren en toen teruggegaan naar het gazon waar mijn kleren lagen. Ik heb alleen mijn blouse en pantalon aangetrokken.'
  
  Dat had ze me niet hoeven te vertellen. Ik had al gezien hoe de verrukkelijke vormen van haar borsten tegen de strakke blouse drukten, waardoor de kleine, puntige tepels duidelijk zichtbaar werden. Ze vormden een doorslaggevende stimulans om ons hier levend en heelhuids uit te krijgen.
  
  'Ik kwam langs de aanlegsteiger,' zei ze terwijl ik opstond. 'Ze zijn nog niet met het overbrengen van het goud begonnen. Ben Mussafs mannetjes bewaken de boten nog steeds.'
  
  'Hoeveel?' vroeg ik. 'Of is dat detail je niet opgevallen?'
  
  'Ik heb er zes geteld,' snauwde ze, 'drie op elke aak.'
  
  'Je bent een braaf kind,' zei ik. 'We maken nog wel eens een spionne van je.'
  
  'Besef je eigenlijk wel dat ik nog steeds niet weet wat dit allemaal te betekenen heeft?' vroeg ze, terwijl ze me de trap op volgde. 'Afgezien van wat ik zelf ontdekt heb, heb je me geen jota verteld.'
  
  'Ik zal je alles vertellen als we hier uitkomen,' zei ik. 'Dat beloof ik je. Als we er niet uitkomen, hoefje je hoofd er ook niet over te breken.'
  
  Het voorval met de adelaars had me op de gedachte gebracht Dreissigs trucs tegen hem zelf te richten. De aken met het goud lagen dus nog aan de steiger; ik was er zeker van dat het goud schuilging in een bedrieglijke camouflage. En ik wilde die schoften niet alleen een hak zetten, maar vooral ook de berging van het goud onmogelijk maken. Ik bleef staan toen we de grote corridor bereikten en greep opnieuw een middeleeuws wapen van de muur, ditmaal een zware strijdbijl met twee scherpe bladen. Ik had iets nodig dat geruisloos en efficiënt was en die eigenschappen had de strijdbijl bij uitstek. Sinds mijn ervaring met de goedendag begon ik respect en ook voorkeur voor deze middeleeuwse wapens te ontwikkelen. Ditmaal slopen we naar de voordeur, omdat ik me herinnerde dat de achterpoort bij de wijnkelder wemelde van de bewakers die op het goud wachtten. Ze waren er ongetwijfeld nog steeds. Slechts één withemd stond bij de hoofdpoort. Ik sloop naar hem toe en sloeg hem met de platte kant van de strijdbijl op het hoofd. We gooiden hem in de greppel nadat ik een fraaie dolk op hem buitgemaakt had.
  
  Terwijl we ons naar de aanlegsteiger repten, besefte ik dat Dreissigs strijdmacht door mijn toedoen al behoorlijk uitgedund was. Ik was altijd trots op een goed verricht karwei. Hij had nu minder mannen, en had kennelijk besloten de meesten van hen aan de grenzen van zijn terrein te posteren om te voorkomen dat Lisa zou ontsnappen. Niettemin bewoog ik me uiterst behoedzaam. Ik kon het succes bijna ruiken en wilde het nu niet aan me laten voorbijgaan. De aken lagen aan elkaar gekoppeld aan de platte steiger gemeerd. Ik zag vier Arabieren op de aken heen en weer lopen. De andere twee lagen waarschijnlijk ergens in de boten te slapen.
  
  'Op je buik,' zei ik tegen Lisa. 'We moeten ze zo dicht mogelijk naderen voor we toeslaan.' Het was een donkere avond, waar ik dankbaar voor was. Met Lisa achter me, slopen we centimeter na centimeter naar voren, stil en voorzichtig. Toen we nog slechts enkele meters van de steiger waren, gaf ik haar de strijdbijl.
  
  'Hiermee hak je de touwen door waarmee de aken aan de steiger gemeerd zijn. Let niet op wat ik aan het doen ben. Kap die trossen dus zodat de aken loskomen.'
  
  Ik wachtte tot de dichtstbijzijnde Arabier me zijn rug toedraaide en naar de achtersteven van de aak begon te slenteren. Ik nam één grote sprong en kwam geruisloos op de ballen van mijn voeten neer. De dolk die ik van de bewaker had afgenomen lag in mijn hand toen ik op het dek van de aak belandde. Ik maakte korte metten met de eerste Arabier en liet hem op het dek zakken. De tweede had zich juist omgedraaid en ontdekte me op het moment dat de dolk door de lucht vloog en zich in zijn borst begroef. Hij wankelde en probeerde het lemmet met beide handen uit zijn borst te trekken. Ik stond al naast hem voor hij neerviel en liet ook hem op het dek zakken terwijl ik de dolk uit zijn lichaam trok. De derde lag, zoals ik verwacht had, vast te slapen in het dekhuis van de aak. Ik zorgde ervoor dat hij bleef slapen ... Ik hoorde de klap waarmee de strijdbijl op het strakke touw terechtkwam en voelde de aak in beweging komen toen de tros brak. De drie Arabieren op de volgende aak hadden het ook gehoord en zich omgedraaid. Opnieuw trof mijn dolk een Arabier. Ik zag hem voorovervallen. De andere twee sprongen van de aak en renden de oever op in de richting van het kasteel. Ik deed geen poging hen tegen te houden; ik sprong van de aak net toen de tweede tros knapte en de boot onmiddellijk van de steiger weggezogen werd. Lisa had de eerste tros van de tweede aak al doorgehakt toen ik de strijdbijl van haar overnam en de andere voor mijn rekening nam.
  
  'Opschepper,' zei ze. Ik grinnikte en we keken toe hoe nu ook de tweede aak wegdreef en zich bij de eerste voegde die langzaam de rivier afdreef.
  
  'Wat gebeurt er met ze?' vroeg Lisa.
  
  'Ze worden door de stroom meegevoerd en vroeg of laat botsen ze tegen een landtong, een pier of misschien zelfs een schip. Maar je kunt er donder op zeggen dat een of andere brave burger de rivierpolitie zal opbellen. Als ze de lading gaan onderzoeken en ontdekken wat het in werkelijkheid is, hebben ze een verdomde hoop goud in handen, misschien wel ter waarde van een miljoen dollar. Noch Dreissig noch Ben Mussaf kan er aanspraak op maken. Dan zouden ze antwoord moeten geven op een heleboel lastige vragen.'
  
  Lisa giechelde. 'Heel mooi,' zei ze.
  
  'Laten we teruggaan naar het kasteel,' zei ik. 'Ik heb er nog iets af te handelen.
  
  Ik ontdekte het pas later, maar het kasteel was al helemaal in rep en roer. De twee Arabische bewakers van de boten waren naar Ben Mussaf gerend met hun verhaal over wat er gebeurd was. Ben Mussaf had Dreissig opgezocht.
  
  'Warhoofd,' had hij tegen de grote man geroepen. 'U bent een ellendige dilettant. Ik breng u meer dan een miljoen in goud en u smijt het weg. Hoe kon u toestaan dat dat gebeurde? Twee agenten, een man en een meisje, zijn voldoende om uw hele organisatie de nek te breken.'
  
  'Die man is een bijzonder gevaarlijk agent,' verdedigde Dreissig zich.
  
  'Maar hij heeft geen handlangers,' donderde Ben Mussaf. 'Wilde u een campagne tegen de Israëli's leiden? Wilde u de Arabische wereld verenigen? Dacht u de historie in te gaan als een politiek en militair genie? Dat is belachelijk na wat er gebeurd is. Als u zelfs dit onderdeel van de strijd niet beter kunt leiden, bent u ook niet de man om de Arabische wereld naar de zege over de Joden te voeren.'
  
  'U hebt geen recht om zo tegen me te praten,' riep Dreissig.
  
  'Ik trek me uit deze zaak terug,' zei Ben Mussaf. 'Ik
  
  heb geen vertrouwen meer in uw bekwaamheden.'
  
  'U kunt zich nu niet terugtrekken,' dreigde Dreissig. 'U hebt nog veel meer goud.'
  
  'En dat zal ik bewaren voor iemand die efficiënter is,' antwoordde de Arabier. Dreissig wrong zich langs Ben Mussaf en riep zijn bewakers.
  
  'Arresteer hem,' zei hij en wees op Ben Mussaf. 'Breng hem naar de toren, daar blijft hij opgesloten tot nader order.'
  
  'U bent krankzinnig,' riep de Arabier toen de bewakers hem vastpakten.
  
  'En u bent een gijzelaar - mijn gijzelaar,' zei Dreissig. 'Ik houd u als gijzelaar vast tot ik al het goud krijg dat ik nodig heb. U hebt zoons in uw land. Zij zullen voor u moeten betalen. En uw onderdanen ook. Breng hem weg.'
  
  Toen Lisa en ik bij het kasteel kwamen, slopen we in het donker door de greppel en vonden de ingang naar de kelder. Nieuws van wat er gebeurd was had zich als een lopend vuurtje verspreid. De bewakers spraken er openlijk en opgewonden over en terwijl Lisa en ik ons achter een balustrade verscholen hoorden we alles tot in details.
  
  'Moeilijkheden in de hof van Eden,' zei ik. Lisa onderdrukte een lachbui. We glipten uit onze schuilplaats en snelden een gang door. Ik wilde Dreissig te pakken nemen, maar eerst Lisa veilig in een kamer verstoppen. Dat lukte niet vanwege een rat, een echte rat op vier poten. Hij was groot en grauw, zag er vals uit en rende ons plotseling vlak voor de voeten. Lisa reageerde zoals alle vrouwen op ratten reageren. Ze gaf een luide gil en besefte onmiddellijk wat ze gedaan had. Ik hoorde al meteen voetstappen naderen. We konden ons niet weer allebei laten pakken. Ik dook uit het dichtstbijzijnde raam, greep de daklijst beet en bleef eraan hangen. Ik hoorde hoe ze Lisa wegvoerden. Ik wachtte tot mijn vingers het niet meer konden volhouden, trok me toen op en liet me in de corridor vallen.
  
  Ik had het gemunt op Dreissig. Dat was ik vastbesloten sinds ik gehoord had dat hij Ben Mussaf gevangen hield en de twee andere Arabieren gedood had. Hij was niet alleen gevaarlijk, maar bovendien steeds labieler. Ik zou me later wel met Lisa bezighouden. Maar het bleek dat ik haar in gezelschap van Dreissig zou aantreffen. Ik was al vlakbij zijn werkkamer toen ik Lisa hoorde gillen achter de gesloten deur. Ik wierp me tegen de deur en toen die openvloog, zag ik dat Dreissig het meisje op de bank neerdrukte. Hij had de kleren van haar lichaam gescheurd en hield haar hulpeloos onder zich, haar beide handen vast gekluisterd met zijn lange, gespierde vingers. Toen ik binnenstormde, kwam hij overeind, greep Lisa beet en hield haar voor zich als een schild.
  
  Hij kon nog net zijn bureau bereiken, pakte een briefopener en bewoog zich naar het midden van de kamer. Ik verwachtte zijn volgende zet en was erop voorbereid. Met een plotselinge beweging wierp hij Lisa in zijn richting, in de hoop dat ik automatisch zou proberen haar op te vangen en uit mijn evenwicht zou raken. In plaats daarvan deed ik een stap opzij, greep Lisa bij een arm en duwde haar volgens het principe van de middelpuntvliedende kracht terug naar de bank. Toen Dreissig aanviel met de briefopener, stond ik alweer in positie. Ik dook eronderdoor, greep zijn arm en draaide die om. Hij gilde en liet het wapen vallen terwijl hij tegen de muur vloog. Toen hij van de muur terugkaatste, ving ik hem op met een harde rechtse. Hierdoor belandde hij struikelend en botsend in de gang. Ik rende meteen achter hem aan, maar hij wist overeind te komen en deinsde achterwaarts tegen een muur waartegen een aantal lange hellebaarden stonden opgesteld. Ik zag wat hij van plan was, dook op hem af en sloeg mijn armen om zijn knieën. Hij liet beide handen hard op mijn achterhoofd neer komen, en het duizelde me een moment. Hij schopte zich los toen ik op mijn gezicht viel, en ik hoorde dat hij een van de hellebaarden uit het rek nam. Ik rolde snel om toen hij met de piek in mijn richting mikte. Ik krabbelde overeind en ontweek een tweede gevaarlijke uitval. Hij had de lange stok nu onder een arm geklemd en wachtte op een kans me overhoop te steken. Ik drukte me tegen de muur en liet hem in de waan dat hij me in zijn macht had. Hij viel uit en ik draaide mijn lichaam opzij zodat de hellebaard slechts mijn hemd scheurde. Ditmaal greep ik de lange stok toen hij tegen de muur afketste, en drukte hem los uit Dreissigs greep. Het wapen was veel te zwaar en erg onhandig. Ik liet het vallen en sprong op Dreissig af.
  
  Zijn lippen stonden strak en verbeten toen hij een harde rechtse op me losliet. Ik blokkeerde de stoot, probeerde een linkse en ontdekte nu dat hij ook nog een goede bokser was. Maar het laatste wat ik wilde was een tijd verspillende bokspartij. Het verbaasde me dat er nog steeds niet een paar van zijn jongens waren komen aandraven. Ik zwenkte en kwam onder zijn dekking door met een scherpe linkse naar zijn ribbenkast. Ik zag hem in elkaar krimpen en over zijn linkerzij strijken. Ik pakte zijn linkerarm, ontweek een valse rechtse, en wierp hem in een worstelgreep tegen de grond. Hij bleef roerloos liggen. Ik draaide zijn hoofd heen en weer. Er was niets gebroken, maar hij was bewusteloos. Ik keek op en zag Lisa in de deuropening staan. Ze had snel haar kleren aangetrokken. Terwijl ik naar haar keek zag ik dat ze haar ogen opensperde, zag ik de waarschuwing die zich op haar lippen vormde. Ik wist dat er geen gelegenheid was om me te keren. Ik liet me voorover in de hurkstand vallen toen Dreissigs slag over mijn hoofd scheerde. Door de kracht van de aanval kwam hij op mij terecht en ik viel nog verder voorover, maar in mijn val draaide ik me om zodat ik op mijn rug terechtkwam. Ik merkte dat Dreissig allesbehalve bewusteloos was. De schoft had me voor de gek gehouden. Hij dook op me maar ik pareerde met een harde trap. Ik voelde zijn borstbeen kraken toen mijn voet contact maakte en hij viel achterwaarts. Ik kwam overeind en ging hem achterna. Ditmaal zouden er geen trucjes meer uitgehaald worden. Ik raakte hem met een rechtse waar hij van lustte. Hij probeerde zich te dekken,
  
  maar een linkse haalde zijn handen omlaag en een volgende rechtse trof hem op een van zijn kaken. Ik hoorde het bot kraken. Hij plofte achterover en bleef liggen, zijn gezicht nu van pijn vertrokken en het schuim stond op zijn mond. Ik stak mijn arm uit en trok hem aan zijn hemd omhoog. De lange hellebaard kwam mee omhoog en ik zag wat er gebeurd was. Hij was in de scherpe piek van de hellebaard gevallen. De piek had zijn lichaam tussen de schouderbladen zo goed als doorboord. Heinrich Dreissig was dood. De phoenix van het nazisme was niet meer ...
  
  Ik vroeg me nog steeds af waarom geen van Dreissigs bewakers zich vertoond had om hem te helpen, toen ik de scherpe brandlucht rook. Ik keek naar Lisa. Haar ogen waren wijd opengesperd. Verderop in de gang klokte zwarte rook van beneden op. Ik rende naar de trap en zag de vlammen beneden door de grote hal razen. Oude tafels, stoelen en ander meubilair waren opgestapeld om het vuur voedsel te geven. De krukdroge gobelins en banieren aan de muren begonnen vlam te vatten. In een oogwenk zou de bouwtrant van het oude kasteel een geweldige opwaartse trek veroorzaken. De hitte en rook zouden elke gang en elke nis bereiken. Nu begreep ik waarom geen van zijn trawanten was komen opdagen. Hij had hun opdracht gegeven de boel in brand te steken.
  
  Ik had toch gelijk gehad met mijn veronderstelling dat hij zijn idool zou navolgen in diens Götterdämmerung-roes. Ik had het verworpen en vergeten, helaas. Ergens paste het niet bij de loop der gebeurtenissen. Hij had besloten Ben Mussaf als gijzelaar vast te houden om nieuwe goudzendingen te ontvangen. Waarom zou hij dat alles opgeven in een zinloze vlammenzee? Ik liep terug naar Lisa.
  
  'Heeft Dreissig iets tegen je gezegd toen hij je hier naar toe bracht?' vroeg ik. 'Iets dat van belang zou kunnen zijn?'
  
  'Hij zei dat hij me zou verkrachten voor hij hier wegging,' antwoordde ze.
  
  'Voor hij hier wegging,' herhaalde ik. 'Dat klinkt niet alsof hij van plan was zelf in de vlammen om te komen. Was er verder nog iets?'
  
  'Nou, toen hij ... toen hij ...'
  
  'Schei uit met dat preutse gedoe,' riep ik.
  
  'Toen hij op me lag,' wierp ze eruit, 'zei hij dat hij me wel met zich mee wilde nemen, maar dat ik hem voor de voeten zou lopen. Hij zei dat hij al moeite genoeg zou hebben met de Arabier en zijn dierbare vogels.'
  
  Het begon nu ergens op te lijken. Dreissig had het idee gekregen dat de hele zaak overbelicht was. Te veel fouten, te veel van zijn bullebakken die de finesses ervan kenden, te veel kansen ook om gevaar te lopen van de zijde van de vriendjes van Ben Mussaf. Hij zou de hele boel laten afbranden om de indruk te wekken dat hij ook was omgekomen. Maar in werkelijkheid was hij van plan te verdwijnen, met Ben Mussaf als gijzelaar, om ergens anders opnieuw te beginnen. Ik hoorde Lisa kuchen, en voelde zelf ook de scherpe rook in mijn longen doordringen. Het kasteel vulde zich tot stikkens toe met de fatale rook. De verzengende dampen zouden al spoedig omhoogkomen. Als Dreissig van plan was geweest te ontsnappen, had hij wis en zeker een of andere uitweg op het oog.
  
  'Blijf hier en hou de deur dicht,' zei ik tegen Lisa. 'Ik ga Ben Mussaf halen.'
  
  Ik bond een zakdoek voor mijn gezicht en zocht tastend mijn weg door de rook naar de trap. Het was daar verschrikkelijk benauwd en ik voelde hoe mijn longen zich uitzetten. De hitte was bijna ondraaglijk toen ik de trap besteeg. In de toren hing de rook nog niet zo dik, maar dat was nog slechts een kwestie van tijd. Ik vond de deur naar de cel en tuurde door het sleutelgat. Ben Mussaf was in de cel en keek uiterst bezorgd. Ik trok de grendel open en hij rende naar buiten.
  
  'Dreissig is dood en het kasteel staat op het punt een gigantische oven te worden,' zei ik. 'Tenzij ik een uitweg kan vinden, worden we allemaal levend verbrand. Volgt u me maar.'
  
  Ben Mussaf knikte en in zijn ogen stond een mengeling van dankbaarheid en spanning te lezen. In slechts luttele ogenblikken was de rook al dikker en ook de hitte groter geworden. Met moeite kwam ik de trap af en liep tastend de gang door naar de kamer waar Lisa wachtte. Ze had de deur dichtgehouden en daarbinnen was de lucht, hoewel de rook reeds door de deurspleten naar binnen krinkelde, nog betrekkelijk goed. We konden ademhalen en praten. Maar elk moment kwam de dood naderbij.
  
  'Dreissig was van plan te verdwijnen,' zei ik. 'Er moet ergens een geheime uitgang zijn.'
  
  'Die kan overal wel zijn!' riep Lisa uit. 'Het is onmogelijk er in deze rook naar te zoeken. Trouwens, waar moeten we beginnen?'
  
  'Je hebt gelijk, die kan overal wel zijn, maar dat lijkt me niet erg waarschijnlijk,' zei ik kuchend. 'Je zei dat hij van plan was Ben Mussaf en zijn dierbare vogels mee te nemen. Dat betekent dat hij waarschijnlijk van plan was ze onderweg op te pikken. Kom ... we hebben één kans en we hebben er niets bij te verliezen door het zo te wagen.' Ik ging hen voor en liet me op mijn knieën zakken om over de grond te kruipen. Het was geen geweldige verbetering, maar het maakte wel enig verschil uit omdat rook nu eenmaal neigt op te stijgen. Maar zelfs de stenen vloer begon gloeiend heet te worden. Het leek me dat we misschien drie minuten hadden om een uitweg te vinden. Ik zag kans de eerste kamer te vinden, waar de meeste adelaars huisden en voelde iets van bemoediging toen ik zag dat de deur dicht was. We deden hem open en vielen naar adem hijgend in de betrekkelijk frisse lucht van de gesloten kamer. De beide zijmuren gingen schuil achter oude kooien en uitrustingsstukken, maar de achtermuur bleek vrij te zijn. Een aantal fraaie houten panelen, onder de boog van een gewelf, bedekten de muur. 'Overal op de panelen drukken,' beval ik.
  
  Ben Mussaf en Lisa volgden mijn bevel op en drukten tegen de panelen. Eensklaps, toen Lisa ergens aan de onderkant drukte, ontstond er een opening in de muur. Ik ging hen voor door een smalle gang. Zelfs in die steil aflopende bochtige en deels uit wenteltrappen bestaande gang waren de muren al heet. Ten slotte kwam hij uit op een smalle deur. Ik betastte hem eerst, om de temperatuur te beproeven. Ik herinnerde de anderen eraan dat Dreissig al veel eerder weg had willen zijn; maar gelukkig bleek de deur betrekkelijk koel aan te voelen. Ik duwde ertegen en we kwamen in een houtopslagplaats terecht. Ik zag nog een deur en toen ik die openduwde voelde ik de koele avondlucht. We stapten snel naar buiten en ik zag dat de gang ons ondergronds zo'n honderd meter van het kasteel had weggevoerd.
  
  Ik voelde Lisa's hand in de mijne kruipen toen we ons omkeerden om naar het brandende kasteel te kijken. Uit de kruisramen lekten overal vlammen omhoog, tot aan de schietgaten boven op de torens. Het leek alsof een middeleeuws leger het kasteel belegerd had en in zekere zin was dat eigenlijk ook het geval. Een leger van middeleeuwse ideeën had het belegerd, in diskrediet geraakte ideeën over superieure mensen en racistische mythen, over erfzonde en vermeende vijanden van de mensheid.
  
  'Waar heb je de wagen geparkeerd?' vroeg ik Lisa. Ik kon mijn lachen nu niet meer inhouden. Het klonk alsof we zojuist uit de bioscoop waren gekomen.
  
  'Een eindje verder op de weg,' zei ze. 'Kom maar mee.'
  
  Ik wendde me nu tot Ben Mussaf. De felle ogen van de Arabier stonden doordringend maar onzeker.
  
  'Ik dank u mijn leven,' zei hij. 'Ik ben u eeuwig dankbaar, al besef ik natuurlijk dat ik uw gevangene ben.'
  
  Ik had verwacht dat dit moment zou aanbreken en had er lang bij stilgestaan. Er bestonden eigenlijk geen doorslaggevende motieven op grond waarvan Ben Mussaf vastgehouden kon worden, al was ik er zeker van dat ik wel iets kon bedenken dat gebaseerd was op samenzwering, misschien zelfs op medeplichtigheid aan moord. Maar dat was niet meer van belang. Ik had besloten hem te laten lopen. Het zou de grootmoedigheid van het westen en de bereidheid om te vergeven en te vergeten aantonen. En het zou vooral een lesje zijn dat hij niet gauw zou vergeten.
  
  'U bent vrij om te gaan,' zei ik. Ik zag verbazing in zijn ogen komen. 'Ik geef u slechts de raad voortaan uw vrienden zorgvuldiger en voor betere oogmerken te kiezen. U hebt op het verkeerde paard gewed. Er wonen bij u in de buurt heus veel aardiger Joodse jongens. Neem eens de proef op de som, dan worden jullie misschien nog goeie buren.'
  
  Ben Mussaf zei niets, maar hij begreep het. Hij boog, draaide zich om en ging heen. Ik pakte Lisa's hand en we liepen naar de auto. Dreissigs handlangers waren nu allemaal verdwenen. Het was niet de moeite waard te proberen ze op te pakken. Hun soort zou altijd blijven bestaan, de onmaatschappelijken, die bereid zijn onverschillig welke meester te dienen ...
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Toen we in Lisa's tijdelijke woning terugkwamen, lag er een briefje van haar tante op tafel.
  
  
  
  'Lieve Lisa,
  
  Mevrouw Becker heeft me gevraagd een paar dagen bij haar te komen logeren. Hoewel je gisteravond niet terugkwam, besloot ik toch maar te gaan. Ik kom vrijdagmiddag laat terug.
  
  Tante Anna.'
  
  
  
  'Heb je ergens onderdak?' vroeg Lisa me verlegen. 'Ja,' zei ik. 'Hier.'
  
  Haar koele, zelfverzekerde blik nam me op. 'Ik heb daar zo mijn bange voorgevoelens over,' zei ze. 'Maak je echt niet ongerust,' grinnikte ik tegen haar. 'Je bent zo veilig als je maar zijn kunt.'
  
  Ze dacht even na en accepteerde het voorstel.
  
  'Ik ga een douche nemen en me verkleden,' zei ze. 'Ik voel me als een gerookte ham.'
  
  'Daarna is het mijn beurt. Terwijl jij een douche neemt, ga ik mijn baas in de States opbellen. Hij betaalt... dus kom vooral niet in paniek.'
  
  Ik keek hoe ze naar de slaapkamer liep. Haar borsten bewogen zich verrukkelijk onder de rode blouse, nauwelijks in toom gehouden door een beha. Ik ging zitten en vroeg een gesprek met Hawk aan. Ik kreeg hem pas aan de lijn nadat ik een douche genomen en me opgeknapt had. Lisa had het bed voor me opgemaakt en zou zelf op de couch slapen. We ruzieden er net over wie de couch zou nemen, toen de telefoon ging. Het was Hawk.
  
  'De Arabieren financierden Dreissig,' lichtte ik hem in. 'Vooral een zekere Abdul ben Mussaf.'
  
  'Financierdén?' klonk Hawks vlakke stem. Voor iemand die er een gewoonte van maakte eentonig te spreken, legde hij bijzonder veel nadruk op de laatste lettergreep.
  
  'Financierdén,' herhaalde ik. 'Dreissig is dood en Ben Mussaf heeft zijn biezen gepakt en is naar huis teruggekeerd. O, nog één ding,' zei ik. 'West-Duitsland is verrijkt met een miljoen dollar in goudstaven, die op twee aken in de Rijn gevonden zijn.'
  
  'Goed werk, N3,' zei Hawk. 'Je hebt je zelf overtroffen. Je mag nu wel eens een verzetje hebben. Neem morgen maar een vrije dag. En kom dan overmorgen terug.'
  
  'Morgen pas?' riep ik uit. 'Verwent u me toch niet zo. Drie, vier uur is meer dan genoeg.'
  
  Hawks stilzwijgen sprak boekdelen. 'Goed,' zei hij. 'Wanneer wil je dan terugkomen? Wanneer heb je, denk je, genoeg van haar?'
  
  'Dit weekeinde en nooit, in die volgorde,' zei ik.
  
  'Goed, maar zorg ervoor dat je zaterdag hier bent. Of thuis, als dat zo uitkomt. Ik heb dan misschien iets belangrijks voor je.'
  
  Hij hing op en ik wendde me tot Lisa. 'Ik heb respijt tot zaterdag. Dan vlieg ik terug naar de States,' kondigde ik aan.
  
  'Je verdwijnt hier uiterlijk vrijdagmiddag,' zei ze. 'Vóór tante Anna terugkomt.'
  
  Lisa had een lichtblauwe peignoir aan en voor zover ik kon zien verder niets. Bij de meeste vrouwen zou ik nu al weten waar ik aan toe was. Lisa echter was onmogelijk te doorgronden. Ze was heel mooi en uitermate begeerlijk. Ze was bovendien bijzonder sympathiek en het was, al was het een verkeerde beslissing geweest, roerend dat ze me achternagekomen was. Ik wilde niet op een roekeloze manier een verdomd plezierige verhouding kapotmaken. Ik besloot dus me goed te gedragen en geen enkel risico te nemen haar hoe dan ook te kwetsen.
  
  'Jij neemt het bed en ik de couch en geen onzin meer,' zei ik. Ze stond op en liep naar de slaapkamer. Bij de deur bleef ze staan en de peignoir viel zo ver open dat ik een lang, prachtig been zag. Ik dacht aan haar goddelijke gestalte toen ze over dat gazon rende. 'Welterusten, Nick,' klonk het daarop.
  
  'Slaap lekker, liefje,' antwoordde ik. Ze deed het licht uit en de kamer werd vrijwel donker. De meubelen weerkaatsten het licht van de straatlantaren op de hoek. Ik had me net uitgestrekt toen ik de deur open hoorde gaan en ze bij me neerknielde. Zelfs in het halfduister kon ik zien dat ze ernstig keek.
  
  'Wie ben je eigenlijk, Nick?' vroeg ze zacht. 'Dat heb je me nog steeds niet verteld.'
  
  Ik stak een arm uit en trok haar naar me toe. 'Ik ben iemand die jou graag zou willen kussen,' zei ik. 'En wie ben jij?'
  
  'Iemand die graag door jou gekust zou willen worden,' zei ze. Haar armen lagen om mijn nek en de peignoir viel open. Mijn handen vonden haar opwaarts strevende, jonge en gretige borsten. De roze tepels sprongen onmiddellijk op toen mijn vingers hen liefkoosden en haar lippen waren van dezelfde honingzoete zachtheid die ik al eerder geproefd had. Alleen drukten ze nu hartstochtelijk op de mijne. Haar schouders werden ontbloot toen de peignoir van haar afgleed en ze drukte haar borsten tegen me aan, nog steeds op haar knieën naast de couch liggend. Ik trok haar omhoog en maakte plaats voor haar lange, soepele lichaam, zodat het in de holten en buigingen van mijn lichaam paste. Aanvankelijk aarzelde ze in het liefdesspel, maar terwijl ik haar lichaam verkende, spreidden haar prachtige, lange benen zich en keerde ze zich naar me toe om meer te ontvangen. Haar handen begonnen nu ook te liefkozen en haar borsten werden tegen mijn handen gedrukt om betast te worden.
  
  'O, Nick, Nick,' mompelde ze. 'Hou nooit meer op ... vannacht niet, morgen niet... niet tot je weg moet.' Ik nam haar en ze reageerde met de verrukkelijke, zachte gretigheid van de jeugd. De tweede keer was ze even gewillig, even zacht en even verrukkelijk.
  
  We stonden alleen maar op om te eten, maar die twee en een halve dag brachten we toch grotendeels in bed door. Lisa's verrukkelijke gevoel voor humor kruidde ons liefdesspel.
  
  Het werd veel te snel vrijdagmiddag. Ik kleedde me aan en vertrok voordat tante Anna thuiskwam. Het speet me haar te moeten verlaten. Het hof te maken aan een meisje dat je zowel als persoon als bedgenote kan waarderen, is nu eenmaal een plezierige bezigheid.
  
  'Met welk vliegtuig vertrek je morgen?' vroeg ze bij de deur.
  
  'Om tien uur van Tempelhof,' antwoordde ik.
  
  'Ik zal er zijn,' beloofde ze.
  
  'Dat hoeft niet,' zei ik.
  
  'Jawel,' zei ze met dansende ogen.
  
  Ik verliet het huis, nam voor de nacht een hotelkamer en wenste dat ik een manier kon bedenken om Lisa weer te zien. Ik werd vroeg wakker en bereikte het vliegveld. Het was er druk en eerst kort voor mijn vertrek zag ik haar door de menigte naar me toe komen. Ze droeg een elegant, turkooiskleurig mantelpak en was weer helemaal gekenmerkt door die sfeer van zorgeloosheid.
  
  'Wat is er aan de hand?' vroeg ik een tikje nors. 'Ik moet nu aan boord.'
  
  'Ik werd onderweg opgehouden,' zei ze en begon naast me te lopen. Ik gaf mijn ticket aan de purser en keek verbaasd toen zij ook een ticket te voorschijn haalde.
  
  'Wat ben je van plan?' vroeg ik.
  
  'Ik ga naar huis,' zei ze, nam mijn arm en liep in de richting van het vliegtuig. Ik bleef staan.
  
  'Hoe zo naar huis?' vroeg ik achterdochtig.
  
  'Naar Milwaukee,' zei ze koeltjes. 'Kom, je houdt de mensen op.'
  
  Ik volgde haar soepele, lange gestalte de trap op en stapte het vliegtuig binnen. Ze ging meteen zitten en klopte op de stoel naast zich.
  
  'Wacht even,' zei ik. 'Hoe zit dat met Milwaukee? Je hebt me verteld dat je een Duitse was.'
  
  'Dat heb ik nooit beweerd,' antwoordde ze met een teleurgestelde blik omdat ik haar van iets dergelijks beschuldigde. Toen ik nadacht kon ik me inderdaad niet herinneren dat ze het ooit met zoveel woorden gezegd had.
  
  'Ik ben van Duitse afkomst,' zei ze. 'En ik ben hier op bezoek geweest bij mijn tante. Jij nam gewoon maar aan dat ik uit Hamburg of Düsseldorf of zo kwam.'
  
  'Ik had je gevraagd waar je al die Amerikaanse uitdrukkingen geleerd had,' zei ik.
  
  'En dat heb ik je verteld. Ik zie een heleboel Amerikaanse films.'
  
  'In Milwaukee?'
  
  'In Milwaukee!'
  
  'Je zei dat je je Engels op school geleerd had.'
  
  'Dat klopt,' zei ze en wierp me een tevreden grijns toe.
  
  Ik ging zitten. 'Als er niet zoveel mensen in dit vliegtuig zaten zou ik je over de knie nemen,' zei ik tegen haar.
  
  'Dat mag je doen als we in New York zijn,' zei ze, opnieuw met dansende ogen. 'Ik beloof je dat ik mee zal helpen. Je mag me onder handen nemen zoals je wilt.'
  
  Ik voelde dat ik weer met haar mee grinnikte. Het zou een geweldige vlucht terug worden. Het weekeinde zag er opeens heel rooskleurig uit.
  
  
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  De neo-nazi's in West-Duitsland boeken plotseling forse winst bij de verkiezingen. Hun leider dient zich aan als de nieuwe Führer. Er is weinig over hem bekend, maar één ding is zeker: de neo-nazi's beschikten niet zelf over het geld dat hun grootscheepse verkiezingscampagne mogelijk maakte.
  
  Wie heeft belang bij een nieuw nazi-tijdperk?
  
  Wie is de geheimzinnige financier achter de kandidaat-Führer?
  
  Nick Carter stuit bij zijn speurtocht allereerst op een verleidelijke blondine die een striptease doet in een oud kasteel aan de Rijn ...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"