Born N.V. Uitgeversmaatschappij Assen / Amsterdam / Rotterdam
Oorspronkelijke Titel: Saigon
No 1964 By The Conde Nast Publications, Inc.
Nederlands van: R. Schimmelpenninck
Omslagfoto: Lemaire & Wennink
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1966, 1968 (2e druk) By Born N.V.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Born Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Bom N.V. Uitgeversmaatschappij, Assen / Amsterdam / Rotterdam
1. De dood en de engel.
De blauwgroene hemel van Vietnam scheen stralend over een landschap dat in schoonheid aan een ansichtkaart deed denken, en over ware verschrikking. Rijstvelden stijgen langzaam, in glooiende terrassen naar boven, langs de heuvels aan de voet van de berger die grenzen aan de La Farge plantage in het door de communisten bezette Noord-Vietnam.
Naar het zuiden glooien de beboste heuvels naar prachtige steden toe en naar zachte zandstranden die zich als een reusachtig vast tapijt tot aan de Zuid-Chinese Zee uitstrekken. Landinwaarts, maar toch een diepe inham van de zee omsluitend, ligt de hoofdstad en havenstad Saigon... vier uur en vijftien minuten door de lucht vanuit Manilla en twee en een half uur van Singapore, en lichtjaren weg van de La Farge plantage aan de noordelijke kant van de scheidingslijn. Madame La Farge legde zich op haar rug onder de blakende augustuszon en dacht er over na. De hitte en de grote afstand naar Saigon hoorden tot de weinige dingen waar ze nog over kon nadenken.
Een uitstapje naar Saigon zou Claire La Farge eens hebben kunnen volbrengen met een reeks bochten van honderd kilometer per uur langs de verbeterde verkeerswegen en duizelingwekkende kurkentrekkerpassen met haar op bestelling gebouwde Royal Roadster sportwagen. Eens, maar nu niet meer. Madame La Farge was in feite gevangene in haar eigen kasteel tussen de heuvels.
In de eerste plaats was de sportwagen niet meer van haar. Ho Van Minh had zijn al bejaarde schoonheid bewonderd en hem gevorderd als stafauto voor zichzelf. Verder had Madame opdracht gekregen haar bewegingen te beperken. En tenslotte kon ze, zelfs aannemend dat ze vrijheid van beweging had gehad, geen goede reden bedenken om langs 's heren wegen te suizen, over de verwarrende demarcatielijn die getrokken werd tussen het noorden en het zuiden. Vietnam is er tegenwoordig het land niet naar om onnodige uitstapjes te maken. Zelfs in de vriendelijke zuidelijke bergen, waar jagers op groot wild de dichte wouden doorkruisen op zoek naar luipaarden, tijgers en wilde zwijnen, kan men het gevaarlijkste van alle Vietnamese wezens vinden: de Viet Cong guerrilla.
Madame Claire La Farge reisde dus niet meer.
En toch was ze geen gewone vrouw. Niemand verwachtte dat een mooie Franse vrouw gewoon was, en Madame maakte daarop geen uitzondering. Ze was weduwe, adembenemend mooi; eens 'n toegewijde jonge vrouw met geen andere gedachte dan stilletjes haar knappe man te aanbidden, en nu een keiharde zakenvrouw die Paul's plantage met vaste hand maar zonder dwang beheerde. De ontelbare die haar hielpen om de rijkste velden van het gebied in stand te houden, keken met liefde en eerbied naar haar op. Wanneer zij haar 'de Engel' noemden, zoals ze bijna zonder uitzondering deden, brachten zij eerbetoon niet alleen aan haar schoonheid maar ook aan de gewetensvolle eerlijkheid en oprechtheid waardoor Paul La Farge - bijna twintig jaar voor deze wrede augustusdag - zich tot haar voelde aangetrokken.
Claire draaide zich om in de zon. Er zijn twee jaargetijden in Vietnam, en allebei zijn ze zomer. De ene is droog en de andere is nat. De zon scheen na dertien dagen tropische stortregens. Op de plantage ging alles zo goed als men maar kon verwachten. Er was helemaal niets te doen, en niets nieuws in het vooruitzicht behalve de zon.
Madame La Farge nam haar zonnebad dus naakt. Niet om wellustig te zijn en zeker niet om de bedienden te choqueren. Alleen maar om de zon uit te buiten en zoveel mogelijk op haar gemak te zijn. Haar lichaam, uitgestrekt op Paul's eigen versie van een elegante, comfortabele patiohangmat, was lang, bronskleurig en overvloedig gegolfd. Zelfs in haar exquise naaktheid zag ze er onmiskenbaar Frans uit. Madame Claire La Farge was eigenlijk de zuivere belichaming van de Franse vrouwelijkheid op haar best, een tot verrukkelijk vlees geworden romantische droom.
Zelfs nu, terwijl haar borsten als 'n tweetoppige heuvel naar de brandende zon oprezen in een land dat zo ver van Frankrijk aflag, scheen ze dat 'eeuwig Franse' te hebben. Haar kortgeknipte zwarte haar golfde terug vanaf een klassiek voorhoofd. Een slanke neus met delicaat gevormde neusgaten vormde een afscheiding tussen de hoge jukbeenderen, die op gereserveerdheid zouden moeten duiden, maar die aanduiding werd tenietgedaan door de volle, sensuele mond - een mond die nu weinig aanleiding vond zich tot een lach te laten plooien - maar die destijds van lachen had geweten. Ze lag daar als een zongodin, ingesloten door de lage stenen muur die langs het zuidelijke deel van de patio liep en die in het verre verleden door de bedienden was gebouwd, toen de plantage, en Madame, nog erg jong waren. Maar de muur bood slechts weinig bescherming tegen wat er zou kunnen komen. Hij was gebouwd als verfraaiing, een lage afscheiding tussen de velden en het privé-leven van de La Farges. Paul was de enige bescherming geweest die ze ooit had nodig gehad.
Nu, met haar 36 jaar, had Madame niets om haar te beschermen dan een kamerscherm en de oude .45 legerrevolver die losjes tussen de kussens van de hangmat was gestopt. Paul La Farge, de knappe, lachende durfal uit de oorlogsjaren en de Franse Inlichtingendienst, was al tien wrede en lege jaren dood. Zijn codenaam was La petite fleur geweest. La petite fleur! Ze kon nog glimlachen als ze er aan dacht - die lachwekkend tere aanduiding voor een man van enorme spierkracht, goed geoefend in elke fase van de oorlogvoering van man-tegen-man en ijzingwekkend genadeloos in zijn onderhandelingen met de vijand.
Maar warm en lief voor haar ... sterk, warm, lief, hartstochtelijk ... een herinnering aan kracht en beminnelijkheid, liefde en plezier ...
Hij had haar in Hanoi ontmoet, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, had haar het hof gemaakt en haar gekregen ofschoon ze meer dan tien jaar jonger was dan hij en omringd door naar haar gunsten snakkende jonge minnaars. Toen had hij haar meegenomen naar de plantage die al een halve eeuw in het bezit van zijn familie was geweest en aan hem in beheer was gegeven. En hij beheerde die goed, zoals hij alles goed deed, maar hij had een andere en belangrijkere taak te verrichten. Hij was nog steeds La petite fleur van de Franse Inlichtingendienst. En de Fransen vochten een bittere strijd om te verhoeden dat de communisten de macht zouden krijgen in Vietnam. Nu waren ze het noorden kwijt. En Paul ook.
La petite fleur had acht lange, gevaarlijke jaren zijn spionagewerk verricht voor de Franse regering. Herhaaldelijk had hij de dood in de ogen gezien, en even vaak was hij tussen de vingers van zijn vijand doorgeglipt om terug te keren naar Claire en de plantage. Tenslotte, slechts enkele weken voor het bloedbad van Dien Bien Phoe, hadden zijn meerderen hem opdracht gegeven zich een tijdje rustig te houden, een onschuldige Franse planter te zijn en verder niets, tot er nieuwe opdrachten kwamen. Hij verfoeide de gedachte aan nietsdoen, maar Claire was opgelucht. Ze moesten een tijdje samen zijn, een korte adempauze.
Toen doorkliefde de kogel van de moordenaar het donker van de Vietnamese nacht.
Claire La Farge was weduwe op een leeftijd dat vrouwen het hardst hun mannen nodig hebben om ze lief te hebben.
Nu had ze slechts de plantage en haar herinneringen aan Paul en zijn grote liefde. Slechts hitte, regen, rijst en thee om haar gedachten mee bezig te houden. Ze bewoog zich weer in de zon en zuchtte. Dat was niet helemaal waar. Ze had nog andere dingen om aan te denken. De mensen die op haar land werkten, bijvoorbeeld. Ze hadden haar nodig. Zonder haar leiding zouden de velden van La Farge binnen een paar campagnes een onproductieve woestenij zijn. Ze was voor een keus gesteld.
'Er uit en wegblijven. Laat je arbeiders maar voor zichzelf zorgen.'
'Blijf hier. Laat ze hun werk houden. Het huis is van jou, en het voedsel dat je nodig hebt. Maar de rest is van ons.' Zo eindigde de toespraak door de Noord-Vietnamese generaal Ho Van Minh.
Ze was dus gebleven. In Paul's huis. Maar in feite was zelfs de plantage niet meer van haar. De tijd ging gestaag verder, nergens naar toe, en hij nam haar jeugd met zich mee. Hij gaf haar weinig om over na te denken dan de hitte, de rijst, de regen, de thee, haar plantage-arbeiders, de opbrengst die de vijand zou gaan voeden, de verschrikkelijke toestand van het Vietnamese geschil dat dreigde de wereld in de slachting van een derde wereldoorlog te storten.
Claire vloekte in zichzelf. Niets om over na te denken! Ze had de hele wereld zélf om over na te denken, en ze lag hier als een klomp klei, nutteloos. In haar binnenste brandde een gevoel van mislukking, even heet als de zon. En het brandde uit zichzelf op in een plotselinge gloed. Ze was rusteloos, dat was alles. Misschien kon ze Minh overhalen haar naar Saigon te laten gaan voor nieuwe voorraden. Ze had het rad eigenlijk al in beweging gezet door hem een boodschap te sturen. De reis zou haar goed doen. Afgezien daarvan was er helemaal niets dat zij aan de toestand in de wereld en de bedreiging van het communisme kon doen. Nu Paul er niet meer was, kwam het er niet meer op aan. Niets kwam er meer op aan. De zon scheen fel en stuurde zijn stralen als de vingers van een minnaar over de warme welvingen van Madame's languit gestrekte lichaam op de onbeweeglijke hangmat. Ze hield haar ogen gesloten tegen de gloed, hoewel een donkere zonnebril met een door juwelen bezet montuur ze beschermde. De verzengende golven van benauwde atmosferische druk hielden haar in hun gloeiend hete macht. Haar lichaam trilde even, door een gevoel van liefde en bijna vergeten hartstocht. Hoe graag zou ze weer eens een man vinden zoals Paul, die kon zorgen dat ze zich voelde zoals nu onder de liefkozing van de zon ...
De lange schaduw die achter het scherm over de patio viel, zag ze niet, maar ze hoorde de zachte voetstappen die voorzichtig de stilte verbraken. Ze verroerde zich niet, en evenmin strekte haar hand zich uit naar de .45.
'Ja Saito?'
Ze kende het geluid van zijn voetstap, de lichte, katachtige tred van de reus die met Paul was samen geweest sinds ze in '41 het Japanse vasteland waren ontvlucht om te vechten tegen de oorlogophitsers onder zijn eigen volk. Na de Franse ineenstorting van 1954 was hij bij Claire in dienst gebleven. Men gelooft dat hij de eerste was die haar 'de Engel' noemde en een levende legende deed ontstaan.
'Mevrouw, er komt geen vrijgeleide naar Saigon voor u. De generaal is niet in een stemming om u die gunst te verlenen. En ik smeek u niet te proberen de reis op een andere manier te ondernemen.'
Er klonk bezorgdheid in de zachte, vriendelijke stem van de voorman. Madame, die gauw de verlangens en behoeften in haar mensen aanvoelde, en altijd bereid was haar dankbaarheid te tonen voor hun nooit aflatende zorg voor haar welzijn, ging uit vriendelijkheid tegenover Saito rechtop zitten en gaf hem haar volle aandacht. Hij kon haar niet zien van achter het scherm, maar hij kon elke beweging die zij maakte horen en hij wist dat ze rechtop zat om naar hem te luisteren. Hij wist ook dat ze naakt was. Maar hij deed geen poging om om het scherm heen te kijken en zij dacht er niet aan haar hand uit te strekken naar de zijden peignoir. Saito, haar voorman en vertrouwde huisknecht, kreeg het allergrootste compliment: haar zekerheid dat haar deugdzaamheid, haar diepste wezen, veilig waren wanneer hij in de nabijheid was. 'Dus de generaal is lastig,' zei ze, zonder verbazing. 'Maar je bent bezorgd, Saito. Waarom?'
'Er zijn moeilijkheden in het land.'
'Er zijn altijd moeilijkheden in het land. Wat zit je zo dwars vandaag ... de generaal?'
Ondanks haar Franse intonatie klonk het Vietnamees van Madame oprecht en duidelijk. Ofschoon Saito haar moedertaal, het Frans, en ook Engels verstond, scheen het haar altijd natuurlijker om de landstaal te spreken.
'Niet alleen de kleine generaal.' Saito's stem liet iets van minachting horen. Hij had op het eerste gezicht een hekel aan Ho Van Minh gehad en hij had nog geen aanleiding gevonden om van gedachten te veranderen. 'Er is iets dat hem zó kwaad heeft gemaakt dat hij absoluut weigert mevrouw ook maar een stap van de plantage af te laten zetten. Hij durfde zelfs met strafmaatregelen dreigen als u hem ongehoorzaam zou zijn.'
'Zo,' mompelde ze bedachtzaam. 'En wat heb je nu voor belangrijk nieuws voor me?'
'Dat hij het deze keer meent, Madame. Er zijn de laatste tijd bombardementen en verschillende gevechten geweest die niet naar zijn zin gingen. En het staat vast dat het nu nog gevaarlijker is dan eerst om zich in de voorste linies te wagen. De hemel wordt bedekt door vliegtuigen die manschappen uitstrooien als zaad op de velden en er zijn dodelijke hinderlagen op alle wegen. En uit Saigon komt het bericht dat er nog meer demonstraties komen, nog meer bommen. Communistische zwijnen en ander getekend ongedierte zullen weer rondwaren en moorden. Word niet ongeduldig, mevrouw, ik smeek het u. De reis is onmogelijk.'
Ze begreep dat hij bezorgd was. Het was waar dat ze koppig was, en meer dan eens had ze de generaal getrotseerd. Maar zelfs dat had nu geen zin meer.
'Maak je niet ongerust, Saito. Ik zal blijven waar ik ben.'
'Dat is goed, mevrouw. Wilt u de generaal toch nog spreken?'
Ze keek naar het scherm alsof ze Saito er achter kon zien staan. Voor haar geestesoog zag ze hem, volkomen het tegenbeeld van een Japanner - veel te groot, veel te westers in zijn uiterlijk. Hij was 'n kleine twee meter lang en nogal lomp gebouwd; zijn enorme armen bungelden aapachtig aan zijn schouders. Hij was zwarte bander en bezat ook talloze andere graden in judo, kendo en karate. Niemand was Saito ooit de baas geweest. En dat zou ook nooit iemand zijn, behalve de vrouw van zijn overleden meester. Ondanks zijn indrukwekkende gestalte was hij een klein jongetje als het om Claire La Farge ging.
'Nee Saito. Ik zal de druk bezette generaal niet lastig vallen. Ik heb er geen belang bij de 17 de breedtegraad te passeren als dat zoveel last en moeite betekent. Wat maakt het tenslotte eigenlijk uit? Nee, ik zal hier blijven en niemand ontvangen, ik zal alleen maar de Vrouwe van de Plantage zijn.' Haar stem dreef de spot met haar woorden, want niemand beter dan zij wist dat de Vrouwe een hulpeloze gevangene was.
Saito maakte achter het scherm een buiging. 'Mevrouw toont zich, zoals altijd, zeer verstandig.'
Ze lachte. Ook zijn stem klonk een beetje spottend. Ze wisten allebei dat zij zich niet altijd verstandig toonde. Maar er lag geen gebrek aan eerbied in zijn vage spot.
'Is The Times of Vietnam er al, Saito?'
'Binnen het uur, mevrouw.'
'Breng hem mij als hij komt. Met een glas rietsuiker met sinaasappel. Dat is alles, Saito.'
Ze wist dat hij buigend de patio overstak, zelfs al wist hij dat zij deze uiting van beleefdheid niet kon zien. 't Was een hele troost, dacht ze, dat ze deze reus aan haar zijde had staan. Maar hij was niet wat een echtgenoot was, helemaal niet wat een sterke, liefhebbende echtgenoot was... Madame La Farge verdreef resoluut haar gedachten en deed haar best om in slaap te vallen. De zon zou wel helpen. Zijn warme stralen zouden haar naaktheid beroeren, zouden haar als in de omarming van een minnaar houden en alle vechtlust uit haar doen wegstromen.
De zon hielp inderdaad. Ze dommelde 'n beetje.
Op de een of andere manier voelde ze dat de schaduw over haar lichaam viel, nog voor ze het geluid hoorde. Het was later. Ze wist niet hoevéél later, maar aan de stand van de zon zag ze dat het minder was dan het uur dat ze op Saito had zullen wachten. En ze hoorde aan de voetstap dat de schaduw niet die van Saito was; dat dit iemand was die voor het eerst over de drempel van de La Farges stapte. Ze opende langzaam haar ogen, en deze keer stak ze wel haar hand uit naar haar peignoir. De van achter het scherm vallende schaduw kwam dichterbij. Haar hand tastte heimelijk onder de kussens naar Paul's revolver.
De man die naar haar toe strompelde, stond op het punt van sterven. Ze had de dood vaak genoeg gezien om zijn gezicht onmiddellijk te herkennen. Hij kwam op de schommelende hangmat toegeslingerd, zich bijna voortslepend over de stenen tegels van de patio. Ze ging snel rechtop zitten, sloeg de kamerjas om zich heen en richtte de revolver met vaste hand op de haveloze indringer. Ze was niet bang. Licht verontrust, nieuwsgierig, maar niet bang. Een gewonde guerrilla, dacht ze, en wachtte op 's mans verzoek om hulp. De ongelukkige hield stil - een meelijwekkend gezicht in een gescheurde broek van ruwe stof en een openstaand leren jack dat een besmeurd, bezweet, geelachtig lichaam liet zien. Ze zag de gladde huid, die spande over de zich duidelijk aftekenende beenderen, taaie spieren, aderen en pezen, en een gezicht dat de hevige pijn in zijn verwaarloosde lichaam toonde. Zijn gezicht was overwegend Indo-Chinees, maar toch herkende ze de Fransman in het gebroken en gefolterde lichaam.
Zwaaiend kwam hij op het voeteneind van de hangmat toe. En er was op een vreemde manier iets bekends aan zijn verwrongen gelaatstrekken.
'C'est vous, Madame La Farge? Je suis...'
Ze kon slechts knikken toen hij vóór haar op zijn knieën viel terwijl zijn handen iets aan zijn middel omklemden. Zijn zwarte, slecht verzorgde haar hing woest om zijn hoofd en de gespannen lippen bewogen zich zonder woorden te vormen. De opengereten en bloedende vingers frommelden onhandig op de geheime bergplaats en probeerden er iets uit te halen om Madame te dwingen het aan te nemen, maar het lichaam was niet in staat de bevelen van de hersenen uit te voeren.
Ze stak haar hand naar hem uit. 'Madame ..zei de gebroken stem.'
'Boodschap! Niet - niet - niet...' Hij wankelde terug, zijn woorden klonken als een niet te onderscheiden gesis, een afstervend geluid. Toen werd zijn stem luider. 'Niet zo!' scheen hij te zeggen. En: 'Vive la France!'
Dit laatste was een in doodsstrijd maar toch triomfantelijk geuite schreeuw. Madame was te laat om het lichaam dat over het voeteneind van haar hangmat viel op te vangen. Pas toen zag ze de verschrikkelijke littekens door de gescheurde stof op de geschonden rug van de man. Madame La Farge gilde niet. Paul La Farge had haar te goed getraind. Ze klapte drie keer in haar handen met scherpe, vinnige nadruk. Saito zou het horen, en komen.
Zachtjes knielde ze neer en voelde aan het hart van de man. Weer de dood. Zoals vroeger, in nog moeilijker tijden. Frans gemengd met Engels, en het gezicht van een Indo-Chinees... Hij had haar gekend. Waar zou ze hem ontmoet kunnen hebben? Haar vingers betastten voorzichtig zijn lichaam op zoek naar de boodschap. Geen zakken, geen papier, geen medaillon om zijn nek. De dode handen klemden nog om de besmeurde broeksband, om een gordel die gemaakt was van eigenaardig geknoopte touwstrengen.
Zachtjes, maar vastbesloten, trok ze de geklemde vingers van het dode lichaam van elkaar. De boodschap moest op de een of andere manier in die gordel zitten. Niet zo, zoals hij had gezegd. Niet zo. Tenzij hij lag besloten in het ruwe weefsel, bijeengehouden door die kleine onregelmatige knopen, was er geen boodschap in de gordel. Maar er moest er een zijn.
Ze deed de gordel af van het dode omhulsel van de man die voor Frankrijk was gestorven, en onderzocht hem nauwkeurig en bedachtzaam terwijl ze hoorde hoe Saito's sandalen binnen in het huis een sloffend, leerachtig geluid maakten. Not (niet) - not - not - Not so! Not or ... knot (knoop)! Knot. Er waren veel manieren om een boodschap te verbergen. Dit was er een. En nu wist ze wie de man was.
Goeie god, dacht ze. Waarom was Paul La Farge dood? Hij zou precies weten wat er moest gebeuren.
Madame La Farge's gitzwarte wenkbrauwen vormden zich tot een woedende frons. Vervloekt deze man, die aan haar voeten stierf met zijn onbegrijpelijke knopen. Ze gaven haar geen enkele aanwijzing, en er was niets dat ze er aan kon doen. Dit hele afschuwelijke voorval veroorzaakte alleen maar last. Niettemin voelde ze dat ze op een vreemde manier minder bedrukt was geworden. Deze man was opzettelijk naar de vrouw van La petite fleur toegekomen. En Paul had nooit in zijn leven iemand in de steek gelaten. Vanachter het scherm kwam plotseling Saito te voorschijn. Madame La Farge wuifde dat hij naar haar toe moest komen, maar haar gedachten waren er niet bij. Er was zoveel te doen.
Eindelijk.
2. Hij kreeg zijn baan door een advertentie.
Wie was hij, mevrouw?'
'André Moreau. Ik had hem in geen tien jaar gezien. Wie werken er rond het huis, wie heeft hem kunnen zien binnenkomen?'
Hoewel Madame haar plantage-arbeiders ten volle vertrouwde, wist ze dat er tenminste een of twee waren die hun trouw betuigden aan de Viet Cong. Ze konden het niet helpen dat ze geloofden wat hun zo zorgvuldig was ingeprent.
Saito schudde zijn hoofd. 'Niemand, Madame. Ze werken allemaal op de velden in het oosten. En als hij was gezien, zou hij niet zo ver gekomen zijn.' Saito boog zich neer, en zijn grote handen draaiden het kromgetrokken lichaam met ongelofelijke zachtheid om. 'Hij is vermoord, Madame. Langzaam, door foltering. Ze zullen wel heel dringend iets van hem hebben willen weten.'
Ze knikte grimmig, waarbij uit haar lieflijke gezicht een doelbewustheid sprak die het in jaren niet had gekend. 'We zullen ons van dit lichaam moeten ontdoen zonder naar de autoriteiten te gaan. Zijn vijanden zijn immers onze vijanden. En ze mogen niet weten dat hij naar ons is toegekomen.'
Saito richtte zich op en vouwde zijn massieve armen over elkaar. 'Zo zal het gebeuren. De velden kunnen dienst doen. Er is veel braakliggend land. Dat zal nu een goed doel dienen.'
'Ja, maar later. We zullen hem nu het huis binnen moeten dragen en op het donker wachten voordat we hem begraven. Dat zal ik aan jou moeten overlaten. Op het ogenblik is er dringender werk te doen.'
'Spreek en zeg het mij.'
'Moreau werkte voor de Franse Inlichtingendienst. Toen La petite fleur nog leefde was dit altijd een toevluchtsoord. Daarom moet Moreau hier gekomen zijn en moet hij mij vertrouwd hebben. Dat betekent dat ik moet proberen naar Saigon te komen en contact op te nemen met wie er nog is overgebleven van de Franse Inlichtingendienst. Er moet toch nog iemand zijn die ...'
'Nee Madame.' Saito viel haar anders nooit in de rede. De harde gelaatsuitdrukking was ook iets dat niet bij hem hoorde. 'Nee? Wat bedoel je?' vroeg ze. 'Ik weet zeker dat de Franse regering nog mensen in Saigon heeft, en ik weet even zeker dat La petite fleur gewild zou hebben dat ik contact met ze opnam.'
Saito slaagde erin met zijn hoofd te schudden en tegelijkertijd te knikken. 'Ik weet niets van de Franse Inlichtingendienst af, maar ongetwijfeld hebt u gelijk, Madame, wanneer u zegt dat ze in Saigon zijn. Maar ik veroorloof mij u te zeggen dat mijn meester niet gewild zou hebben dat u op dit ogenblik naar Saigon ging. Het is altijd gevaarlijk. Nu is het onmogelijk. U zult zich herinneren dat de generaal ...'
'De generaal!' Madame wierp haar hoofd ongeduldig op. 'Hij is een dikke idioot, onbelangrijk. Zijn bedreigingen betekenen niets voor mij. Hij weerhoudt me er zeer zeker niet van om naar Saigon te gaan. Kom, Saito, laten we dit ongelukkige schepsel het huis binnenbrengen en plannen maken voor de tocht. Jij gaat tot de grens met me mee en dan...'
'Nee Madame.' Saito stond vóór haar als een blok steen. 'U gaat niet. Als er iemand naar Saigon moet gaan, dan zal ik gaan. De meester heeft me vele jaren geleden een opdracht gegeven. En die is nog steeds van kracht. Ik mag niet toestaan dat u zich in gevaar begeeft. Met alle respect, Madame, ik kan u niet laten gaan.'
Ze staarde hem aan met een woedende flikkering in haar ogen. Hij was onvermurwbaar. Maar ze moest gaan.
'Als je meent dat je het met mij oneens kunt zijn,' zei ze koeltjes, 'dan zou je in ieder geval kunnen wachten tot we voor de dode gezorgd hebben.'
Ze zag aan zijn ogen dat hij pijnlijk getroffen was en wendde zich van hem af.
Een paar minuten later was het lichaam van André Moreau weggeborgen in de onderaardse wijnkelders van het huis der La Farges om daar te wachten op de nacht, wanneer de heuvels donker zouden zijn en een uitstekende achtergrond zouden vormen bij het graven van een graf.
Later spraken Madame en Saito weer met elkaar. Ze had hem nooit beslister gezien; ze was zelden zo kwaad geweest. Maar tenslotte liet ze zich ervan overtuigen dat hij haar niet zou laten gaan, zelfs als hij haar met geweld zou moeten tegenhouden. Hij zou geen bruut zijn, maar hij zou niet terugschrikken voor geweld. De gedachte dat ze Saito zou moeten dwingen tot zulke uitersten te gaan, deed haar tenslotte toegeven. Hij zou 't tóch winnen, en ze zou er niets mee bereiken dan een afschuwelijke gespannen verhouding tussen hen.
'Goed dan. Laten we deze laatste paar ogenblikken vergeten en aan het werk gaan.'
Saito's spleetogen keken wijsgerig vanuit zijn gladde, sterke gezicht. Als er al enige uitdrukking op lag, dan was het er een van opluchting. 'Beveel mij, Madame.'
'Je begeeft je met de uiterste voorzichtigheid naar de stad en gaat naar de kantoren van The Times of Vietnam.' Saito trok verwachtingsvol zijn smalle wenkbrauwen op. 'Je plaatst een advertentie in de krant. Daarin staat voor ieder die kan lezen de boodschap dat La petite fleur uit zijn graf is opgestaan met een oproep tot de strijd. Maak je nu klaar.' Saito boog en trok zich terug.
Madame tuurde naar buiten door de grote openslaande deuren, naar de kaarsrechte weg tussen de grasperken die voor het landgoed lagen. De Royal Roadster had daar moeten staan wachten, opgepoetst en al, klaar om de vrouw des huizes te brengen waar ze maar wilde. Maar hij stond er niet. De rijkste vrouw in Noord-Vietnam was niet in staat een kunstmatige grens te passeren en zuidwaarts te rijden naar Saigon. Plotseling was haar luxueuze gevangenis benauwender geworden dan eerst - maar ook meer een uitdaging. Omdat Paul dood was, had 't er niet veel toe gedaan. Tot nu toe.
Tegen de avond begon de warme regen weer te vallen. Het maakte de begrafenis onaangenamer, maar wel gemakkelijker. Claire La Farge stond, terwijl haar doorweekte kleren aan haar lichaam plakten, tegen de donkere achtergrond van de heuvels. Arme Moreau. Dappere Moreau. Een kapotgeslagen lichaam lag nu als een hond in de heuvels van Vietnam. Datgene waarvoor hij zijn leven gegeven had, mocht niet zorgeloos weggegooid worden. Als het zijn leven waard was, was het 't hare waard. Weer vervloekte ze haar gedwongen vrijheidsbeperking. Zij zou eigenlijk naar Saigon moeten gaan. Maar aangezien dat niet kon, zou ze Moreau's boodschap bewaren tot de juiste man zou komen om hem te halen.
Saito was gereed voor zijn gewaagde reis, waarbij hij twee legers voorbij moest gaan om de stad te bereiken. Hij stond daar groot en trots in zijn kostuum met lange broek en jasje en een koeliehoed. Hij droeg ook een revolver, zoals de meeste mannen in Vietnam tegenwoordig, en kon zich als boer, arbeider of guerrilla voordoen, al naar gelang het ogenblik.
Madame gaf hem geld en korte instructies. 'Ga nu, Saito. Zeg niemand wat er is gebeurd tot iemand jou aanklampt. Zeg dan alleen dat wat ik je verteld heb dat je moet zeggen. Laat je zien in Saigon. Maar wees heel, heel voorzichtig. Ik zal de boodschap hier bewaren en hem met mijn leven beschermen.'
Hij boog. 'Bescherm liever, mevrouw, uw eigen leven, omdat ge weet dat ik zal sterven als er ooit kwaad over u zou komen.'
Ze stak haar hand uit zodat hij die kon kussen. Toen was hij verdwenen. Een kerel die als een panter door de zwoele regen van de nacht sloop. Madame Glaire La Farge hield haar hoofd rechtop en haar stevige schouders naar achteren. Ze voelde zich weer krachtig en vol leven. De codenaam La petite fleur klonk als een salvo geweerschoten in haar gedachten. Het was bijna of agent Paul La Farge weer tot leven was gekomen om opnieuw haar wereld te regeren.
Drie dagen later stond er in de editie van half elf van The Times of Vietnam een tamelijk onopvallende advertentie in de kolom Diversen. Een advertentie met niet meer betekenis, niet uitdagender dan tientallen andere advertenties die dagelijks in dat blad werden geplaatst.
Ik moet je onmiddellijk spreken. La petite fleur.
Bijna iedereen in Saigon leest The Times. Er zijn veertig kranten en het is onmogelijk om ze allemaal te lezen, dus bijna iedereen leest The Times. Monsieur Raoul Dupré was een van de lezers. Dr. Nicholas Carter was er nog een. Raoul Dupré woonde al langer dan twintig jaar in Saigon. Nick Carter had de chaos en tegenstrijdige schoonheid van het land nu zes dagen in zich opgenomen, bijna even lang als hij 'Doctor' was.
Het scheen niemand in Saigon iets te kunnen schelen waarom hij er was, of zelfs dat hij er was. Zijn verhaal dat hij een vooruitgestuurd lid van een werkgroep van medische waarnemers van de Wereld Gezondheids Organisatie was, scheen door iedereen voor zoete koek aangenomen te zijn, en zelfs de belangrijksten van de Zuid-Vietnamese autoriteiten ontvingen hem hartelijk, tussen de opstandjes, vliegende kogels en plotselinge regeringsmutaties door. Zelfs als ze hadden vermoed dat hij een spion was, zou 't ze waarschijnlijk niet hebben kunnen schelen. Bijna iedereen in Saigon is - behalve lezer van The Times - spion voor iemand of heeft gespioneerd, of zal gaan spioneren, of heeft spionnen onder zijn beste vrienden. Er zijn zoveel mededingers op het gebied van spionage, dat ze de neiging hebben elkaar uit te schakelen en zo de autoriteiten niet weinig last besparen, waardoor dezen hun aandacht kunnen besteden aan ernstiger zaken, nl. te verhinderen dat het belegerde land zelf uit elkaar spat.
Nick Carter kon er daarom naar hartenlust op los spioneren. Op deze zwoele augustusochtend zat hij op een terrasje in de krant te kijken en sloeg hij de voorbijgaande inwoners van Saigon gade. Zijn laatste reis naar de Vietnamese hoofdstad had drie jaar daarvoor plaatsgevonden. Oppervlakkig gezien was er niets veranderd. Heel veel leek nog op de Parijse binnenstad, de rest zag er nog uit als een drukke oosterse stad. Langs de brede boulevards stonden Parijse winkels en restaurants, en de weelderige bomen zouden al lang bruin geschroeid moeten zijn door de tropische hitte, maar op onverklaarbare wijze slaagden ze er toch in een koele, groene schaduw te geven. De bevolking bestond uit het gewone mengelmoes van priesters met hemelse gezichten, Parijse schoonheden, spleetogige verleidsters, afgesloofde arbeiders, typisch Franse gezichten die een oosterse aard moesten verbergen. Maar nu waren ze gespannen en gehaast, hun blikken steels en hun stemmen schel. Hij bekeek vluchtig de pagina's van The Times, waarbij hij de tragedies en verwarringen die hij deze paar laatste dagen zelf had gezien, in druk zag. Zijn opdracht in Saigon luidde dat hij gewoon voor zichzelf moet zien, en aan Hawk doorgeven wat er aan de hand was in die verwarde, door strijd verscheurde stad, en of er iets was dat AXE kon doen om bij de Amerikaanse krachtsinspanningen in Vietnam behulpzaam te zijn. Hawk, de ondoorgrondelijke oude vechtjas die aan het hoofd stond van Amerika's supergeheime dienst, had hem maar weinig instructies gegeven. 'Houd je ogen open. Stel je in verbinding met geheime organisaties waar dat mogelijk is. Probeer kennis te maken met regeringsambtenaren via je contacten met de VN. Probeer er achter te komen wie aan de kant van wie staat. Stel 'n onderzoek in naar alles dat je als niet alledaags voorkomt.'
En er stond iets in de kolom Diversen van de krant van vandaag dat de topagent van AXE inderdaad als niet alledaags voorkwam.
Ik moet je onmiddellijk spreken. La petite fleur.
Nick had met de verschillende vormen en beoefenaars van spionage te maken gehad sinds de tijd dat de OSS nog in de kinderschoenen stond. Hij had van het bestaan af geweten van een beroemde Franse agent die de naam La petite fleur droeg. En hij wist dat La petite fleur al vele jaren dood was. Nick fronste zijn gebruinde, regelmatige gezicht. Er was geen reden waarom deze simpele advertentie enige betekenis voor hem zou hebben; iedereen kon het pseudoniem La petite fleur gebruiken. Maar hij had geleerd dit soort toevalligheden te wantrouwen.
Hij vouwde zijn krant op en nam een fietstaxi terug naar zijn niet al te dure kamer in het niet al te dure Saigon Palace hotel. Daar aangekomen sloot hij zichzelf op, en opende een zeer dure tas die een nog duurder stukje uitrusting bevatte dat bekend stond als Oscar Johnson. Oscar was een korte golfradio die gewend was in code uit te zenden.
De boodschap die het hoofdkwartier van Hawk in Washington enige tijd later bereikte, bevatte onder meer een regel uit The Vietnam Times en een verzoek om meer inlichtingen omtrent La petite fleur.
Op het antwoord, wist Nick, zou hij wel enige tijd moeten wachten, en het zou niet via Oscar komen. Ondertussen kon hij niet veel anders doen dan doorgaan met zijn doelloos gesnuffel en misschien zijn vage contact met Antoinette Dupré wat bestendigen. Misschien werd het tijd dat hij haar vader 'n beetje beter leerde kennen. Want Raoul Dupré was de enige man waarvan Hawk hem had gezegd dat hij hem moest ontmoeten.