Carter Nick : другие произведения.

Hawaii gaat ten onder!: The Doomsday Formula

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  NC 76
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  Hawaii gaat ten onder!
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: The Doomsday Formula
  
  No 1969 By Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Peter Dijkgraaf
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0535 1
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  No 1978 By Algemene Uitgeverij Born BV, Amsterdam
  
  Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part . of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Het Amerikaans Natuurhistorisch Museum is een kolossaal gebouw aan het Central Park. Het is oorspronkelijk in neo-Gothische stijl opgetrokken, maar later zijn er Romaanse elementen aan toegevoegd, wat architectonisch gezien een vreemd resultaat geeft. Maar eenmaal binnen tref je een fantastisch overzicht aan van alle natuurlijke verschijnselen in onze, en in andere werelden, een getuigenis van de vele menselijke pogingen om zichzelf en zijn omgeving te leren kennen en te begrijpen, een catalogus van de wereld sinds zijn ontstaan. Terwijl ik door de hoge zalen liep, herinnerde ik me de vele aangename uren die ik hier als kind had doorgebracht, en ik nam me voor om hier spoedig terug te komen om alles nog eens op mijn gemak te bekijken.
  
  Mijn ogen vielen op een paar welgevormde benen onder een minirok, die de lokkende vormen van een stevig kontje omspande. Jammer genoeg verdwenen de benen in de richting van de Zoogdierenafdeling, terwijl ik op weg was naar de Aardrijkskundige Geschiedenis op de vierde verdieping. Dat was de plaats waar ik hem zou ontmoeten.
  
  In de zaal van de Aardrijkskundige Geschiedenis wandelde ik langs de vitrines. Verderop, in een hoek van de zaal, zag ik de lange, magere man. Hij stond voor één van de geologische voorwerpen. Zijn tanige gezicht, met de dunne, scherpe neus, draaide zich even om toen ik naderde, om meteen weer terug te keren naar het voorwerp dat hij stond te bekijken. Hij kon gemakkelijk doorgaan voor een geoloog, of een natuurkundige, bezig met een onderzoek. Met het enige verschil dat hij het niet was. Hij was Hawk, hoofd van de AXE-organisatie, de meest geheime contraspionage afdeling van de Verenigde Staten. Hij was sluw, bikkelhard, erudiet. Hij was fijnproever, sigarensabbelaar, vrijetijdstuinier, en mijn baas. Hij bestudeerde een groot bouwsel dat de verschillende stadia van het ontstaan van vulkanen illustreerde. Toen ik naast hem kwam staan begon hij zonder me aan te kijken te spreken, met zijn ogen strak op het bouwsel gericht.
  
  'Wist je eigenlijk,' begon hij, 'dat ze in sommige gebieden permanente vulkaanstations hebben, net zoals er overal aardbevingsstations zijn, waar ze alle natuurkundige ontwikkelingen nauwkeurig in het oog houden?' Hij praatte verder zonder op een antwoord te wachten. 'Veel deskundigen zijn ervan overtuigd dat zoiets als een dode vulkaan niet bestaat. Onze vijftigste staat, Hawaii, is eigenlijk een verzameling vulkanen, na een enorme vulkanische activiteit uit de zee opgerezen.'
  
  'Heel interessant,' zei ik toen hij even in stilzwijgen verviel. Ik probeerde hem niet te haasten. Hij had wel meer de gewoonte om de kern van een zaak via allerlei omwegen te benaderen.
  
  'Weet je eigenlijk wat een spetterconus is?' vroeg hij. 'Een nieuw vlekkenmiddel?' probeerde ik. Hij keek me verstoord aan.
  
  'Het is een kleine opening in de buurt van de vulkaankrater. Zoiets als een ventiel, waaruit druppels lava omhoogschieten, die terugvallen, stollen en kleine stenen mierenhoopjes vormen.
  
  'Ik zal het onthouden,' zei ik.
  
  'De belangrijke uitbarstingen vinden in Hawaii plaats om de drie à vier jaar,' vervolgde Hawk. 'De afgelopen zes maanden zijn er zes uitbarstingen geweest van kleine kraters, die men al lang dood waande. Dat is een ongehoorde en onverwachtse vulkanische activiteit. Wat denk je daarvan?'
  
  'U verwacht toch niet werkelijk dat ik daar een antwoord op geef?' vroeg ik.
  
  'Nee,' zei hij met een zwakke glimlach, 'maar ik hoop wel dat je er een antwoord op vindt.'
  
  Ik wist dat die opmerking iets betekende, maar ik besloot rustig af te wachten.
  
  'Sinds wanneer bent u zo geïnteresseerd in geologie?' vroeg ik minzaam, terwijl ik probeerde mijn stem geen argwanende klank te geven.
  
  'Dat ben ik altijd al geweest, jongen,' zei Hawk. 'Maar ik heb ook nog een paar andere dingen aan mijn hoofd. Er vertrekt om zeven uur vanavond een toestel naar San Francisco. Ik heb een plaats voor je gereserveerd. In San Francisco heb je een verbinding met vlucht 667 naar Hawaii.'
  
  'Hawaii,' riep ik uit. 'Maar ik heb vanavond een afspraak met een meisje. Het heeft me acht maanden gekost om haar zover te krijgen. Kan ik niet morgenochtend vertrekken?'
  
  "De weg is lang en de tijd raast voort," gaf hij als antwoord. 'Dat heeft Longfellow eens geschreven.'
  
  Ik fronste mijn wenkbrauwen. Hawk hield er niet van om botweg nee te zeggen. In plaats daarvan nam hij liever zijn toevlucht tot dergelijke dubbelzinnige, wijsgerige citaten. Maar het kwam uiteindelijk op hetzelfde neer: nee.
  
  'Goed dan,' zuchtte ik. 'Wat voert me naar het land van de hula? Wat betekent dit gedoe met vulkanen en sinds wanneer ben ik geoloog?'
  
  'Dat ben je niet, maar de activiteit van die vulkanen is inderdaad erg vreemd,' zei hij. 'Ik heb hier de hele morgen met de geologen van het museum gepraat om een sluitende verklaring te vinden, maar zij begrijpen er ook niets van. Een van de mensen die je moet opzoeken als je op het eiland aankomt is dr. John Plank, Chef Vulkanoloog van het observatorium.'
  
  Ik werkte al te lang voor Hawk om niet meteen te weten wanneer hij me maar een half verhaal vertelde. 'Wie moet ik nog meer opzoeken?' vroeg ik. 'Al die geologische informaties kunnen wel interessant zijn, maar wat heeft AXE ermee te maken? Dit ligt toch helemaal niet op ons terrein?'
  
  'Cato Inura,' zei hij. Ik trok mijn wenkbrauwen op. 'Het hoofd van de Japanse geheime dienst?' vroeg ik. 'Die Cato Inura?'
  
  Hawk knikte. 'We hebben gisteren een telefoongesprek gevoerd,' antwoordde hij. 'Hij belde me. Natuurlijk konden we over een open lijn niet veel zeggen, maar hij maakt zich ongerust. In bedekte termen heeft hij me meegedeeld dat hij vermoedde dat de Japanse terroristen van plan zijn een grote slag te gaan slaan.'
  
  Ik wist wel iets over de Japanse terroristen. Het was een tamelijk grote groep en ze waren er al verscheidene malen in geslaagd behoorlijk wat last te veroorzaken. Ze speelden handig op drie thema's in: het internationale communisme en de voordelen die dat bood, het nog steeds in Japan wijdverspreide, latente anti-amerikanisme en de frustraties van de ontevredenen en de armen.
  
  'Die Japanse terroristen hebben al jaren niets van zich laten horen,' zei Hawk. 'Ze willen misschien een grote slag slaan om de aandacht en de instemming van het Japanse volk te krijgen. De laatste tijd hebben ze geruchten verspreid dat ze de Verenigde Staten zullen dwingen zich uit de Stille Zuidzee terug te trekken. Ze hebben, nauwelijks verholen, te kennen gegeven dat zij in staat zijn te doen, wat de legers van de keizer nooit is gelukt. En ze schijnen met Hawaii te willen beginnen. Hoe gek het ook klinkt, ze beweren dat ze het eiland zullen laten zinken!'
  
  'En wat is het verband met die vulkaanuitbarstingen?' vroeg ik.
  
  'Misschien is er helemaal geen verband,' zei Hawk. 'Maar misschien hebben ze een paar geologische geheimen ontdekt die wij nog niet kennen en zijn ze van plan daar gebruik van te maken. In ieder geval was Inura ongerust. En als hij ongerust is, ben ik het ook. Bovendien is het toch wel iets om aandacht aan te besteden als iemand dreigt één van de Amerikaanse staten te laten zinken.'
  
  Ik had Cato Inura nog nooit ontmoet, maar hij had een prima reputatie en gold als één van de beste krachten in ons vak. Bovendien was hij natuurlijk het beste op de hoogte van de psychologie en de tactiek van de Japanse terroristen.
  
  'Nou, waar wacht je nog op?' vroeg Hawk. 'Zorg liever dat je het vliegtuig niet mist. Ik blijf hier nog even, tot ze dichtgaan. Ik vind het hier enorm interessant.'
  
  Ik draaide me om en maakte aanstalten om te vertrekken. 'Nog iets van uw dienst?' vroeg ik.
  
  'Kun je wat vulkanische as voor me meebrengen?' vroeg hij. 'Dat is geweldige mest voor mijn tuin.'
  
  Ik liep grommend weg. Ik wist dat Hawk nooit een topagent uitstuurde als hij er niet zeker van was dat er sprake was van een ernstige situatie. En tenslotte was ik zijn beste topagent. Bescheidenheid kent dan wel geen tijd, maar zo is het tenslotte. Hawk wist het en ik wist het ook, en het maakte onze verstandhouding tot wat die was, een wederzijds respect, dat we meestal verborgen achter allerlei intellectuele en sarcastische poespas. Hij had zijn onfeilbare radar voor moeilijkheden, en als er werkelijk moeilijkheden waren, wist hij dat hij op mij kon rekenen om ze bloot te leggen en er op leven en dood mee af te rekenen.
  
  Ik liep door het museum zonder verder aandacht te schenken aan de vele waardevolle en interessante voorwerpen die ik passeerde. Toen ik buiten kwam, was de hemel smerig bruin en ik voelde de eerste regendruppels op mijn gezicht. Er kwam juist een taxi aanrijden en ik stapte snel in. Het weer droeg er niet toe bij mijn humeur te verbeteren.
  
  Ik gaf mijn adres op en de taxi stoof weg. Ik sloot mijn ogen en dacht aan Dottie Thompson, de blondine die in de veronderstelling verkeerde met mij vanavond uit te zullen gaan. Ik verheugde me er niet bepaald op die afspraak af te zeggen.
  
  De taxi was een van die grote, ouderwetse wagens. Ik strekte mijn benen voor me uit en zonk dieper weg in de zachte kussens. Eén van de wielen reed door een kuil in de weg, waardoor mijn hoofd plotseling voorover schoot. Mijn ogen waren nu gericht op het portier en het viel me ineens op dat de deurknop aan mijn kant verdwenen was. Ik keek rond. Alle knoppen waren verdwenen: van de deuren en ook van de ramen.
  
  Ineens was ik klaarwakker. Misschien was het alleen maar een oude, gammele taxi en had niemand de moeite genomen tijdig reparaties te verrichten. Maar het idee dat ik op eigen houtje niet uit de wagen kon komen beviel me helemaal niet. Ik greep mijn revolver en leunde voorover om iets tegen de bestuurder te zeggen, maar de glazen afscheiding, die kort geleden in alle taxi's was aangebracht om het gevaar van roofovervallen te verminderen, maakte dat onmogelijk.
  
  Ik tikte tegen het glas maar de man leek me volkomen te negeren. Hij nam opnieuw een bocht en nu zag ik waar hij naartoe reed: een verlaten stuk weg in de buurt van de Hudson.
  
  Ik begon een vreemde, scherpe lucht te ruiken, en merkte, dat de bestuurder sneller ging rijden. Ik kon niets zien of horen, maar de vreemde lucht werd steeds scherper. Ik begon me licht in mijn hoofd te voelen, en mijn oogleden werden loodzwaar; ik zou ze niet lang meer open kunnen houden.
  
  Ik vuurde een schot af op de dikke nek van mijn ontvoerder, maar de kogel ketste af op de kogelvrije glaswand, zonder enige schade aan te richten. En in het compartiment werd steeds meer van het vreemde, scherp ruikende gas geblazen. Mijn hoofd suisde en ik kon het rode licht vóór ons nog maar nauwelijks zien. De taxi reed er met topsnelheid doorheen en ver achter me hoorde ik plotseling het geluid van een sirene. Ik slaagde er met moeite in om me om te draaien en ik zag iets dat op een politiewagen leek achter ons aan komen. Ik probeerde te glimlachen, maar mijn spieren gehoorzaamden niet meer. Die klootzak, dacht ik half slapend, reed door een rood stoplicht en nu kwam de New Yorkse politie hem grijpen en mij terloops bevrijden.
  
  De taxi helde sterk over, en de bestuurder gaf vol gas toen de politiewagen dichterbij kwam. Ik was te verzwakt en te doezelig om de gebeurtenissen verder te volgen, maar even later bracht de scherpe fluittoon van een revolverschot me bij mijn positieven. Een rossig gezicht keek me aan en sterke handen openden de bovenste knoopjes van mijn overhemd. 'Wat ... wat is er gebeurd?' vroeg ik aan de agent die me probeerde te helpen. 'Dat zouden wij ook wel eens willen weten,' antwoordde hij. 'Waarom reed die taxi zo hard?'
  
  Ik schudde mijn hoofd in een poging weer helemaal bij mijn positieven te komen. 'Ben je wel in orde, jongen?' vroeg de agent. 'Ik denk dat mijn maat wel wat hulp kan gebruiken om die wagen te vinden. Ik kan je wel even hier achter laten, niet? Maar zorg dat je hier blijft. We willen nog wel even met je praten.'
  
  Ik knikte en wachtte tot hij was verdwenen. Toen wankelde ik overeind en verdween in de tegenovergestelde richting. Een paar blokken verderop nam ik een andere taxi, die me naar huis bracht.
  
  Ik was nog geen minuut binnen, toen de blauwe telefoon in de la van mijn bureau begon te rinkelen. Ik nam hem op en luisterde naar de stem van Hawk.
  
  'Ik heb je nog niet verteld waar je Inura kunt vinden,' zei hij kortaf. 'Ik heb andere dingen aan mijn hoofd gehad,' antwoordde ik op scherpe toon. Hawk zweeg. Hij wist dat ik zelden mijn kalmte verloor en begreep dat er iets gebeurd moest zijn.
  
  'Wat is er Nick?' vroeg hij. 'Ik had vervelend gezelschap nadat ik het museum verliet,' zei ik en beschreef hem mijn ongewone taxirit. 'Ik denk dat u wel het een en ander aan de New Yorkse politie zult moeten uitleggen,' vertelde ik Hawk.
  
  'Daar zorgen we wel voor,' antwoordde hij. 'Intussen kun je je beter concentreren op Inura. Je kunt hem vinden in een klein vakantiehuisje in Waikiki; huisje nummer twaalf. Begrepen?'
  
  Ik had het begrepen en hing op. Ik verkleedde me, stak Wilhelmina, mijn trouwe 9 mm Luger, weer in haar schouderholster en schoot mijn jasje aan. Wilhelmina hoorde bij me als mijn eigen huid; in de taxi had ik niet veel aan haar gehad, maar ze kon nu eenmaal geen wonderen verrichten, al had ze al heel wat keren mijn leven gered. Haar enige concurrent was Hugo, die aan mijn onderarm was bevestigd in een scheermesdunne schede. De stiletto was een perfect uitgebalanceerd, vlijmscherp, geruisloos en zeer dodelijk wapen. Samen waren ze me meer waard dan zes lijfwachten.
  
  Ik dacht niet langer aan het voorval met de taxi en vroeg me niet af hoe ze wisten dat ik in het museum was en of ze iets met mijn nieuwe opdracht te maken hadden. De kantoorjongens van AXE zouden dat wel voor me uitvissen. Ik had al mijn energie nodig voor de dingen die vóór me lagen, niet voor het verleden. Je leert al gauw niet lang stil te staan bij het verleden in dit vak.
  
  Ik belde Dottie Thompson vanaf het vliegveld, in dé hoop dat het geluid van opstijgende vliegtuigen en het omroepen van vertrekkende vluchten op de achtergrond een extra dringend karakter aan mijn mededeling zou geven. Ze hoorde mijn diepe verontschuldigingen even aan en had niet veel tijd nodig om een bits antwoord te verzinnen: 'Maak vooral geen haast om terug te komen.' Ik schrapte haar naam uit mijn kleine, zwarte boekje.
  
  De vlucht naar San Francisco verliep zonder problemen, maar daar moest ik enige tijd op mijn verbinding wachten. Toen ik door de ramen van de wachtruimte naar buiten keek, zag ik dat er mist was komen opzetten, zodat de hangars op het vliegveld stuk voor stuk uit het gezicht verdwenen. Tenslotte werd omgeroepen, dat vlucht 667 pas over twee uur zou vertrekken.
  
  Twee uur? Nonsens! Er was geen spoor van wind, en deze mist zou na twee uur weer optrekken? Het leek me niet waarschijnlijk. Ik heb een vreselijke hekel aan wachten in de hal van een vliegveld, en dus besloot ik een wandeling in de buitenlucht te maken. Ik zette de kraag van mijn jas op en liep langs de rand van het vliegveld. In de mist leken de helder fluorescerende lichten van de landingsbaan op enorme, blauwgrijze paddenstoelen. Toen ik langs een van de diffuse lampen wandelde, zag ik plotseling een meisje opduiken aan de andere kant van het licht. Ik kon haar gezicht niet zien, maar het was me onmiddellijk duidelijk dat ze in moeilijkheden verkeerde.
  
  Ze rende als een verschrikt hert, en wierp af en toe een angstige blik achter zich. Toen zag ik de schaduwen van enkele andere gestalten, die haar in de mist achtervolgden, en op hetzelfde moment zag zij mij. Ze begon naar me toe te rennen. Ze droeg een regenjas en een flodderige hoed, verder kon ik alleen het donkere haar zien dat tot op haar schouders viel. 'Alstublieft,' hijgde ze. 'Wilt u me helpen! Ik moet vlucht 667 hebben.'
  
  Ik ving een glimp op van een paar grote ogen en een aantrekkelijk neusje, maar de slonzige hoed wierp een brede schaduw over haar gezicht. Achter haar verschenen twee mannen, toen nog een derde, in het blauwgrijze licht van de startbaanverlichting. Ze keek om, zag de mannen, en keek naar me omhoog. 'Help me alsjeblieft,' zei ze. 'Ik leg het later wel uit. Alsjeblieft!'
  
  De twee mannen hadden haar nu ingehaald, en één van hen greep haar arm, en rukte haar naar zich toe. Ze boog zich voorover en beet hem in zijn hand. Hij slaakte een kreet van pijn en liet haar los. Ze probeerde ervandoor te gaan, maar de tweede sloeg haar hard in haar gezicht. 'Vuile hoer,' snauwde hij. 'Hou ermee op anders zullen we je nog beschadigen.'
  
  'Laat me los,' riep ze, terwijl ze hem tegen de schenen trapte. 'Ik zal dat vliegtuig nemen.'
  
  Ik vond dat ik nu wel genoeg had gezien en deed een pas naar voren. 'Laat haar met rust,' zei ik op onverschillige toon. 'Wat heeft dit allemaal te betekenen?' De eerste van het drietal keek me met een kille blik aan. Ik taxeerde het drietal snel. Ze hadden de botte, onverschillige smoelen van gehuurde zware jongens. 'Flikker op,' zei de dichtstbijzijnde. Hij rukte dreigend op.
  
  'Waarom proberen jullie te verhinderen dat het meisje het vliegtuig neemt dat ze wil nemen?' vroeg ik beleefd.
  
  'Bemoei je er niet mee, stommeling. Het gaat je geen moer aan.'
  
  'Ik heb besloten dat het me wél aangaat,' zei ik op effen toon. 'Mijn ridderlijke gevoelens ... begrijp je?'
  
  De eerste fronste niet-begrijpend zijn wenkbrauwen. 'Verspil toch geen tijd met die idioot,' zei de tweede. 'Maak hem liever onschadelijk.'
  
  Maar het meisje maakte gebruik van hun verslapte aandacht en trapte met de hak van haar schoen hard op de wreef van haar bewaker. Hij schreeuwde van pijn, en het meisje trok zich los en begon naar de startbanen te rennen. Ik zag haar figuurtje verdwijnen in de mist, in de richting van de rode en gele knipperlichten van een toestel. Toen ik goed keek, zag ik de lichten bewegen. Het grote toestel taxiede langzaam over het veld, en ik hoorde duidelijk het geluid van een motor. Het was een propellerjet, en de propellers draaiden, natuurlijk niet op topsnelheid, maar snel genoeg om een mens in tweeën te scheuren. Of in vieren, of in nog veel kleinere flarden. Ik begon achter haar aan te rennen, met de drie uitzendkrachten op mijn hielen. Ze was door de mist opgeslokt, maar ik hoorde het geluid van haar hakken op de startbaan. Ze rende recht op het vliegtuig af, ongetwijfeld hopend er hulp te vinden. Ik probeerde sneller te lopen. Ik haalde haar snel in en zag de wapperende panden van haar regenjas. Maar het vliegtuig was al bijna bij haar. Het rolde langzaam, met de priemende zoeklichten die de mist nauwelijks doorboorden, op haar af. Ze zouden haar onmogelijk kunnen zien. Ze zouden zich trouwens niet kunnen voorstellen dat er, zeker bij deze mist, iemand op de startbaan liep. Een zware mistbank rolde over ons heen op het moment dat ik haar inhaalde en haar aan haar arm achteruit trok.
  
  'Sta stil, verdomme!' riep ik tegen het gierende geluid van de propellers in. 'Ik ben het.'
  
  Ze draaide zich om en ik ontdekte opluchting in haar ogen. Ik kon de vleugel van het toestel niet zien, maar ik begon de zuiging in de lucht al te voelen.
  
  'Op de grond!' schreeuwde ik, terwijl ik me liet vallen. Met één hand had ik haar meegetrokken zodat ze bovenop me lag, en ik voelde dat de enorme vleugel langzaam over ons heen gleed. De mist werd door de blaaskracht van de propellers enigszins verdreven, zodat ik een glimp opving van de sneldraaiende bladen van de propeller in de reusachtige motor. Ik hoorde de voetstappen van onze achtervolgers niet, maar plotseling klonk een hoge rauwe kreet, maar een halve seconde. Toen werd het opgenomen in het gegier van de motor. Ik trok het meisje van me af en hield een hand voor haar mond ten teken dat ze zich stil moest houden. Ze bleef liggen zonder geluid te maken. Het toestel verdween in de mist en het geluid van de motoren werd snel geabsorbeerd door de dichte atmosfeer. Plotseling hoorde ik een kreet van afschuw.
  
  'Jezus,' klonk de stem van een van onze achtervolgers. 'Dat was Charley. Hij is er in gerend.'
  
  'Waar is hij?' klonk een andere, verschrikte stem.
  
  'Ik weet het niet, maar laten we dat kleine kreng gaan zoeken,' antwoordde de ander. 'We moeten haar vinden voor Charley.'
  
  Ik zag dat de mist optrok. Het zou maar even duren, maar het was genoeg. We kregen elkaar tegelijkertijd in de gaten. Ik deed geen moeite om rond te kijken naar de derde, of liever naar wat er van hem over was gebleven.
  
  'Daar zijn ze,' riep een van hen. 'Erop af!' Ze begonnen naar ons toe te rennen. Ik bleef op één knie zitten en keek het meisje aan, dat zich op haar elleboog had opgericht en angstig naar de twee aanstormende mannen keek.
  
  'Jij houdt je stil. Probeer niet opnieuw weg te lopen,' gromde ik tegen haar. Ik wachtte tot ze vlakbij waren en dook, niet naar boven, zoals ze hadden verwacht, maar recht naar voren. Ik ramde kniehoog op hen in, greep ze alle twee bij een knie en dook naar voren. Alle twee gingen ze tegen de grond. Ik rolde naar rechts en raakte de eerste met een karateslag die niet precies doel trof, maar voldoende was om hem jankend van pijn te zien kronkelen. De andere frunnikte wat in de buurt van zijn heup, waarschijnlijk om een blaffertje tevoorschijn te halen. Ik trof hem met een rechtse die hem een meter verderop tegen de betonnen vloer deed belanden. De revolver kletterde een paar meter verder tegen het beton. Ik ging achter hem aan en ontweek een trap in de maagstreek. Voor een tamelijk korte spierprop bewoog hij zich snel. Hij stond op en kwam slingerend als een stier op me af. Ik stopte hem met een snelle, korte uppercut die ik liet volgen door een krachtige linkse hoekstoot die hem op zijn smoel terecht deed komen, nadat hij zestig centimeter door de lucht was gevlogen. Ik keek het meisje aan en zag haar ogen groter worden. Ik draaide me snel om en incasseerde een slag tegen mijn slaap. Hij was sneller hersteld dan ik had gedacht.
  
  Ik liet me vallen en rolde naar links. Hij trapte ongecontroleerd tegen mijn dijbeen, en ik kwam onmiddellijk weer overeind. Ik liet hem een paar keer uithalen, deed alsof ik bang was en bleef ontwijken. Toen hij zich zelfverzekerd klaarmaakte voor een krachtige rechtse, dook ik plotseling ineen en liet mijn vuist in zijn zachte buik zinken. Hij maakte een geluid als een leeglopende ballon. Toen hij dubbel klapte maakte ik hem af met een harde, korte rechtse.
  
  Ik draaide me naar het meisje en zag hoe ze toe stond te kijken, terwijl de mist zich weer om ons sloot.
  
  'Bedankt,' zei ze.
  
  'Kom mee,' antwoordde ik. 'Laten we hier weggaan. Je hoeft je niet te haasten, want er is geen vliegtuig dat in deze mist opstijgt. En kijk maar niet meer zo bang. Die twee zijn wel even uitgeschakeld.'
  
  'Dat is het niet,' zei ze. Ik voelde haar lichaam trillen onder de aanraking van mijn hand op haar schouder. 'Ik dacht aan die ... die andere man. Als jij er niet geweest was ... was dat mij overkomen.'
  
  'Misschien,' zei ik. 'Wat hem betreft, ik denk niet dat het een groot verlies voor de mensheid is.'
  
  Ze keek me fronsend aan. 'Jij bent een harde. Maar ik geloof dat ik je wel een verklaring schuldig ben. Die zal ik je geven. Maar eerst wil ik boeken voor dat toestel.'
  
  'Oké,' stemde ik in. 'Ik loop wel met je mee. Ik reis met hetzelfde toestel.'
  
  We liepen samen terug door de mist en ik kon haar nauwelijks zien. Ze had een zachte stem, een stem met een fluwelen ondertoon. Een oase van licht doemde voor ons op toen we het gebouw bereikten. Ze zette de flodderige hoed af en trok de regenjas uit, en de verandering was meer dan verbazingwekkend. Ze schudde het vocht van de mist uit haar haar, en ik zag een waterval van glimmende, zwarte krullen. Toen ze naar me opkeek zag ik een paar prachtige, diepbruine ogen, en een dunne, smalle neus. De wenkbrauwen, die aan het eind enigszins krulden, gaven haar gezicht een elfachtige uitdrukking. Haar schoonheid werd nog versterkt door haar koperkleurige, satijnzachte huid. Ik vermoedde dat ze uit Hawaii kwam. Ze had die typische mengeling van rassen in zich die resulteert in monumentaal mooie vrouwen. Ze droeg een simpele, witte jurk met een losse ceintuur van koperen ringen. De jurk bedekte haar zoals een blad een boomtak bedekt, beschermend maar tegelijkertijd uitnodigend.
  
  'Ik voel me een stuk beter,' zei ze, toen ze terug kwam van het loket, waar ze voor de vlucht had geboekt. Ze glimlachte goddelijk naar me. Haar volgende zin werd afgebroken door het omroepsysteem. 'Attentie, alstublieft,' klonk de stem van een omroepster. 'Tot onze spijt moeten wij u mededelen dat vlucht 667 als gevolg van de slechte weersomstandigheden pas morgenochtend half acht zal vertrekken.'Alle beschikbare kamers in het Luchthavenmotel zijn voor u gereserveerd. Wilt u zich naar het motel begeven om de sleutels van uw kamers in ontvangst te nemen. Dank u.'
  
  De gelaatsuitdrukking van het meisje veranderde onmiddellijk.
  
  'Ben je bang voor je vriendjes?' vroeg ik.
  
  'Ze zullen proberen me opnieuw tegen te houden,' fluisterde ze. Haar hand, die ze op mijn arm had gelegd, begon te trillen.
  
  'Wees maar rustig,' zei ik. 'En geef me liever die verklaring die je me hebt beloofd. Laten we samen naar het motel lopen. Daar kun je me dan alles uitleggen.'
  
  Ze zette de flodderige hoed op en trok de regenjas aan toen we opnieuw naar buiten liepen. 'Mijn naam is Iolana Kamu,' zei ze, terwijl ze me een arm gaf. 'Ik ben op weg naar de eilanden ... naar huis.'
  
  'Het lijkt erop dat iemand dat wil verhinderen.'
  
  'Mijn vader,' zei ze, met woede in haar stem. 'Ik zou wel eens willen weten waarom. Ik weet wat hij me heeft verteld en waar we over hebben geredetwist, maar ik denk dat er meer achter zit.'
  
  'Wat heeft hij je verteld, en waarover verschilden jullie van mening?' vroeg ik.
  
  'Ik heb op het vasteland gestudeerd,' begon ze. 'Maar ik wil op de eilanden lesgeven. Er is een enorme behoefte aan onderwijs. Vader vindt dat ik beter hier les kan geven. Dat heeft hij me gezegd, maar zo hebben we altijd al gekibbeld. Hij bezit een grote ananasplantage en het is hem erg goed gegaan, maar hij leeft helemaal in het verleden. Hij heeft veel bezwaren tegen allerlei dingen die op het eiland gebeuren. Hij heeft me gezegd niet terug te komen voordat hij me toestemming geeft. Ik heb hem gezegd dat hij naar de hel kon lopen en dat ik terug kwam. Hij heeft die ... bandieten gehuurd om me tegen te houden.'
  
  'Nogal radicaal, vind je niet?' gaf ik commentaar. 'Niet als je mijn vader kent,' zei ze. 'Hij is koppig. Niemand durft hem een strobreed in de weg te leggen.'
  
  'Behalve jij,' grinnikte ik.
  
  'Behalve ik,' zei ze. 'Dat is de reden dat we met elkaar in de clinch hebben gelegen sinds ik oud genoeg was om er een eigen mening op na te houden.'
  
  'Ben je werkelijk bang dat ze het nog een keer zullen proberen?' vroeg ik.
  
  'Ik ben er erg bang voor,' antwoordde ze.
  
  'Ik heb een voorstel,' zei ik. 'We kunnen mijn kamer delen. Ik kan op de bank slapen, aangenomen dat er een bank is. Of op de grond. Dat doet er niet zoveel toe. Op die manier ben je in ieder geval niet alleen.' Ze keek me even bedachtzaam aan. Ik grinnikte inwendig en keek terug zonder een spier op mijn gezicht te vertrekken. Ik had geen zin haar twijfels op te lossen.
  
  'Goed,' zei ze tenslotte. 'Graag, wat mij betreft.'
  
  'Weet je het zeker?' vroeg ik. 'Soms is het middel erger dan de kwaal. Dit zou wel eens één van die gevallen kunnen zijn.'
  
  Ze keek me effen aan. 'Dat geloof ik niet,' zei ze langzaam.
  
  'Oké,' zei ik. 'Ik heet Nick ... Nick Carter. En ik ben op weg naar Hawaii om iemand uit Japan te ontmoeten.'
  
  'Heel interessant,' zei ze, terwijl ze me van opzij aankeek. 'Maar dat vertelt me nog niet wat je doet.'
  
  'Ik ben een amateurgeoloog,' zei ik. Het leek me een aardige dekmantel.
  
  'Jij bent nergens een amateur in, Nick,' antwoordde ze.
  
  Ik stelde voor om nog een drankje te gaan halen in de motelbar. Toen ik met Iolana binnenkwam draaiden zowat alle hoofden zich om. Zelfs de vrouwen keken op en staarden naar ons met die mengeling van jaloezie en afgunst, waar vrouwen patent op hebben.
  
  'Denk je dat ze het nog eens zullen proberen?' vroeg Iolana na haar eerste slok. 'Die bandieten, bedoel ik.'
  
  'Misschien,' antwoordde ik kalm. 'Ze zullen niet veel moeite hebben ons te vinden. Ze maken er hier geen geheim van waar ze hun gasten onderbrengen. Maar eerlijk gezegd denk ik niet dat we nog last van ze zullen hebben.'
  
  Haar gezicht ontspande zich. 'Je zei dat je het vermoeden had dat je vader andere redenen had om je van het eiland te weren,' merkte ik op.
  
  Ze keek me ernstig aan. Het viel me op dat ze een soort natuurlijke aantrekkingskracht bezat, een combinatie van onschuld en raffinement.
  
  'Ik weet het niet,' antwoordde ze. 'Misschien wil hij me liever niet om zich heen hebben. Zo is hij soms. Of misschien heeft iemand anders hem overgehaald mij uit de buurt te houden.'
  
  Ze ging niet door op die laatste opmerking en het leek me beter niets te forceren. Ik ging er dus niet verder op in. 'Wil je dansen?' vroeg ik. Er was een jukebox in een hoek van de bar en ik wierp er een muntstuk in. Ze danste licht tegen me aan en ik voelde de twee zachte toppen van haar borsten tegen mijn hemd. Ik legde mijn hand op haar rug en ze duwde zich nog dichter tegen me aan. Ze danste met een natuurlijke soepelheid en keek me af en toe lachend aan vanonder haar licht gebogen wenkbrauwen. Ik vroeg me af hoe ze in bed zou zijn, onschuldig of juist geraffineerd? Misschien een combinatie? Het was laat geworden en we stonden voor een vroege en onzekere ochtend. We gingen naar onze kamer en Iolana probeerde een lichte onzekerheid te verbergen. Ze slaagde er niet erg goed in.
  
  'Ik slaap meestal in mijn onderbroek of nog minder,' vertelde ik haar. 'Omdat ik me altijd netjes gedraag in gezelschap van vrouwen, zal ik mijn onderbroek vannacht maar aanhouden. Wil jij je eerst uitkleden?'
  
  'Nee ... ik wacht wel,' zei ze op rustige toon. Ik draaide het licht uit, zodat de kamer alleen nog werd verlicht door de gele lichtstraal die uit de badkamer kwam. Toen ik in mijn onderbroek stond, liep ik met de beddensprei naar de bank. Ik merkte dat Iolana me gadesloeg en ik dacht dat ik goedkeuring in haar ogen las, hoewel dat in het halfdonker moeilijk te zeggen was.
  
  'Je bent mooi,' zei ze plotseling. Het verbaasde me enigszins. 'Je hebt een mooi lichaam,' mompelde ze. 'In Hawaii, waar we vroeger nooit veel kleren droegen, hebben we de schoonheid van een lichaam als een op zichzelf staand iets leren waarderen. En jij hebt een Hawaiiaans lichaam.'
  
  'Wat dat dan ook mag betekenen,' lachte ik.
  
  'In de Verenigde Staten heb ik veel mannen gezien met een krachtig lichaam, enorme spieren die door oefeningen met gewichten zijn aangekweekt,' zei ze.
  
  'Maar dat waren meestal over ontwikkelde spierklompen. In Hawaii hebben onze sterke kanakas slanke, pezige lichamen zoals het jouwe, met de kracht van een panter, en niet van een bulldozer.'
  
  Ze draaide zich abrupt om, alsof ze bijna bang was om door te gaan, en haastte zich naar de badkamer. Toen ze weer tevoorschijn kwam draaide ze het licht van de badkamer uit, maar er kwam nog genoeg licht van de neonreclame buiten de kamer binnen om me te laten zien dat ze alleen maar een slipje droeg. Ze stond even naar me te kijken.
  
  'Kom hier,' zei ik vanaf de bank. Ze liep geruisloos op haar blote voeten naar me toe en keek naar me. Ik zag haar borsten, die regelmatig diep op en neer gingen. Ik zag dat haar tepels hard waren. Ze hield haar ogen half dichtgeknepen en haar lippen van elkaar. Ik ging overeind zitten, greep haar vast en trok haar omlaag. Mijn hand vond haar linkerborst. Ze duwde mijn hand weg maar ze probeerde niet overeind te komen en haar ogen hadden zelfs in het donker een warme, doordringende glans.
  
  'Nee,' mompelde ze. 'Alsjeblieft ... nee.' Ze kreeg de woorden met moeite over haar lippen.
  
  Ik liet haar los. 'Ga slapen, Iolana,' zei ik, terwijl ik naar haar glimlachte. Ze leunde naar beneden en kuste me vluchtig. Ze liet haar vingertoppen over mijn gezicht glijden en liep toen naar het bed.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Toen we de volgende morgen het motel verlieten loste de zon de laatste mistnevels op. Ik was al vroeg opgestaan, had me vlug aangekleed en Hugo en Wilhelmina op hun plaats bevestigd. Toen Iolana uit de badkamer kwam, was ik al klaar om te vertrekken. Ze droeg een donkerrode trui, die strak om haar borsten spande, en een korte rok. Ze liep naar me toe en sloeg haar armen om mijn nek. Haar ogen keken met een veelbelovende glans naar me op. 'Bedankt voor gisteren, voor alles wat je voor me gedaan hebt,' zei ze.
  
  'Laat maar zitten, lekker stuk,' grinnikte ik. 'Dat ridderlijke gedoe van vannacht is me niet goed bevallen. Dat is echt te frustrerend voor me. Van nu af aan is het jachtseizoen geopend.'
  
  'Zoals je wilt,' zei ze toen ze haar kleine tas pakte. Toen we de straat die naar het vliegveld leidde overstaken, voelde ik haar hand op mijn arm plotseling verkrampen. Ik volgde haar blik en zag drie mannen bij een auto staan. Ze hielden ons in de gaten. Eén van hen, merkte ik met een glimlach op, had zijn arm in een mitella. Ik keek het drietal aan. Mijn blik hield een regelrechte uitnodiging in, en ik vermoedde niet, dat ze erop in zouden gaan. Ze keken elkaar zenuwachtig aan, overlegden wat met elkaar en bleven bij de wagen staan toen we passeerden. Zoals de meeste huurjongens, voelden ze er niets voor om hun nek te riskeren als het risico hun te groot leek.
  
  In het vliegtuig zaten we zwijgend naast elkaar, maar toen we Hawaii naderden, werd Iolana steeds opgewondener. Toen het vliegtuig langzaam maar zeker wat lager ging vliegen keek ik naar de stipjes land in de blauwe oceaan. Ik bedacht hoeveel misvattingen er eigenlijk nog over onze vijftigste staat bestonden. Veel mensen weten niet dat Hawaii uit acht afzonderlijke eilanden bestaat, waarvan er zeven bewoond zijn. Ze liggen in een licht gebogen lijn. Hawaii is het grootste eiland, maar niet het centrum van alle activiteit, zoals de meeste Amerikanen denken. Wat de meeste mensen bedoelen als ze het over Hawaii hebben, is het eiland Oahu, waar we zouden landen. Op Oahu ligt de grootste stad van de eilandengroep, Honolulu. Het is Oahu, waar de sierlijke cruiseschepen afmeren. En het strand Waikiki bevindt zich op Oahu, evenals Pearl Harbor en het Kaena Raket opsporingsstation en de universiteit van Hawaii. Toen het vliegtuig langzaam tot stilstand kwam op de grote landingsbaan, keek ik naar de menigte buiten, en ik werd meteen weer herinnerd aan de smeltkroes van rassen die Hawaii eigenlijk was. Tweeëndertig procent van de eilandbewoners was Japans, negenentwintig procent had een Kaukasische achtergrond. Filippinos maakten elf procent van de bevolking uit en zes procent was Chinees. Slechts twee procent was van Polynesische oorsprong.
  
  Toen we het vliegtuig verlieten, moest ik Iolana beloven dat ik haar op de plantage van haar vader in de bergen zou bezoeken. Onzeker over de dingen die vóór me lagen, vertelde ik haar dat ik in het Royal Hawaiian logeerde. Ze kuste me vluchtig op mijn wangen en verdween toen. Toen ze in een taxi stapte ving ik een laatste glimp op van haar welgevormde bovenbenen.
  
  Nadat ik in het Royal Hawaiian een kamer had geboekt nam ik een taxi naar het Waikiki-strand, naar huisje nummer twaalf, waar ik Cato Inura moest ontmoeten. Waarschijnlijk zou hij zich uitgeven voor een Japanse zakenman op vakantie. De huisjes stonden langs een weg die parallel liep met het strand. Ik stapte uit de taxi, vond nummer 12 en klopte op de deur. Pas nadat ik een tweede keer had geklopt werd de deur geopend. Ik stond tegenover een tamelijk magere, ernstig kijkende man die was gekleed in een wit pak met een open hemd.
  
  'Cato Inura?' vroeg ik. Hij zei niets maar keek me met een doordringende blik aan.
  
  'Nick Carter ... AXE,' zei ik. Ik liet mijn papieren zien en hij nam ruim de tijd om ze te bestuderen. Tenslotte deed hij de deur verder open.
  
  'Kom alstublieft binnen,' zei hij. Hij zag er heel anders uit dan ik me had voorgesteld. Voor een Japanner leek hij me erg lang. Bovendien leek hij me meer op een eilandbewoner dan op een Japanner. Hij had die typische kenmerken van rassenvermenging in zijn uiterlijk. Zijn lichaam was mager en hoekig, en hij had een smal gezicht met ingevallen wangen. Boven zijn rechter wenkbrauw liep een klein litteken en zijn mond had een grimmige trek.
  
  'Het spijt me,' zei hij. 'Maar het verbaast me u hier in Hawaii te zien.'
  
  'Heeft Hawk niet verteld dat hij me zou sturen?'
  
  Cato Inura schudde zijn hoofd. 'Nee, dat heeft hij me niet verteld. Ik vraag me zelfs af waarom hij op het idee is gekomen u te sturen.'
  
  'Maar het telefoongesprek dan?' zei ik verbaasd. 'Hij had de sterke indruk dat u moeilijkheden verwachtte en vroeg om een ontmoeting met één van de AXE-topagenten. Hij heeft mij verteld dat dat de reden was van uw komst naar Hawaii.'
  
  Inura lachte. 'Mijn bezoek hier is niet meer dan puur routine,' zei hij. 'Ik vrees dat Hawk ons telefoongesprek verkeerd heeft opgevat.'
  
  'Maar hoe zit het dan met die onverwachte vulkanische activiteit?' vroeg ik. 'Hij suggereerde dat u me daar iets over zou vertellen en ook, dat u er bijzonder ongerust over was.'
  
  'Welnee, ik heb me daar alleen maar gekscherend over uitgelaten,' zei Inura met een vreemde glimlach. 'Misschien is die activiteit zo plotseling inderdaad wel wat vreemd, maar verder zie ik niet wat ik daarmee te maken heb. Dat is een probleem voor geologen en andere geleerden. Ik ben bang dat Hawk een paniekzaaier begint te worden.'
  
  Ik fronste mijn wenkbrauwen. Eén van de dingen die je van Hawk in ieder geval niet kon zeggen was, dat hij ooit onnodig ongerust was. En hij zou ook niet snel een boodschap verkeerd uitleggen. Ik begreep er niets meer van. Inura stond op.
  
  'Als mijn telefoongesprek met uw chef inderdaad zoveel misverstanden heeft opgeroepen,' zei hij, 'hoop ik, dat u mijn welgemeende verontschuldigingen wilt aanvaarden. Ik kan u alleen maar aanraden u zolang u nog hier bent een beetje te amuseren en weer terug te reizen wanneer u dat uitkomt. Ik zal Hawk zelf schriftelijk op de hoogte stellen.'
  
  'Ik weet niet wat ik moet zeggen,' gaf ik toe. 'Hij vertelde me uitgebreid dat u hem uw vermoedens had meegedeeld over eventuele spectaculaire terreurdaden van de Japanse terroristen.'
  
  Inura perste zijn lippen op elkaar. 'Inderdaad hebben we daarover gesproken,' zei hij. 'Maar ik heb alleen maar gedoeld op eventuele acties in Japan. Dat is in ieder geval mijn bedoeling geweest. Het spijt me als dat verkeerd is overgekomen. In ieder geval ben ik blij u te hebben ontmoet, mister Carter. Ik heb al veel over u gehoord.'
  
  Even later liep ik in mezelf mompelend over de boulevard. Als Hawk het telefoongesprek met Cato Inura inderdaad verkeerd had uitgelegd, zou dat de eerste keer in zijn leven zijn. Hij was de sluwste organisator die ik ooit was tegengekomen. Zelfs als hij alleen maar op zijn intuïtie werkte had hij het bijna altijd bij het juiste eind. Hij was bij uitstek in staat om de waarheid achter een in bedekte termen gegeven boodschap te ontdekken. Hawk had gezegd dat zijn gesprek met Inura in bedekte termen had plaatsgevonden, en natuurlijk zou het theoretisch mogelijk zijn dat hij het verkeerd had begrepen, maar toch ging zoiets er bij mij moeilijk in. Tenslotte besloot ik een taxi te roepen en Johnny Kai op te zoeken. Ik heb de gewoonte om verwarrende dingen een paar uurtjes te vergeten, om er daarna met een nieuwe blik klaarheid in te brengen.
  
  In het lage gebouw waar het hoofdbureau van Politie in Oahu is gevestigd, ontdekte ik dat Luitenant Kai inmiddels was bevorderd tot Kapitein Kai. Ik gaf mijn naam op aan een bolwangig wicht in de receptiekamer, en een paar seconden later vloog de deur die naar de kantoren leidde open. Ik hoorde zijn bulderende stem al voordat ik hem zag.
  
  'Het is niet mogelijk,' riep hij. 'Ouwe jongen!' Een stevig gebouwde, energieke kerel rende op me af en greep me in een beerachtige omhelzing beet. Hij was nauwelijks veranderd, klein, maar in prima conditie. Hij was van Japanse afkomst en had aan de Universiteit van Zuid-Californië uitgeblonken in zwemmen en baseball. 'Waarom heb je me niet gewaarschuwd dat je eraan kwam?' bulderde hij.
  
  'Ik heb nauwelijks tijd gehad om mezelf te waarschuwen dat ik je ging bezoeken,' antwoordde ik. 'Je had me trouwens wel eens kunnen schrijven dat je kapitein bent geworden, kleine opdonder! Of werken de posterijen hier niet meer?'
  
  Hij grinnikte. 'Ik heb het druk gehad,' zei hij.
  
  'Ik ben een week in New York geweest en heb geprobeerd je te bellen, maar je was er niet. Ze vertelden me dat je naar de één of andere verdomde uithoek was om vakantie te houden.'
  
  'Onmogelijk,' viel ik hem in de rede.
  
  'Wat doe je hier?' vroeg hij. 'Zaken, wil ik wedden. Is dit een officieel bezoek?'
  
  'Nee,' lachte ik. 'En wat ik hier doe, zou ik zelf ook wel eens willen weten. Ik dacht dat ik het wist maar sinds ik een paar minuten geleden met ene Cato Inura van de Japanse geheime dienst heb gesproken, ben ik nergens meer zeker van.'
  
  'Cato Inura?' Johnny Kai fronste de wenkbrauwen. 'Is die dan in Hawaii. Daar wist ik niets van. Dat spionnentuig glipt ook maar het land in en uit zonder dat ze ons netjes komen gedag zeggen. Hoe is het met die ouwe spleetoog? Nog steeds even dik en pafferig?'
  
  'Dik en pafferig?' vroeg ik, terwijl al mijn spieren zich samentrokken. 'Ken jij Cato Inura?'
  
  'Al jaren,' antwoordde Johnny Kai. 'Hij heeft altijd al met zijn gewicht te kampen gehad. Soms lijkt hij wel dikker dan hij lang is.'
  
  Ik haalde me de man die ik in het strandhuisje had gesproken weer voor de geest. Hoeveel die kerel ook zou eten, dik en pafferig zou hij nooit kunnen worden. De hele lichaamsstructuur maakte dat onmogelijk. Hij had een slank, bijna spichtig lichaam. 'Godallejezus!' riep ik uit, terwijl ik naar de deur stoof. 'Je ziet me nog wel,' riep ik naar de stomverbaasde Johnny Kai. Ik struikelde bijna over twee van zijn mannen toen ik het gebouw uitholde. Ik hield een taxi aan die juist het Hoofdbureau passeerde en sprong erin.
  
  'Waikiki,' riep ik naar de bestuurder. 'En hou het gas op de plank. Je werkt voor de Amerikaanse regering.' De bestuurder keek verbaasd achterom en deed toen wat hem gezegd was. 'Verdomme, verdomme, verdomme!' vloekte ik hardop. Ik wist niet op wie ik het meest kwaad was, op die kerel in het strandhuis of op mezelf. Een aantal dingen kan me razend maken, en in de boot genomen worden staat bovenaan de lijst. Maar ik was niet alleen woedend, maar bovendien uiterst bezorgd. Die kerel was Inura beslist niet geweest. Ik had hem verrast, wie hij dan ook was geweest, en hij had er dankbaar gebruik van gemaakt. Hij had ervoor gezorgd dat ik het gesprek leidde, waarbij hijzelf op de achtergrond was gebleven. Op die manier had hij belangrijke informaties losgekregen, terwijl hij zichzelf op de vlakte had kunnen houden. Toen de taxi het huis naderde leunde ik voorover en tuurde in de verte. Ik zag twee gestalten uit het huisje rennen, naar een oude Hudson sedan die aan de rand van het trottoir wachtte. Een van de beide figuren herkende ik onmiddellijk als de man die me zo vakkundig had misleid. Achter het stuur van de Hudson zat een derde man. Door de snelheid van de naderende taxi begrepen ze wat er aan de hand was, en ik zag dat de man in de Hydson de wagen startte.
  
  'Stop!' riep ik naar de taxibestuurder. De taxi kwam op gierende banden tot stilstand en ik sprong eruit, met Wilhelmina in mijn hand. De oude Hudson trok op en reed recht op me af. Ik vuurde op de bestuurder. Ik wist meteen dat ik te laat was toen ik hem achter het dashboard zag wegduiken. Het schot verbrijzelde de voorruit, maar de bestuurder slaagde erin de wagen koers te laten houden en hield het stuur stevig vast vanuit zijn ongemakkelijke positie. Ik was gedwongen opzij te duiken om de wagen te ontwijken, en smakte op het trottoir. Ik richtte me half op en vuurde opnieuw, maar de Hudson was me al voorbij geraasd en verdween op twee wielen in de dichtstbijzijnde bocht terwijl mijn schoten in het achterspatbord sloegen en de band juist misten.
  
  Ik keek om naar de taxi en overwoog of het de moeite waard zou zijn de Hudson ermee te achtervolgen. De chauffeur zat verkrampt van angst achter het stuur. Hij zag eruit als een opgezet lijk. 'Stik,' bracht ik uit. Ik stopte de Luger in mijn schouderholster. Tegen de tijd dat de taxi gekeerd zou zijn, waren ze al te ver om hun spoor nog te kunnen vinden. Het had absoluut geen zin. Ik stopte de taxichauffeur een ruime fooi toe en liep naar het strandhuisje. Cato Inura was er nog steeds niet, maar het was er een enorme puinhoop. Ze hadden geen hoekje overgeslagen. Ze hadden elk boek uit de boekenkast gerukt. Er lagen kleren op de grond verspreid en in het midden van de kamer stond een koffer die volkomen aan stukken was gesneden. De man die ik voor Inura had aangezien was zijn onderzoek waarschijnlijk begonnen toen ik was aangekomen. Als ik een paar minuten later was gekomen had ik ontdekt wat er aan de hand was. Als ik een paar minuten eerder was gekomen had ik misschien de echte Cato Inura ontmoet.
  
  Twee vragen drongen zich onmiddellijk aan me op. Waar was de echte Cato Inura, en waar hadden de indringers naar gezocht? Wat het ook geweest was, het leek me niet waarschijnlijk dat ze het hadden gevonden, te oordelen naar de puinhoop die ze hadden gemaakt. Maar ik kon er natuurlijk niet absoluut zeker van zijn. Als ze het niet hadden gevonden, des te beter, al zouden ze dan wel terugkomen. Wat Inura betrof, misschien had hij geweten dat hij bezoek zou krijgen en was hij tijdelijk verdwenen. Ik belde Johnny Kai via de telefoon die in de kamer stond en vertelde hem wat er was gebeurd. Ik vroeg hem alles zo te laten zoals ik het had aangetroffen totdat Cato Inura weer zou verschijnen of totdat ik meer aanwijzingen zou hebben.
  
  'Wat je maar wilt, Nick,' antwoordde hij. 'Ik zal het huis vierentwintig uur per etmaal laten bewaken en orders geven dat niemand behalve jij er toegelaten mag worden. We zullen niets aanraken. Verder zal ik mijn mannen naar Cato Inura laten uitkijken.
  
  Misschien is hij wel gedwongen geweest zich te verschuilen.'
  
  'Misschien,' zei ik. 'Maar het klopt niet. Ik weet zeker dat hij dan zou proberen contact met me op te nemen. Nee, het lijkt me waarschijnlijker dat ze hem ergens vasthouden en hem nog niet aan het praten hebben kunnen krijgen.'
  
  'Hou me zoveel mogelijk op de hoogte, Nick,' zei Johnny.
  
  Ik ging met een andere taxi terug naar mijn hotel. Toen ik er aankwam bleek ik onverwacht bezoek te hebben. Het was Iolana en ze zag er met haar koperkleurige huid en haar prachtige, zwarte haar betoverend uit.
  
  'Ik kom je uitnodigen voor een etentje,' kondigde ze aan, terwijl ze me een arm gaf. 'Ik hoop dat je kunt vanavond. Vader wil je heel graag ontmoeten. Ik heb hem verteld hoe je die spierbundels op het vliegveld hebt behandeld.'
  
  'En hij wil me ontmoeten?' zei ik met ongeloof in mijn stem. 'Zelfs nu hij weet dat ik zijn plannen met jou heb doorkruist?'
  
  Iolana lachte. 'O, dat is niets,' antwoordde ze. 'Zo is vader niet. Ik ben hier. Hij weet dat hij die ronde verloren heeft en daar zal hij niet verder over zeuren.'
  
  'Ik wil me wel eerst even opfrissen en verkleden,' zei ik.
  
  'Ik wacht wel,' antwoordde ze, en ik ging naar mijn kamer. Toen ik even later met nog ontbloot bovenlijf de badkamer uitkwam, zag ik Iolana op de bank zitten. Ze keek bewonderend naar mijn borst.
  
  'Hier, laat me je helpen,' zei ze, toen ik een schoon overhemd uit mijn koffer haalde. Ik nam Hugo en bevestigde de stiletto in de schede tegen mijn rechter onderarm. Haar ogen bekeken die handeling met meer dan gewone belangstelling.
  
  'Hebben alle amateurgeologen zulk gereedschap?' vroeg ze quasi onverschillig. Ik glimlachte.
  
  'Dat zou ik echt niet weten,' zei ik. 'Ik in ieder geval wel. Het is soms erg handig, bijvoorbeeld om kleine dingetjes onder rotsen uit te graven en zo.'
  
  Ik wist zeker dat ze er geen woord van geloofde, maar ze ging er niet verder op door. Ze bewoog haar vingers over mijn schouders, licht en vluchtig, maar toch met een elektriserende kracht. Haar handen gleden over mijn schouderbladen langs mijn rug naar beneden.
  
  'Je kunt daar beter mee ophouden anders kun je dat etentje bij je vader wel vergeten,' waarschuwde ik haar. Ze hield op en ging voor me staan om me recht te kunnen aankijken.
  
  'Ik wilde alleen maar weten of je huid net zo zacht is als hij eruit ziet. Hier is je overhemd.'
  
  Ze hielp me bij het dichtknopen van mijn overhemd. Toen ze even niet keek stopte ik Wilhelmina bij me en trok daarna mijn jasje aan. Vervolgens gingen we naar de parkeerplaats, waar haar wagen, een kleine Toyota, stond.
  
  Ik vroeg me af wat voor een etentje het precies zou worden toen ik naar het meisje naast me keek. Ze was bijzonder vrouwelijk, bijna teer, maar tegelijkertijd leek ze over een enorme, koppige kracht te beschikken. Ongetwijfeld had ze een vreemde, onstuimige relatie met haar vader, maar ik had het sterke gevoel dat er nog iets was, waarover ze tot nu toe niet had gerept. Het leek me niet simpelweg het geval van de koppige, oude vader en het eigenwijze jonge meisje. Er zat meer bij, dat wist ik bijna zeker. Ik zou er spoedig achterkomen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Iolana reed uitstekend. Ze had er geen enkele moeite mee, de kleine, lichte Toyota over de steile en kronkelige bergwegen te manoeuvreren. Spoedig veranderden de geplaveide wegen in smallere, stoffige paden. Nadat we een scherpe bocht hadden gemaakt, zag ik een groot, vlak veld aan de voet van een heuvelrand. Aan de scherpe, doornige bladeren herkende ik de ananas. Aan de andere kant van het veld stond een groot huis met een laag dak. Iolana nam een pad dat langs het veld liep, in de richting van het huis. Er kwam een open vrachtwagen aan die vol zat met mannen die over de randen leunden en naar Iolana zwaaiden.
  
  'Dat zijn plukkers die net van het veld afkomen.' verklaarde Iolana, terwijl ze de Toyota zo dicht mogelijk langs de berm stuurde. De ananasplukkers leken erg veel op de seizoenwerkers in het westen en zuiden van Amerika. In de cabine van de vrachtwagen, naast de bestuurder, zag ik een magere, bijna spichtige man in een open hemd. Ik zag dat hij een horizontaal lopend litteken boven zijn rechterwenkbrauw had. Ik keek Iolana aan. Ze reed onbekommerd verder.
  
  'Wie waren die twee mannen in de cabine?' vroeg ik, terwijl ik mijn best deed mijn stem zo onverschillig mogelijk te doen klinken. 'Ik dacht dat ik één van die twee al eens ergens had gezien.'
  
  'Die ene naast de bestuurder is een van de voormannen van mijn vader,' antwoordde ze onmiddellijk. 'Ik geloof dat hij Jimono heet. Ik ken hem niet erg goed. Hij kwam hier in het jaar dat ik naar de Verenigde Staten vertrok. De andere is één van de chauffeurs.'
  
  Ik keek haar onderzoekend aan. Haar gezicht drukte alleen maar eerlijkheid en onbekommerdheid uit. Ze wist van niets of ze was één van de beste actrices die ik ooit had ontmoet. De kerel in de vrachtwagen was de schoft die ik voor Inura had gehouden. De truck was ons in een flits gepasseerd, maar ik was er zeker van. Ik besloot het verder koel en onopvallend te spelen. De zaak begon gecompliceerd te worden en er waren talloze interessante mogelijkheden. Als hij voor Iolana's vader werkte, betekende dat dan dat haar vader iets met de zaak te maken had? Niet noodzakelijkerwijs. Hij zou best zelfstandig kunnen werken onder een goede dekmantel. Of ze hadden er allemaal iets mee te maken. Hawk heeft wel eens gezegd dat ik zelfs mijn bloedeigen moeder zou verdenken en vermoedelijk had hij nog gelijk ook. Als ik werk, schuif ik al het vertrouwen, dat op niets meer dan gevoel is gebaseerd, opzij. Als je dat niet kunt heb je in dit vak geen lang leven. Elke agent die zijn gevoel laat meespelen is zeker van een korte carrière. En de dood is reuze onsentimenteel. In ieder geval, als ze er op die plantage allemaal in verwikkeld waren zou dat betekenen dat het hele spelletje van te voren was uitgedacht om mijn komst naar Hawaii te verhinderen. Het incident met de taxi in New York en dat gedoe op het vliegveld konden louter en alleen zijn geënsceneerd om mij uit te schakelen. Dat zou natuurlijk betekenen dat Iolana medeplichtig was, wat, op de een of andere manier niet leek te kloppen. Na een paar dienstjaren ruikt elke goede agent een 'dubbel' al op tien meter afstand en Iolana had die lucht niet over zich.
  
  We reden over de cirkel vormige oprijlaan naar de voorkant van het huis. Ik besloot mijn vermoedens even opzij te zetten en alles te nemen zoals het kwam. Maar ik kon het gevaarsignaal dat mijn altijd werkende lichamelijke antenne had opgevangen niet vergeten. Het huis was een prachtig architectonisch werkstuk, waarin de beste elementen van de Hawaiiaanse en de Amerikaanse bouwkunst waren verenigd. Vóór het huis lag een prachtig aangelegde tuin. Binnen kwamen we eerst in een ruime, hoge hal waarin een paar varens en bloeiende fuchsia's stonden.
  
  'Pa is erg ouderwets,' waarschuwde Iolana me. 'Je moet erop voorbereid zijn dat hij af en toe wel eens een preek over het een of ander afsteekt.' Toen we verder het huis binnenliepen, langs een buigende bediende, kwam Iolana's vader uit een kamer tevoorschijn om ons te begroeten. Het was een reus van een man, langer dan ik, met de schouders van een stier. Ondanks zijn grijze haar zag hij er zeer sterk en gezond uit. Hij droeg een wijd zittende, witte broek en zijn borst was naakt onder een openhangend vest. Hij droeg een bloemenkrans om zijn nek. Zijn ogen waren staalblauw, en vormden een schitterend kontrast met het koperbruin van zijn huid. De bloemenkrans gaf zijn uiterlijk iets feestelijks, wat zijn natuurlijke strengheid wat afzwakte.
  
  'Welkom, mister Carter,' zei hij.
  
  Ik beantwoordde zijn formele buiging. Er verscheen een bediende met een zilveren schaal met vier ananasschillen die waren gevuld met een verrukkelijk mengsel van rum, brandy en ananassap. We namen er ieder een en ik vroeg me al af voor wie de vierde was toen ik achter mij een heldere stem hoorde.
  
  'Mag ik jullie gezelschap houden?' vroeg de stem, en ik draaide me om. Ik zag dat de stem hoorde bij een meisje, iets langer dan Iolana, en gekleed in een lang, rood gewaad met een laag uitgesneden voorkant. Ze keek me met donkerbruine, enigszins amandelvormige ogen doordringend aan en ik hield mijn adem even in. Behalve haar koperkleurige, gave huid had ze niet veel gemeen met Iolana, behalve dan, dat ze minstens even aantrekkelijk was. Ze was slanker, maar had vollere borsten en ze straalde een dierlijke aantrekkingskracht uit.
  
  'Ah, Kani,' zei Iolana's vader. 'Mister Carter, dit is mijn andere dochter, Kani.'
  
  Kani Kamu hield mijn hand een fractie langer vast dan nodig was, en ik probeerde mijn verbazing niet te laten merken. Ik vroeg me af waarom Iolana niets over haar zuster had gezegd. Zou het iets met onderlinge rivaliteit te maken hebben? Dat leek me zeker niet uitgesloten. Dit meisje was minstens even mooi als Iolana.
  
  'Waarom zouden we niet in de tuin gaan zitten?' stelde Iolana's vader voor. Het viel me op dat het voorstel klonk als een bevel. Hij ging ons voor naar een rotstuin die zo weelderig was, dat het een bijna lichamelijke invloed op mijn zintuigen had. Schitterende, tropische vegetatie liet alle schakeringen van groen zien. Op de enorme bladeren nestelden zich grote vogels, en in het midden kletterde een kleine fontein. Iolana mengde zich druk in het gesprek maar ze keek me telkens alleen maar vluchtig aan. Ze had mijn verbazing gemerkt toen ik aan Kani was voorgesteld.
  
  'Ik heb gehoord dat u van actie houdt, mister Carter.' Kani Kamu lachte en haar ogen stonden uitdagend. 'Ik hoop dat u in de buurt bent als ik nog eens gered moet worden.'
  
  Ik had het gevoel dat ze me in de maling nam, maar oppervlakkig beschouwd deed ze alleen maar vriendelijk.
  
  'Ik zou u moeten bedanken voor uw bemoeienis met Iolana,' zei Kamu, en opnieuw werd ik eraan herinnerd dat deze man niet alleen vader, niet alleen plantagebezitter was, maar bovendien een soort patriarch. 'Natuurlijk kon u niet weten dat ze de opdracht hadden haar geen kwaad te doen.'
  
  Ik stond op het punt om hem te vertellen dat zijn jongens niet het soort waren dat orders altijd stipt uitvoert, maar ik besloot mijn mond maar te houden. 'Ik ben blij dat ik haar een dienst heb kunnen bewijzen,' merkte ik glimlachend op. We dronken onze glazen leeg en even later kwam een bediende aankondigen dat het diner was opgediend. Kani liep met me mee naar de eetzaal, terwijl Iolana haar vader begeleidde.
  
  De eetzaal was een prachtig ingericht vertrek, met een grote teakhouten eettafel en solide stoelen. Ik zat tegenover Iolana's vader, terwijl de twee meisjes aan mijn zij zaten. Het diner was uitstekend, een verrukkelijke gemberwortelsoep, gevolgd door hete Calcutta-kerrie en gezoete eend, op Polynesische manier klaargemaakt in enorme palmbladeren. Iolana en Kani converseerden om het hardst met een opgeklopte vrolijkheid die een speciale betekenis had. Af en toe zeiden ze iets in het Polynesisch tegen elkaar. 'Wat doet u eigenlijk, mister Carter?' vroeg Kamu plotseling aan me.
  
  'Ik ben geoloog,' antwoordde ik ogenblikkelijk, terwijl ik een snelle blik naar Iolana wierp. Ze zat aan haar glas te nippen maar het ontging me niet dat ze me over haar glas aankeek. 'Om precies te zijn,' voegde ik eraan toe, 'ben ik hierheen gekomen naar aanleiding van de geruchten dat hier een ongewone vulkanische activiteit zou zijn geconstateerd. Kunt u daar een verklaring voor bedenken, sir?'
  
  Iolana's vader lachte, waarbij hij zijn hoofd bruusk achterover wierp. 'Pele laat ons weten dat zij misnoegd is,' zei hij op spottende toon. 'Pele is de godin van de vulkanen. Volgens de Hawaiiaanse legende, laat zij de vulkanen tot uitbarsting komen en kan zij er zelfs voor zorgen dat hele landmassa's in zee verdwijnen. Men zegt dat ze eens in de een of andere krater op de eilanden heeft gewoond. Veel eilandbewoners offeren af en toe nog een zwart varken in een van de kraters.'
  
  'Dat is natuurlijk heel leuk en schilderachtig,' merkte ik op. 'Maar aangezien u ongetwijfeld niet in oude legenden gelooft, neem ik aan dat u ook nog een andere verklaring hebt.'
  
  De patriarch glimlachte weer. 'U trekt uw conclusies te snel,' zei hij. 'Ik heb geen andere verklaring. De verklaring die ik heb gegeven is even goed als elke andere. De werking van de vulkanen is immers nog steeds niet uitputtend wetenschappelijk verklaard.'
  
  Hij stond op, klapte in zijn handen waarop bedienden verschenen die begonnen af te ruimen. Zijn blik gebiedde me hem te volgen toen hij de kamer verliet. Iolana liep met me mee.
  
  'Je hebt me niet verteld dat je een zuster had,' zei ik. 'Waarom niet?'
  
  'Het leek me niet belangrijk,' zei ze. Het was duidelijk dat ze er verder niet op in wilde gaan. Het antwoord bevredigde me niet, maar ik zag dat haar vader op me stond te wachten en liep door. Hij bracht me in een grote, ovale kamer met zacht, goudkleurig licht en een aantal ornamenten aan de muren.
  
  Kamu gebaarde me te gaan zitten. 'Als u werkelijk zo geïnteresseerd bent in het bestuderen van kraters, meneer Carter, dan zou u een bezoek moeten brengen aan onze privékrater bovenop de berg direct achter de plantage ... Mauna Waikama. Ik zal zorgen voor gidsen en een paard.'
  
  'Dat zou ik erg op prijs stellen,' zei ik. Ik kon geen smoes bedenken om me er op een overtuigende manier vanaf te maken. Ik had mezelf nu eenmaal uitgegeven voor geoloog. Bovendien, ik had altijd al een kijkje in een krater willen nemen.
  
  'Goed,' zei Kamu. 'Als u hier om half negen morgenochtend kunt zijn zal ik zorgen dat alles voor u klaar staat. Het is het beste om vroeg te vertrekken, voordat de hitte van de zon ondragelijk wordt.'
  
  De meisjes kwamen bij ons zitten om een brandy te drinken, en de oude man vertelde hen over mijn voorgenomen expeditie de volgende morgen. In de blik van Iolana meende ik onmiddellijk teleurstelling te bespeuren. Ze had een afspraak voor een sollicitatie gemaakt voor de volgende morgen in Honolulu. Ik keek op mijn horloge. Het was laat geworden, en ik wilde vroeg genoeg terug zijn om Johnny Kai te kunnen bellen. Misschien zou hij nog wat nieuws voor me hebben.
  
  'Als je morgenochtend toch terug komt,' zei Iolana, 'kun je mijn wagen nu wel nemen en hem dan morgenochtend weer terugbrengen.'
  
  'Prima idee,' stemde ik in.
  
  Toen Iolana de Toyota ging halen, nam haar vader afscheid van me met een formele buiging. Kani kuste haar vader goedenacht. Daarna liep hij langzaam maar statig weg. Kani gaf me een arm en keek me met een verblindende glimlach aan. Ik voelde haar linkerborst tegen mijn lichaam terwijl ze tegen me aanleunde, en ik kon me niet bedwingen een steelse blik te werpen op haar vleselijke genoegens, die overvloedig boven de voorkant van haar jurk uitpuilden.
  
  'Ik zal even met je meelopen naar de oprijlaan,' kwetterde ze. 'Ik vind het reuzeleuk dat je bent gekomen, Nick. Ik zou je best beter willen leren kennen. Kunnen we niet eens een keer samen in Honolulu uitgaan?'
  
  Ik glimlachte naar haar. Ze was bezig haar voelhorens uit te steken, zonder ook maar één seconde aan de eventuele gevoelens van Iolana te denken. Ik had niet het idee dat de twee zussen onafscheidelijke vriendinnen waren. Maar ik besloot met haar mee te spelen. Misschien zou zij wel iets meer weten over die opzichter, Jimono. Maar iets waarschuwde me niet te vroeg met het verzamelen van inlichtingen te beginnen.
  
  'Ik denk dat we dat wel kunnen regelen,' zei ik, terwijl ik mijn ogen nog iets heel anders liet zeggen. Vanuit mijn ooghoeken zag ik de Toyota aankomen.
  
  Kani bleef mijn arm vasthouden totdat ik haar wegduwde en haar donkere ogen keken uitdagend en veelbelovend. Ze was even mooi als Iolana, maar op een andere manier. Ze was katachtig, en gevaarlijk uitdagend. Toen ik naar de wagen liep stond Iolana met over elkaar geslagen armen naar me te kijken. Ze keek me pruilend aan.
  
  'Het spijt me dat het zo lang duurde,' zei ze bits. 'Of had ik er misschien nog langer over moeten doen?' Ik schonk geen aandacht aan die laatste opmerking. 'Ik zou nog steeds graag willen weten waarom je me nooit hebt verteld dat je een zuster hebt,' zei ik.
  
  'Ze is alleen maar een halfzuster,' beet Iolana me toe. 'We hadden verschillende moeders en we zijn volkomen verschillend.'
  
  'Dat geloof ik graag,' grinnikte ik. Ik wierp een blik in de tuin en zag dat Kani was verdwenen. Ik kuste Iolana langdurig en hartstochtelijk en liet mijn tong langs haar lippen en tanden glijden. Er ging een trilling door haar lichaam en ze drukte haar nagels bijna in mijn schouders. Toen ik haar losliet en naar de Toyota begon te lopen, keek ze me met wijd open ogen na. Ik vouwde me op achter het stuur van de kleine wagen, zwaaide naar Iolana en reed weg. Ik verliet de oprijlaan en kwam terecht op de slingerende, heuvelachtige weg. Ik reed snel over het smalle pad, dat een scherpe bocht naar rechts maakte. Plotseling stond ik op mijn rem toen de koplampen een oude wagen, een Buick, verlichtten, die midden op de weg stilstond. Toen de Toyota stilstond tuurde ik door de voorruit en ik ontdekte dat er niemand in de wagen zat. Ik draaide het contactsleuteltje om en stapte uit. Toen ik naar de Buick begon te lopen hoorde ik een geluid, het rommelende geluid van gruis en stenen die langs de heuvel naar beneden kwamen. Ik keek omhoog en zag dat de massa die naar beneden stortte me dreigde te verpletteren. Ik rende naar de andere kant van de Toyota om wat bescherming te vinden. Het was zinloos. De stenen en het gruis donderden naar beneden en ik voelde de wagen over me heen kantelen. Vuil, kleine stenen en rotsblokken raakten me, en ik probeerde mijn hoofd met mijn handen te beschermen. Ik voelde een ondragelijke pijn in mijn schouders en mijn rug en ik kon niet verhinderen dat ik over de rand van de weg naar beneden viel. Ik viel lager en lager, bonkte tegen de steile heuvelrand aan. Mijn hoofd stootte hard tegen een rots. Ik begon mijn bewustzijn langzaam te verliezen. Alles om me heen was vuil, gruis en rotsen, en ik had het gevoel alsof ik in aarde rondzwom. Ik stootte tegen een andere rots aan en toen werd alles zwart. Ik voelde nog net dat ik iets scherps raakte dat me opving voordat het zwarte gordijn helemaal werd gesloten.
  
  
  
  Mijn gesloten ogen reageerden op de lichtstraal. De zwarte mist werd dieppaars, toen rood en ten slotte geel. Ik opende mijn ogen. Er staken scherpe punten in mijn rug en in mijn armen en een lichtstraal
  
  scheen in mijn gezicht. Ik begon mijn gezichtsvermogen langzaam terug te krijgen en zag een man, een Japanner, met nog twee hoofden achter hem. Mijn armen waren gespreid en toen ik naar beneden keek, zag ik, dat ik in een bosje ananasplanten terecht was gekomen. De scherpe, stekelige planten hadden me opgevangen en prikten nu in mijn handen, armen en lichaam.
  
  'Waar is het?' snauwde de man met de zaklamp. Ik had niet veel tijd nodig om de situatie te doorzien. Ze hadden berekend dat de val me zowat zou hebben gedood en dat ze geen kind meer aan me hadden. Ze hadden een vergissing gemaakt. Ik had een paar dreunen gekregen maar ik had geluk gehad, en ik kon veel meer hebben dan zij vermoedden. Maar wat nog belangrijker was, hun vraag vertelde me veel. Wat ze in het huisje hadden gezocht, hadden ze klaarblijkelijk niet gevonden. Ze dachten dat ik het had. Ik gromde. Ik voelde Wilhelmina en Hugo tegen mijn lichaam, maar door de gespreide positie van mijn armen kon ik met geen van beide iets uitrichten. Mijn hand opende en sloot zich rond iets scherps. Ik voelde met mijn vingers en ontdekte dat het een ananas was. Ik sloot mijn hand er langzaam omheen. De Japanner met de lamp boog zich naar voren om mijn gezicht te kunnen optillen. Dat was alles wat ik nodig had. Ik schoot naar voren met de ananas en ramde hem in zijn gezicht. De scherpe stekels drongen in zijn huid en hij schreeuwde het uit van de pijn. Hij liet de lamp vallen en greep met beide handen naar zijn vertrokken gezicht.
  
  In een oogwenk had ik Wilhelmina uit haar schouderholster bevrijd en liet ik haar twee keer knallen. Het eerste schot trof de kerel die ik met de ananas in zijn gezicht had geslagen. Het schot sloeg hem tegen de andere twee, die achterover wankelden. De tweede kogel trof één van zijn vrienden, die een poging deed zijn revolver te trekken. Hij gromde, het klonk eigenlijk meer als een dof gekerm, en viel op zijn zij, terwijl hij met zijn handen zijn maag omklemde. De derde probeerde ervandoor te gaan. Ik stak Wilhelmina weg en ging hem achterna. Inmiddels had ik wel een paar vragen die op antwoord wachtten. De ananasplanten schuurden langs mijn kleren en handen, en hoewel ik niet erg snel liep, gaf het me een pijnlijk gevoel. Ik zat onder de striemen en kneuzingen. De man was juist bezig een lichte helling te beklimmen toen ik hem inhaalde. Hij probeerde me te trappen, maar ik gaf een ruk aan zijn been, waardoor hij naar beneden viel. Hij kwam ogenblikkelijk weer overeind en verraste me toen. Toen hij begon te rennen kreeg ik het idee dat hij geen revolver had. De flits van het blauwgele vlammetje leerde me echter beter, en de kogel doorboorde het schoudergedeelte van mijn jasje. Ik voelde een hete, brandende pijn en vermoedde dat het een schampschot was. Ik liet me op de grond vallen en vuurde terug, maar hij was al weggedoken. Hij zat op één knie om opnieuw te schieten, maar ik had zijn beweging voorspeld en ik had hem. De zware patronen van de Luger troffen hem alsof hij een dreun met een breekijzer had gekregen. Hij sloeg naar achteren, zijn lichaam schokte even, toen bleef hij stil liggen. Ik nam niet de moeite om te kijken of hij nog leefde. Ik wist wel beter. Het waren alle drie Japanners, of in ieder geval waren ze van Japanse afkomst. Toen ik ze nader onderzocht, viel het me op dat Jimono er niet bij was.
  
  De klim naar boven was erg pijnlijk, en ik deed het rustig aan. De Toyota lag volkomen verkreukeld aan de voet van de heuvel, maar de oude Buick stond er nog onbeschadigd. Ik stapte in en reed ermee naar Honolulu. Ik vroeg me af of ze het erg zou vinden een nieuwe Toyota te moeten ruilen voor een oude Buick. Hopelijk was ze verzekerd.
  
  Toen ik in Honolulu aankwam belde ik onmiddellijk met Johnny Kai, om hem te melden dat hij drie lijken kon laten ophalen op de plaats waar zojuist wat puin naar beneden was gekomen. Het nieuws dat hij voor mij had was niet erg opbeurend.
  
  'Ze hebben Inura gevonden, Nick,' zei hij. 'Zijn lichaam is een paar uur geleden aangespoeld. Hij is vermoord en ergens in zee gegooid.'
  
  Ik hing op en schonk mezelf een whisky in. De drie jongens die me hadden aangevallen wilden iets hebben waarvan ze dachten dat Cato Inura het in zijn bezit had. Aangezien zij het niet hadden gevonden, was er voor mij nog een kans het in handen te krijgen. Ik had het sterke vermoeden dat het zich nog in het strandhuisje moest bevinden. Ik zou er morgen wel eens een kijkje kunnen nemen. Johnny had het, zoals hij had beloofd, onder voortdurende bewaking gesteld.
  
  Ik had een heet bad nodig om de pijn van mijn gekneusde ledematen wat te verzachten. Toen ik in het weldadige water lag, liet ik de afgelopen gebeurtenissen nog eens aan me voorbijgaan. Mijn aanvallers moesten een tip hebben gekregen en hadden me al vanaf de plantage gevolgd. Ze zouden me al gevolgd kunnen hebben toen ik eerder met Iolana was vertrokken, maar dat betwijfelde ik. Dan zou ik ergens langs die verlaten wegen een spoor hebben moeten vinden. Jimono, de ploegbaas, had me misschien opgemerkt, toen ik met Iolana de vrachtwagen had gepasseerd, en een val opgezet. Die mogelijkheid leek me het meest waarschijnlijk. En als Iolana's vader bij de zaak was betrokken, had hij het hele gedoe al veel eerder kunnen voorbereiden. Die gedachte liet ik, voorlopig tenminste, los. Ik kon geen deugdelijk motief bedenken. Waarom zou de oude man zich in laten met de Japanse terroristen? Toch was de hele geschiedenis zo stekelig als een ananasschil.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  De volgende morgen voelde mijn lichaam nog steeds pijnlijk en gekneusd aan. Ik besloot Hawk te bellen, omdat ik meer wilde weten over Jimono en zijn betekenis in de Japanse terreurgroep. Nadat ik een kort gesprek met Washington had gevoerd nam ik een bad. Ik hoopte dat de microfilmafdeling van AXE er niet te veel tijd voor nodig zou hebben. Toen ik mijn haar aan het borstelen was ging de telefoon.
  
  'S.I. Jimono,' klonk de droge stem aan de andere kant van de lijn, 'leeftijd 45, heeft een hoge positie in de Japanse groep. Zijn aanwezigheid ter plaatse betekent dat er belangrijke gebeurtenissen te verwachten zijn. Jimono werkt altijd met een vrouwelijke partner, soms twee of drie. Hij brengt rechtstreeks rapport uit aan de topman van de groep, wat duidt op een ongewone vertrouwenspositie.'
  
  Ik bedankte voor de informatie en legde de hoorn op de haak. Ik dacht even aan Jimono's baas, de vreemde, oude man achter de Japanse organisatie, de man aan wie Jimono rapporteerde. Volgens onze beste informanten was het een oude, bijna seniele man, die
  
  een waanzinnige trouw van zijn ondergeschikten eiste ... én kreeg. Het gerucht ging dat hij zich ergens in een kamer verborgen hield, en zelfs met zijn vertrouwelingen door een gesloten deur praatte. Hij had zich van de wereld afgezonderd om zich volledig aan de anarchistische zaak, of wat zijn idealen dan ook waren, te kunnen wijden. Persoonlijk was ik van mening dat hij doodgewoon geschift was, een mening die door veel van mijn AXE-collega's werd gedeeld. Hij verscheen alleen maar af en toe 's nachts in het openbaar, om onder de sterren te kunnen mediteren. AXE heeft ooit een contactman gehad in de hoogste kringen van de Japanse groep. Maar er was iets of iemand tussengekomen en hij had op mysterieuze wijze zelfmoord gepleegd. We hadden nog wel informatiebronnen, maar niet zo betrouwbaar, en niet zo dicht bij de top. Nu moesten we dus meer op onze eigen intuïtie vertrouwen en ik dacht weer aan die krankzinnige, oude man, die zich in een kamertje in Tokio had verstopt, en die van plan was Hawaii naar de bodem van de oceaan te laten verdwijnen. Als dat werkelijk Jimono's opdracht was, dan was ik in een sprookje terecht gekomen. De wetenschap had inderdaad ongekende hoogten bereikt, maar de mogelijkheid om een enorme landmassa als Hawaii naar de bodem van de oceaan te laten verdwijnen kon ik toch niet slikken.
  
  Maar als de aanwezigheid van Jimono betekende, dat er belangrijke dingen stonden te gebeuren, zou ik in ieder geval moeten uitvinden wat hij van plan was. Ik besloot dat de plantage van Kamu een geschikte plaats was om aanknopingspunten te zoeken en ik ging naar de garage om mijn wagen te halen.
  
  
  
  Ik reed met de oude Buick naar de plantage van Kamu. Johnny Kai had me gezegd dat ik de wagen wel kon nemen, omdat de vorige eigenaars er waarschijnlijk niet veel meer aan zouden hebben. Ik zag dat hij de plaats waar ze me hadden aangevallen grondig had laten opruimen. Heel efficiënt, Johnny, mompelde ik. Goed, er stond dus iets groots te gebeuren. Anders hadden ze nooit het risico genomen Cato Inura te vermoorden. Maar betekende het dat ze de eilanden van Hawaii zouden kunnen laten zinken? Ik schudde mijn hoofd. Inura was ongerust geweest over de Japanse terroristen, en dat was genoeg voor me. Ik begreep nog steeds niet hoe vulkanische activiteit hier iets mee te maken kon hebben maar, zoals Hawk had gezegd, ze konden de hand hebben gelegd op nieuwe wetenschappelijke kennis over vulkanen en die kennis misschien voor hun eigen doeleinden willen gebruiken. Als dat zo was, moest ik zo snel mogelijk erachter komen over welke wetenschap het precies ging. Ik besloot na mijn bezoek aan de krater het strandhuisje nog eens grondig uit te kammen.
  
  Kani en haar vader stonden met drie gidsen en een glanzende, zwarte ruin die ze voor me hadden uitgezocht op me te wachten. Iolana was nergens te bekennen, en toen ik naar haar informeerde kreeg ik te horen dat ze al was vertrokken. Dat verbaasde me een beetje, en eigenlijk was ik enigszins teleurgesteld, maar ik zei er niets over.
  
  'Goede reis, meneer Carter,' riep Kamu toen ik mijn rijdier besteeg. 'Let vooral op de verbazingwekkende verscheidenheid aan lava die u in de krater zelf kunt zien. Als u terugkomt moeten we samen nog maar een glas brandy drinken.' Kani keek me onderzoekend aan, en toen ik aanstalten maakte om te vertrekken zag ik iets van eerbied in haar ogen. Ze had een slobberige overall aan, maar zelfs daarin zag ze er gevaarlijk aantrekkelijk uit.
  
  Ik volgde de gidsen; het waren drie grijze mannen, gekleed in wijde broeken en lange hemden. Ze zeiden geen woord meer dan hoogstnoodzakelijk was. Plotseling liep ons pad steil omhoog. De paarden hadden moeite omhoog te komen. Toen we een klein plateau hadden bereikt, waar we even uitrustten, verscheen er plotseling nog een ruiter vanuit een brede spleet tussen de rotsen. Toen ik beter keek zag ik tot mijn verbazing dat het Iolana was, gekleed in een strak, geel truitje dat haar borsten vast omspande, en een versleten spijkerbroek. Ze reed met een sluwe glimlach op haar lippen naar me toe.
  
  'Iolana!' riep ik uit. Onder haar licht gebogen wenkbrauwen glinsterden twee vrolijke ogen. 'Wat een verrassing,' zei ik. 'Ik dacht dat je moest solliciteren in Honolulu.'
  
  'Eigenlijk wel.' Ze lachte. 'Maar dit leek me toch veel leuker. Banen zijn gemakkelijk genoeg te vinden.'
  
  'Je vader en zuster denken dat je op weg naar de stad bent,' zei ik, terwijl we naast elkaar verder reden. 'Dat weet ik.' Ze giechelde. 'Op deze manier hoef ik geen uitleg te geven.'
  
  Terwijl we, voorafgegaan door onze gidsen, omhoog klommen, kwamen we langs een verbazingwekkende hoeveelheid tropische planten, waaronder taro, waarvan ze op Hawaii een soort voedsel maken, en kukui, waaruit ze lampolie winnen. Toen we bovenaan de berg kwamen, waande ik me in een maanlandschap. Het maakte een verlaten en verschroeide indruk, en toch had het schitterende kleuren. Ik steeg af en liep naar de rand van de krater. Uit spleten in de kraterwand stegen rookwolkjes omhoog, en ik rook zwavel.
  
  'Ik dacht dat dit een slapende krater was,' zei ik tegen Iolana.
  
  Ze lachte en pakte mijn hand. 'Zelfs slapende kraters hebben spleten waardoor de zwaveldampen ontsnappen,' zei ze. 'Kom mee, laten we naar beneden gaan.'
  
  Het voorbeeld van Iolana volgend, daalde ik in de krater af, voorzichtig lopend over de ruwe, rotsachtige binnenwand.
  
  'Dat zwarte basalt ziet er misschien wel erg stevig uit, maar soms is het zo teer als glas, dus kijk uit als je je voeten erop zet,' waarschuwde Iolana.
  
  Terwijl we dieper in de krater doordrongen, zag ik dat de openingen van sommige asgeisers nog rood waren: het resultaat van de afkoeling van de oorspronkelijke, vulkanische mineralen door de lucht. De bodem van de krater was bezaaid met zwavelkristallen, die eruit zagen als gele sneeuwvlokken. Iolana stond stil en keek me met gefronste wenkbrauwen aan.
  
  'Het zwavel,' zei ze. 'Ik heb het hier nog nooit zo sterk geroken.' Ik had het ook geroken, maar had niet beter geweten of het was normaal. We hadden ongeveer een kwart van de binnencirkel afgelegd toen we plotseling een laag gerommel hoorden, als van een aankomende trein die je nog niet kunt zien. Iolana keek me aan en haar ogen waren groot van angst. Het gerommel werd snel sterker; het leek een steeds toenemend onderaards onweer.
  
  'Er gebeurt iets, Nick,' hijgde ze. 'Laten we maken dat we hier wegkomen.' Ik pakte haar hand en we begonnen te rennen, maar ik struikelde en viel op het scherpe basalt. Een scherp stuk basalt doorboorde mijn knie en ik rilde even van de pijn. Het gerommel eindigde plotseling in een angstaanjagende, oorverdovende schok en de hoofdkrater spoot een fontein van brandende modder en sissende gassen omhoog. De zwavellucht was bijna overweldigend. De hele aarde onder ons trilde, en we begonnen op handen en voeten verder te kruipen. Ik keek om me heen om te zien waar onze gidsen gebleven waren, maar er was geen spoor meer van hen te bekennen. Waarschijnlijk waren ze bij het eerste teken van onheil gevlucht.
  
  'Deze kant op,' riep ik naar Iolana. Ik had een spleet gezien waarin we ons zouden kunnen verschuilen. We sprongen erin en begonnen over het smalle stuk te rennen. Toen een volgende schok de grond onder onze voeten opnieuw deed trillen, keek ik om. Uit de krater schoten nu lange vuurtongen en gesmolten lava omhoog, samen met rokende en gloeiende stofwolken. We hadden het eind van de spleet bereikt maar Iolana kon er niet uitkomen. Ik sprong langs haar, trok mezelf op aan het scherpe, harde lava, waarbij ik mijn handen tot bloedens toe openscheurde, greep haar beet en trok haar naar boven. Haar trui was door de scherpe stenen aan stukken gereten en ik zag meteen dat haar borsten alleen nog door haar beha aan het gezicht werden onttrokken. Zelfs onder het geweld van de gesmolten lava viel me dat nog op. Plotseling voelden we een brandende, hete luchtvlaag en we lieten ons gelijktijdig plat op de grond vallen. Ik had nog nooit eerder een vulkaanuitbarsting gezien, en het was een huiveringwekkend gezicht. De brokken gesmolten lava vielen rond ons op de bodem en ik wist dat één brok voldoende zou zijn om ons alle twee te verminken of te doden. De rand van de hoofdkrater bevond zich vlak vóór ons. 'Schiet op,' riep ik naar Iolana, terwijl ik haar overeind trok. 'We moeten vluchten. Dat is de enige kans die we hebben.' Ik begon te rennen, en trok het hijgende, struikelende meisje achter me aan. Toen we de rand van de krater hadden bereikt, doken we er overheen en lieten ons aan de andere kant op de grond vallen. We bleven stil liggen, nog onder de indruk van het gebeurde. Ik kroop overeind en tuurde over de rand. Alleen het centrum van de krater was gaan werken, maar ik zag dat de opening groter werd. De gesmolten lava maakte zijn eigen ontsnappingsroute. Als het zo doorging, zou de hele krater spoedig in alle hevigheid tot uitbarsting komen. Nu al begonnen uit de zijwanden brokken gloeiende modder naar beneden te komen. 'Kom mee,' zei ik. 'Laten we zorgen dat we verder uit de buurt komen.' Half lopend, half glijdend door het weelderige gebladerte bewogen we ons langs de heuvel naar beneden. Achter ons, konden we de voortdurende uitbarstingen die nu bijna één langgerekt gerommel voortbrachten, zien en horen. Toen we halverwege de heuvel waren, ontdekten we een kleine beek. We stopten en ik waste de modder en het bloed van mijn handen. Iolana's bloes hing aan flarden en was rood gekleurd door de schrammen die ze op haar ribbenkast had opgelopen. Ik bette haar schrammen met een in water gedrenkt palmblad. Ze beefde en legde haar handen op mijn schouders.
  
  'We hebben geluk gehad,' zei ik. 'Als we iets dieper in de krater waren geweest, hadden we het er nooit levend af gebracht.'
  
  Ze schudde haar hoofd. 'Ik snap het niet,' zei ze. 'Het ... het lijkt wel alsof hij op ons had gewacht.' Ik glimlachte. Die gedachte was ook bij mij opgekomen. Maar het was te belachelijk. Vulkanen kunnen niet op commando tot uitbarsting komen. Ik had me op de hoogte willen stellen van de buitengewone vulkanische activiteit, en ik kon niet zeggen dat ik niet aan mijn trekken was gekomen. De krater rommelde nog steeds en Iolana drukte zich zó dicht tegen me aan dat ik haar zachte borsten tegen mijn lichaam voelde. Ik merkte dat mijn bloeddruk toenam. We zaten samen in het dikke struikgewas naast de beek, afgesloten van de wereld. Alleen het gegrom van de vulkaan herinnerde ons eraan dat er ook nog een andere wereld was.
  
  'Is het veilig om hier even uit te rusten?' vroeg ik. Ze knikte. 'Het duurt uren voordat ze hun volle kracht bereiken,' zei ze. 'En soms komen ze tot bedaren zonder een belangrijke hoeveelheid lava uit te stoten.'
  
  Ze had haar armen om me heen geslagen en ze hield me steviger vast dan nodig was. Ik voelde dat ze haar lijf tegen het mijne begon te bewegen, op en neer, in een zwakke maar regelmatige beweging.
  
  Ze tilde haar hoofd op, zodat haar lippen slechts centimeters van de mijne waren verwijderd. Hoewel het niet vaak voorkomt, had ik wel eerder meegemaakt dat een groot gevoel van angst de seksuele behoefte stimuleert. Bij Iolana was dat duidelijk het geval. Met haar diepbruine ogen keek ze me bijna smekend aan. Ik maakte haar beha los en greep haar borsten met mijn beide handen. Ik begon ze in een zachte, cirkelende beweging te masseren. Haar zacht bruine tepels werden onmiddellijk hard en ze duwde haar onderbuik tegen me aan. We lagen op de grond, in de zachte bladeren, en ze begon met haar vingers mijn hele lichaam te strelen. Toen ging ik op haar liggen en nam één van haar borsten tussen mijn lippen. Ze slaakte kreetjes van genot en begon wild met haar heupen te draaien.
  
  'Langzaam, Nick,' hijgde ze. 'Langzaam ... niet ophouden.' Ze duwde haar borst omhoog in mijn mond. Ik deed alles wat ze wilde en meer, en ze lag kreunend en kronkelend onder me. Toen ik even later in haar drong, voelde ik een sensatie die ik maar zelden ervaar. Iolana had haar ogen wijd open, maar ze zag me niet. Het leek of ze naar een andere werkelijkheid keek, een film over suikergoed, marsepein en warme kachels. Plotseling begon ze wild onder me te schokken in een orgastische woede, terwijl ze kleine, hijgende kreetjes slaakte.
  
  Ze liet zich ten slotte vallen en ik ging naast haar liggen, met mijn hoofd tegen een van haar warme borsten gevlijd. Even bleef ze stil liggen, toen ging ze op haar knieën zitten en begon mijn hele lichaam te masseren, eerst zacht en teder, vervolgens heviger en harder. Toen ze ophield, ging ze met haar volle gewicht op me liggen, en opnieuw onderging ik de aanraking met haar warme buik en haar volle borsten als een sensatie van genot.
  
  Ten slotte legde ik haar zachtjes opzij. Ze keek me glimlachend aan vanonder haar glanzende zwarte haar.
  
  'Ik wil hier nooit meer weg,' zei ze.
  
  Ik wist nu zeker dat de gidsen waren gevlucht. Ze hadden de paarden zonder twijfel losgelaten. Ik vroeg me af of ze de plantage al hadden bereikt en of ze een zoekactie naar ons zouden organiseren.
  
  'Ze zullen zich wel ergens hebben verscholen,' zei Iolana. 'Ik ken dat soort. Ze vertonen zich niet voordat iemand hen komt vertellen dat de kust veilig is. Hopelijk komt er geen grote uitbarsting die ze van de berg af zal jagen.'
  
  Ze trok me weer over zich heen en begon me opnieuw te strelen. Ik stond verbaasd over de vreemde opwinding die haar aanraking bij me teweeg bracht. We begonnen opnieuw te vrijen, en op het moment van het orgasme leek de explosie van de krater slechts een echo van de climax van ons liefdesspel. Na enige tijd stonden we op. Ze deed de gescheurde bloes om als een soort bikini en we liepen zwijgend hand in hand langs de heuvel naar beneden. Af en toe stonden we stil om naar de rook en de lava te kijken, die nog steeds uit de krater omhoog werden geblazen. De uitbarstingen werden niet heviger. Het leek er zelfs op dat ze iets zwakker werden. Toen we bij het huis aankwamen, kwam Kani juist met wat afgesneden bloemen uit de tuin aanlopen. Ze bleef stokstijf staan toen ze ons zag aankomen.
  
  'Vader,' riep ze. De grote man verscheen onmiddellijk. Zijn ogen gleden over mij naar Iolana, en zijn koperkleurige gezicht werd asgrauw.
  
  'Ik dacht dat jij naar Honolulu moest,' zei hij. Zijn stem trilde, door iets wat leek op een combinatie van schrik en woede.
  
  'Ik was van gedachten veranderd,' antwoordde Iolana.
  
  Hij richtte zijn blik op mij. 'We waren vreselijk ongerust,' zei hij. 'We hebben al een zoekexpeditie georganiseerd.'
  
  'We zijn erin geslaagd ons in veiligheid te brengen, maar het was op het kantje af,' zei ik. 'Ik begin te geloven dat er inderdaad sprake is van een ongewone vulkanische activiteit. De vraag is alleen, wat de oorzaak is.'
  
  Kamu strekte zijn handen ten hemel. 'God zij dank zijn jullie nog in leven,' zei hij. 'Dat is mij genoeg. Het vaststellen van de oorzaken laat ik graag aan de geologen over. Onze krater is al honderd jaar inactief geweest. Ik zou u er nooit naartoe hebben gestuurd als ik had geweten dat er enig risico bij zou zijn geweest.'
  
  Ik wilde hem graag geloven, en deed dat op een bepaalde manier ook wel. Zoals ik mezelf al eerder had verteld, kon niemand een vulkaan opdracht geven om tot uitbarsting te komen. Maar dit was allemaal wel heel toevallig. En ik kon zijn asgrauwe kleur niet vergeten, toen hij zag dat ik Iolana bij me had. Misschien was het niet meer dan normale vaderlijke bezorgdheid, maar ik hield er een onaangenaam gevoel aan over.
  
  'Ik moet naar binnen,' zei hij plotseling, en zonder commentaar af te wachten verdween hij naar binnen. Ik keek naar Kani, die ons allebei nieuwsgierig opnam. Ze glimlachte en kneep even in mijn arm, een veelbetekenend gebaar.
  
  'Vader is vreselijk van streek,' zei ze. 'De gedachte dat hij u heeft aangeraden naar de krater te gaan heeft hem erg aangegrepen, gezien wat er is gebeurd. De verschijning van Iolana heeft het nog erger gemaakt.'
  
  Ze glimlachte opnieuw, draaide zich om en liep het huis in, terwijl Iolana met mij naar de Buick liep.
  
  'Ik hoop dat er de volgende keer geen vulkaan voor nodig is,' zei ze.
  
  'Dat denk ik niet,' antwoordde ik, en toen besefte ik plotseling dat ik haar nog iets te vertellen had.
  
  'Ik houd er niet van slecht nieuws te brengen,' begon ik, 'maar je Toyota is niet veel meer dan een hoop schroot.' Ik vertelde haar in het kort wat er was gebeurd, waarbij ik het deed voorkomen, alsof het om drie ordinaire struikrovers was gegaan. Ze haalde berustend haar schouders op.
  
  'De wagen was verzekerd,' zei ze. 'Ik zal naar de dealer gaan en hem laten vervangen. Het geeft niets. Ik ben alleen wel blij dat jij niet verkreukeld bent.'
  
  'Zo gemakkelijk maken ze van mij geen schroothoopje,' grinnikte ik. Ik kuste haar en stapte in de wagen. Tegen de tijd, dat ik het smalle pad had bereikt, had ik haar uit mijn gedachten gezet. Er was werk aan de winkel, en daar kon het zachte vlees van Iolana me alleen maar van afleiden. Dr. Plank was de naam van de vulkanoloog die Hawk me had opgegeven, maar ik besloot bij nader inzien dat bezoek nog even uit te stellen. Eerst moest ik datgene vinden wat Cato Inura uit handen van zijn belagers had proberen te houden. Mijn werkbezoek aan het strandhuisje in Waikiki kon nu geen verder uitstel meer dulden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Het strandhuisje stelde me voor evenveel raadsels als het de Japanners had gesteld. Ik onderzocht alles nauwkeurig, zonder het kleinste voorwerp over te slaan, zoals de Japanners ook hadden gedaan. Elk kledingstuk, elke centimeter van de aan flarden gesneden koffer, de kasten en het bureau, ik sloeg geen enkele hoek van het gebouwtje over, in de hoop dat de Japanners iets over het hoofd hadden gezien. Ik zag een ventilatorrooster en haalde een schroevendraaier tevoorschijn om het te demonteren. Mijn enige beloning was een lading stof in mijn gezicht. Toch wist ik dat het voorwerp dat Inura had verborgen zich ergens in het huisje moest bevinden. Het was meer dan een gevoel van hoop. Ik voelde het gewoon in mijn botten. En het was meer dan een subjectieve kijk op de feiten. Toen ze Inura te pakken hadden gekregen had die het niet bij zich gehad. Ze zochten er nog steeds naar. En ik wist verdomme niet eens wat het was. Volgens mij was het in het strandhuisje. Maar als ik logisch nadacht moest ik toegeven dat hij het net zo goed ergens anders had kunnen verbergen, ergens waar niemand het nu meer zou kunnen vinden. Ik liep naar buiten, sloot de deur achter me en knikte naar de agent die de ingang bewaakte. Terug in het hotel, nam ik een heet bad om de schaafwonden op mijn knieën en lichaam, de pijnlijke herinneringen aan de scherpe stenen en de glasachtige lava van de vulkaan, sneller te laten genezen. Ik had ook andere herinneringen aan de vulkaan, die van zacht strelende vingers die over mijn lichaam gleden. Als de uitbarsting toeval was geweest, en iets anders kon ik me nog steeds niet voorstellen, wist ik niets meer over Iolana. Maar als de een of andere gek de uitbarsting hoe dan ook had laten ontstaan, bewees haar gedrag in ieder geval dat Iolana nergens mee te maken had. Ze was even diep in de krater afgedaald als ik. Ik droogde me snel af, kleedde me aan en ging naar de eetzaal om op mijn gemak te dineren. Ik keek naar de dansparen, de jonge geliefden die op ernstige toon met elkaar praatten, en de ouderen die zich tegoed deden aan uitstekende wijn en goed eten. Hoe zouden ze reageren, vroeg ik me af, als ze zouden weten wat hen misschien boven het hoofd hing? Zouden de krachten van de natuur inderdaad in handen zijn gevallen van de vijanden van de vrije wereld? Het zou op zijn minst ironisch zijn. Ik zat op een stuk vlees te kauwen toen een gedachte plotseling bij me opkwam. Ik schoof mijn stoel naar achteren en liep snel naar de garage. Die strandhuisjes hadden een verhuurder. Die verhuurder had een kantoor en dat kantoor beschikte ongetwijfeld over een safe. Ik reed als een gek naar de strandhuisjes en ontdekte dat mijn eerste drie veronderstellingen juist waren geweest maar mijn vierde fout. Inura had niets in de safe achtergelaten. Het leek even alsof mijn laatste hoop was weggevaagd.
  
  Ik ging terug naar mijn kamer. Daar aangekomen, besloot ik opnieuw een bezoek te brengen aan het strandhuisje, misschien had ik iets over het hoofd gezien. Het leverde niets op. Die plaats begon een obsessie voor me te worden. Als een geigerteller, werd ik er steeds weer naartoe getrokken.
  
  De volgende morgen wilde ik juist de telefoon grijpen om dr. John Plank te bellen in het Observatorium, toen het toestel onder mijn hand begon te rinkelen. De stem aan de andere kant klonk helder en vrolijk, en ik herkende hem onmiddellijk.
  
  'Hallo, Kani,' zei ik.
  
  'Ik ben in Honolulu,' zei ze. 'Ik dacht bij mezelf dat ik eigenlijk wel zin had om te gaan zwemmen en jou tegelijkertijd de schoonheid van onze stranden en het surfen te laten zien.'
  
  Mijn nekharen stonden ogenblikkelijk overeind. Het ging tegenwoordig wel erg makkelijk. Ik werd een beetje wantrouwig.
  
  'Vertel me nou niet dat je moet werken,' vervolgde ze. 'Dan zou ik vreselijk teleurgesteld zijn, en je wilt je vriendinnetjes toch niet teleurstellen? Ik ben over een kwartier aan het uiteinde van Waikiki, bij de rand van het Kapioni Park. Daar is het veel rustiger. Tot straks.'
  
  Ze wilde ongetwijfeld iets meer dan me alleen maar de schoonheid van het strandleven laten zien. Maar wat? Had ze het alleen op mij voorzien of zat er meer achter. Deed ze het alleen om haar zuster dwars te zitten? Toen ik aan Iolana dacht, kreeg ik even een schuldig gevoel. Maar die luxe kon ik me nu nog niet veroorloven. In Kani's stem had ik dezelfde eigenschap herkend die ik ook al in haar ogen had menen te bespeuren toen ik haar de vorige avond in de tuin had gadegeslagen, een onverzettelijk doorzettingsvermogen, een abnormaal sterk verlangen om me te bereiken. Als ze een spelletje speelde, zou ze er spoedig achter komen, dat zij niet de enige was die kon spelen.
  
  Toen ik op de afgesproken plaats aankwam, stond ze al op het strand te wachten. Ze had een minuscule bikini aan die zijn uiterste best deed haar billen en borsten in bedwang te houden; alleen een meisje met een perfect lichaam zou het wagen zo'n bikini aan te trekken. Kani droeg het kledingstuk vol zelfvertrouwen, en ik moest toegeven, dat ze het kon hebben. Ik zag dat ze zwakjes glimlachte toen ze mijn goedkeurende blik zag.
  
  'Weet je dat je veel te aantrekkelijk bent om zoveel tijd te besteden aan het bestuderen van rotsen,' zei Kani, terwijl ze me uitdagend uitkeek. Ik grinnikte. 'Ik bestudeer ook wel eens andere dingen,' zei ik. 'Meisjes, bijvoorbeeld.'
  
  'Ha, dat begint er al op te lijken,' lachte ze, terwijl ze met haar vingers mijn handpalm kietelde. Ze had een overtuigende methode om . haar zin te krijgen. We liepen het schone, koele water van de oceaan in. Toen we dieper kwamen, reikte het water tot haar borsten, duwde ze omhoog en spoelde het bovenstuk van de bikini weg. Ze zwom met naakte borsten. We zwommen door de torenhoge golven naar het rustiger gedeelte, achter de branding. Ze zwom met het gemak en het zelfvertrouwen van een zeemeermin. Ze dook, kwam weer boven, zwom om me heen en onder me door, waarbij ze haar lichaam tegen het mijne liet glijden. Tenslotte, toen ze weer bovenkwam en we watertrappend op één plaats bleven duwde ze haar lichaam tegen het mijne aan. Ik pakte haar vast, en drukte mijn hand tegen het ronde, stevige vlees van haar linkerborst. Ze gleed uit mijn greep weg als een aal en lachte.
  
  'Laten we ons in de zon drogen,' zei ze en ze begon naar de kust te zwemmen. Ik volgde haar, en zag plotseling hoe ver we uit de kust waren. De hoofden van de andere zwemmers werden duidelijker zichtbaar naarmate we de branding dichter naderden. Een enorme golf tilde me plotseling omhoog. Ik maakte me plat en liet me meevoeren tot de golf brak en me in het diepe golfdal liet vallen. Toen ik weer bovenkwam om adem te halen keek ik om me heen om te zien waar Kani was. Ze was nergens te bekennen en ik liet me door een andere golf omhoog voeren. Toen zag ik dat ze ergens ver opzij van me zwom. En ik zag ook nog iets anders. Drie surfers,
  
  die achter elkaar in een rij op me af kwamen. Ik fronste mijn wenkbrauwen. Het is absoluut verboden te surfen in een gebied waar wordt gezwommen. Dat zouden ze hier, in het geboorteland van de surf, toch moeten weten. Een surfplank die wordt meegenomen door een hoge golf kan de snelheid van een auto bereiken. En de rand van de plank kan het hoofd van een zwemmer verpletteren alsof het een ei is. Ik keek opnieuw om te zien waar Kani was, en ik zag dat ze gelukkig ver genoeg was om buiten gevaar te zijn.
  
  De surfers gleden in eikaars spoor en bewogen flauw van rechts naar links en dan weer terug. Ik liet mezelf door een kleine roller meevoeren en begon toen met een krachtige slag naar links te zwemmen. Na enige ogenblikken keek ik om naar de surfers. Toevallig waren ze zó van richting veranderd, dat ze nu weer recht op me af kwamen. Ik draaide me bliksemsnel om en begon terug te zwemmen. Ik schatte dat ik net op tijd zou kunnen zijn om de eerste van het drietal te ontwijken voordat de golf waarop hij reed, me zou hebben bereikt. Tot mijn verbazing zag ik, dat hij zijn surfplank zodanig liet overhellen, dat hij opnieuw recht naar me toe kwam. Ik keek naar de man op de eerste surfplank. Hij was een grote, gebruinde Hawaiiaan, en hij wist precies wat hij ging doen: mij raken. De surfplank stevende op mijn lichaam af als een dodelijk wapen.
  
  Ik begreep dat ze verwachtten dat de trekkracht van de golf me mee omhoog zou nemen zodat de surfplank me precies zou raken. De andere twee bevonden zich iets opzij van de eerste, zodanig, dat ze mij konden raken als de eerste onverhoopt mocht missen. Dit waren geen gewone, onbezonnen surfers, maar geslepen moordenaars die een ingenieus en verraderlijk wapen gebruikten. Ik draaide me watertrappend om en verzette me met al mijn kracht tegen de trekkracht van de golf. Ik voelde me opgetild, maar ik had mijn bewegingen nog onder controle. Als ik nu een verkeerde beweging maakte, kon ik mezelf wel afschrijven. De grote surfplank was behoorlijk breed en kwam met zoveel kracht op me af dat een klein tikje al voldoende zou zijn om hun doel zo ongeveer zou bereiken. De golf begon zich torenhoog op te zwepen, en sleurde me mee omhoog. Ik zag het surfboard boven mijn hoofd verschijnen, en als een sneltrein naar beneden komen. Ik begon af te tellen, vier, drie, twee ... en dook toen schuin naar boven in de muur van water. Ik voelde de weerstand van het water tegen mijn schouderspieren, vocht ertegen, en gaf alle kracht die ik had aan mijn slagen. Ik voelde de surfplank over me heen suizen, voelde de kiel over mijn rug schrapen.
  
  Ik kwam boven water en zag dat de surfer me voorbij was. Hij gleed door naar het strand. Ik ving een glimp op van Kani die naar me toe zwom. Ze was nog ver genoeg weg om geen gevaar te lopen. Ik had net genoeg tijd om boven te komen, adem te halen en in de volgende golf onder te duiken voordat de volgende twee op me af kwamen. De roller greep me, sleepte me mee, terwijl ik met al mijn kracht mijn armen en benen uitsloeg. Het eerste surfboard ging zonder me aan te raken over me heen, maar het tweede schraapte over mijn been terwijl de golf me omhoog trok. Maar ik slaagde erin te voorkomen dat mijn schedel werd verbrijzeld. Ik stortte in het golfdal en kreeg een mondvol water naar binnen. Toen ik weer boven kwam leek het wel alsof ik de halve oceaan naar binnen had geslokt. Ik was nu ver genoeg naar de kust gedreven om vaste grond onder de voeten te hebben en ik stond op. De surfers waren al het strand opgerend en lieten de surfplanken op het strand achter. Tegen de tijd dat ik me uit het water had gesleept, zouden ze al lang uit het gezicht zijn. Achter me hoorde ik Kani mijn naam roepen, en toen stond ze naast me. Ze greep mijn arm beet en keek me met wijd open, donkere ogen aan.
  
  'De idioten!' riep ze uit. 'Die leken wel krankzinnig. Het had je dood kunnen zijn.'
  
  'Ik denk dat dat ook de bedoeling was,' zei ik grimmig.
  
  Ze keek me fronsend aan. 'Wat vreselijk om dat te zeggen,' riep ze uit. 'Waarom zou iemand dat willen doen?'
  
  'Dat is een lang verhaal,' zei ik. 'Ik moet eerst iets drinken. Waarom ga je niet mee naar mijn kamer om me gezelschap te houden?'
  
  'Goed.' Ze lachte en gaf me een arm. 'We kunnen mijn wagen nemen. Ik heb hem daar verderop bij de bomen geparkeerd.'
  
  Ze had een oranje jurk in de wagen, die ze over haar bikini aantrok. Terwijl ze terug naar het hotel reed moest ik nog steeds aan de drie surfers denken. Ze hadden ongetwijfeld gewacht tot we terugzwommen naar de branding. We, dat woord trof me plotseling als een bliksemslag. Kani was steeds bij me geweest ... tot het moment dat ze de aanval hadden ingezet. Ze had het juiste moment gekozen om weg te zwemmen. Ik herinnerde me hoe opgelucht ik was geweest toen ik gezien had dat ze buiten gevaar was geweest, maar nu kon ik me er eigenlijk alleen nog maar over verbazen.
  
  Het kon één van die toevalligheden zijn geweest waar het leven zo vol van is, maar ik was in deze zaak al te veel van die toevalligheden tegengekomen. Misschien was het toeval dat Jimono voor haar vader werkte. En dat hij altijd met een vrouwelijke partner werkte. Misschien was het toeval dat die drie kerels wisten dat ik de plantage zou bezoeken op de avond dat ze probeerden me van kant te maken. En misschien was het ook wel toevallig dat die vulkaan juist tot een uitbarsting kwam toen ik erin was afgedaald. Misschien, en misschien ook niet. Toen we in het hotel waren aangekomen, trok ik een andere broek en een open hemd aan. Toen ik uit de slaapkamer kwam, zag ik, dat Kani de oranje jurk weer had uitgetrokken. Ze zat met haar benen opgetrokken op de bank en keek me met vochtige ogen aan. Ik maakte twee whisky-soda's. Ik had al gezwommen, en ik besloot nu eens wat te gaan vissen.
  
  'Jouw vader heeft een ploegbaas die Jimono heet in dienst. Dat heeft Iolana me tenminste verteld,' begon ik op onverschillige toon. 'Ik geloof dat ik die man een paar jaar geleden in Hong Kong heb ontmoet. Weet je niet iets meer van hem af?'
  
  Ze antwoordde me zonder op te kijken, terwijl ze het glas aan haar mond hield.
  
  'Ik interesseer me niet voor het personeel van mijn vader,' zei ze. 'Ik weet echt niet wie er allemaal voor hem werken en ik interesseer me er ook niet voor.' Het klonk als een duidelijke afwijzing van het onderwerp. Een nogal abrupte afwijzing zelfs. Misschien wel iets té abrupt. Ik overwoog om er toch op door te gaan toen Kani haar benen uitstrekte en dichter naar me toeschoof. Ze had plannen en ik besloot af te wachten wat ze wilde. Toen ze naar me toeboog, bewoog de beha van haar bikini, zodat ik de paarsbruine cirkels van haar tepels kon zien.
  
  'Wie vind je mooier, Iolana of mij?' vroeg ze.
  
  'Dat vind ik geen eerlijke vraag,' grinnikte ik. 'Jullie zien er alle twee leuk uit.'
  
  'Hoe goed ken je Iolana eigenlijk?' Kani was niet gemakkelijk van haar onderwerp af te brengen. Ik wist waar ze heen wilde maar ik was niet van plan haar een direct antwoord te geven.
  
  'Niet zo goed als ik haar zou willen kennen,' zei ik.
  
  'Iolana heeft erg ouderwetse ideeën over seks,' zei Kani op besliste toon.
  
  'Werkelijk?' vroeg ik. Ik was het helemaal niet met haar eens. 'Jij zeker niet?' merkte ik op.
  
  'Precies,' zei ze, terwijl ze haar glas leegde. Ik keek opzettelijk langdurig naar haar borstpartij. Toen ik weer in haar ogen keek greep ik met één hand onder haar beha, en met de andere in haar broekje.
  
  'Zullen we dat eens onderzoeken?' vroeg ik. Ze knikte met gesloten ogen. Ze ademde kort en haar lippen waren half geopend. Ik duwde mijn tong in haar mond en rukte haar schaarse kledingstukken weg. Ik likte haar buik, liet mijn tong over haar lichaam omhooggaan totdat ik de harde tepels van haar borsten met mijn tanden bewerkte. Ze had haar ogen geopend en ze keek bijna verbaasd, alsof ze de diepte van de extase die ze beleefde niet kon geloven. Toen greep ze me stevig beet en barstte ze los. Haar lippen waren verlangend en dorstig en haar tong was een flikkerend, dartel teken van haar honger.
  
  Ik richtte me een moment op om naar haar te kijken; haar omhoog gerichte gezicht, gesloten ogen en gespannen uitdrukking vertelden me dat ze was overmand door hartstocht. Hier zaten geen bedoelingen of spelletjes achter, alleen maar naakt vlees en primitief verlangen.
  
  Kani spartelde onder me, en haar benen openden zich met de primitieve vrouwelijke uitnodiging die sinds het begin der tijden niet meer is veranderd. Ik nam de uitnodiging aan en samen vonden we die speciale wereld die alleen door twee mensen bewoond kan worden, die kortstondige planeet die alle geliefden ontdekken, die altijd anders is, en toch steeds weer hetzelfde. Op het moment dat onze planeet explodeerde, om nooit meer in dezelfde vorm te ontstaan, slaakte Kani een aantal korte zuchten, de een dieper dan de ander. Ten slotte liet ze zich slap op me vallen.
  
  Ze lag op me, met haar lange benen over mijn onderlichaam, en zweeg. Ik had al begrepen dat ze heet was. Maar ik wist zeker dat ze nog iets van me wilde. En mijn hoop dat het niet zo was verdween spoedig. Ze ging zitten, duwde haar grote borsten tegen me aan en keek naar me.
  
  'Het zou zonde zijn om het hierbij te laten,' zei ze, bijna met een onverschillige ondertoon in haar stem. 'Ik wil dagen, misschien wel weken met jou in bed doorbrengen. Ik wil ergens op je kunnen wachten tot je thuis komt, een plaats alleen voor jou en mij, Nick. Laten we naar het vasteland gaan.'
  
  Mijn antenne begon onmiddellijk te gonzen. 'Waarom speciaal het vasteland?' vroeg ik.
  
  'Omdat we hier niet kunnen wat we willen, in ieder geval kan ik dat hier niet,' antwoordde ze. 'Hier zal mijn vader of Iolana altijd tussenbeide komen. Maar op het vasteland kun je me zo vaak hebben als je maar wilt. Geen storingen. Geen problemen.'
  
  'Ik vind het een geweldig idee.' Ik glimlachte. Ze ging op de opmerking in met nog groter enthousiasme dan ik had vermoed.
  
  'Goed, laten we dan gaan,' zei ze. 'Ik kan hier wel gemist worden. En ik heb er nog een huis waar ik toch af en toe poolshoogte moet nemen. Stel je eens voor, Nick ... elke ochtend samen, elke nacht, elke dag.'
  
  Ze had het nauwelijks subtiel aangepakt. Ze bood me eenvoudigweg een grote partij aan van het goed waarvan ze geloofde dat ik het graag consumeerde. En ik moest toegeven dat het een verleidelijk aanbod was. Dat wist zij natuurlijk ook. Maar het feit dat ik wist dat zij het wist, maakte de situatie wel enigszins anders. Om precies te zijn, enigszins minder aantrekkelijk.
  
  'Hee, wacht even,' lachte ik. 'Ik zei dat ik het een goed idee vond, niet dat ik het zou doen. Ik ben bang dat ik niet kan. Ik moet nog wat langer hier blijven.'
  
  De uitdrukking in haar ogen veranderde op slag. Ze stond op en deed een paar passen, waarbij ze er op lette dat haar meest aantrekkelijke ledematen zo voordelig mogelijk bewogen.
  
  'Dat kun je niet zeggen, dat kun je me niet aandoen,' protesteerde ze. 'Niet nu, niet nadat je me al die emoties hebt laten ondergaan. Jij hebt me dingen laten voelen die ik nog nooit eerder heb gevoeld. Ik weet zeker dat niemand anders mijn gevoelens beter kan bevredigen. Niemand anders dan jij, Nick. Jij bent de enige die me kan helpen, en ik weet zeker dat dat hier niet gaat. Het zou gewoon niet gaan.'
  
  Het beroep op mijn ego. Meestal was dat een onweerstaanbare benadering van een man; een mooie vrouw die hem ten koste van alles nodig had. Maar jammer genoeg voor Kani hoefde mijn ego helemaal niet zo nodig opgepoetst te worden.
  
  'Sorry, schatje," zei ik. 'Het is nee. We kunnen best hier in Oahu met elkaar naar bed gaan. Ik zal er wel iets op vinden, zodat we niet worden lastig gevallen.'
  
  'Nee,' beet ze me toe en liet haar toon meteen weer zachter worden. Ze kwam naar voren en liet haar lichaam tegen me aanleunen, zodat de zachte huid elektrische prikkels door mijn lichaam stuurde. 'Ik zou steeds het gevoel hebben dat ik iets verkeerds deed als we hier bleven. Ik zou steeds aan vader en Iolana moeten denken. Ze zouden steeds in de weg staan.'
  
  'Dan is het jammer voor ons alle twee,' antwoordde ik. 'Maar ik ga nog niet terug naar het vasteland, lieveling.'
  
  Ze liep naar achteren en haar ogen waren nu donker van woede. 'Wat heb je eigenlijk?' schreeuwde ze. 'Was ik soms niet goed genoeg in bed? Of vind je me alleen in bed maar interessant? Je wilt zeker niet met me gezien worden in de Verenigde Staten, hè? Je bent zeker bang dat je vrienden je met een kleurlinge zullen zien. Hier in Hawaii ben ik goed genoeg, maar op het vasteland ben ik niet representatief!'
  
  Ik wist wat er nu van me werd verwacht. Ik moest me uitputten in protesten en verontschuldigingen. Het beroep op mijn mannelijke ego had niets uitgehaald, en nu wilde ze schuldgevoelens bij me oproepen. Niemand wordt graag voor een racist uitgemaakt, zelfs racisten niet. Ik besloot haar verontschuldigingen op één manier te bestrijden, door dingen te doen die haar zouden laten zien dat ze ongelijk had.
  
  'Dat is niet waar,' protesteerde ik boos. Ik zou het stomme spelletje meespelen, als ze dat zo graag wilde. 'Ik zal je aan een paar van mijn vrienden voorstellen. Dat was een oneerlijke beschuldiging. Nu kan ik helemaal niet meer weg.'
  
  'Het spijt me,' zei ze, met kilo's berouw in haar stem. 'Maar je hebt zoveel bij me losgemaakt. Ik denk dat ik nog een beetje te emotioneel reageer ... waar het ons tweetjes aangaat. Misschien verander je nog van gedachten.' Ze maakte een draaiende beweging met haar borsten, heel goed wetend dat ze me ermee opwond, en trok zich toen plotseling van me weg. 'Je denkt er nog over, hè, Nick,' vroeg ze, terwijl ze er even tevoren voor had gezorgd dat ik er wel aan moest denken. Ik knikte. 'Dat beloof ik,' antwoordde ik, en ik meende het. Ik zou er zelfs meer over nadenken dan zij zou kunnen hopen.
  
  Ze trok haar bikini aan, deed haar oranje jurk erover en verdween na een laatste kus in de deuropening. Ik liep naar het raam om haar te zien wegrijden. Ze had zich zelf voor mijn ogen in allerlei bochten gewrongen om me zover te krijgen het eiland te verlaten. Ze had alles gedaan wat ze kon. Ze had zowel haar hoofd als haar lichaam gebruikt, en goed ook. Alleen tijdens het pure seksgedeelte was ze helemaal zichzelf geweest. Dat had ze helemaal voor haar eigen plezier gedaan. Maar de rest van de tijd had ze gewerkt, en ik begon nu steeds meer twijfels te krijgen over de toevalligheid dat ze juist op tijd opzij was gezwommen toen die surfers me hadden aangevallen. Iemand had er erg veel voor over om me van het eiland weg te hebben, wat betekende dat hij verwachtte dat ik voor een behoorlijke kink in de kabel van zijn plannen kon zorgen. Maar wat was precies de rol van Kani hierin? Bij wie kwamen al die gebeurtenissen uiteindelijk samen?
  
  Steeds vaker moest ik denken aan Hawks vermoeden dat de Japanners bij toe val iets over nieuwe geologische ontdekkingen hadden vernomen en dat ze van plan waren daar iets mee te doen. Een gedachte die me weer helemaal terug bracht bij Cato Inura en het voorwerp dat hij zo fanatiek had willen verbergen. Als ik maar meer wist over de manier waarop hij meestal tewerk ging. Plotseling zat ik recht overeind. Ik kende de man dan wel niet, maar Hawk had met hem gewerkt en ik herinnerde me iets dat hij me eens tijdens een diner had verteld. Ik greep de telefoon om een verbinding met het hoofdkwartier van AXE aan te vragen. Het duurde ruim een uur voordat Hawk terugbelde en ik de vertrouwde staalachtige klank van zijn stem hoorde.
  
  'Ik heb het gehoord van Inura,' zei hij. 'Het spijt me. Het spijt me heel erg. Hoe gaat het?'
  
  'Ik weet het nog niet,' antwoordde ik. 'Maar één ding weet ik zeker. Ik heb advies nodig. Tijdens die Koreaanse toestand, toen u met Inura werkte, moest hij eens een microfilm verbergen. Ik herinnerde me dat u daar eens over heeft gesproken. Hij was bang voor een aanslag op zijn leven, en hij verborg het ergens. Waar?'
  
  Er was een lange stilte, en toen antwoordde Hawk me op gedempte toon. 'Is er geen radio of televisie in het huisje?' vroeg hij. 'De meeste van die huurhuisjes hebben er wel een.'
  
  'Ja,' zei ik, terwijl ik me de kamer voor de geest haalde. 'Er stond een tv in een hoek, en een kleine radio ergens op een tafeltje.'
  
  'Probeer eens of ze nog spelen,' zei hij. Ik hing op en reed in een recordtempo naar het huisje. De agent bij de ingang begon zo langzamerhand een goede bekende van me te worden. Ik stormde naar binnen en probeerde de televisie. Na een paar seconden verscheen het beeld. Ik zette de radio aan en wachtte even. Niets! Ik rukte het snoer uit het stopcontact en trok de achterplaat van het toestel. Het was nog een oud model met lampen. Vier, om precies te zijn. Ik haalde ze er één voor één uit. De vierde, die in de uiterste hoek zat, zag er bij nadere beschouwing ongewoon uit. Er zat een klein rolletje papier om de gloeidraad. Toen ik hem er voorzichtig uithaalde zag ik hoe het was gedaan. Met een kleine glassnijder had Inura het glas van de lamp doorgesneden precies waar het aansloot aan de zwarte, plastik onderkant waar de contactpuntjes zaten. Hij had het rolletje papier bevestigd en met doodgewoon plakband het glas weer op zijn plaats gedaan. Hij had moeilijkheden verwacht en had zijn voorzorgsmaatregelen genomen. Een goede kerel, van het soort dat je eigenlijk niet moest verliezen.
  
  Ik maakte het glas los en haalde het rolletje eruit. Ik was juist bezig om het uit te rollen toen buiten een schot klonk, precies vóór de deur. Ik sprong overeind, en bijna op hetzelfde moment vloog de deur open en renden drie Japanners naar binnen. Ze waren terug, en ze hadden wel het juiste moment gekozen. De eerste had een stengun. Hij zag me, spande zijn vinger, die om de trekker lag, en sproeide een lading lood de kamer in. Maar ik had hem het eerst gezien, en die kwart seconde voordeel redde mijn leven. Ik lag languit op de vloer met Wilhelmina in mijn hand. Natuurlijk besefte ik dat ik verloren zou zijn als ik probeerde het op te nemen tegen een stengun en twee revolvers. In plaats daarvan schoot ik met één schot het licht uit, waarna ik onmiddellijk opzij rolde. Dat was een goede beslissing, want onmiddellijk stuurde de stengun een lading kogels naar de plaats waar ik had gelegen. De kamer was nu in duisternis gehuld, maar ik was er al zo vaak geweest, dat ik hem ook in het donker op mijn duimpje kende. Er was een raam aan de zijkant, en ik rende over de vloer, waarbij ik twee donkere schaduwen opzij trapte, en dook er doorheen, stukken glas en hout met me meenemend. Toen ik buiten op de grond terechtkwam, hoorde ik opnieuw een schot rechts van mij. Er zaten er buiten nog twee, naast een wagen gebukt. Ze vuurden opnieuw en om niet geraakt te worden moest ik wegduiken. Ik sprong schietend op en hoorde de zware kogels van de Luger in de kofferruimte van de wagen slaan. De twee figuren hadden zich plat op de grond laten vallen en waren onzichtbaar in de duisternis. Ik wilde net overeind springen om het op een lopen te zetten, toen de andere drie het huisje uit kwamen rennen. De Jap met de stengun vuurde opnieuw een salvo op me af en ik sloeg tegen de grond. Ze hadden me in de tang. Als ik probeerde te rennen, konden ze me van twee kanten raken. Als ik de ene groep ging beschieten, kreeg ik de volle laag van de anderen. Dat wist de Jap met de stengun ook.
  
  'Gooi je revolver weg,' riep hij. 'Als je hebt wat wij zoeken, nemen we het en laten je gaan.'
  
  Ik gromde. Ik wist wel beter. Maar ik had geen keus. Ik gooide Wilhelmina weg. Ze liepen naar me toe en trokken me ruw overeind. Die met de stengun was pezig en klein, en hij had een dunne, wrede mond. 'Jullie zijn met meer mensen dan ik dacht,' zei ik op mijn gezellige conversatietoon. Hij gromde.
  
  'En we zijn al met drie man minder,' beet hij me toe. 'Inderdaad,' antwoordde ik hem met mijn vriendelijkste glimlach. 'Maar als jullie iets zoeken, jongens, geloof ik niet dat ik het heb.' Ik keek de anderen aan. Ze waren met zijn vijven en het waren allemaal Japanners. In één van hen herkende ik de chauffeur van de oude Hudson sedan die ik had willen stoppen.
  
  'Fouilleer hem,' zei de kleine met de dunne mond. Ze werkten vlug en hadden spoedig wat ze zochten. Ze waren duidelijk opgelucht. Ik vloekte binnensmonds. Nou had ik het eindelijk gevonden en niet eens de gelegenheid gehad er een blik op te werpen. Ik voelde een dodelijke, kille woede in me bovenkomen. Die kleintjes zouden er nog spijt van krijgen, besloot ik. Ik wist nog niet wat ik in deze situatie kon doen, maar ik was er zeker van dat ik wraak zou nemen. Het kleine baasje met de stengun keek naar het papier en glimlachte breed. Hij stak het demonstratief in de zak van zijn jasje.
  
  'Wat zullen we met hem doen?' vroeg een van de anderen, terwijl hij naar me wees. 'Zullen we hem van kant maken en hier achterlaten?'
  
  Nee,' antwoordde de leider enigszins geprikkeld. 'Die dode agent zal al genoeg moeilijkheden geven. We brengen hem ergens anders heen.'
  
  'Waarheen?' hield de vragensteller ijverig vol.
  
  'Ik weet het nog niet,' antwoordde de dunne mond. 'Ik verzin wel iets. Stop hem in ieder geval in de wagen.'
  
  'Ik heb een idee,' bracht een andere te berde. 'Waarom gooien we hem niet in zee, net als Inura. We kunnen die reddingsboot die op het strand ligt wel weer gebruiken.'
  
  Ik zag mijn kans en greep hem onmiddellijk. 'Nee, alsjeblieft,' zei ik. 'Ik ... ik ben bang van water. Ik kan niet zwemmen.'
  
  Ik zag de sluwe lach om de mond van de leider verschijnen. 'Zo, hij kan niet zwemmen,' zei hij tegen zijn kameraden. 'Horen jullie dat? Alles wat we hoeven te doen is hem ver genoeg in zee te gooien. Als hij aanspoelt zal het op een doodgewoon verdrinkingsgeval lijken.'
  
  Ik werd door twee paar armen gegrepen, en ik worstelde een beetje voor de schijn terwijl ze me naar het strand sleepten. Het strand was verlaten, en voor een toevallige passant zouden ze wel lijken op een stelletje dronken feestvierders. Toen we bij de reddingsboot waren aangekomen begon ik te acteren. 'Jullie zeiden dat jullie me zouden laten lopen,' jammerde ik tegen de kleine met de stengun. 'Vuile leugenaar!'
  
  Hij ramde zijn vuist in mijn gezicht en ik voelde een straaltje bloed uit mijn neus lopen. 'Ik hoef geen beledigingen van jou te slikken, beet hij me toe. Daar zal je spijt van krijgen, kleine opsodemieter, zei ik in mezelf. Ze duwden me in de reddingsboot en lieten hem te water. Er waren maar twee riemen, en de kleine boot was bestemd voor niet meer dan drie mensen. Hij was zo overladen dat de bovenkant maar een paar centimeter boven het water uitstak. 'Hier is het wel ver genoeg,' zei de leider ten slotte. 'Gooi hem er nu maar uit.'
  
  Ik verzette me zo veel mogelijk, en liet me toen in het water duwen. Ik maakte er een prachtige vertoning van. Ik gilde, rochelde, spoog water uit. Ik liet me onder zakken en drie keer weer boven komen. Die klootzakken genoten ervan, vooral de kleine met de stengun. Hij lachte het hardst. Ten slotte liet ik me hijgend en spartelend voor de laatste maal onder water zakken. Ik dook diep, zwom een eind naar links en kwam toen weer boven.
  
  Ik begon zo snel ik kon naar het strand te zwemmen. Ik kon ze achter me langzaam naar de kust zien roeien. Ze waren nog maar halverwege toen ik aan land kroop en halfgebogen naar hun wagen rende, die nog naast het huisje stond. Ik bleef even staan bij de politieman die bij de deuropening op de grond lag. Hij was dood. Ik nam zijn revolver, liep snel naar de wagen en trok de draden van de ontsteking los. Toen dook ik achter een hoek van het huisje en wachtte af.
  
  Ik zag ze over het strand naar de wagen lopen. Ik wist precies wat ze gingen doen en richtte nauwkeurig. Mijn eerste drie schoten waren bedoeld om te doden, en dat was precies wat ze deden. Ik vuurde ze zó snel achter elkaar dat ze bijna als één schot klonken. De vierde kogel raakte de kleine met de dunne mond in zijn hand en hij liet de stengun vallen. Het vijfde schot raakte de revolver van de laatste man, zodat die tegen de grond kletterde.
  
  Ik rende nu van achter het huisje naar voren en zag de stomme verbazing op het gezicht van de leider.
  
  'Je zei dat je niet kon zwemmen,' hijgde hij.
  
  'Ik heb net ontdekt hoe het moet,' zei ik. 'Ik leer snel.' Ik raakte hem recht op zijn mond en zijn hoofd sloeg naar achteren. Hij belandde over de motorkap van de wagen. De laatste snelde op me af en ik stopte hem met een scherpe rechtse. Hij stond stil, wankelde en viel toen achterover. Ik richtte mijn aandacht nu weer op de andere. Toen ik naar hem toeliep, trapte hij plotseling. Hij raakte bijna mijn keel. Ik greep zijn been en trok hard. Hij zeilde van de motorkap naar beneden en raakte met de bovenkant van zijn hoofd de grond. De korte, scherpe krak die ik hoorde toen zijn hoofd de grond raakte vertelde me genoeg. Ik haalde het opgerolde stukje papier uit zijn zak en liep weg.
  
  Onderweg naar het hotel bestudeerde ik het stukje papier dat voor veel mensen zo belangrijk was. Ik keek naar acht woorden, acht namen, die keurig onder elkaar waren neergeschreven. Ik las ze hardop, voor mezelf.
  
  'Napua - Kilauea - Ahumoa - Kaau - Aliamanu -Eleao - Hakeala - Eke.'
  
  Ik herhaalde het nog eens, grifte de namen in mijn hoofd. Toen stak ik het lijstje weer in mijn zak en liep verder. De namen zeiden me niet veel maar in de hal van het hotel kocht ik een kaart van de eilanden. Toen ik alleen in mijn kamer was, haalde ik de lijst weer tevoorschijn en bestudeerde de kaart die ik ernaast had gelegd. Toen ik de telefoon pakte om dr. John Plank van het Geologisch Observatorium te bellen, had ik een vreemd, samengeknepen gevoel in mijn maag.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Dr. Plank was een kleine, magere man met snel bewegende, bruine ogen, een aangename manier van doen en een lok ongecontroleerd haar die de neiging had over zijn voorhoofd te vallen. Onder andere omstandigheden zou hij waarschijnlijk een aangename en intelligente gesprekspartner zijn geweest. Ik was vroeg in de morgen gekomen en zelfs toen zag hij er al uit als een slonzige, verstrooide man. Hij wist het nog niet, maar ik stond op het punt hem iets te geven waardoor de lijnen in zijn gezicht nog dieper zouden worden.
  
  'Ik hoop dat u mij mijn toestand niet kwalijk neemt, meneer Carter,' zei hij. 'Maar ik heb de afgelopen dagen niet best geslapen. Men had mij al ingelicht dat u mij een bezoek zou komen brengen en zoals u weet maken we ons ernstige zorgen over de vreemde vulkanische activiteit die we hebben waargenomen. Overal op de eilanden zijn de asgeisers kort maar hevig tot uitbarsting gekomen, zonder dat we er een duidelijke samenhang in konden ontdekken. Het is erg verwarrend en angstaanjagend.'
  
  'Ik ben bang dat ik nog wat aan de verwarring zal moeten bijdragen,' zuchtte ik, terwijl ik hem een stukje papier gaf waarop ik de acht namen had opgeschreven. 'Tenzij ik niet goed kan kaartlezen zijn dat de namen van acht strategisch gelegen vulkanen.'
  
  Hij liet zijn ogen snel over de lijst glijden. 'Dat klopt, meneer Carter,' zei hij. 'Sommige van deze vulkanen zijn al heel lang niet meer actief geweest. We hebben bij geen van de acht tiltmeters geïnstalleerd.'
  
  'Voordat u me uitlegt wat een tiltmeter is, heb ik nog een andere vraag aan u, dr. Plank,' zei ik. 'Wat zijn de gevolgen als deze kraters allemaal tegelijk, of met een korte tussenpozen tot uitbarsting komen?'
  
  Dr. Plank werd bleek bij de gedachte. 'Grote hemel, man,' zei hij opgewonden. 'De eilanden van Hawaii zouden verdwijnen. In ieder geval Oahu, Hawaii en Maui zouden worden vernietigd. Gezien de werking van de vulkanische krachten zoals we die kennen zouden er zeker kettingreacties optreden.'
  
  'Kunt u me wat meer vertellen over de werking van de vulkanische activiteit en over die tiltmeter?'
  
  'De tiltmeter is een meetapparaat dat gebruik maakt van het waterniveauprincipe,' begon dr. Plank. 'Zoiets als het waterpas van een timmerman. We installeren het aan de rand van een krater of bij een verdacht gebied. De tiltmeter is erg gevoelig en registreert de geringste beweging van de aardbodem op die plaats.'
  
  'Waaruit blijkt dat er een uitbarsting zal volgen,' viel ik hem in de rede.
  
  'Precies,' zei hij. 'De kleinste beweging vertelt ons dat er zich enorme hoeveelheden gassen onder de aardbodem samenpersen, die massa's magma, vloeibaar gesmolten rotsgesteente, tegen de aardkorst duwen. Als de druk sterk genoeg is, komt de vulkaan tot uitbarsting en wordt de magma gloeiende lava die de lucht in wordt geblazen.'
  
  'Ik denk dat u beter zo snel mogelijk tiltmeters bij die acht plaatsen kunt installeren, dr. Plank,' zei ik. Zijn gezicht weerspiegelde onmiddellijk ongeloof en afgrijzen.
  
  'U denkt toch niet werkelijk dat al die acht vulkanen op het punt staan uit te barsten?' zei hij met een diepe frons op zijn voorhoofd.
  
  'Ik weet niet meer wat ik moet denken,' antwoordde ik. 'En ik kan er om veiligheidsredenen ook niet meer over vertellen, onder andere met het oog op uw eigen veiligheid. Ik zal u meer vertellen nadat we die dingen hebben geïnstalleerd en de resultaten weten.' Ik nam de telefoon en belde Johnny Kai. De klank van mijn stem was duidelijk genoeg voor hem.
  
  'Ik heb een van je helikopters nodig, Johnny,' zei ik. 'Ik ben in het Observatorium bij dr. Plank. Kun je er een missen?'
  
  'Je hebt hem over een half uur.'
  
  'Bedankt, Johnny,' zei ik. 'Ik leg het je nog wel uit.' Na een half uur verscheen de helikopter zoals beloofd, en ik laadde samen met dr. Plank de acht tiltmeters in het toestel, en bovendien een emmer cement en een jerrycan water. Voordat we bij de eerste krater, Napau, landden, vertelde hij me waar het water en de cement voor waren. Dr. Plank maakte er een klein, betonnen blok van dat hij tegen een steen aan de kraterwand bevestigde. Daarop plaatste hij vervolgens de tiltmeter. Hij deed hetzelfde bij de andere kraters die verspreid lagen over Oahu, Hawaii en Maui, en het was bijna donker toen we bij het Observatorium terugkwamen. Dr. Plank was zichtbaar ongerust.
  
  'Weet u wel wat het betekent als al die tiltmeters een positieve uitslag geven?' vroeg hij. 'Dat betekent dat we op een enorme catastrofe zitten waarvan we de proporties nauwelijks kunnen overzien.'
  
  Ik kon niets doen om zijn angst weg te nemen. 'Ik ben bang dat we inderdaad op zo'n catastrofe zitten, dok. Iemand heeft het hierop aangestuurd,' zei ik. 'Hoe lang duurt het voordat we de tiltmeters kunnen aflezen?'
  
  'Misschien al morgen,' antwoordde hij. 'Maar het is veiliger om nog een dag te wachten. Dan weten we zeker dat ze een betrouwbare lezing geven.'
  
  Veiliger? Dat was maar de vraag. Mijn handen sloten zich krampachtig en ik kreeg weer dat vreemde, dichtsnoerende gevoel in mijn maag. Als de eilanden op het punt stonden om te worden overspoeld door gloeiende lava, wat zou ik daar dan nog aan kunnen doen? Steeds meer kreeg ik het gevoel dat ik droomde, dat ik iets beleefde dat helemaal niet kon, maar dat ik gedwongen werd het allemaal serieus te nemen. 'Ik kom overmorgen terug,' zei ik tegen dr. Plank toen ik weer in de helikopter stapte. Hij knikte ernstig. Ik steeg op en zette de helikopter een paar minuten later op het dak van het hoofdbureau van politie. Ik ging naar beneden, wachtte even totdat Johnny zich vrij had gemaakt, en ging toen naar zijn kamer.
  
  'Het wordt tijd dat ik je eens een paar details geef,' zei ik. Ik vertelde alles vanaf het begin en gaf hem een beknopt overzicht van de situatie. Johnny was erg onder de indruk. 'Is er iets dat we kunnen doen, Nick?' vroeg hij. 'Waarom pakken we die Jimono niet op, die ploegbaas van Kamu. Misschien kunnen we iets uit hem krijgen?'
  
  'Daar spreekt de rechtgeaarde politieman,' grinnikte ik. 'Wij werken niet op die manier, Johnny. Als we hem oppakken alarmeren we de hele beweging. Ze weten dan dat we hen op de hielen zitten. Dat zou een fatale vergissing kunnen zijn. Op het ogenblik voelen ze zich nog door niemand gehinderd en ik wil dat ze dat gevoel zo lang mogelijk houden. Bovendien weet ik dat het oppakken van profs meestal tot niets leidt. Ze praten niet, tenzij we methoden gebruiken die tegen onze morele code indruisen. Alleen de tong van een amateur kun je nog wel eens los krijgen, maar deze kerel is beslist geen amateur.'
  
  Toen ik in het hotel terug kwam was er een boodschap van Iolana. 'Je doet niet veel voor het ego van een meisje,' las ik. 'Waar heb je je verstopt? En waarom? Bel me alsjeblieft.'
  
  Ik gooide het briefje in de prullenmand. Ik kon het me niet permitteren risico's te nemen. Ik dacht nog steeds dat Iolana er niets mee te maken had, maar ik moest het nu maar eens voor de verandering helemaal volgens de regels spelen. Die Japanners verschilden in hun tactiek helemaal niet van andere groepen. Ze maakten gebruik van ontevreden mensen of groepen ter plaatse, om hun doel te bereiken. Ze wisten precies hoe ze op frustraties en ontevredenheid moesten inspelen om de mensen op hun hand te krijgen. Dat was de grondslag van hun techniek en ik wist zeker dat ze die techniek hier ook gebruikten. De vraag was alleen wie ze voor hun karretje hadden gespannen, en met welk doel precies. Overmorgen zouden we de tiltmeters controleren. Er was nog één dag over, en die zou ik nuttig moeten besteden. Ik haalde een sterke verrekijker uit mijn koffer tevoorschijn en ik ging naar bed met een welomlijnd plan voor de volgende dag. Het was tijd voor doodgewone, ouderwetse spionage.
  
  
  
  Het was nog niet helemaal licht toen ik een auto huurde en ermee de bergen inreed in de richting van de Kamu-plantage. Ongeveer twee kilometer van het huis zette ik de wagen tussen de bladeren van drie varens, zodat er niets meer van te zien was. Het werd langzaam licht toen ik naar de smalle heuvelrand kroop die uitzicht bood op het huis van Kamu. De harde steentjes en het vuil op de rand prikten in mijn borst. Door de verrekijker had ik een prima uitzicht op het huis, en even na acht uur zag ik Iolana in haar nieuwe Toyota wegrijden. Ze nam de weg waarover ik was gekomen, in tegenovergestelde richting naar Honolulu en ik glimlachte. Ik durfde te wedden dat ik bij mijn terugkomst in het hotel weer een briefje zou vinden. Even later zag ik de oude Kamu per jeep vertrekken naar de plantage. Verscheidene bedienden liepen af en aan met wasgoed en vuilniszakken. Toen zag ik in de verte een andere jeep verschijnen, over een smal pad dat van de andere kant naar het huis liep. De jeep stopte bij de hoofdingang en ik richtte mijn verrekijker op de grote kerel die eruit stapte. Hij leek verdomd veel op een van de surfers die het op mijn leven hadden gemunt. Hij liep het huis binnen, om er even later weer uit te komen met een grote koffer. Kani liep naast hem met in elke hand een koffer. Ze was gekleed in een werkbroek en een donkerblauw overhemd. Ik zag dat haar borsten de stof van het overhemd strak spanden, en ik moest weer denken aan haar overgave op het moment dat we de liefde bedreven. Ik richtte de verrekijker op de man en zag hoe hij de koffers in de jeep zette. Ze gingen het huis weer in, en kwamen er even later uit met nog meer koffers. Toen reed de grote kerel weg, in de richting waar hij vandaan was gekomen en Kani verdween in het huis. Ik vroeg me af wat het te betekenen had.
  
  Een tijdje gebeurde er niets. De zon kroop hoger aan de hemel en zijn warme stralen maakten het me moeilijk om wakker te blijven. De weelderige struiken, de paarse bloemen en de zonnewarmte zorgden ervoor, dat de heuvelrand een plaats was, waar je gemakkelijk in slaap kon vallen en nu was ik dankbaar voor de scherpe steentjes die ervoor zorgden dat ik niet té gemakkelijk lag. Plotseling werd ik weer helemaal wakker geschud toen ik een eenzame, magere gestalte het huis zag naderen. Ik stelde de verrekijker scherp en wist bijna onmiddellijk wie het was: Jimono. Kani verscheen in de deuropening en ze stonden een paar minuten te praten. Toen liepen ze naar de stallen rechts van het huis. Ze kwamen terug met twee paarden, die Jimono aan de teugels leidde, terwijl Kani het huis binnenging. Toen ze weer naar buiten kwam droeg ze een vierkante, zwarte doos die ongeveer de grootte had van een weekendkoffer. Samen maakten ze de doos op de rug van het paard vast. Toen ze opstegen hoorde ik plotseling een zwak geritsel vlak achter me. Ik draaide me bliksemsnel om. Ik was volkomen opgegaan in wat er bij het huis gebeurde en ik had totaal geen rekening met wachtposten gehouden. Ik keek recht in de scherpe punt van een hakmes dat een grote eilandbewoner voor mijn keel hield. Ik zag dat hij op blote voeten liep, wat verklaarde hoe hij me ongehoord had kunnen naderen.
  
  'Opstaan,' snauwde hij. Ik bewoog me niet en keek hem aan. 'Hoe wist je dat ik hier was?' vroeg ik, in de hoop op die manier wat tijd te kunnen winnen.
  
  'Ik was daar achter,' zei hij, wijzend in de richting van een heuvel achter het huis. 'Ik zag de schittering van de glazen van je verrekijker. Opstaan, zei ik.' Hij prikte naar me met de scherpe punt van het mes. 'Ja, ja het is goed,' zei ik. 'Maar ik kan niet opstaan als je dat ding steeds naar me prikt.' Hij trok het wapen terug en wachtte. Ik begon op mijn handen overeind te komen. Toen ik halverwege was trapte ik zijdelings met mijn voet tegen de achterkant van zijn enkel. Hij sloeg achterover terwijl ik onmiddellijk opzij rolde. Ik voelde het hakmes door de lucht suizen op de plaats waar mijn hoofd was geweest. Dat gaf me genoeg tijd om overeind te komen. Opnieuw kwam hij, met het vervaarlijke wapen weer in zijn handen op me af en deed een voorwaartse uithaal. Ik stapte snel opzij en dook voor de slag waarvan ik wist dat die zou komen. Ik keek bliksemsnel over de rand in de richting van het huis en zag twee zwarte stippen vertrekken.
  
  De held van de hakmessen kwam er weer aan, het tachtig centimeter lange wapen omhoog geheven. Ik wist dat één slag voldoende was om een man in tweeën te snijden. Maar intussen ging mijn voornaamste prooi ervandoor en ik wist bovendien niet of deze houthakker nog vriendjes in de omgeving had. Ik besloot snel te handelen en liet Hugo in mijn handpalm vallen. Ik draaide, en de eilandbewoner draaide mee. Ik deed een schijnaanval, en hij reageerde happig. Hij bracht het hakmes snel omlaag en als ik werkelijk had uitgehaald, zou mijn hoofd niet langer aan mijn romp vastzitten. Maar toen het lemmet vóór me naar beneden kwam, wierp ik Hugo met volle kracht. De stiletto drong tot het heft in zijn borst. Zijn ogen sperden zich in opperste verbazing wijd open en hij viel wankelend voorover terwijl het hakmes uit zijn handen viel. Hij greep de stiletto en probeerde die uit zijn borst te trekken maar zijn armen verstijfden nog voordat hij aan mijn voeten viel. Ik keerde hem om, trok Hugo los en veegde het lemmet schoon met een paar grote bladeren.
  
  Hij was, afgezien van het hakmes, ongewapend, en ik vroeg me af of hij werkelijk een schildwacht was geweest. Ik liet hem achter en rende de heuvel af in de richting van het huis. Kani en Jimono waren te paard gegaan, wat betekende dat ze verder de bergen ingingen. Ik rende om het huis heen, terwijl ik af en toe bleef staan om te zien of ik niet was ontdekt. Tenslotte bereikte ik de stal. Ik zocht het beste paard uit en reed in galop weg. Naarmate ik verder reed, werd het pad steeds moeilijker zichtbaar, totdat het tenslotte helemaal verdween. Maar dankzij de zachte grond, kon ik hun sporen zonder al te veel moeite volgen. De sporen liepen door een dichtbegroeid gedeelte van de berg. Plotseling hoorde ik een paard hinniken. Ik stopte, stapte van het paard af, bond het vast aan een zware struik en kroop naar voren. Ongeveer honderd meter verder vond ik hun paarden, vastgebonden in de buurt van iets dat leek op de door bladeren bedekte opening van een donkere grot. Ik kroop voorzichtig naar binnen, bleef stil zitten en spitste mijn oren. Ik hoorde geen stemmen, niets. Ik zag een aantal stenen dat een trap naar beneden vormde. Ik daalde af en toen ik halverwege het geluid van water hoorde wist ik waar ik was. Het was geen gewone grot, maar één van de onderaardse lavagangen, de harde, buitenste rand van wat eens een stroom van gesmolten lava was geweest die door de berg naar buiten was gestroomd en op die manier een tunnel had gemaakt. Je vindt er veel in de bergen van de eilanden en ze zijn vroeger gebruikt als wateropslagplaatsen voor irrigatie. Het regenwater en het water van watervallen stroomt door de tunnels naar beneden en vormt onder de berg immens grote waterbekkens.
  
  Ik bleef staan bij het water dat met een behoorlijke snelheid door de tunnel stroomde. De trap hield bij het water op en ik zag Kani's broek en het donkerblauwe hemd naast een tweede hemd op de onderste tree liggen. Ik liet me in het water zakken en merkte dat het erg koud was. Toen ik de laatste tree losliet werd ik onmiddellijk door de sterke stroming meegevoerd. Ik moest spoedig achterwaartse zwembewegingen maken om te voorkomen dat ik te snel ging en tegen de wanden van de tunnel werd geslagen. Zo vaak als mogelijk was, greep ik me vast aan uitstekende rotspunten om mijn vaart te vertragen. De tunnel kronkelde zich met wilde bochten door de berg en ik begon me af te vragen hoe Kani en Jimono er zonder kleerscheuren met die zwarte doos doorheen gekomen zouden zijn. Ik had al mijn kracht nodig om te verhinderen dat ik tegen de wanden werd geslagen, vooral waar de tunnel steiler werd en het water nog sneller stroomde.
  
  Ik naderde opnieuw een bocht toen ik stemmen hoorde. Ik keerde om en zwom met alle kracht die ik had tegen de stroom in naar de muur van de tunnel, waar ik me dicht tegen de rotsen drukte. Ik tuurde voorzichtig om de hoek. Ik had geluk, een uitstekende rots vormde een rand waarachter ik me gedeeltelijk kon verschuilen en waar ik me tegelijkertijd kon vasthouden. Ik kon hen nu duidelijk zien, Kani in haar bikini, en nu zag ik ook hoe ze zonder kleerscheuren door de tunnel waren gekomen. Ze hadden een klein vlot, dat werd voortgedreven door een buitenboordmotor. De zwarte doos lag op het vlot. Kani, die zich half in het water bevond, hield het vlot tegen de rotswand terwijl Jimono bezig was een soort cilinder in een gat in de bovenwand van de tunnel te steken. Ze gaf hem een tweede cilinder, die ze uit de doos haalde en ook die schoof hij in het gat. Toen deed ze opnieuw een greep in de doos en haalde een soort luchtdrukgeweer tevoorschijn. Ik keek toe hoe Jimono de loop van het wapen in het gat stak en vervolgens de trekker overhaalde. Ik voelde de trillingen die de losgelaten, samengeperste lucht veroorzaakte, die de cilinders door het gat omhoog dreven. Ik besefte dat ik naar het wapen keek dat heel Hawaii kon wegvagen: de dodelijke formule van de Japanners.
  
  Dat het vervloekte ding krachtig was merkte ik aan de manier waarop de hele tunnel begon te trillen en aan de geluiden van vallend gesteente toen de cilinders omhoog werden geblazen. Hij gaf het wapen terug aan Kani die het weer in de doos legde die, zoals ik kon zien, nog vier cilinders bevatte. Ze klommen op het vlot, dat hen beiden maar nauwelijks kon dragen.
  
  'Dat was dat.' Het was de stem van Jimono. 'Goed,' antwoordde het meisje. 'Alles kan losbarsten op het eerste teken.'
  
  'Misschien gebeurt het morgenavond ... in ieder geval overmorgenochtend,' zei Jimono, terwijl hij de buitenboordmotor startte. Toen die begon te pruttelen besefte ik plotseling, dat ze met het vlot stroomopwaarts weer terug zouden varen, gebruikmakend van de sterke motor die hen tegen de stroom op zou trekken. Toen ik zag dat ze na een paar seconden langs de bocht in de tunnel zouden komen haalde ik diep adem en dook ik onder. Ik raakte de bodem al op een diepte van ongeveer een meter, en ik drukte me zo plat mogelijk op de bodem. Ik voelde het vlot en de kleine propeller van de motor vlak boven me passeren. Ik liet me door het water een eind meedrijven en kwam toen boven om lucht in te ademen op de plaats waar ze de cilinders in het gat hadden geblazen. Ik zag vuil en steentjes naar beneden vallen, die de opening snel opvulden. Enkele zwaardere stenen vielen in het water. Ik draaide me om en begon door de tunnel terug te zwemmen. Ik zou met de stroom mee kunnen zwemmen. Maar het was best mogelijk dat de volgende uitgang minstens vijftien kilometer verderop zou zijn. Daar had ik absoluut geen tijd voor. Dat zou me kostbare uren kosten, misschien wel de halve nacht. Ik had iets gezien, en al wist ik nog niet precies wat het inhield, van één ding was ik zeker. Het had te maken met de vulkanische activiteit op de eilanden. Ik wist nog niet precies hoe, maar ik durfde er nu mijn leven onder te verwedden dat ze in staat waren om de vulkanen tot uitbarsting te brengen.
  
  Het terugzwemmen was een uiterst inspannende, bijna gruwelijke taak. Terug, tegen de stroom in, leek het veel steiler. Toen ik nog niet halverwege was moest ik al een adempauze nemen, mijn armen voelden verkrampt en pijnlijk aan. Ik ging verder, maar moest na korte tijd alweer rusten. Het was veel zwaarder dan ik had gedacht en het ging verdomd langzaam. Toen ik eindelijk de ingang bereikte, trok ik me op naast het vlot, dat aan de onderste trede was afgemeerd. Ik had vijf minuten nodig om uit te blazen. Ik had in mijn leven al heel wat inspannende toeren gemaakt, maar dit was er beslist één van de eerste categorie. Toen ik de kracht in mijn armen en benen tenslotte voelde terugkomen liep ik over de stenen trap naar boven, de frisse lucht in.
  
  Het begon al donker te worden, en ik reed een eind op het paard naar beneden. Toen ik halverwege de berg was, liet ik het dier lopen. Hij zou de weg naar huis wel kunnen vinden. Ik liep met een wijde boog om het huis en de plantage heen. Als de inboorling die me met het hakmes had aangevallen werkelijk een wachtpost was geweest dan zouden ze wel eens een extra patrouille hebben kunnen uitzetten.
  
  Ik liep naar de plaats waar ik de wagen had verstopt en reed terug naar het hotel. Dr. Plank had al gesproken over een catastrofe, en ik begon te vrezen dat hij nog maar half kon vermoeden hoe erg. Zoals ik al had verwacht, had Iolana opnieuw een briefje voor me achtergelaten in het hotel.
  
  'Als je niets meer met me te maken wilt hebben,' las ik, 'dan zou je me dat tenminste op een normale, beleefde manier kunnen zeggen. Wat is er aan de hand? Heb ik iets verkeerds gedaan? Ik zou graag een antwoord hebben.'
  
  Ik gooide het briefje in de prullenmand en glimlachte. Ik zou het op mijn manier moeten spelen.
  
  De volgende ochtend was ik al voor dr. Plank in het Observatorium. Ik wachtte op hem in de helikopter. We vlogen naar de kraters, waar we twee dagen tevoren de tiltmeters hadden geïnstalleerd. Toen we bij de eerste meter landden en dr. Plank hem controleerde, zag ik een ongeruste uitdrukking op zijn gezicht.
  
  'Ik ... ik kan het niet geloven,' zei hij. 'Volgens de meter zijn er enorme ondergrondse bewegingen aan de gang. Het wijst op een komende uitbarsting. Maar deze vulkaan is al eeuwen lang inactief!'
  
  'Is het waar dat er altijd gassen in de kraters aanwezig blijven?' vroeg ik.
  
  'Ja, in een beperkte hoeveelheid,' antwoordde hij. 'Maar er is een enorme gasdruk voor nodig om de magma naar de oppervlakte te stuwen.'
  
  Ik zei niets en we vlogen naar de volgende krater. De uitslag van de tiltmeter wees opnieuw een ernstige verstoring van het aardoppervlak aan. De reacties van dr. Plank veranderden van een geschokte verbazing in absolute verbijstering, en toen we de achtste krater bereikten, leek hij in een staat van verdoving te verkeren. Toen we terugvlogen, had zijn gezicht een asgrijze kleur en hij mompelde hardop in zichzelf.
  
  'Als de aanwijzingen van de tiltmeters juist zijn, meneer Carter,' zei hij met trillende stem, 'dan zal de hele eilandenketen binnen achtenveertig uur overdekt worden met gloeiende lava. We moeten onmiddellijk alarm slaan,' voegde hij eraan toe. 'We moeten onmiddellijk een evacuatie op touw zetten. Dat alleen kost al dagen. We moeten een luchtbrug instellen, elk beschikbaar vliegtuig inschakelen.'
  
  'Wacht even,' zei ik toen ik het toestel aan de grond zette. 'Nog niet. Ik wil zoveel tijd als mogelijk is. Elke seconde is belangrijk.'
  
  'Tijd?' riep dr. Plank uit. 'Er is helemaal geen tijd. De tiltmeters tonen het aan. Of het nu een natuurlijke catastrofe is, of een door mensen veroorzaakte, de gevolgen zullen hetzelfde zijn. Er zal een enorme hoeveelheid lava over de eilanden worden uitgespuwd. Als alle kraters tegelijkertijd uitbarsten, zullen de gassen en het vulkanische stof over de halve oceaan worden geblazen. In 1883, toen de Krakatau uitbarstte, was die explosie op zesduizend kilometer afstand nog duidelijk te horen. Het stof bedekte de hele planeet en de zon werd over een gebied van een paar honderd kilometer volkomen verduisterd. Het hele eiland Krakatau verdween, werd in kleine stukjes geblazen. Ik geloof niet dat u goed begrijpt wat er hier gaat gebeuren.'
  
  'Dat begrijp ik heel goed,' antwoordde ik. 'En ik moet een manier zien te vinden om die ramp tegen te houden. Daarom moet u me beloven hier tegen niemand iets over los te laten ... niet totdat ik u mijn toestemming heb gegeven.'
  
  'Maar dat kan ik niet doen, meneer Carter,' zei hij met een ernstige uitdrukking op zijn gezicht. 'Als we onmiddellijk alarm slaan kunnen nog enkele mensen worden gered. Die kunnen we dan tenminste nog helpen.'
  
  'Laten we dan zó afspreken,' probeerde ik. 'Als u morgenochtend nog niets van me hebt gehoord, dan kunt u uw gang gaan. Dat lijkt me redelijk.'
  
  'Morgenochtend is te laat,' zei hij.
  
  'Maar als we nu alarm slaan is er ook niet veel meer wat nog gedaan kan worden,' bracht ik ertegenin. 'U moet beloven te wachten.'
  
  Hij schudde zijn hoofd, terwijl hij me ernstig aankeek. Ik raakte hem met een forse klap en hij stortte met een diepe zucht op de grond in elkaar. Ik knielde over hem heen en oefende een speciale druk uit op de onderkant van zijn wervelkolom. Ik wilde dat hij een lange tijd zou slapen. Ik bond zijn handen en voeten met zijn stropdas vast, en stopte zijn zakdoek in zijn mond.
  
  Ik vond het vervelend om dit de arme man aan te moeten doen, maar hij had me geen keus gegeven. En ik had geen tijd gehad hem alles uitvoerig uit te leggen. Ik liet hem liggen en rende naar de telefoon. Ik wist dat ik niet tegen zijn alarm moest werken, maar tegen de totale vernietiging van onze vijftigste staat.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Ik slaakte een zucht van verlichting toen ik Iolana's stem aan de andere kant van de lijn hoorde. Ze probeerde koel te klinken en de satijnen klank van haar stem was bedekt met een ijslaagje. Maar ik moest in het huis zien te komen, en Iolana zou me daarbij kunnen helpen. Als zij ook in het complot zat, zou ik er spoedig genoeg achterkomen. Ik zou de tijd moeten nemen om eventuele risico's uit te schakelen. Ik praatte snel.
  
  'Ik heb je hulp nodig, Iolana,' zei ik. 'Je vertelde me al eens dat je niet geloofde dat ik amateur geoloog was. Nou, je had gelijk en ik heb je dringend nodig om me te helpen.'
  
  Ze zweeg. Ik deed mijn best mijn stem zo honingzoet mogelijk te laten klinken. 'Alsjeblieft, schatje, ik heb je écht nodig.'
  
  'Goed dan,' zei ze ten slotte. Weer stilte. 'Jij hebt me al eens geholpen zonder me vragen te stellen. Het zal nu dan wel mijn beurt zijn.'
  
  'Dank je, en dat meen ik,' zei ik. 'Ik wil je ontmoeten in het Kapiolani park, in het midden, bij het standbeeld. Ga er nu meteen heen, en wacht op me. Je moet wachten tot ik kom, begrepen? Het kan zijn dat ik een beetje vertraging heb.'
  
  'Ik ga nu meteen weg,' mompelde ze, waarna de verbinding werd verbroken. Ik ging naar de ingang van het park aan het uiterste einde van Waikiki. Ze moest er ongeveer omstreeks etenstijd aankomen. Er zouden dus wel meer mensen zijn. Ik ging achter een gebouw tegenover de ingang van het park staan en wachtte. Ongeveer een uur later zag ik haar voorbijrijden. Ik bleef op mijn plaats en keek of ze werd gevolgd. In de enige wagen die achter haar kwam zaten een vrouw en twee kleine kinderen. Ik wilde Iolana vertrouwen, maar ik moest zekerheid hebben. De tijd begon te dringen. Niet meer dan enkele uren scheidden de wereld van de dreiging van een vulkanische uitbarsting met dezelfde kracht als die van de Vesuvius, de uitbarsting die de 16000 bewoners van Pompei onder een twaalf meter dikke laag gloeiende lava had begraven.
  
  Ik bleef nog even staan en liep toen door de straat naar het park. Ik glipte naar binnen tussen de bomen aan de achterkant. Ik zag de slanke gestalte van Iolana. Ze zat op de rand van het standbeeld, ogenschijnlijk rustig wachtend op mijn komst. Ze stond op en begon heen en weer te lopen. Ik kroop in een wijde cirkel om het standbeeld heen en controleerde alle heggen en struiken die rond het midden van het park waren aangelegd. Ten slotte was ik tevreden. Ik controleerde de ingang opnieuw. Toen verliet ik het
  
  park weer tussen de bomen door. Ik wandelde naar de ingang en liep naar Iolana. Ik was er nu zeker van dat ze alleen was gekomen. Ik had haar de gelegenheid gegeven een val te zetten, maar ze was alleen gekomen. Ik was blij dat ik me niet in haar had vergist.
  
  Haar mooie, mysterieuze ogen keken me angstig en bezorgd aan, en haar lippen gingen uiteen toen ze zich op de mijne drukten. Ze smaakte lekker en ik liet mijn handen zachtjes over haar borsten strijken, die strak gespannen stonden onder een dunne, witte bloes, die ze op een korte minirok droeg.
  
  'Ik had je al opgegeven,' ademde ze. 'Oh, Nick, ik ben bang. De manier waarop je sprak door de telefoon, iets in je stem. Wat is er?'
  
  Ik pakte haar bij de schouders vast en keek haar diep in de ogen. 'Je moet me vertrouwen, Iolana,' zei ik. 'Je moet geloven wat ik je ga vertellen. Er staat iets heel ergs te gebeuren, iets dat het einde van Hawaii zou kunnen betekenen. Kani heeft er iets mee te maken, waarschijnlijk een heleboel. Misschien weet zelfs je vader ervan, maar daar ben ik niet helemaal zeker van.'
  
  Ze keek me aan met van verbazing wijd opengesperde ogen. 'Je moet me geloven, Iolana. Ik vertel je de waarheid.'
  
  Ze wendde zich af. Er tekende zich een gespannen trek op haar gelaat af. Ten slotte zei ze: 'Ik geloof je, Nick.' Er klonk droefheid in haar stem. 'Ik weet dat er iets aan de hand is. Ik voel het al de hele tijd sinds ik hier ben. Ik ben er erg ongerust over. Vader ... het is erger met hem geworden. Hij sluit zich bijna de hele dag op in zijn trofeeënkamer met al die oude relieken. En hij trekt bijna alleen maar op met Kani. Ze hebben altijd al goed met elkaar kunnen ópschieten, maar nu spreekt hij nauwelijks meer tegen me.'
  
  'Misschien was dat de reden dat hij je niet hier wilde hebben,' suggereerde ik. 'Misschien wist hij dat er iets broeide.' Ik wilde Iolana's vader niet tegenover haar beschuldigen. En misschien was hij er inderdaad alleen zijdelings bij betrokken. Ze knikte en liet haar hoofd toen tegen mijn borst leunen.
  
  'Ik begreep al nooit waarom hij zoveel moeite deed me uit Hawaii weg te houden zonder me een aanvaardbare verklaring te geven,' zei ze. 'En wat Kani betreft, weet ik bijna zeker dat ze iets van plan is. Ze doet de laatste dagen veel te zelfverzekerd en bazig.' Ik duwde haar van me weg en keek weer in haar ogen. 'Ik moet in jullie huis zien te komen,' zei ik. 'Ik moet Kani's kamer doorzoeken. Jij kunt me helpen binnen te komen. Er staan natuurlijk wachtposten, maar jij kunt doorrijden zonder te worden tegengehouden en ondervraagd.'
  
  'En jij verstopt je achterin,' concludeerde ze.
  
  'U kunt doorgaan voor de duizend-gulden-vraag,' grinnikte ik. 'Als ik eenmaal op het terrein ben, zal ik me in de stallen verstoppen totdat jij me komt waarschuwen dat Kani een tijdje niet op haar kamer is,' besloot ik.
  
  Ze knikte en glimlachte naar me. 'Ik voel me wel een beetje doortrapt,' zei ze. 'Maar goed, laten we gaan.'
  
  Iolana ging achter het stuur zitten, en ik maakte mezelf, zo goed en zo kwaad als het ging, klein op de vloer achterin de wagen. Het was geen comfortabele rit, maar ik wilde niet het risico lopen dat iemand ons onderweg zou zien en naar het huis zou telefoneren. Iolana reed de wagen het terrein op en stopte pas achter de stallen. Het was al donker, maar omdat het bijna volle maan was had ik voldoende licht. 'De staljongens zijn de hele nacht weg,' fluisterde ze. 'Ik kom terug als de kust veilig is.' Ze deed het achterportier open en ik liet me uit de wagen rollen. Toen reed ze snel naar de voorkant van het huis, waar de garages waren. Ik ging een lege stal binnen en verstopte me in de buurt van de deur, voor het geval ik haastig zou moeten vertrekken.
  
  Na een paar minuten hoorde ik voetstappen. Jimono liep de stal in. Hij bleef even in de deuropening staan en liet zijn ogen onderzoekend over de ruimte glijden. Ik vloekte in mezelf dat ik zo stom was geweest Iolana te vertrouwen. Ik had mezelf mooi in de nesten gewerkt. Mijn hand reikte naar Hugo; Jimono zou spoedig een snelle dood sterven. Maar ik wist dat zijn dood de hele operatie in het honderd zou sturen. Ik besloot zo lang mogelijk te wachten. Misschien zou hij me niet vinden en het opgeven. Een goede kans, dacht ik sarcastisch, met Iolana die hem de weg kan wijzen.
  
  Ik bleef hem gespannen gadeslaan. Maar, nu hetgeen hij had gezocht niet tevoorschijn kwam, bleef hij waar hij was. Hij stond nogal zenuwachtig op een sigaret te kauwen. Af en toe keek hij door de staldeur naar buiten, alsof hij op iemand wachtte. Minuten gingen voorbij. Jimono bleef roken en naar buiten kijken. Af en toe vloekte hij. Ik begon steeds meer van het uitzicht te genieten. Ik kreeg steeds meer het gevoel dat ik iets interessants te zien ging krijgen.
  
  Er ging een half uur voorbij. Toen hoorde ik voetstappen die in de richting van de stal kwamen. Jimono verstijfde. Kani liep naar binnen en sloot de deur achter zich. Jimono greep haar arm en gromde. 'Hoer! Waar ben je geweest?' Kani trok zich los. 'Vader,' zei ze, 'en zijn idiote instructies. Hij hield maar niet op, en ik kon niet wegkomen.' Toen liep ze naar hem toe en sloeg haar armen om zijn nek. 'Nu ben ik hier,' hijgde ze in zijn oor, 'en ik wil je hebben.' Hallo, zeer interessant, zei ik tegen mezelf. Jimono trok haar tegen zich aan en boog zijn hoofd om haar een zoen te geven. Ik voelde me een beetje gênant; voyeurisme is niet helemaal mijn manier, en het leek erop dat ik een hele show te zien zou gaan krijgen. Kani had een broek en een hemd aan, en toen ze die uit begon te trekken, zag ik dat ze eronder niets aan had. Zelfs in de duisternis van de stal kon ik haar volle, rijpe lichaam goed zien. Haar grote borsten staken uitdagend naar voren, met bruine, harde tepels. Jimono kleedde zich snel uit zonder zijn ogen van haar lichaam af te wenden.
  
  Hij greep haar hartstochtelijk beet en begon haar wild te bevoelen. Zijn tong likte haar tepels en ging omlaag naar haar buik. Ze slaakte onderdrukte kreetjes van genot.
  
  Ik draaide me om omdat ik geen zin had nog meer te zien. Ten slotte had ik haar ook gehad, had ik haar net zo gekust en gestreeld als Jimono nu deed. Aan de geluidjes kon ik de loop der gebeurtenissen ongeveer volgen. Ik weet niet hoelang het duurde maar plotseling drong het tot me door dat hun conversatie een meer zakelijke kant was opgegaan.
  
  '... de berg,' hoorde ik Kani zeggen. 'En we ontmoeten je later. Begrepen?'
  
  'Maak je nu maar geen zorgen,' zei Jimono. 'Alles zal op rolletjes lopen. Ik vraag me nog steeds af wie dit hele plan heeft verzonnen!'
  
  'Sorry, maar dat kan ik je niet zeggen.' Nu klonk ze weer vrouwelijk en lief, maar de harde, bevelende toon van even tevoren was me niet ontgaan. 'Ik zie je over tien minuten.'
  
  Ze glipte de schuur uit en Jimono volgde haar enkele momenten later. Opnieuw was er alleen maar stilte om me heen. De tijd kroop voorbij en ik voelde me steeds onaangenamer. Tien minuten had Kani gezegd, en waar was Iolana in 's hemelsnaam? Eindelijk hoorde ik de motor van een jeep buiten afslaan. Het was even stil, toen startte de motor weer. Toen het geluid van de jeep wegstierf snelde Iolana de stal binnen. Ze riep me zachtjes.
  
  'Dat was Kani,' zei ze toen ik me vertoonde. 'Ze is met die Jimono meegereden. Nu is het onze kans. Ze zullen wel even wegblijven, en vader heeft zich weer in zijn kamer opgesloten.'
  
  Ik nam haar hand vast en ze rende het huis binnen, naar de tweede verdieping waar zich de slaapkamers bevonden. Kani's kamer was de tweede aan de rechterkant. Het was eigenlijk een appartement dat bestond uit een zitkamer en een grote slaapkamer.
  
  'Jij neemt de kasten in die kamer,' zei ik. 'Ik zal hier zoeken. We zoeken naar een vierkante doos met een hard oppervlak, ongeveer ter grootte van een kleine koffer. Als je iets ziet, waarschuw me dan.'
  
  Iolana liep snel naar de zitkamer terwijl ik de kasten in de slaapkamer begon te doorzoeken. Ze waren zowat leeg. Waarschijnlijk had Kani al haar spullen in de tassen en koffers gepakt die ik haar een paar dagen geleden in de jeep had zien laden.
  
  Iolana kwam onverrichterzake terug uit de zitkamer. Toen trok ze de beddensprei in mijn kamer omhoog en plotseling zag ik het, netjes uit het gezicht verstopt. Ik greep de doos en maakte hem open. De vier cilinders en het krachtige luchtdrukpistool met de stompe loop zaten er nog in. Ik haalde één van de cilinders eruit en bekeek hem nauwkeurig. De neus was van een tamelijk zacht metaal, en waarschijnlijk zó ontworpen, dat hij op het juiste moment zou openbreken om de inhoud van de cilinder te laten ontsnappen.
  
  'Wat is dat, Nick?' vroeg Iolana. Ik hoefde de cilinder niet open te maken, omdat ik wel kon raden wat de inhoud was.
  
  'Herinner je je die uitbarsting in de krater van de kleine vulkaan die we samen bezichtigden?' Ze knikte, de lippen een beetje van elkaar, afwachtend. 'Dat was geen toeval,' zei ik. 'Eén van deze dingen heeft die uitbarsting veroorzaakt. Ze hadden waarschijnlijk al lange tijd met die krater geëxperimenteerd en hadden hem klaar voor onmiddellijk gebruik. Deze cilinders zijn gevuld met een soort stof, die de vorming van vulkanische gassen in de aardbodem opwekt. Ze hebben acht verschillende vulkanen een tijdlang met deze cilinders bewerkt, met behulp van dit luchtdrukpistool. Ik denk dat het ze ongeveer een jaar, misschien wel langer heeft gekost, om zich op morgen voor te bereiden.'
  
  'Op zijn minst,' hoorde ik een stem achter me zeggen, en ik draaide me bliksemsnel om. Jimono stond in de deuropening van Kani's kamer, vergezeld van Kani en drie, grote, donkerbruine Hawaiianen. In één van de drie herkende ik de schoft van het surfboard. Jimono had me onder schot met een Winchester geweer en Kani dekte hem met een .38 revolver. 'Fouilleer hem,' siste Jimono, en een van de drie Hawaiianen nam me Wilhelmina af. Hij miste Hugo en ik lachte inwendig. 'Sta op,' commandeerde Jimono, en ik stond op met Iolana tegen mijn arm geleund.
  
  'Je conclusies zijn werkelijk goed, Carter,' zei de Japanner. 'Het heeft ons inderdaad heel wat hoofdbrekens en tijd gekost om de acties van morgen voor te bereiden. We hebben de kraters keer op keer met de cilinders moeten bewerken totdat er voldoende natuurlijke vulkanische gassen waren gevormd om ons doel te kunnen dienen. Met sommige vulkanen hadden we niet al te veel moeite. Die zaten nog vol met natuurlijke elementen en hadden maar een kleine stimulans nodig om nieuwe gassen te vormen. Maar de vulkanen die al lang niet meer actief waren geweest kostten meer moeite. We hebben van tevoren allerlei metingen moeten verrichten, grondmonsters moeten nemen, en ga zo maar door. En nu broeien al die kraters van de vulkanische gassen, die nog maar een kleine prikkel nodig hebben om het magma omhoog te blazen.'
  
  Iolana staarde naar Kani, die naar het meisje toeliep en haar hard in het gezicht sloeg. Iolana's hoofd sloeg opzij en ze viel tegen mijn schouder.
  
  'Dat zal je leren ons te verraden,' siste Kani. Vervolgens keek ze mij aan met haat in haar ogen. 'We hebben je paard gezien in de buurt van die lavagang,' beet ze me tussen opeengeklemde tanden toe. 'Toen wisten we dat iemand ons was gevolgd en we waren er zeker van dat jij alleen maar die iemand kon zijn. We wachtten af totdat je met deze kleine hoer contact op zou nemen.'
  
  'Ik heb je onderschat,' zei ik. 'Misschien wilde ik dat onbewust wel.'
  
  'We zullen hen naar de grot en de kliffen van Palipali brengen,' zei Kani, die zich naar Jimono had omgedraaid. 'Daar kunnen we besluiten wat we met hen zullen doen.'
  
  Ik kneep geruststellend in Iolana's hand terwijl ze ons naar buiten brachten en ons dwongen in een jeep plaats te nemen. Ik zat tussen twee van de Hawaiianen geklemd. Kani gaf de .38 aan Jimono die het wapen in Iolana's zij hield gedrukt terwijl we naar de heuvels reden. De weg werd ruwer en we schudden over een serie rotsstenen. Ten slotte stopten we. We moesten de laatste paar honderd meter lopen. In het licht van de bijna volle maan zag ik, dat we langs een hoge klif liepen. Het pad eindigde bij de opening van een grot. Een van de Hawaiianen stak twee toortsen aan die aan de muren van de grot hingen. Achter in de grot kon ik nu een stapel lege dozen zien. Aan de grootte te oordelen hadden ze waarschijnlijk de kleine cilinders bevat.
  
  Ik was in de val gelopen, een gevangene, maar in plaats van te denken hoe ik mezelf zou kunnen bevrijden, bedacht ik wat ik nog zou kunnen doen als ik vrij was. De woorden van dr. Plank bleven in mijn hoofd zweven: 'Vulkanische uitbarstingen worden veroorzaakt door gasdruk die het magma tegen de aardkorst perst totdat die aardkorst het begeeft en er een uitbarsting volgt. Hoe groter de druk van het gas, hoe heviger de uitbarsting.' Ze hadden het verdomd goed voorbereid, en ze hadden handig gebruik gemaakt van de krachten van de natuur. Door de natuur een beetje te helpen hadden ze de omstandigheden voor een massale uitbarsting van de voornaamste kraters geschapen. Jimono's stem bracht me terug naar de problemen van het ogenblik.
  
  'We kunnen ze het beste vastbinden zodat ze morgen met de anderen omkomen,' zei hij tegen Kani. Maar het meisje schudde haar hoofd.
  
  'Dat is te gemakkelijk voor ze,' beet ze. 'En te riskant. Ik wil met die Amerikaan geen enkel risico lopen. Hij is me veel te link. We moeten hem vanavond nog doden.'
  
  Ze drukten ons tegen een wand van de grot toen één van de Hawaiianen fluisterde dat er iemand over het pad naderde. Iolana greep mijn arm stevig beet. 'Zijn ze krankzinnig, Nick?' fluisterde ze. 'Waarom wil Kani de eilanden vernietigen?'
  
  'Wat haar motieven zijn weet ik niet,' zei ik. 'Maar Jimono is een Japanse terrorist. Hij wil de invloed van de Amerikanen op het eiland vernietigen en daar thuis politiek voordeel mee doen.' Ik wilde nog meer zeggen, maar ik voelde dat Iolana aan mijn arm verstijfde. Ze slaakte een kreet toen de grote, breedgeschouderde gestalte de ingang van de grot vulde.
  
  'Vader!' riep ze uit. De patriarch liep de grot binnen, keek Iolana strak aan en liet zijn ogen toen op mij rusten. Zijn aanwezigheid straalde een autoriteit uit die in de hele grot voelbaar was.
  
  'Ik zie dat je ze alle twee te pakken hebt gekregen,' zei hij tegen Kani, op vlakke, kille toon. Iolana rukte zich van me los en rende naar haar vader. De oude man strekte zijn arm uit en hield haar van zich af.
  
  'U moet zeggen dat ze ons laten gaan,' zei Iolana. Ze had moeite om niet in huilen uit te barsten. 'Wat doet u hier, vader? U kunt toch niets te maken hebben met dit ... dit krankzinnige gedoe!'
  
  'Hij heeft zich mooi om de tuin laten leiden,' zei ik op scherpe toon. Ik wilde de oude man uit zijn zelfverzekerde houding dwingen. Als ik hem zover zou kunnen krijgen dat hij de realiteit onder ogen wilde zien, zou hij ons misschien helpen. Ik wist dat het een kleine kans was, een heel kleine kans. Maar een kans die ik moest nemen. Ik beantwoordde zijn strakke blik onbewogen.
  
  'Die uitlating, als ik hem goed heb begrepen tenminste, wil zeggen dat ik me heb laten beetnemen?'
  
  'Zeker,' antwoordde ik en ik zag de woedende flikkering in zijn ogen.
  
  'Je bent net zo onbeschoft als alle andere Amerikanen die ik heb ontmoet,' beet hij me toe. 'Jammer genoeg is ook mijn dochter onder de invloed van Amerika in slechte zin veranderd.'
  
  'Ik dacht dat Hawaiianen ook Amerikanen waren,' zei ik. 'Je gaat niet mee met de tijd, pa.'
  
  Twee van de Hawaiianen liepen naar voren met de bedoeling me een aframmeling te geven, maar toen de patriarch zijn hand ophief bleven ze staan.
  
  'Je bent een typische Amerikaan,' zei Kamu. 'Een ras zonder oog voor schoonheid, cultuur en traditie. Kijk wat jullie met Hawaii hebben gedaan ... moderne hotels, toeristen. Jullie hebben van ons land één grote hamburgerkraam gemaakt. Jullie willen natuurlijke schoonheid door geld vervangen. Jullie commercie zal alle schoonheid hier vernietigen.'
  
  'Is dat een reden om u in te laten met dit tuig,' zei ik. 'Denk je dat die Japanse terroristen ene moer om jouw eiland en jouw kuituur geven?'
  
  'Ja,' zei hij met een van woede verdraaide stem. 'Ze begrijpen mijn dromen en mijn opvattingen. Ik heb hen geholpen met het vinden van de strategisch gelegen kraters op het eiland en zij zullen Hawaii van het ongedierte, de Amerikanen, bevrijden.'
  
  'Ze zullen de eilanden vernietigen.'
  
  'Nee,' antwoordde Kamu hooghartig. 'Als de vulkanen tot rust zijn gekomen, zal de natuur weer opbloeien en zal de schoonheid weer verschijnen, zoals dat altijd is gegaan. En als vernietiging toch nodig is, dan zie ik mijn eilanden liever te gronde gaan aan natuurlijke krachten dan aan menselijke hebzucht.'
  
  'Als u uw rol hebt gespeeld, zullen ze u als een voddenbaai van zich af werpen,' zei ik.
  
  Ik zag dat de oude man me ging slaan, maar ik maakte geen afwerende beweging. Hij had de kracht van een stier en zijn slag deed me tegen de muur van de grot belanden. Ik zag sterretjes en schudde mijn hoofd om weer bij mijn positieven te komen.
  
  'Zorg dat Iolana in veiligheid blijft en neem haar mee als je naar de boot gaat,' zei hij tegen Kani. 'De Amerikaan moet sterven.'
  
  Ik keek hem na toen hij met opgeheven hoofd de grot verliet, een verwarde oude man, verstrikt in zijn eigen vooroordelen.
  
  'Dus als de uitbarstingen beginnen verlaten jullie het eiland per schip,' zei ik tegen Kani. 'Jullie denken aan de kleinste details, heel goed.'
  
  Haar ogen gleden langs me heen en richtten zich op Iolana. 'Zorg dat Iolana in veiligheid blijft,' imiteerde ze de oude man. 'De sentimentele, oude gek.' Ze richtte zich tot de drie Hawaiianen, sprak met hen in het Polynesisch. Toen ze klaar was grepen twee van hen Iolana beet en sleurden haar naar het midden van de grot.
  
  'De meeste inlanders die ons helpen, zoals deze drie, doen nog steeds aan de verering van Pele,' zei Kani. 'Een menselijk offer aan Pele is een kolfje naar hun hand.'
  
  'En naar jouw hand, veronderstel ik,' voegde ik eraan toe.
  
  'Maar voordat het slachtoffer in handen van Pele wordt gegeven, moet het gemarteld worden,' zei Kani, met haar lippen verwrongen in een cobra-achtige glimlach. Ze keek me aan. 'Ik weet zeker dat je hiervan zult genieten,' zei ze. 'Sadisme en seks zijn zoals je weet nauw verwant.'
  
  'Alleen maar voor bepaalde mensen,' antwoordde ik. Even leek het erop dat ze me wilde aanvliegen, maar ze hield zich in. Ze gaf een teken aan de drie mannen, die de kleren van Iolana's lijf begonnen te rukken totdat ze spiernaakt stond, rillend in de kilte van de avond. Haar borsten staken trots vooruit en ze probeerde haar zelfverzekerdheid niet te verliezen, ondanks het feit dat de drie mannen haar naakte lijf met gretige, en niet veel goeds voorspellende blikken verslonden. Kani begon om Iolana heen te lopen en bekeek haar onderzoekend, zoals je een paard bekijkt dat op de markt te koop wordt aangeboden. 'Pijn,' zei ze, het woord over haar tong rollend. 'Pele, de godin van de vulkanen, wil dat haar menselijke offers eerst voldoende pijn lijden. Maar er zijn verschillende soorten pijn. Mijn lieve halfzusje hier, heeft al pijn omdat ze hier wordt gedwongen haar lichaam prijs te geven. Ze is altijd zo'n preuts schatje geweest.'
  
  Kani sloeg het meisje twee maal hard in het gezicht, en Iolana's hoofd sloeg tegen haar schouders. 'Ik zal je een behandeling geven die het voorgoed onmogelijk maakt dat een man jouw lichaam ooit nog zal kunnen prikkelen.'
  
  Ze sprak tegen de Hawaiianen. Eén van hen trok een twaalf centimeter lang mes tevoorschijn vanonder zijn hemd en liep ermee naar mij toe. Hij hield de punt van het lemmet tegen mijn keel, zodat ik bij de minste beweging kon worden af geslacht.
  
  'Denk erom dat je dat mes op zijn plaats laat,' zei Kani tegen de Hawaiiaan. 'Ik wil niet dat hij ons kleine feestje gaat verstoren.' Ze klapte in haar handen en de andere twee verdwenen, om even later terug te komen met twee dampende, zwarte ketels die ze aan handvaten droegen, met behulp van dikke bladeren die dienst deden als pannenlappen.
  
  'Als we klaar zijn met jullie zal er een rituele dans gehouden worden,' kondigde Kani aan. 'Dat is een oude gewoonte die de stemming erin houdt bij die inlanders. De ketels zijn gevuld met een kokende vloeistof die is gemaakt van suikerriet en het binnenste van de ananas.'
  
  Ze liep naar een van de ketels, haalde er een grote lepel uit en liet het vocht langzaam weer in de ketel lopen. Het viel me op dat de vloeistof dik en stroperig was. 'Als hier rum aan wordt toegevoegd, dan is het een zeer effectief sausje,' zei ze. In het zwakke licht van de toortsen aan de muur, zag ze eruit als een krankzinnige, door haat verteerde feeks, wat me niet ver naast de werkelijkheid leek.
  
  'Maar nu, voordat we de rum toevoegen, zal ik je een kleine behandeling geven.'
  
  Ze draaide zich om en zei iets in het Polynesisch tegen de inlanders. Zonder iets te zeggen grepen ze Iolana beet en wierpen haar tegen de grond. De ene greep haar armen vast, de andere haar benen. Ze lag bewegingloos. Haar ogen waren wijd opengesperd van angst. Kani vulde de lepel met het dampende, stroperige vocht en liep langzaam op het weerloze meisje toe. De inlanders trokken Iolana's benen zo wijd mogelijk uit elkaar. Kani strekte langzaam haar arm, en goot de kokende, dikke massa over het weerloze lichaam uit. Iolana schreeuwde. Angstkreten gingen over in kreten van ondragelijke pijn. Kani goot de lepel langzaam leeg, soms maar een paar druppels tegelijk. Iolana produceerde een dierlijk gekrijs om genade. De twee inlanders hadden moeite haar schokkende lichaam in bedwang te houden. Ik rook de zieke lucht van brandend vlees.
  
  Mijn handen werden vochtig, mijn maag knoopte zich samen in een bal van woede. Ik moet een beweging gemaakt hebben, want er druppelde plotseling bloed langs mijn keel. Het mes werd nog steeds tegen mijn strot geperst. Jimono stond aan de kant en hij had zijn .38 kaliber in de aanslag. Als ik het in mijn hoofd zou krijgen om in te grijpen, was ik al dood voordat ik goed zou zijn begonnen. Ik was gedwongen te blijven toekijken. Mijn hele lichaam schreeuwde om wraak.
  
  'Jij zult geen enkele man meer plezier kunnen geven,' siste Kani naar het jammerende wrak aan haar voeten. Ze gaf een teken aan de inlanders, die Iolana op de grond lieten vallen. Ze had het bewustzijn verloren. Op Kani's commando, sloeg één van de inlanders de kleine, levenloze gestalte als een baal meel over zijn schouders en liep ermee naar buiten. 'Hij zal haar aan Pele offeren,' riep ze op schrille toon. Ze had zich naar mij gewend. In het licht van de fakkel zag ik een volslagen krankzinnige vrouw, een ongelofelijk mooi, intens verdorven en waanzinnig schepsel, een wilde heks uit een ver verleden.
  
  'Wat ben je met hem van plan?' vroeg Jimono, naar mij gebarend. De inboorling hield het mes onder mijn keel nog steeds goed op zijn plaats, maar op een teken van Kani liet hij het zakken.
  
  'Er zit touw in de kratten waarmee we de cilinders hier hebben gebracht,' zei Kani. 'Bind eerst zijn polsen aan elkaar.' De anderen haalden touw tevoorschijn en bonden mijn polsen vóór me vast. 'Pak nu het lange touw, knoop dat om zijn borst en onder zijn oksels,' beval ze. Terwijl de inboorlingen haar orders uitvoerden, richtte ze het woord tot Jimono. 'We zullen hem aan dit lange touw langs de klif laten zakken en hem daar laten hangen,' zei ze. 'Binnen het uur, als de duisternis gaat vallen, zal er een krachtige wind langs de klif gieren. Die zal hem heen en weer langs de rotswand slingeren. De rotsen zullen dat prachtige lichaam stukje voor stukje kapotscheuren. Tegen de tijd dat hij sterft, zal hij Iolana's lot benijden. Die zal door de hete lava van haar lot worden verlost.'
  
  Ze lachte weer, en ik besloot haar een paar dingen te vertellen die ik tot dan toe voor me had gehouden. Misschien kon ik haar zó treiteren, dat ze een scène zou maken, en in de verwarring die dan volgde kon ik misschien van Hugo, die nog steeds tegen mijn onderarm nestelde, gebruik maken. Het was de moeite waard het te proberen. Ik had niet veel te verliezen.
  
  'Ik zal je eens wat vertellen,' begon ik. 'Jouw vader is een arme, misleide en verwarde, oude man die in zijn eigen droomwereld leeft. En jij bent een smerige, moordzuchtige teef, een gore slet!'
  
  Haar ogen flitsten. Ze liep naar me toe en haalde uit; haar klap deed zelfs een beetje pijn.
  
  'Smerige teef,' herhaalde ik en ik glimlachte er innemend bij terwijl ik de woorden uitsprak. Ze sloeg opnieuw en ik voelde dat mijn gezicht rood werd op de plaats waar ze had geslagen.
  
  'Je zou het liefste willen dat ik je hier ter plaatse neuk,' lachte ik. Ze krijste en vloog in radeloze woede op me af. Ze krabde met haar venijnig scherpe nagels over mijn gezicht. Ik probeerde haar te grijpen, kreeg een pols beet maar voelde onmiddellijk de scherpe punt van een mes tussen mijn ribben kietelen. Ik liet haar los en deed een paar stappen achteruit. De inlander liep met me mee en hield het mes tussen mijn ribben. Ik voelde dat ik bloedde. Hij maakte aanstalten om door te stoten, maar Kani weerhield hem op het laatste moment.
  
  'Nee, niet doen,' riep ze uit. 'Dat is juist wat hij wil!' De inlander stapte achteruit en ik zag dat Jimono zijn .38 op me gericht hield. Kani had zichzelf weer onder controle gekregen.
  
  'Breng hem naar de klif,' zei ze. 'Hij zal ons niet dwingen hem op een gemakkelijke manier te doden.' Ik werd van achteren vastgegrepen en de grot uitgeduwd. Ze liepen ongeveer honderd meter met me langs de smalle rand, waar hier en daar een misvormde boom uit een rotsspleet groeide en over de rand van de klif hing. Ik voelde het touw om mijn borst en onder mijn oksels strak rukken toen mijn voeten onder me werden weggetrapt en ik langs de rand van de klif naar beneden werd gelaten. Tenslotte, ongeveer vijftien meter lager, spande het touw. Ik hing weerloos als een lappenpop boven de afgrond. Ik hoorde Kani's stem boven me, haar wilde gelach dat naar beneden echode. Ik hoorde hen vertrekken. Het geluid van hun stemmen ebde weg en ik was alleen, bungelend aan een vijftien meter lang touw, met mijn polsen vóór me gebonden. Het was al donker, maar de maan zorgde voor genoeg licht om de rotswand achter me vaag te kunnen zien. De rotswand zat vol uitstekende, scherpe punten en ruwe spleten. Hugo was mijn enige hoop. Uiterst voorzichtig liet ik de stiletto in de palm van mijn hand glijden. Ik kon het heft met mijn vingers omklemmen en ik begon het mes langzaam en voorzichtig te draaien. Als ik het liet vallen, was mijn laatste kans verkeken. Ik werkte het lemmet zodanig rond, dat de punt naar me toe wees. Voorzichtig richtte ik het omhoog totdat de punt tegen het touw om mijn polsen rustte. Ik perste het mes met mijn vingers tegen het touw, probeerde er kleine inkepingen in te maken. Het was een inspannend gedoe. Ik kon de kracht van mijn handen niet gebruiken, en ik moest om de vijf minuten stoppen om de kramp in mijn vingers te laten verdwijnen.
  
  Het touw begon langzaam te splijten, te langzaam. Plotseling voelde ik wind, een plotselinge windstoot die vanuit de bodem van de klif, ver beneden me, leek te komen. Ik voelde dat mijn lichaam als een pendule opzij zwaaide. De wind blies opnieuw, nu een hardere stoot, en ik begon heen en weer te slingeren. Bij elke zwaai schraapte mijn rug langs de scherpe rotsen van de klif. Ik begon met vernieuwde hevigheid tegen het touw te raspen. De windstoten werden steeds heftiger en ik zwaaide nu in een boog zodat ik met steeds grotere kracht tegen de rotswand werd geworpen. Ik probeerde de klap steeds zo goed mogelijk op te vangen door al mijn spieren te spannen, maar toch leek het elke keer alsof ik van binnen explodeerde.
  
  Ik kon Hugo nog maar nauwelijks vasthouden en ik kon niet veel meer doen dan proberen de punt zo goed mogelijk tegen het touw aan te houden. De scherpe punt prikte even vaak in mijn polsen als in het touw en ik zag het bloed langs mijn handen lopen. De krachtige, onzichtbare hand nam me opnieuw in zijn greep. Ik zwaaide nu bijna in een cirkel rond. Mijn lichaam schokte en trilde, en ik strekte mijn nek om te voorkomen dat ik het bewustzijn zou verliezen. Ik wist dat ik het niet lang meer zou kunnen volhouden. Nog een paar van die klappen, en mijn botten zouden verbrijzeld worden. Elke windvlaag was harder dan de vorige en elke botsing van mijn lichaam met de harde rotswand pijnlijker. Mijn rug en schouders waren bebloed en begonnen op te zwellen.
  
  Ik vloekte hardop tegen het gegier van de wind in. Ik schreeuwde terwijl ik Hugo in de touwen stak. Opnieuw voelde ik mezelf weggedreven door een krachtige, striemende windvlaag die me aan het eind touw heen en weer bewoog als een jojo. Ik werd teruggeblazen naar de rotsen met de vaart van een sneltrein. Ik trok mijn benen op en slaagde erin mijn voeten naar achteren te steken om de volle kracht van de klap zo veel mogelijk te breken. Ik vreesde even dat mijn benen door mijn bekken werden gestoten toen de klap kwam. De pijn riep een machteloze woede in me op, en ik begon als een razende aan het touw om mijn polsen te rukken. Ik voelde dat het touw begon te splijten. De wind duwde me opnieuw met een schok naar voren en ik trok opnieuw. Het touw spleet verder. Toen rukte ik eraan met al mijn pijnlijke spieren en het brak. Als een wonder slaagde ik erin Hugo te blijven vasthouden terwijl ik het touw boven mij vastgreep. Opnieuw werd ik met een harde klap tegen de rotswand gesmeten. Maar nu kon ik mezelf omhoogtrekken. Ik zette mijn voeten tegen de rotswand, vond houvast tussen de rotsspleten en begon naar de top van de klif te klimmen. De wind rukte nog steeds aan me maar ik had nu houvast. Ik liet een kreet van woede en opluchting door het dal weergalmen. De rand van de klif was nu vlak boven me. Ik greep me met één hand vast, bleef even hangen en sloeg toen ook een been over de rand. Zo bleef ik even liggen totdat ik het gevoel had dat mijn krachten weer terug begonnen te komen. Toen trok ik mezelf helemaal over de rand heen, maakte het touw los en begon terug naar de grot te lopen.
  
  Ik hoorde hen voordat ik hen zag. Kani zong een vreemde, rituele melodie. Ik kroop dichter naar de ingang van de grot en zag haar. Ze danste bijna naakt vóór de stomende ketel. De twee inlanders roerden in de ketel, waarvan de inhoud nu sterk naar rum rook, en Jimono had alleen maar aandacht voor het naakte lijf van Kani. Zijn ogen glinsterden, en ik wist dat hij twijfelde of hij haar nu zou bespringen of nog even zou wachten. Ik bespaarde hem een hoop nadenken. Hij had de .38 en ik moest hem dus het eerst uitschakelen. Ik schatte de afstand en liet de stiletto door de lucht suizen. Jimono had er geen idee van wat hem raakte. Het lemmet ging dwars door zijn kaakbeen, langs de brug van zijn neus en doorboorde zijn hersenpan. Ik zag de uitdrukking van verbazing in zijn ogen even voordat hij als een blok beton tegen de grond ging. Kani en de anderen merkten pas iets toen hij viel, en praktisch voor hun voeten terecht kwam. Met een niet-begrijpende blik keek ze op hem neer, naar het mes dat in zijn gezicht stak. Toen ze opkeek en haar ogen tekenen van begrip begonnen te vertonen was ik al halverwege de grot in gerend. De twee inlanders achter de ketel begonnen aarzelend naar voren te lopen om de strijd aan te binden. Kani probeerde me te blokkeren. Mijn vuist raakte haar in de maagstreek en ze belandde twee meter verderop naast de grote ketel tegen de grond.
  
  De twee inlanders snelden nu op me af, de ene met zijn twaalf meter lange mes. Ik had geen tijd om Hugo uit het levenloze lichaam van Jimono te trekken en ik maakte een pas achteruit, om een wilde uithaal van de inlander met het mes te ontwijken. Hij maakte nu een cirkelvormige beweging om me heen en ik deed alsof ik me nu om zijn vriend bekommerde. Ik hoorde hem achter me naderen en dook snel zodat zijn mes een doelloze beweging in de lucht maakte. Ik zwaaide opzij en toen hij me voorbij struikelde raakte ik hem tussen de ribben. Ik voelde het uiteinde van een van zijn ribben versplinteren en hij sloeg dubbel van pijn. Ik trapte hem in zijn kruis waarna hij als een levenloze voddenbaai in elkaar zakte. Zijn collega, die inmiddels ook ergens een mes vandaan had gehaald, kwam nu op me af. Hij zwaaide als een bezetene met het mes in de lucht. Ik kon zijn slagen met gemak ontwijken, maar toen ik een uitval deed om hem een rechtse toe te dienen, bracht hij het lemmet met een vervaarlijke zwaai naar beneden. Ik week terug en deed alsof ik struikelde en ging vallen. Hij hapte onmiddellijk en maakte een duiksprong. Ik ramde mijn voet in zijn maag en trapte hem over mijn hoofd naar achteren, waar hij in onzachte aanraking met de muur kwam. Hij krabbelde overeind. Zijn gezicht was een paarse waterval. Ik diende hem een solide rechtse toe die hem afdoende uitschakelde.
  
  Ik wilde me juist omdraaien toen het krijsende, krabbende en vloekende voorwerp op mijn nek landde. Als een wilde tijgerin klauwde ze naar mijn ogen. Ik schudde haar van me af. Met de snelheid van een kat was ze overeind en beet haar tanden in mijn been. Ik trapte, maar ze bleef vasthouden en begon haar nagels te gebruiken. Ik sloeg haar in het gezicht en door de kracht van die klap belandde ze languit op de grond. Ik voelde straaltjes warm bloed langs mijn been lopen. Ze stond opnieuw snel op en toen ik naar haar toe liep, probeerde ze naar mijn ballen te trappen. Ik greep haar been en draaide, zodat ze schreeuwend van pijn en woede op de grond viel. Ik trok haar hoofd aan haar haren achterover en gaf haar een kaakslag. Ze viel bewegingloos en ik vermoedde dat ze voorlopig wel zou zijn uitgeschakeld. En ik zou niet wachten tot ze weer op krachten was gekomen. Ik rende de grot uit en begon over het smalle, steile pad langs de klif naar beneden te lopen. Maar ik had de krachten van Kani onderschat, want toen ik halverwege was en omkeek, zag ik dat ze me achterna rende met in haar hand een van de fakkels die aan de wanden van de grot hadden gehangen.
  
  Ik draaide me om en greep me vast. De rand was net breed genoeg voor één persoon tegelijk. Toen ze dichterbij kwam minderde ze vaart en in het licht van de fakkel zag ik haar door haat verwrongen gezicht.
  
  'Nu zul je sterven,' siste ze me met ontblote tanden toe, terwijl ze de vlammende toorts naar mijn gezicht stootte. Ik wankelde achteruit toen de gloeiende massa mijn huid schroeide. Ze kwam me achterna en haalde opnieuw uit. Ik probeerde onder de fakkel door te duiken om haar arm te kunnen grijpen maar de vlammen maakten het me onmogelijk. Ze was bliksemsnel en stootte de fakkel nu in een korte boog naar voren. Ik voelde de hete vlammen in mijn gezicht en week terug. Ik struikelde en wist me nog maar juist op tijd vast te grijpen aan een uitstekende rotspunt. Kani besprong me onmiddellijk, maar ik slaagde erin de arm te grijpen waarin ze de fakkel hield geklemd. Ik drukte haar arm omhoog, weg van mijn gezicht, op de smalle richel. Plotseling zag ik haar glimlach, een vreemde, maniakale glimlach. Tot mijn afgrijzen zag ik dat ze haar hand opende en de fakkel boven mijn gezicht liet vallen. Ik reageerde instinctief door opzij te rollen teneinde het vervaarlijke wapen te ontwijken. Op hetzelfde moment wierp ik Kani van me af. De fakkel belandde vlak achter mijn nek op de grond. Ik voelde een brandende pijn in mijn nek en hoorde op hetzelfde moment Kani's kreet. Ze viel over de rand en slaakte een gil die lang echode in de diepe afgrond. Ik voelde vuil en rotssteentjes onder me wegschuiven en greep me aan een richel vast. Mijn benen bungelden in de ruimte. Langzaam trok ik me omhoog, mezelf dwingend de brandende pijn van de fakkel, die op een paar centimeter afstand van mijn gezicht lag, te weerstaan. Ik kreeg vaste voet onder één been en schoof weg van de schroeiende hitte van de fakkel. Toen trok ik ook mijn andere been op de rand en rustte tenslotte uit tegen de rotswand. Mijn nek was rood en pijnlijk waar de fakkel had gelegen. Ik richtte mezelf op, trapte de nog steeds brandende fakkel over de rand en vervolgde mijn weg naar beneden. Hopelijk was de oude man nog in het huis.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Ik kroop naar de deur van het huis. Een grote inlander, gewapend met een vervaarlijk uitziend hakmes, hield de wacht. Ik pakte een handjevol steentjes en gooide ze naar de oprijlaan, waar ze met een scherp, krakend geluid vielen. De bewaker stapte onmiddellijk naar voren, het hakmes voor zich uit, turend in de duisternis. Hij stond nu met zijn rug naar me toe. Ik dook, greep hem rond zijn knieën en samen vielen we tegen de grond. Ik greep zijn hoofd beet, oefende druk uit op de juiste plaatsen onder zijn oren, net zolang totdat ik hem slap voelde worden. Het had maar een paar seconden geduurd en ik mocht van geluk spreken dat het zo snel was gegaan. De beproeving in de bergen had veel van me gevergd, en ik had nog een heleboel meer te doen die avond. Langzaam liep ik het huis binnen. De deuren naar de trofeeënkamer waren dicht. Ik rukte ze open. Kamu zat geknield achter een altaarachtig voorwerp. Zijn stem weergalmde door de grote kamer. Hij ging zo volledig op in zijn gebeden dat hij mijn aanwezigheid niet bemerkte.
  
  Ik liep naar hem toe en legde mijn hand op zijn schouder. 'Sta op, ouwe sukkel,' zei ik. Verrast kwam hij overeind. Al zijn spieren waren gespannen. 'Wat is er met Kani gebeurd?' vroeg hij.
  
  'Ze is dood,' antwoordde ik naar waarheid.
  
  'Dat lieg je!' riep hij woedend. Hij stoof op me af en klemde me in een beerachtige omhelzing vast. Voor zijn leeftijd was hij verbazend snel. Ik rukte één arm vrij en duwde tegen zijn keel, zodat zijn greep verslapte. Hij probeerde een harde uppercut, maar die schampte mijn kaak alleen maar. Ik antwoordde met een rechtse stoot tegen zijn onderbuik. Hij gromde en sloeg dubbel van pijn. Ik gaf hem een linkse die hem weerloos op de grond deed belanden.
  
  Kani was niet van plan uw orders op te volgen,' beet ik hem toe terwijl hij op de grond lag uit te hijgen. 'Ze wilde Iolana laten doden.'
  
  'Je liegt,' hijgde hij naar me. 'Je liegt.'
  
  'Nee, ik vertel je de waarheid,' antwoordde ik. 'Je werd al die tijd gebruikt, precies zoals ik je vertelde. Maar misschien kun je nog iets goed maken, helpen Iolana te redden.'
  
  Ik geloof je niet,' zei hij koppig. Ik boog voorover, greep hem bij zijn haren en rukte zijn hoofd naar achteren.
  
  'Geloof je me misschien wel als ik je haar laat zien?' schreeuwde ik woedend. 'Op welke plaats zouden ze haar aan Pele offeren? Waar kunnen ze haar naartoe hebben gebracht? Geef antwoord, verdomme!'
  
  Ik liet hem los en keek naar zijn verwarde ogen, die mistig in zichzelf gekeerd leken.
  
  'Hier op Oahu, zou het waarschijnlijk de Kaau krater zijn,' antwoordde hij ten slotte.
  
  'Sta op, man,' zei ik, en ik rende naar de hal waar ik een telefoon had zien staan op een tafeltje bij de ingang. Mijn hersens werkten koortsachtig. Als de gassen binnen elke krater een soort veiligheidsklep, een of ander ventiel zouden hebben, zouden ze nauwelijks druk kunnen uitoefenen op de gesmolten rotssteen onder de aardbodem. Ze zouden door die opening worden afgevoerd. Als er een opening was, natuurlijk. Ik moest plotseling denken aan 1935 en 1942 toen het leger de stad Hilo redde nadat de Kilauea was uitgebarsten. De lavastroom was nog maar twintig kilometer van de stad toen bommenwerpers de randen van de lavavloed bombardeerden, waardoor hun voorwaartse beweging werd gestopt. Ik had nu een ander plannetje in petto voor de luchtmacht. Ik nam de telefoon en belde de commandant van de luchtmachtbasis Hickam. Ik identificeerde mezelf en vertelde hem dat hij Johnny Kai kon bellen om de gegevens te bevestigen.
  
  'Het gaat om acht kraters,' zei ik. 'Jullie moeten er zeven onder handen nemen, de achtste niet totdat ik daar uitdrukkelijk bevel toe geef. Jullie zijn toch gespecialiseerd in precisiebombardementen, is het niet?'
  
  De commandant zei dat ze dat waren en hij nam de namen van de zeven betrokken vulkanen op. 'Als ik het dus goed heb begrepen,' zei hij, 'wilt u dat we in elk van deze kraters een gat bombarderen dat diep genoeg is om deze kunstmatig opgewekte gassen te laten ontsnappen. Maar stel nu eens dat het niet lukt en dat we de uitbarsting juist veroorzaken?'
  
  'Dat risico zullen we moeten nemen,' antwoordde ik. 'Maar het is niet waarschijnlijk dat dat gebeurt. Als jullie erin slagen die gaten te maken, zullen de gassen daar zeker uit ontsnappen, als de hoeveelheid gas klopt met onze schatting.'
  
  'We zijn binnen vijftien minuten vliegklaar,' zei de commandant. Ik hing op en belde Johnny Kai. Ik gaf hem een kort verslag van de ontwikkelingen. 'Ik ben nu in het huis van Kamu,' vertelde ik hem. 'En ik heb die helikopter weer nodig, Johnny.'
  
  'Hij is op weg, Nick,' antwoordde hij.
  
  Ik hing op en liep naar de deuropening, terwijl ik een snelle blik op Kamu wierp. Hij stond onzeker. De indrukwekkende zekerheid die zijn gestalte had uitgestraald was verdwenen. Hij zag er oud en vermoeid uit. De duisternis begon al te vallen. Misschien waren we al te laat, misschien zou de druk van de gassen al teveel worden voordat de bommenwerpers hun werk zouden doen. Ik hoorde het geluid van een naderende helikopter en liep naar buiten toen het toestel voor de deur landde. Ik wenkte naar Kamu en de grote man schuifelde achter me aan het toestel in. Toen we opstegen hoorde ik in de verte het geluid van viermotorige bommenwerpers die op weg waren naar zeven kraters op Hawaii, Maui en Oahu.
  
  Uit mijn ooghoeken zag ik dat Kamu onder zijn wijde gewaad reikte en even later voelde ik de scherpe punt van een grote dolk met een slangvormig heft tussen mijn ribben.
  
  'Als Iolana niet in de Kaau krater is ga je eraan, Carter,' zei hij. 'Als je tegen me hebt gelogen, zul je de prijs betalen.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Toen we de krater naderden, liet ik de helikopter overhellen. Ik moest mijn best doen om de rook en de dampen te ontwijken die werden veroorzaakt door de vrijkomende zwavelgassen. Er was geen twijfel over mogelijk dat deze vulkaan op het punt van uitbarsten stond. De gassen die nu opstegen waren maar een kleine aanduiding van de enorme opeenhoping onder de aardbodem, dat wist ik maar al te goed. Ik cirkelde laag over de krater en probeerde iets te zien door de wolken van stoom, gas en stof. Plotseling zag ik het, het kleine, naakte figuurtje dat plat op de grond lag. Ik gebaarde naar Kamu en zag de stomverbaasde, geschokte uitdrukking op zijn gezicht. De aanblik van Iolana leek een fysiek effect op hem te hebben. Zijn enorme schouders vielen voorover en het leek alsof hij als een pudding in elkaar zakte.
  
  'Mogen de goden me vergeven wat ik heb gedaan,' mompelde hij. 'Ik dacht dat ze me zouden gehoorzamen. Ik dacht dat Kani respect voor me had.'
  
  Zelfs al had ik het gewild, ik kon eenvoudig geen medelijden met de oude man hebben. Hij had het allemaal zelf veroorzaakt, en het enorme gevaar dat hij had laten ontstaan was nog steeds niet geweken. Welke innerlijke kwellingen op dat moment zijn deel ook waren, hij had ze meer dan verdiend. Ik liet de helikopter in een kleinere cirkel vliegen en zocht naar een plaats waar ik kon landen. Tenslotte vond ik een geschikte plek en ik zette het toestel neer. Ik sprong eruit en begon naar de plaats te rennen waar we Iolana hadden zien liggen. Terwijl ik dat deed, werd ik me er plotseling van bewust, dat de aarde onder mijn voeten heet was. Het leek wel alsof ik over een oven liep. Ik rukte mijn overhemd uit en wikkelde het snel om het meisje. Ze had geluk gehad. De kraterrand waar ze lag was betrekkelijk koel. Ik maakte de touwen rond haar polsen en enkels los en ze greep zich aan me vast. Ik wilde juist met haar weglopen toen het gebeurde, een gerommel alsof duizend locomotieven naderden uit de bodem van de krater. De grond onder onze voeten trilde en schokte zó hevig dat we op onze knieën werden geworpen. Ik keek omhoog en zag een afschuwelijk spektakel van gas en vlammen. Dit was geen incidentele ontlading, zoals we die op de berg Aaikama hadden meegemaakt, maar een totale uitbarsting. Enorme gloeiende proppen werden omhoog geblazen en explodeerden in de lucht.
  
  We bevonden ons in een kleine holte langs een inkeping in de binnenkant van de krater en de gloeiende lava spoot langs ons en over ons heen, en vloeide aan de bergkant van de krater naar beneden. We hadden geluk gehad. Maar de rest van de krater kon ieder moment tot uitbarsting komen en ons volledig opslokken in het kokende geweld.
  
  'We moeten rennen,' zei ik, terwijl ik Iolana's arm vastpakte en langs de helling naar boven begon te rennen. Ze schudde me van zich af en draaide haar rug naar me toe.
  
  'Ik blijf hier,' zei ze. Ze begon naar beneden te lopen, naar het centrum van de krater. Ik greep haar en trok haar terug naar boven.
  
  'Wat bezielt je in 's hemelsnaam?' riep ik. 'Ben je krankzinnig geworden?'
  
  Ze rukte zich opnieuw uit mijn greep los en keek me met van angst gloeiende ogen aan. 'Laat me met rust,' riep ze met gebroken stem uit. 'Ga ... ga hier weg. Red jezelf. Je hebt gezien wat er daar in die grot met me is gebeurd. En Kani heeft precies gedaan wat ze gezegd heeft te zullen doen. Ik zal nooit meer iets voor iemand kunnen betekenen.'
  
  'Wat een onzin,' riep ik terug. 'Iolana, schiet op. We moeten hier als de sodemieter weg. We kunnen nu geen ruzie maken. Dit is er niet bepaald de geschikte plaats voor.'
  
  'Ik maak geen ruzie,' schreeuwde ze. Ze had tranen op haar wangen. 'Toen ik hier gisteravond wakker werd, vastgebonden en hulpeloos, en ik besefte waar ik me bevond, wist ik dat het het beste was. Mij kan niemand meer helpen. Ik heb het gevoel dat ik van binnen helemaal verscheurd ben, Nick.'
  
  'Hou op medelijden met jezelf te hebben,' schreeuwde ik terug. Mijn toon was opzettelijk hard en gevoelloos. 'Er is niets met je dat rust en een goede behandeling niet kunnen herstellen.'
  
  Ze keek me aan. Haar ogen hadden een wazige uitdrukking. 'Schiet op,' zei ze. 'Ik blijf hier.' Ze liet zich moedeloos op de grond vallen.
  
  Ik zag in dat argumenten niet zouden baten. Ze had een shock gehad en logische argumenten waren alleen maar tijdverspilling. Maar waar de rede faalde, kon het geweten misschien nog iets uitrichten.
  
  'Dan zullen we hier allebei moeten blijven,' zei ik, terwijl ik me naast haar op de grond liet zakken. 'Want ik ben niet van plan zonder jou te vertrekken.'
  
  'Alsjeblieft,' smeekte ze. Ze hief haar hoofd op en keek me aan. 'Ga, alsjeblieft. Er is niet veel tijd meer.'
  
  'Niet zonder jou,' zei ik. 'Ik ben hierheen gekomen om je te halen en dat zal ik ook doen. Zonder jou ga ik niet terug.'
  
  'Goed dan, ik zal met je meegaan,' zei ze, met een dodelijke vermoeidheid in haar stem. Ik zou me toen hebben moeten realiseren dat die ommezwaai een beetje te gemakkelijk was gegaan, maar ik was te opgelucht om erbij stil te staan. Bovendien hadden we geen tijd meer te verliezen. Ik nam haar arm en we begonnen naar boven te rennen. We hadden nog geen twee passen gedaan, toen we opnieuw een oorverdovend gebulder hoorden. Ik zag dat de helikopter de lucht in werd geblazen en voelde plotseling een schroeiende hitte in mijn rug, alsof de deur van een metaaloven plotseling was opengegooid. Ik bereikte de rand van de krater en trok Iolana achter me omhoog. Haar benen waren bebloed van de tientallen schrammen die de scherpe steentjes hadden veroorzaakt. We tuimelden over de rand en meteen werd de hitte minder ondragelijk. Ik keek om me heen. Door de oranjeachtige, vlammende mist onderscheidde ik een grote gestalte aan de rand van de krater.
  
  Iolana probeerde op te staan, maar ze was te zwak en viel languit. Ik hoorde haar iets schreeuwen, nauwelijks hoorbaar boven het steeds toenemende gerommel in de krater. Ze slaagde erin op haar knieën overeind te komen. Het hemd dat ik om haar heen gewikkeld had gaf haar het uiterlijk van een vreemdsoortige non, die een gebed deed aan de rand van een enorme heksenketel.
  
  'Kom terug,' schreeuwde ze naar de figuur die op de rand van de krater stond. 'Nee, niet doen!'
  
  De oude man draaide zich om en keek ons aan. Hij hief één arm statig omhoog, draaide zich om en liep in de vlammende krater. Iolana schreeuwde zonder geluid te maken en begroef haar gezicht in mijn armen. Ik bukte me en hield haar vast totdat haar lichaam ophield met schokken.
  
  Ik keek op en zag dat we ons onder een paraplu van brandende voorwerpen bevonden. De fijne, kokende as viel naar beneden. Ik voelde het in mijn keel, voelde de verstikkende werking ervan. Ik trok Iolana overeind. 'Sta op,' zei ik ruw. 'We moeten hier als de bliksem vandaan.'
  
  Het was een voortvarende gedachte, maar minder makkelijk om uit te voeren. Ik zag dat een gouden tapijt van gloeiende lava zich met verbazingwekkende snelheid over de bergwand uitrolde. Onder andere omstandigheden was het een prachtig schouwspel geweest, maar vanuit het punt waar wij stonden leek het erop, dat we door dat prachtige tapijt zouden worden opgeslokt. Er waren nog een paar geïsoleerde stroken van de bergwand die niet door de lava werden overspoeld, dunne slierten grond die nog niet door de moordende lava waren bedekt. En ik zag, dat ze snel dunner werden.
  
  'We zullen moeten proberen over die nog niet overspoelde slierten te lopen,' zei ik. 'Als we snel zijn, halen we het misschien. Het is onze enige kans.'
  
  Ze knikte en ik nam haar hand vast. We begonnen naar beneden te rennen en kozen steeds het pad dat het breedst leek. Als we het hadden bereikt was het meestal al smaller geworden en het leek wel alsof we steeds sneller over de smalle, slingerende stroken naar beneden vluchtten. Het was een race tegen de dood, want als de lava het pad vóór ons zou afsluiten, was er geen redding meer mogelijk. Plotseling trok Iolana haar hand uit mijn greep. Ze zakte uitgeput op de grond en keek me vertwijfeld aan.
  
  'Ik haal het niet, Nick,' hijgde ze. 'Ik kan niet meer.' Haar ogen waren met tranen gevuld en aan de half snikkende, half lachende geluiden die ze maakte, merkte ik dat ze zich op de rand van de hysterie bevond. Ze was op blote voeten en die zaten onder de blaren van de kokendhete grond. Ik pakte haar op, gooide haar over mijn schouder en vluchtte verder. Af en toe moest ik over smalle stroompjes lava springen die over het smalle pad vloeiden. De hitte van het gesmolten gesteente aan beide kanten werd bijna ondragelijk. De lava sloot zich snel om me heen en het pad was nu nog maar dertig centimeter breed. De rand van de lavastroom was vlak vóór me. Ik begon nog sneller te lopen. Vlammen die als bliksemschichten uit de lava schoten, lekten om mijn benen. Ik zag dat de lava zich vóór me ging sluiten en nam een aanloop. Ik sprong met beide benen hoog opgetrokken, en deed mijn best in evenwicht te blijven met het gewicht van Iolana op mijn schouders. Ik kwam op twee voeten terecht en rolde naar beneden, met Iolana in mijn armen. Ze schreeuwde het uit van de pijn, maar ik trok haar overeind, nam haar weer in mijn armen en begon verder naar beneden te hollen. De lavastroom was nu op veilige afstand achter ons, maar bewoog zich gestadig verder naar beneden. Af en toe keek ik om, teneinde me ervan te overtuigen dat de lava nog op veilige afstand was. Plotseling zag ik in de nevel voor me een jeep opdoemen en ik zag de woorden VULKANISCH OBSERVATORIUM op de zijkant van de wagen. Ik herkende de lange, magere gestalte die uit de jeep klom onmiddellijk. Dr. Plank liep snel naar ons toe en keek verbaasd naar Iolana.
  
  'Grote god,' riep hij uit. 'Je gaat me toch niet vertellen dat de vulkaan dat uit de diepten omhoog heeft gespuwd.'
  
  'Het scheelde niet veel,' zei ik. Dr. Plank keek me aan met een mengeling van ongeloof en bewondering.
  
  'Het is u gelukt, Carter,' zei hij. 'Het is u gelukt. Ik heb het hele verhaal van Johnny Kai gehoord.' Hij liep met me naar de jeep en schakelde een korte golf radio in. Ik hoorde een vaag stemgeluid en wat gekraak, waaruit ik geleidelijk aan gesprekken opving tussen de piloten van het squadron dat belast was met de bombardementen van de kraters.
  
  'Ik zit boven Eke,' hoorde ik een stem zeggen. 'We hebben er een mooi gat in gemaakt en de gassen spuiten er inderdaad uit.'
  
  'Het is hetzelfde hier boven de Hakeakala,' antwoordde een andere. 'Hele gaswolken en nevels zie je hier naar buiten komen. Ongelofelijk! Dit is één van de grootste dus hebben we er maar twee gaten in gemaakt.'
  
  'Alle toestellen terug naar de basis,' klonk de stem van de squadronleider en Dr. Plank schakelde de radio uit.
  
  'U bent werkelijk ongelofelijk, Carter,' zei hij. 'Ze hebben me verteld dat u één van de topagenten van Amerika bent, maar u lijkt meer op een wonderdokter. U heeft niet alleen de eilanden gered van de totale ondergang en de Japanse terroristen op dood spoor gerangeerd, maar bovendien heeft u ons een nieuwe techniek aan de hand gedaan om vulkaanuitbarstingen onder controle te houden.'
  
  'Dat is allemaal in één dag gebeurd,' antwoordde ik bescheiden.
  
  'Nu, ik word niet dagelijks neergeslagen, maar ik begrijp nu waarom u het doen moest. Toen ik de volgende morgen door de laboratoriumassistent werd gevonden, dacht ik er nog wel anders over.'
  
  'Het spijt me,' zei ik. 'Maar ik zag op dat moment echt geen ander middel.'
  
  'Breng me naar huis, Nick,' klonk een klein stemmetje naast me.
  
  'Kunt u ons een lift geven naar de Kamu-plantage?' vroeg ik aan Dr. Plank. 'Het ligt ten noorden van Honolulu.'
  
  'Mijn jongen, al moest ik je een lift geven naar Timboektoe,' antwoordde hij. 'Stap in.'
  
  Iolana begroef zich in mijn armen toen we wegreden. Achter ons was de lucht roodgekleurd. Maar het was slechts één vulkaan en een kleintje. De gevolgen zouden minimaal zijn. Het was allemaal voorbij. Dat dacht ik tenminste.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  -
  
  In het huis, waar een grafachtige atmosfeer hing, wachtte ik op Iolana, die naar boven was gegaan om haar eigen kleren weer aan te trekken.
  
  Ik was nog steeds veel te ingenomen met de goede afloop van de gebeurtenissen om veel over de toestand van Iolana na te denken. Ik vroeg een telefoongesprek aan met Hawk, en verzocht de telefoniste het gesprek op het toestel in mijn hotelkamer te zetten. Ik zat een tijdje in een gemakkelijke stoel en liep daarna de tuin in. Ik bedacht dat Iolana wel meer tijd nodig zou hebben dan normaal om zich te verkleden. Ik wist dat elke zenuw, elke spier en elke vezel in haar lichaam pijn moest doen.
  
  Ik keek op mijn horloge. Iolana had wel erg veel tijd nodig. Ik bleef stilstaan en spitste mijn oren. Het huis was doodstil. Plotseling kon ik mezelf wel voor mijn kop slaan. Ik rende de trap op en stoof haar kamer binnen. Er zat een briefje op het hoofdkussen gespeld en ik rukte het eraf.
  
  'Ik meende wat ik bij de krater zei,' las ik. 'Voor mij is op deze wereld geen plaats meer. Mijn lichaam en geest zijn verpletterd. Jij bent het enige waardevolle dat me in lange tijd is overkomen. Vaarwel, Nick. Iolana.'
  
  Ik vloekte. Hoe kon ik zo stom geweest zijn om haar alleen te laten. Ik rende naar de hal en zag dat de deur open stond. Ik rende naar buiten en zag een steil, smal pad dat leidde naar de dichte bosjes en heggen achter het huis. Ik volgde het pad en begon haar naam te roepen. Het pad werd gaandeweg minder steil, maar de bosjes werden dichter.
  
  Het schot verbrak de stilte en ik voelde het bloed in mijn aderen stollen. Het was een geweerschot en ik stormde door het struikgewas in de richting waar het schot vandaan was gekomen.
  
  Ze zat op een houtblok in een kleine, open plek, het geweer aan haar voeten, tranen over haar wangen. 'Verdomme, verdomme, verdomme!' huilde ze. 'Ik heb me vergist. Ik heb losse flodders genomen.'
  
  Ik liep naar haar toe en ze viel huilend in mijn armen. 'O, Nick, Nick,' snikte ze. 'Ik wil niet meer leven.'
  
  'Ik denk dat iemand anders wel wil dat je blijft leven,' zei ik, terwijl ik haar in mijn armen terug naar het huis droeg. Haar briefje had het weergegeven zoals het was. Haar lichaam en haar geest waren verpletterd. Ik legde haar op de achterbank van de kleine Toyota en reed haar naar het ziekenhuis in Honolulu. Gedurende de hele rit snikte ze aan één stuk door. De volgende ochtend, toen ik haar opzocht keek ze me aan met die prachtige diepbruine ogen.
  
  'Heb je met de dokter gesproken?' vroeg ik haar. Ze knikte. 'Ik neem aan dat hij je heeft verteld dat je weer helemaal zult opknappen?'
  
  Ze knikte opnieuw. 'Ik heb een tante opgebeld waarmee ik goed kan opschieten,' zei ze. 'Ze komt hierheen om voor me te zorgen. Ze komt vanmiddag aan.'
  
  'Dan zal ik niet meer hier zijn, schatje,' zei ik. 'Ik moet terug. Mijn baas zegt dat ik terug moet en ik weet dat hij het meent.' Ik zag de teleurstelling op haar gezicht, trok haar kin omhoog en keek in haar ogen. 'Ik hou niet van afscheid nemen,' vertelde ik haar. 'Er wordt op deze wereld al veel te veel afscheid genomen. Ik wil dat je precies doet wat de dokters zeggen en als je beter bent moet je iets van je laten horen. Dat ben je me wel schuldig.'
  
  'Ik ben je alles schuldig, Nick,' zei ze. Ze sloeg haar armen om mijn nek en glimlachte door haar tranen heen. 'Goed,' zei ze. 'Ik zal iets van me laten horen. En intussen ... aloha, Nick ... aloha.'
  
  'Aloha, Iolana,' zei ik. Ik streek zachtjes door haar haren. 'Aloha.'
  
  
  
  
  
  Ik liep de ziekenkamer uit en draaide me niet meer om. Zo was het het beste. Ik nam de eerstvolgende vlucht naar San Francisco, en de volgende dag zat ik tegenover Hawk.
  
  'Het spijt me dat ik geen vulkanische as voor uw tuin
  
  heb meegebracht. Maar toen het in de buurt was, had ik het te druk en toen ik er tijd voor had was het niet in de buurt.'
  
  'Zo is het leven, Nick,' zei Hawk. 'Maar gelukkig hebben we nog steeds vijftig staten. Goed gedaan, N 3.'
  
  Het compliment was overbodig. Hawk verwachtte van zijn topmensen niets anders dan topprestaties. Als hij er al iets over zei, was het een zeldzaam compliment.
  
  'Wat mij betreft kun je best een paar dagen vrij nemen,' merkte hij op. 'Waarom ga je niet naar Colorado? Bergbeklimmen of zoiets.'
  
  'Ik neem graag vakantie, maar ik wens niets te zien dat ook maar vanuit de verste verte op een berg lijkt,' antwoordde ik. Ik nam het vliegtuig naar Florida.
  
  De dagen gingen voorbij en ik was het hele geval al weer bijna vergeten toen twee maanden later de telefoon rinkelde. Ik nam op en hoorde een fluweelzachte stem.
  
  'Voel je er iets voor een meisje in moeilijkheden te redden?' vroeg de stem.
  
  'Iolana!' riep ik uit. 'Waar ben je?'
  
  'Op Kennedy Airport,' zei ze. 'En ik ben verdwaald. Het is hier ongelofelijk groot.'
  
  'Spreek een van die mannen in uniform aan en zeg dat ze je de richting van Manhattan moeten wijzen,' zei ik. Ik gaf haar het adres. 'Ik wacht op je.'
  
  Ik hoefde niet lang te wachten. In ieder geval leek het niet lang. Ze droeg een zachtblauwe jurk die strak om haar figuur sloot en al voordat de deur dicht was drukte ze haar lippen tegen de mijne.
  
  'O, Nick, Nick,' hijgde ze. 'Je weet niet hoe ik hiernaar heb verlangd.' Haar handen streken zacht masserend over mijn lichaam. Ik voelde mijn bloed sneller stromen.
  
  'Kleed me uit, Nick,' fluisterde ze. 'Ik wil je lichaam weer tegen me aanvoelen.' Ik deed wat ze vroeg, langzaam en teder en genoot opnieuw van de aanblik van haar prachtige volle borsten. Ik boog mijn hoofd om ze te kussen, aarzelde even, en haar handen trokken me naar zich toe.
  
  'O, ja, Nick,' hijgde ze. 'Neem me.' Ik duwde haar languit op de grond. Ze trok haar benen op en streek met haar handen over mijn onderbuik. 'Schiet op, Nick,' hijgde ze. 'Alsjeblieft.'
  
  Ik nam haar in mijn armen en drong langzaam bij haar naar binnen. Ze kreunde zachtjes en gaf zich helemaal aan me over. Ik merkte al spoedig dat ze was hersteld van de emoties van het vulkaanavontuur.
  
  Toen het gebeurd was en we in eikaars armen lagen na te deinen legde ze haar handen op mijn gezicht en keek diep in mijn ogen.
  
  'Jij hebt dit voor me mogelijk gemaakt,' zei ze. 'We hebben allemaal een doel nodig en jij was het mijne, Nick, jij en de herinnering aan de eerste middag toen we de liefde bedreven. Dat heeft me de kracht gegeven er bovenop te komen.'
  
  'En nu?' vroeg ik. 'Nu twijfel je toch niet meer aan jezelf, hoop ik? Je kunt alles voelen wat je vroeger ook voelde. Je kunt nog steeds alles geven en zelfs meer dan vroeger.'
  
  'Nee, ik twijfel niet meer,' zuchtte ze. 'Maar ja,' giechelde ze, 'jij zou zelfs een marmeren standbeeld heet kunnen maken.'
  
  Ik kuste haar. 'Niet zolang er nog meisjes zoals jij zijn.'
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Nick Carter, top agent van AXE, in een schijnbaar hopeloos gevecht tegen een onzichtbare vijand. Uit naam van, maar niet gesteund door grote mogendheden, ondergaat hij de terreur van een Japanse organisatie die dreigt het gehele eiland Hawaii te laten zinken.
  
  Een explosief mengsel van geweld, spanning en seks. Samen met de zenuwslopende spanning een kristalheldere kijk op een geheim agent aan het werk in: "Hawaii gaat ten onder!"
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"