Carter Nick : другие произведения.

Time clock of death

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  NC 51
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  Tijdklok van de dood
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: Time clock of death
  
  No 1970 BY Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Henk van Slangenburg
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0425 8
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  No 1974 By Born B.V.
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the Publisher.
  
  Born Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born B.V., Amsterdam / Assen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Rene Trey zag er naakt iets molliger uit dan gekleed. Ze had een knap kleine meisjes gezicht met kort haar en heldere groene ogen. Haar grote borsten waren plat uitgerekt op haar ribbenkast omdat ze op haar rug lag. Het laken ritselde toen ze zich bewoog. Ze draaide zich op haar zij, een arm verscheen, haar neus kwam dichterbij. Het was november. We waren in Miami. Dit was haar hotelkamer.
  
  Ik drukte de sigaret uit en nam haar in mijn armen. Mijn hand gleed onder haar naakte rug en verdween tussen haar benen. Ze kreunde.
  
  'Nick, lief. Hoe laat is het?' Haar stem klonk dik van de slaap.
  
  'Iets na middernacht,' zei ik.
  
  Ze drukte zich dichter tegen me aan. Haar wimpers kietelden mijn borstkas. 'Ik heb gedroomd,' murmelde ze. 'Ik droomde dat we met al dat geld naar Mexico gingen.' Ze giechelde. 'Zit je achter mijn geld aan, schat?'
  
  'Wat denk je?'
  
  'Kan me niet schelen. Heb nog nooit van mijn leven zo veel geld gehad. Weet je hoeveel het is?'
  
  'Bijna twintigduizend, is het niet?'
  
  'Negentienduizend vijfhonderd. Ik heb vijfduizend voor dat rot drukkerijtje gekregen.'
  
  'En vijftienduizend voor die laatste drukorder. Dat waren toch uitnodigingskaarten, hè?'
  
  Ze legde een vinger op mijn lippen. 'Sst. Daar mag ik niet over praten.' Ze sloeg haar arm om mijn nek. 'Nick, schat, ik ben negenentwintig. Ik ben opgegroeid in de drukkerij die mijn vader me nagelaten had. Ik dacht dat ik daar mijn hele leven zou blijven zitten, mijn hele saaie dag-in-dag-uit leven. Visitekaartjes, briefpapier... '
  
  'Uitnodigingskaarten. '
  
  'Ik heb je al gezegd, schat, ik weet niet wie die uitnodigingen besteld had. Waarom zeur je daar zo over door?' Ik haalde mijn schouders op. 'Vijftienduizend lijkt me een hoop geld, dat is alles.'
  
  'En als ik iemand er iets over vertel wordt het geld me afgenomen. Dat zeiden ze.'
  
  'Wie?'
  
  Die mensen aan de telefoon. Het was een telefonische bestelling. Schat, voor een strandschooier vraag je wel een heleboel. Ik heb te lang in een drukkerij opgesloten gezeten. Ik wil pret maken. Wil je nu alsjeblieft je mond houden en lief voor me zijn?'
  
  Doordat ze op haar zij lag werd de ene grote borst bijna afgedekt door de andere. Haar voorhoofd rustte op mijn hals. Rene was een plezierige, ongecompliceerde vrouw. Ze had me nog geen informatie gegeven, maar dat zou wel komen, leek me. Ze wilde pret maken en ik deed mijn best daar aan te voldoen. Mijn vingers bewogen luchtig tussen haar benen. Ze had een glanzende, bijna gladde huid. In bed was ze verrukkelijk, veeleisend, gretig. Ze had niets van het maagdelijke kijk-niet-zo-naar-me, niets van gespeelde zedigheid. Ze wist wat ze bezat en was er trots op dat een man naar haar keek. Ze wilde dat haar lichaam gebruikt werd.
  
  Het maanlicht dat door het geopende raam achter haar naar binnen viel wierp een zilveren glans op haar naakte lichaam. Ik voelde haar lichaam reageren. Ze ging sneller ademen. Ze bewoog zich tegen me aan. Ik drukte haar zacht omlaag.
  
  'Nee,' hijgde ze. 'Doe het zo. Van opzij.' Ze omvatte een van haai zachte borsten en bood die me aan. Haar hand lag op me. Ik voelde het branden in mijn lendenen. Ze had een aantrekkelijke, begerenswaardige manier van zichzelf te geven. Mijn lippen vonden de aangeboden borst en gleden rond haar tepel. Nu kreunde ze. Haar benen gingen van elkaar en ze leidde me ertussen. Haar rug schermde me geheel van het raam af, wat waarschijnlijk mijn redding was.
  
  Bij het geluid van de eerste plof uit het pistool met geluiddemper rolde ik weg van Rene, over de rand van het bed. Mijn hand klauwde onder de matras naar Wilhelmina, mijn 9 mm Luger. Ik trok haar tevoorschijn terwijl ik op de grond neerkwam. Een tweede plofgeluid rukte aan het kussen aan mijn kant van het bed. Het kussen sprong op en viel omlaag. Ik rolde onder het bed door en kwam aan de andere kant overeind met Wilhelmina in mijn hand.
  
  Ik hoorde het gekletter van dravende voeten op de brandtrap. We hadden het hem gemakkelijk gemaakt, Rene en ik. Het raam stond open. Toen ik me naar buiten boog, zag ik twee verdiepingen lager een vage gestalte. Er waren vier verdiepingen. De moordenaar daalde zeer snel de trappen af, met zijn pistool nog in de hand. Ik wilde hem niet doden, ik wilde hem pakken. Maar hij vluchtte. En ik was poedelnaakt. Als ik hem licht kon aanschieten, alleen maar een hapje uit zijn arm nemen, zou ik hem misschien voldoende vertragen om hem te grazen te nemen.
  
  Er was geen balkon hier, het raam keek uit op het midden van de trap. Mijn mannetje was nu bijna drie verdiepingen lager. In het licht van de maan zag ik een geel bloemetjeshemd en kort blond haar. Ik boog me naar buiten en mikte zorgvuldig. De Luger zou een hoop kabaal maken als ik schoot. De hotelgasten zouden klagen. Ik mikte maar kreeg geen kans te schieten.
  
  De moordenaar verstapte zich. Het pistool met de geluiddemper viel uit zijn hand toen hij probeerde op de been te blijven. Hij gleed twee treden omlaag, toen bleef zijn enkel achter de derde haken. Hij greep met zijn handen voor zich uit en trachtte iets vast te grijpen. Maar er was niets. Hij leek een duiker die anderhalve salto van de plank maakt. Als daar beneden water was geweest zou het schitterend geweest zijn. Zijn voeten draaiden boven zijn hoofd, zijn armen waren recht vooruit gestrekt. Hij stortte snel omlaag en dook prachtig met het hoofd vooruit op het betonnen trottoir. De klap veroorzaakte een hol geluid alsof met een zware hamer op een leeg wijnvat werd geslagen. Hij veerde een keer op, maar niet erg hoog. Zijn hoofd was niet langer rond. Het bloed begon onmiddellijk te vloeien.
  
  Ik vloekte en ging de kamer weer in. Daar was het zeer stil. In de aangrenzende kamer klonk gelach. Een feestje. Ik hoorde een klik en een gesuis toen de airconditioning werd ingeschakeld. Rene's bloed doorweekte het laken. Ik tilde haar slappe pols op en voelde niets tussen mijn vingers. De kogel was onder een scherpe hoek haar rug binnengedrongen. Het was een klein gaatje tussen de schouderbladen, links van de ruggengraat. Na een long doorboord en het hart geraakt te hebben was de kogel er vlak boven het sleutelbeen uitgekomen. Daar had zich mijn hoofd bevonden. Maar ik had me gebukt om de aangeboden borst te kussen. De kogel had haar lichaam verlaten, was over mijn hoofd geschoten en had zich in het hoofdeinde begraven. Rene had een leven vol pret willen hebben. Nu had ze geen leven meer. Haar mond en ogen stonden open. Ik trok het laken op om haar te bedekken. Ze was mijn enige spoor in deze opdracht geweest. Ze was dood en ik moest weer helemaal opnieuw beginnen. Ik voelde medelijden jegens haar. Het was niet nodig geweest dat ze was gestorven. Ik kleedde me aan, deed de lichten uit en verliet de kamer, waarna ik de deur achter me op slot deed.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Buiten was het aangenaam warm. Een kleine menigte had zich rond het lichaam verzameld. Sommigen keken omhoog naar waar de man zijn val was begonnen. Twee geüniformeerde politiemannen hielden de mensen op afstand. Iemand had het lijk toegedekt met een deken. Een goed geklede dronkenman probeerde zich door de menigte te worstelen en beweerde dat hij alles had gezien. De agenten negeerden hem. De dronkenman zei dat er daarboven een andere knaap met een vuurwapen zat. Die man was naakt. Een van de agenten kreeg belangstelling en nam de dronkenman mee naar de politiewagen. In de verte hoorde ik een sirene gillen. Ik liep verder naar mijn eigen hotel.
  
  Okay, Nick Carter, dacht ik. Je wordt geacht een eersteklas agent te zijn. Killmaster, N3, nummertje één van AXE. Waar moet je de scherven gaan oprapen om weer opnieuw te beginnen? Je had één spoortje en dat is nu dood. Je weet dat AXE jou altijd de zwaarste karweitjes geeft. Wat nu dus? Opnieuw beginnen. Ga terug naar het begin. Zoek uit wat je over het hoofd hebt gezien.
  
  Vier dagen tevoren was de opdracht me in de schoot geworpen. In Rio was een verrukkelijk stewardessje geweest. Onze verhouding kolkte haar derde week in toen Hawk opbelde. Diezelfde avond zat ik in een vliegtuig naar Washington.
  
  Ik wist dat ik niet uit Rio zou zijn weggeroepen tenzij het belangrijk was. Ik wist dat Hawk iets voor me had en ik was er op voorbereid. Ik had Pierre, mijn gasbommetje, als een derde testikel tussen mijn benen hangen. Hugo, mijn smalle stiletto, lag vastgegespt op mijn onderarm, klaar om zo nodig in mijn hand te glijden. En mijn 9 mm Luger, Wilhelmina, rustte geduldig onder mijn linkeroksel. De spelletjes in Rio waren vergeten. Ik was afgestemd op Hawk en op wat hij te zeggen had.
  
  
  
  Hawk had een map op zijn bureau liggen. Hij leunde achterover in de stoel en zijn sympathieke, leerachtige gezicht vertoonde geen greintje humor. Zelfs gewoonlijk leek het gekreukte pak te groot voor zijn pezige lichaam. Hij haalde de zwarte sigaar uit zijn mond, keek er walgend naar, streek toen een lucifer aan op de rand van het bureau en hield het vlammetje bij de sigaar. De kamer vulde zich met rook. Ik stak een sigaret met gouden mondstuk op en blies ook rook uit. Het was koud in de kamer.
  
  'Carter,' zei Hawk opeens. Hij boog zich naar voren en tikte met zijn wijsvinger op de map. 'De regering zit in moeilijkheden.'
  
  'Wanneer is dat niet het geval, meneer?'
  
  Hawk fronste. Zijn leerachtige gezicht vertrok van een frons tot een kwade uitdrukking. Toen glimlachte hij vluchtig. 'Je hebt gelijk. Wanneer niet?' De sigaar ging uit en hij kauwde erop. 'Weet je hoe ver Amerika is met het maken van een zeer snel super-passagiers-straalvliegtuig?'
  
  Ik fronste. 'We hebben de 747 en die is erg groot.'
  
  Hawk schudde zijn hoofd. 'De Russen hebben er eentje die twee keer zo snel is. Wij ook - in het voorbereidende stadium. De ontwerpen zijn getekend. Maar ze zijn nog niet in productie. Alleen de Russen hebben een supersnelle straalmachine die al vliegt.'
  
  Juist.' Ik drukte de sigaret uit en leunde achterover. Hawk deed de map open. 'Eergisteren is er een Russisch superstraalvliegtuig op Kennedy Airport geland. Aan boord waren er toptechnici van de fabriek, Russische diplomaten en, uiteraard, een aantal leden van de Russische geheime politie. De pers heeft de machine warm ontvangen. Het is de eerste van een nieuw soort passagierstoestellen. Een dergelijk vliegtuig biedt duidelijk voordeel aan welke luchtvaartmaatschappij ook. Het kan meer passagiers vervoeren met tweemaal de huidige snelheid, en is goedkoper ook. Onze Amerikaanse super-straalmachine is nog niet gereed voor productie, en de Franse evenmin. Verschillende internationale Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen zijn er in geïnteresseerd om enkele Russische toestellen aan te schaffen, voornamelijk om een voorsprong te hebben tot de Amerikaanse en Franse machines in productie gaan.'
  
  Ik zei: 'De Russen waren dus hier om hun nieuwe product te laten zien en misschien om een paar bestellingen mee naar huis te nemen.'
  
  'Precies.' Hawk stond op en liep naar het raam, zodat hij me zijn rug toekeerde. Hij haalde de sigaar uit zijn mond en smeet hem in de prullenbak. Vrijwel meteen had hij een nieuwe, langere sigaar tussen zijn tanden. 'Gisterochtend vroeg is dat Russische superstraaltoestel gestolen.'
  
  Ik staarde naar Hawks rug. 'Gestolen?'
  
  Hij draaide zich om. 'Gekaapt. Gejat.'
  
  'Hoe?'
  
  Hawk liep terug naar het bureau. Hij ging zitten en boog zich over de map. 'Van mensen die we ondervraagd hebben krijgen we de indruk dat het een aantal mensen waren. Ze kwamen in twee groepen naar het toestel, de ene groep vermomd als Russische generaals en veiligheidsmensen, de andere als een Amerikaanse erewacht. Het toestel werd niet zwaar bewaakt.'
  
  'Maar waar was iedereen dan? Waar waren de bolleboffen? De technici?'
  
  'Op een feestje,' zei Hawk.
  
  'Op een feestje!'
  
  Hawk knikte. 'Er waren uitnodigingen verstuurd naar hoge bonzen van Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen en naar de Russen. Er waren verschillende Amerikaanse diplomaten bij. Het feestje was zogenaamd ter ere van de bezoekende Russen.'
  
  'Wie had hen uitgenodigd?'
  
  Hawk wierp me een droge, onvrolijke glimlach toe. 'Niemand. De uitnodigingen waren vervalst. Iedereen verscheen op de genoemde tijd, en na enige verwarring probeerde men de zaak recht te zetten. Tegen de tijd dat de Russen de volgende ochtend op Kennedy Airport terugkwamen was hun supermachine verdwenen.'
  
  'Heeft de radar hem niet opgevangen?'
  
  'Het schijnt dat ze een soort anti-radarapparaat bij zich hadden. Daardoor kwam het toestel niet op het scherm.' Hawk keek me strak aan. 'De Verenigde Staten zou dat apparaat graag willen hebben.'
  
  'Dat kan ik me voorstellen.' Ik kwam overeind, pakte een sigaret met gouden mondstuk en stak hem aan. Ik liep een paar keer heen en weer tussen het bureau en de
  
  muur. 'Goed,' zei ik. 'Er is een vliegtuig gekaapt. Hoe kan dat Amerika last bezorgen?'
  
  Hawk kneep zijn ogen toe. 'Wat dacht je, Carter?'
  
  Ik bleef roerloos bij de muur staan en draaide me om naar het bureau. Het besef trof me als een slag. 'Wou u zeggen dat de Russen denken dat wij hun vliegtuig gestolen hebben?'
  
  'Op dit moment zitten ze in de Russische ambassade, Carter, en ze zijn erg bedroefd over de Verenigde Staten. Dat op zich zou al erg genoeg zijn. Zoals je weet voeren we in Zwitserland ontwapeningsbesprekingen met de Russen.'
  
  Ik knikte. 'En iets dergelijks kan die besprekingen kwaad doen.'
  
  'Best mogelijk.'
  
  Ik ging weer zitten en drukte de sigaret uit. 'Maar wie zou een Russisch vliegtuig stelen? Een ander land? Een concurrerende luchtvaartmaatschappij? Waar moeten ze met zo'n grote machine naar toe? Het zou moeilijk zijn hem verborgen te houden. En waarom? Waarom hebben ze hem gestolen?'
  
  Hawk leunde achterover in de stoel. Hij streek weer een lucifer aan, hield hem bij de sigaar en pufte rook uit. 'Dat is jouw opdracht, Nick. Daar moet jij achter zien te komen.'
  
  'Ik zou graag een van die uitnodigingen willen zien.' Hawk knikte. 'Daar zal ik voor zorgen. Verder nog iets?' Ik ging staan. 'Op het moment niet, meneer.'
  
  'Hou me op de hoogte,' zei Hawk. 'En succes.' De sigaar doofde. Hij kauwde erop toen ik wegging.
  
  
  
  In het lab van het hoofdkwartier van AXE werden drie uitnodigingskaarten vergeleken. Alles werd door deskundigen nagegaan - het drukwerk, een analyse van de gebruikte inkt, de pers waar ze op gedrukt waren. Machinefabrikanten werden benaderd en er werd een lijst opgesteld van alle drukkerijen die de pers hadden die voor de uitnodigingen was gebruikt. Vierentwintig uur later had ik het terrein kunnen beperken tot vier drukkerijen in New York. De eerste twee bleken nergens van te weten. De derde - een kleine zaak, Rene's Drukkerij - was net van eigenaar veranderd. Toen ik naar de oude eigenaar vroeg, kreeg ik de naam Rene Trey en een adres waar ze met een zekere Sally samenwoonde. Sally vertelde me dat Rene haar zaak verkocht had en nu in Florida woonde. Ze had een groot karwei onder handen gehad waar ze dag en nacht aan werkte. Gedurende die periode was ze in een beste stemming en ze had het er steeds maar over dat ze de zaak ging verkopen en dan goed in haar geld zou zitten. Ik las twee brieven die ze aan Sally had geschreven. Ze stonden vol van de pret die Rene had en niemand kon geloven dat ze zich al op negenentwintigjarige leeftijd uit zaken had kunnen terugtrekken. Ze wilde mannen leren kennen, een hoop mannen, en pret maken. De brieven waren afgestempeld in Miami.
  
  
  
  Met een foto die ik van Sally gekregen had kon ik Rene opsporen, we waren bevriend geraakt en ik was met haar naar bed gegaan. Toen had iemand haar vermoord en ik kon weer opnieuw beginnen. Ze was een beste meid geweest. Ze had een hoop geld in handen gekregen en niet precies geweten wat ze er mee aan moest. Maar iemand had het nodig gevonden dat ze doodging. Ik moest er achter zien te komen wie die iemand was.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Degeen die mijn kamer had doorzocht was een beroepsjongen. Er was niets slordigs aan de manier waarop het slot opengemaakt was, nog geen krasje op de klink. Maar niemand is volmaakt, en mijn binnendringer had een paar foutjes gemaakt. Ik begon met de klerenkast. Er hingen twee pakken en drie overhemden. Ik had de hangertjes precies vijf centimeter uit elkaar opgehangen en alle kledingstukken onder precies dezelfde hoek gedraaid. Het tweede pak was een halve centimeter verschoven. Een van de hemden hing recht in plaats van scheef.
  
  Mijn vriend had ook een foutje gemaakt met de commode. Eer ik de middelste la dicht duwde had ik er vrijwel aan de voorkant een stukje papier ondergeschoven dat alleen door het gewicht van de la werd vastgehouden. Als iemand de la opendeed zou het stukje papier gewoon op de grond vallen, klein en onopgemerkt. Het lag nu op de grond. De la was zo zorgvuldig doorzocht dat alles precies op zijn plaats lag. Maar dat papiertje lag daar op de grond.
  
  Ik trok mijn koffer onder het bed vandaan. Ik wist dat het stukje plakband aan de achterkant verdwenen zou zijn. Ik ging op handen en knieën liggen en keek onder het bed. Daar bengelde het korte eindje touw. Het was een eenvoudig trucje. Het enige wat je nodig had was een eindje touw en een stukje plakband. Je knoopt het touw ergens onder het bed vast en laat het afhangen. Daarna schuif je de koffer tot onder het bengelende touwtje. Met je stukje plakband plak je het uiteinde van het touw op de koffer.
  
  Als iemand de koffer tevoorschijn trekt om hem te doorzoeken, raakt het touwtje los. Als iemand het touwtje had ontdekt en na het doorsnuffelen van de koffer weer had vastgeplakt, zou ik een rukje gevoeld hebben toen ik de koffer naar voren trok. Het geheim school er in hoe stevig je het stukje plakband aandrukte. Maar ik had geen rukje gevoeld, het touwtje bengelde los. De snuffelaar had het niet gezien.
  
  De koffer is een typisch AXE-speeldoosje. Je opent hem, zoals alle koffers, met twee sloten. Er zit een dubbele bodem in die een uitstekende beroepsjongen met enige moeite zou kunnen vinden. Maar er zit aan de zijkant ook een luikje van tien bij twintig centimeter. Dat luikje heeft me vele malen mijn leven gered. Dat zou ook nu weer gebeuren. Ik had zo'n idee dat mijn vriend een visitekaartje had achtergelaten. Ik vergiste me niet. Toen ik het luikje opende zag ik een staaf dynamiet die met de slotjes verbonden was. Ik stak mijn hand naar binnen en maakte de staaf los. Toen opende ik de koffer en verwijderde de draden. Ik ging met de dodelijke staaf naar de badkamer en stopte hem met bedrading en al in het toilet.
  
  Ik deed alle lichten uit, strekte me uit op het bed en stak een sigaret op. Een paar dingen met betrekking tot Rene's dood zaten me dwars. Ze had de uitnodigingskaarten voor een flink bedrag gedrukt. Ze hadden gezegd dat ze er haar mond over moest houden. Dat had ze gedaan. Ze had me niets verteld. Waarom was ze dan vermoord? Het was mogelijk dat de eerste kogel voor mij bestemd was geweest en dat ze net in de weg lag. Wie had dan mijn kamer doorzocht? Dezelfde man met het pistool met de geluiddemper? Er was hier niets dat me met AXE of met Rene in verband kon brengen. Hoe had de moordenaar geweten dat er een verband bestond?
  
  Eén ding was zeker. Degeen die achter de kaping van het Russische vliegtuig stak hield er geen onbeduidende organisatie op na. Met de dood van Rene en het dynamiet in mijn koffer was het hen ernst. Met hoevelen waren ze? Vanaf nu zou ik erg behoedzaam moeten zijn. En toen vielen er een paar stukjes van de puzzel op hun plaats. Voor zover ik kon nagaan wist maar één persoon waar Rene was en dat ik naar haar zou toegaan. Eén persoon slechts.
  
  De telefoon rinkelde. Ik drukte de sigaret uit en nam de hoorn op. Het was Hawk.
  
  'Carter, hoe zit het met die Rene Trey?'
  
  'Ze is zopas vermoord. Het ziet er naar uit dat ik voor een blinde muur sta.'
  
  'Niet helemaal,' zei Hawk. 'We weten nu de reden van de kaping.'
  
  'O ja? En?'
  
  'Losgeld. De Amerikaanse ambassade in Londen heeft net een briefje met een eis tot losgeld ontvangen. Het was niet ondertekend.'
  
  'Hoe veel?' vroeg ik.
  
  'Honderd miljoen dollar in goud. Ze legden de nadruk op goud.'
  
  Ik lachte. Ik kon er niets aan doen. Het begon zacht en ik dacht dat ik het zou kunnen onderdrukken, maar de stupiditeit van de zaak kreeg me te pakken en ik barstte in een schaterlach uit.
  
  Humorloos zei Hawk: 'Zodra je klaar bent, Carter.'
  
  Ik dwong me me te beheersen. 'Neem me niet kwalijk, meneer. Maar zo veel geld verwachten ze toch zeker niet echt?'
  
  'Jawel. En ze hebben ons dertig dagen de tijd gegeven om een besluit te nemen. Jij gaat naar Londen. Je moet er achter komen waar dat briefje vandaan kwam.'
  
  'Ik vertrek meteen. Maar er is één ding.'
  
  'En dat is?'
  
  'Ik kan me vergissen, maar Rene Trey woonde op kamers met een zekere Sally. Ik geloof dat die er op de een of andere manier bij betrokken was. Zij was de enige die brieven van Rene had ontvangen en ze wist dat ik op weg naar haar toe was. Misschien weet ze niets, maar iemand heeft degenen naar wie we zoeken verteld dat ik daar was. De man die Rene vermoord heeft is dood. Ik kreeg de kans niet hem te ondervragen. Maar ik denk dat hij achter mij aanzat en niet achter haar.'
  
  'Goed,' zei Hawk. 'We pakken die Sally op en zullen haar ondervragen. Ik laat je horen wat we te weten komen.'
  
  'Mooi zo.'
  
  Een half uur later was ik net klaar met pakken toen Hawk weer opbelde. Hij vertelde me dat de politie in New York Sally drijvend in de haven had aangetroffen. Haar keel was afgesneden.
  
  Rond het middaguur zat ik in een vliegtuig naar Londen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Het regende in Londen. Tijdens de vlucht had ik wat slaap ingehaald. De stewardess was op een zakelijke manier vriendelijk geweest. Ze had een soort natuurlijke Pepsi Cola-schoonheid en straalde van gezondheid. Maar ze was op een afstandelijke manier vriendelijk geweest. Daarom ging ik slapen.
  
  Van het vliegveld nam ik een taxi naar het ambassadegebouw. Het was laat maar ik wist dat hij me verwachtte. De taxi suisde door spiegelgladde straten in het drukke verkeer. Ter weerszijden flikkerden neonreclames. Mini's stoven langs, sneden ons, toeterden luidkeels alsof ze een miniatuur-Grand Prix hielden. Langharige, in minirok gestoken prachtmeisjes liepen op het trottoir.
  
  In de taxi lekte het, zodat er twee plasjes op de vloer lagen waar ik mijn voeten in kon laten rusten. De regen ratelde op het dak. Er werkte maar één ruitenwisser. De chauffeur tuurde iets naar voren gebogen door de voorruit. Af en toe veegde hij de ruit af met zijn zakdoek. Het was gezellig in de taxi. Buiten ketste de regen kniehoog op van de trottoirs. De Londenaren liepen in groepjes van de ene felle neonreclame naar de andere. Ze haastten zich niet. In hun regenjas gedoken slenterden ze voort. De Londenaren zijn regen gewend.
  
  Het gebouw leek op een enorme kathedraal. Er brandden slechts enkele lichten. De chauffeur stopte. Ik zag een man zonder hoed, in overjas, bovenaan de trap staan, beschut tegen de regen. Ik betaalde de chauffeur. Ik draag nooit een hoed. Ik stak de paraplu voor me uit en stapte uit. Terwijl ik de trap opliep wreef de wachtende man zich in de handen. Hij bleef buiten de regen staan en zijn rechtermondhoek trilde in een glimlachje. Hij was klein, gezet en goedgekleed. Toen ik hem naderde klapte ik de paraplu dicht. Hij stak zijn hand uit.
  
  'Nick Carter?' vroeg hij. Hij leek nerveus. Zijn handdruk was klam als een dode vis.
  
  Ik knikte, liet zijn hand los en volgde hem door een reusachtige glazen deur. We liepen op dik tapijt. Hij vertraagde zijn pas tot ik naast hem liep.
  
  'Rotweer,' zei hij. In het licht in de hal leek zijn gezicht bleek en vlezig. Hij had bakkebaarden tot aan zijn oorlelletjes. Zijn haar was blond en zo dun dat het bovenop zijn schedel een vernisje leek. Zijn schedel was rosé. Ik was benieuwd wie hij wel mocht wezen.
  
  We bleven voor een lift staan. Hij drukte op een knop en we wachtten in een moeizame stilte. Zijn mondhoek trok nog steeds in een nerveus lachje. Toen keek hij me recht aan en opeens was zijn gezicht strak.
  
  Het spijt me verschrikkelijk,' zei hij. 'Ik vergeet mijn manieren. Mijn naam is Harold Ternon. Ik ben van de ambassadestaf.'
  
  'Ik dacht dat de ambassadeur me zou ontvangen,' zei ik. Ditmaal krulden beide mondhoeken om. 'Dat is ook zo. We gaan nu naar hem toe. Ik was naar beneden gestuurd Dm u op te vangen.'
  
  Waarom was er niemand op het vliegveld?'
  
  De liftdeuren gingen open en we stapten naar binnen.
  
  Harold Ternon zei: 'We hadden pas gehoord dat u zou komen. Als we het eerder hadden geweten zouden we iemand gestuurd hebben.'
  
  De vloer van de lift schokte onder mijn voeten en we gingen omhoog. Het was een langzame lift. Zweetdruppeltjes bespikkelden het voorhoofd van Harold Ternon. Ik zag hem aan voor een jaknikker, een pennenknecht. 'Nare zaak, die losgeldbrief,' zei hij. Hij keek me aan alsof hij op mijn instemming wachtte.
  
  Ik keek hem recht aan. 'U weet van het briefje?'
  
  Ternon knipperde met de ogen. Zijn mondhoek trilde. Hij bekeek mijn gezicht, probeerde er iets in te ontdekken. Aarzelend knikte hij.
  
  'Wie weten er nog meer van?'
  
  'Nou... de ambassadeur, natuurlijk. En Scotland Yard. We hadden er geen idee van dat het geheim was of...
  
  'U zegt steeds maar we. Hoeveel mensen betekent dat? Zijn tong kwam naar buiten en gleed over zijn lippen. Hij wrong zijn handen voor zijn lichaam. Zijn ogen zakten naar de glimmend gepoetste neuzen van zijn schoenen. 'De - de staf van de ambassadeur.' Hij haalde bevend adem toen de lift tot stilstand kwam. Misschien moet u het er maar met meneer Tile, de ambassadeur, over hebben ...'
  
  'Dat is misschien beter, ja.'
  
  De deuren gleden open. Ik stapte voor Ternon uit. Weer een dik tapijt. De deur die ik hebben moest was aan het eind van de gang. Ik zette er stevig de pas in. Ternon hield me struikelend bij. Toen we bij de deur kwamen rende hij vooruit om hem open te doen. We gingen een grote, moderne ontvangstkamer binnen. Er stonden twee bureaus waar niemand achter zat. De muren waren blauw, met zwarte biezen en bespikkeld met popschilderijen. Ik zag een tweede deur. Ternon klopte er zacht op en ging naar binnen. Hij wilde de deur voor mijn neus dichtdoen maar ik duwde hem open en stapte achter hem de kamer in.
  
  De ambassadeur zat achter een enorm eikenhouten bureau. Hij had zijn colbert uitgedaan, zijn das omlaag getrokken en zijn hemdsmouwen opgerold. Hij leek me begin zestig. Plukjes dun haar staken uit zijn hoofd als struiken op een kale rots. Zijn ogen waren helderblauw en diep. Zijn vlezige wangen waren bijna paars, doorsneden met een spinnenweb van adertjes. Zijn bolle neus had de kleur van rijpe kersen, alsof hij hem vaak gesnoten had. Toen Ternon en ik binnenkwamen had de ambassadeur zijn gezicht in een diplomatiek glimlachje getrokken. Maar toen hij zag hoe we binnenkwamen verdween de glimlach. Hij keek Ternon vragend aan.
  
  Ternon stond voor het bureau van de ambassadeur. Ik stond bij de deur. Ternon slaagde er in te zeggen: 'Meneer de ambassadeur, dit is Nick Carter.' Hij wapperde met zijn hand naar mij.
  
  De ambassadeur stond op en liep om het bureau naar me toe terwijl hij zijn hand uitstak. Hij had een stevige handdruk, een buikje en korte, dikke benen. Hij had een zakdoek in zijn linkerhand. Nadat we elkaar een hand hadden gegeven draaide hij me zijn rug toe. 'Dank je, Harold. De stem klonk verstopt. De ambassadeur was verkouden.
  
  Ternon wierp tegen: 'Maar meneer, meneer Carter zei dat... '
  
  De ambassadeur liep terug naar zijn stoel. Hij zei: 'Meneer Carter en ik zullen het bespreken. Waarom ga je thuis niet wat slapen? Je ziet er naar uit dat je dat nodig hebt.'
  
  Als een gehoorzame hond liep Ternon met gebogen hoofd naar de deur en vertrok. Hij keek me niet aan.
  
  Ik stond nog steeds bij de deur. De ambassadeur snoot zijn neus en gebaarde me naar een stoel tegenover het bureau. Toen ik zat zei hij: 'Steeds als het zo regent word ik verkouden. Rotweer.'
  
  Zijn kantoor was drie keer zo groot als de ontvangstkamer. De muren waren met donker hout betimmerd. Een muur werd in beslag genomen door dikke, indrukwekkend uitziende boeken. Aan een andere muur hingen de koppen van karbouwen, schapen en een mooi gewei. Tile was een jager. Behalve het bureau stonden in de kamer een Naugahyde-divan, twee stoelen, een lage, zwartmarmeren tafel. Een hoog raam achter de ambassadeur bood uitzicht op troosteloze Londense straten. Op zijn bureau stond een familieportret - een goedgeklede matrone en twee tienerjongens, gezond en er uitziend alsof ze naar Oxford zouden gaan.
  
  Ik hing de paraplu aan de zijkant van het bureau, knoopte mijn jas open, haalde een sigaret met gouden mondstuk tevoorschijn en stak hem op. De ambassadeur sloeg het aanbod van een sigaret met een handgebaar af. Het was warm in de kamer. Ik overwoog mijn jas uit te trekken.
  
  Ambassadeur Tile leunde achterover in zijn stoel, snoof, veegde met de zakdoek langs zijn neus, vouwde zijn handen voor zijn buik. 'Tja,' zei hij zonder te glimlachen. Hij trok zijn wenkbrauwen op. Tets drinken?'
  
  Ik schudde mijn hoofd. 'Meneer de ambassadeur, ik zou het losgeld briefje graag willen lezen.'
  
  De helderblauwe ogen bestudeerden me, namen me op. Hij leek niet te letten op wat ik had gezegd. 'Nick Carter.' Het was alsof hij in zichzelf praatte. Ik heb veel over u gehoord. U bent een stuk jonger dan ik gedacht had.' Hij knikte. 'Ja, het briefje. Ik zal het u laten zien, meneer Carter.' Hij boog zich naar voren en legde zijn ellebogen op het bureau. Hij snoof weer en kneep zijn blauwe ogen toe. 'Zodra u me een legitimatie hebt laten zien.'
  
  Ik glimlachte, haalde mijn AXE-legitimatie tevoorschijn en gaf die aan hem. 'Waarom nu al die voorzorgsmaatregelen? Naar ik begrepen heb weet iedereen al van het briefje af. Laat u het soms ook in de Times afdrukken?' De ambassadeur gniffelde. 'Ik begrijp uw bezorgdheid. Maar als u het briefje gelezen hebt zal ik het u uitleggen.' Hij kwam moeizaam overeind. Hij liep naar de boekenkast en pakte een dikke dictionaire. Hij sloeg het boek open en haalde er een opgevouwen vel papier uit. Terwijl hij naar zijn stoel terugliep gaf hij me het papier. Ik vouwde het open.
  
  De woorden waren uit een krant geknipt. Ze waren op een goedkoop vel gelijnd papier geplakt. De instructies waren eenvoudig. De Verenigde Staten moesten honderd miljoen dollar in goud aan boord van een Chinese jonk brengen. Dan moest de jonk in de haven van Hongkong achtergelaten worden. Tenzij binnen dertig dagen aan de eis werd voldaan, zou het Russische straalvliegtuig verwoest worden. Of als men zou vermoeden dat de jonk door de autoriteiten in de gaten werd gehouden zou het toestel onmiddellijk vernietigd worden. Er stond geen handtekening onder.
  
  Ambassadeur Tile zei: 'De woorden zijn uit de Times geknipt. Onmogelijk om na te gaan. De lijm die er voor gebruikt is kun je in elk warenhuis kopen net als het papier. Ook onmogelijk na te gaan. Er waren uiteraard geen vingerafdrukken.'
  
  'Hoe heeft u het ontvangen?' vroeg ik.
  
  'Het is' De telefoon ging. Ambassadeur Tile glimlachte. 'Dat is misschien het telefoontje waar ik op gewacht heb.' Hij nam de hoorn op. Hij luisterde, vroeg een keer 'Waar?', en pakte een pen en een vel papier uit zijn bureaula. Hij krabbelde onder het luisteren iets neer. Toen zei hij in de hoorn dat het goed was en hing op. Zijn gezicht vertrok, de ogen waren toegeknepen, de bolle toegeknepen, de bolle neus was gerimpeld. Zijn mond ging open. Hij bracht de zakdoek snel naar zijn gezicht en niesde erin. 'Dat was Scotland Yard,' zei hij met zijn verstopte stem. Hij snoot in de zakdoek.
  
  Ik legde het briefje op het bureau en pakte mijn legitimatiekaart. Ik kon niet zien wat de ambassadeur had opgeschreven. Mijn geduld liep ten einde. Ik wachtte tot hij klaar was met snuiten.
  
  'Die rotverkoudheid,' zei hij. 'Ik moet eigenlijk onder de wol.'
  
  'Meneer de ambassadeur,' begon ik.
  
  Hij knikte en duwde me het vel papier waar hij op geschreven had toe. Er stond een adres in Londen op. Het kamernummer was 22. Ik keek op en fronste.
  
  'Daar zit uw man,' zei ambassadeur Tile. Zijn gezicht zag er verschrikkelijk uit. De blauwe ogen waren niet langer helder. Ze waren roodomrand en tranerig. 'Welke man?' vroeg ik.
  
  'De man die het briefje bezorgd heeft. Ik zal het u uitleggen. Het briefje is hier 's avonds laat gebracht, Het werd onder mijn deur door geschoven. Een lid van mijn staf zag de man wegrennen en kon een goed signalement van hem geven. Nadat ik het briefje had gelezen heb ik contact met AXE opgenomen. Hawk zei dat hij een agent zou sturen en dat deze zaak de hoogste voorrang zou krijgen.
  
  Ik heb Scotland Yard opgebeld en die zijn onmiddellijk aan het werk gegaan om de man op te sporen.' Hij knikte naar het papier dat hij me had gegeven. 'Daar zit hij, althans dat is het adres dat hij zijn werkgever had opgegeven. Hebt u hulp nodig of kunt u het alleen af?'
  
  Ik stond al. 'Ik zou graag eerst onder vier ogen met de man willen praten, daarna laat ik het u weten.' De ambassadeur knikte. 'Ik zal Scotland Yard opbellen om het te zeggen.'
  
  Ik stak mijn hand uit. 'Dank u, meneer de ambassadeur. U heeft me goed geholpen.'
  
  Hij glimlachte zwak. 'Misschien zit hij er niet meer. Als u moeilijkheden krijgt, Scotland Yard is paraat.' Toen ik naar de deur liep pakte hij de telefoon. 'Ik zal een auto voer u laten komen.'
  
  Eer ik vertrok wenste ik hem beterschap met zijn verkoudheid.
  
  De lift ging weer folterend langzaam omlaag. Het mechanisme moest even oud zijn als het gebouw zelf. Ik zuchtte. Ik leunde tegen de wand en rookte een sigaret. Halverwege de sigaret kwam de lift tot stilstand op de begane grond. De deuren gingen open en ik stapte op het tapijt. Ik liep de regen tegemoet.
  
  De auto was sneller dan de lift. Het was een zwarte vierdeurs Chrysler die langs het trottoir stond te wachten. De chauffeur stapte haastig uit en liep voorlangs om het achterportier voor me te openen. Ik schudde mijn hoofd terwijl ik de trap afliep en wees op het voorportier. Dat vond hij leuk. Hij smeet het achterportier dicht en opende het voorportier toen ik bij de wagen kwam. Ik gleed op de voorbank. Ik had de paraplu niet geopend. Regendruppels liepen over mijn oren. Ik gooide de paraplu achterin terwijl de chauffeur achter het stuur ging zitten. De regen kwam nog feller neer.
  
  'Jezus Christus, wat een avond!' zie mijn chauffeur. Hij gaf gas en de Chrysler trok op. Hij was een knappe jongen van een jaar of twintig. Een Amerikaan. 'De naam is Mike,' zei hij.
  
  'Nick,' zei ik. 'Mike, het is een rotavond, er is een hoop verkeer, en ik heb haast.' Ik gaf hem het stukje papier. 'Kunnen we daar snel zijn?'
  
  'En of.' Hij had lang haar en droeg moderne kleren. Hij was een uitstekend chauffeur. Hij deed alsof de Chrysler niet groter dan een motorfiets was en liet de wagen door het verkeer kronkelen als een slang die uit een boom komt. Met beide handen aan het stuur en de ogen van spiegel naar voorruit glijdend, reed hij snel naar de achterbuurten van Londen. Onder het rijden praatte hij. 'De man die je moet hebben is ongeveer één meter vijfenzeventig, leren jasje, haar tot op de schouders en een pokdalig gezicht. Hij heeft een lange neus en donkere, dicht bij elkaar staande ogen. Hij ziet er vals uit; hij gebruikt speed of de prikker.'
  
  Ik glimlachte. 'Jij bent de man die hem gezien had.'
  
  'Klopt.'
  
  'Mike, waarom verknoei je je tijd in een auto?'
  
  'Noem me maar eens iets beters.'
  
  Ik kon zo snel niets bedenken. Na een ogenblik vroeg ik: 'Wat denk je van die knaap?'
  
  Hij fronste en wierp me een vragende blik toe. 'Hoe bedoel je?'
  
  'Denk je dat hij dat briefje bij elkaar geplakt heeft?' Mike schudde zijn hoofd. Hij drukte de Chrysler tussen een MG en een Jaguar met twee centimeter ruimte ter weerszijden. 'Een gehuurde jongen,' zei hij. 'Ze hebben hem dat briefje gegeven en in de richting gewezen waar het bezorgd moest worden. Misschien heeft hij het voor poen of dope gedaan. Hij zag er stom uit. Als hij high was zou hij nog niet het benul hebben zijn eigen kont af te vegen, laat staan zoiets ingewikkelds als dat briefje samen te stellen.'
  
  Ik veegde water van mijn oor. 'Misschien weet hij wie hem gehuurd heeft. Jij schijnt hem aardig door te hebben, Mike.'
  
  Hij grinnikte. 'Gedragspsychologie. Ik ben student. Ik chauffeer voor de lol en een beetje extra poen. We zijn er. Hier is het huis.'
  
  Er was weinig verkeer. Het was een huis van vier verdiepingen, ingeklemd tussen soortgelijke huizen. In de avondlijke regen zag het er somber en grauw uit. De zijgevels leken in te zakken. Op elke verdieping waren vier ramen. Nergens brandde licht.
  
  'Zal ik met je meegaan?' vroeg Mike.
  
  'Nee, het kan riskant worden. Kijk uit of er iemand die voordeur komt uitrennen.' Ik opende het portier, draaide me toen weer om. 'Als je iemand ziet wegrennen, probeer dan niet hem tegen te houden, maar let alleen op hoe hij er uitziet. Okay?'
  
  Hij knikte. 'Ik hoop dat je die knaap vindt.'
  
  De regen plensde op me neer toen ik het portier dichtdeed. Ik trok mijn schouders op en rende naar het huis. Ik beklom de stoep met twee treden tegelijk. Ik duwde de deur open en ging naar binnen. Het was er muf en koud. Het tapijt had er vijftien jaar geleden misschien behoorlijk uitgezien. Nu was het gerafeld en vies. Ik stond in een kleine hal. Voor me uit steeg een trap op. Rechts van me strekte de hal zich ongeveer zeven meter uit, tot aan een blinde muur. Ter weerszijden bevonden zich deuren.
  
  Links van me hingen vier rijen roestige brievenbussen aan de muur. Op ongeveer de helft stonden namen. Nummer 22 vermeldde geen naam. Een kaal peertje in het midden van het plafond was de enige verlichting.
  
  Ik liep langzaam de krakende trap op. De leuning was zwart van talloze vuile handen. Het behang dat een Parijs caféterras moest voorstellen zag er vergeeld en gerafeld uit. Toen ik op de eerste verdieping kwam deed ik mijn jas open en wikkelde mijn rechterhand rond de kolf van Wilhelmina. In deze gang lag geen tapijt. De houten planken kreunden bij elke pas. Ter weerszijden bevonden zich lelijke groen geschilderde deuren. De oneven nummers rechts van me, de even nummers links. Evenals op de begane grond hingen de deuren scheef.
  
  Ik liep langs nummer 20 links en nummer 21 rechts. De nummers waren ruw op de deuren geschilderd en de verf was gebladderd. Ik bleef staan eer ik de deur van nummer 22 bereikte. Ik trok Wilhelmina uit haar schouderholster en stopte haar in mijn jaszak. Ik hield mijn hand op de kolf. Ik ging terzijde van de deur staan, stak mijn linkerhand uit en klopte zacht.
  
  Er klonk binnen geen beweging. Er kwam geen licht onder de deur door. Ik hoorde de regen tegen het oude huis ranselen. De stilte drukte op mijn oren als de druk in een vliegtuig op grote hoogte.
  
  Ik bleef naast de deur staan, stak mijn arm uit en voelde aan de koperen deurknop. De deur was niet op slot. Ik haalde Wilhelmina uit mijn jaszak. Ik bukte, duwde snel de deur open en ging naar binnen. Ik deed twee snelle passen, drukte me toen tegen de muur en liet me op een knie zakken. De Luger was gereed om te vuren. Het enige dat ik hoorde was het gedempte geruis van de regen buiten.
  
  Ik wachtte een paar seconden om zeker te zijn. Mijn hoofd hield ik schuin om te luisteren. Het was pikdonker in de kamer ondanks het vage licht van de geopende deur. Met mijn linkerhand duwde ik de deur dicht. Ik wachtte nog even. Er hing een flauwe geur van sigarettenrook en goedkope whisky en nog iets dat ik niet kon thuisbrengen. Ik stak mijn hand uit en tastte naar een lichtknop. Ik vond er een en knipte hem aan. Het was een kleine kamer. Ik stond naast een lelijke bruine tafel met twee rechte stoelen. Aan de andere kant van de deur stond een groene fauteuil. De vulling kwam uit de leuningen. Tegen de zijmuur stond een bureau en er was nog een deur die vermoedelijk naar de badkamer voerde. Het bed stond vlak voor me. Ik kwam overeind. Mike's signalement van de man was juist geweest. Het leren jasje was verward in de gekreukelde lakens. Hij lag op zijn rug. Zijn rechterknie was gebogen, de enkel lag onder zijn linkerbeen. Hij staarde naar het naakte peertje boven hem, maar zag niets. De geur die ik niet thuis kon brengen was het roestige aroma van bloed. Het bedekte de borst en buik van de man. Het stroomde langs zijn flanken en besmeurde het gele laken. Ik duwde Wilhelmina in mijn jaszak, liep naar het bed en pakte zijn pols. De pols was nog warm. Het bloed glinsterde vers in het flauwe licht. Het zag er naar uit dat hij verscheidene malen was gestoken. Ik hoorde bij de badkamerdeur een beweging achter me.
  
  Ik had geen tijd om me om te draaien. Ik bukte diep en ramde met mijn linkerelleboog naar achteren. Ik hoorde gegrom toen mijn elleboog de man tegen de borst trof. Hij was klein en snel. Hij deed een struikelende pas achteruit zodat ik me kon omdraaien. Toen kwam hij laag instappen, met het mes voor zijn lichaam. Ik greep de pols met het mes, bracht mijn knie omhoog naar zijn kruis, miste en raakte zijn maag toen hij net naar voren stapte. Ik viel achterover op het voeteneind van het bed. Het was een oosterling. Rechts van zijn bovenlip had hij een litteken van ongeveer zeven centimeter. Hij viel met het mes naar me uit. Ik rolde door, hoorde hem grommen toen hij de grond raakte, toen kwam ik overeind. Hij haalde uit met het mes en jaapte een scheur in mijn broekspijp. Ik trok mijn schouder op en Hugo gleed in mijn hand. Mijn rug trof de muur toen hij naar me dook. Ik kon de Luger niet uit mijn jaszak krijgen.
  
  Het mes schoot uit naar mijn borst. Ik sloeg het weg met mijn stiletto. Het mes sneed door de mouw van mijn overjas. Ik stak met Hugo en het dunne lemmet prikte door de linkerarm van de man. Hij struikelde achterwaarts naar het bed en bewoog het mes in brede cirkels toen ik probeerde op hem af te gaan. Zijn linkerarm hing slap omlaag.
  
  Hij dook in elkaar en draaide om me heen. Ik dook ook in elkaar en lette op zijn ogen. Het waren kleine, zwarte ogen en ze flikkerden alsof hij iets van zijn zelfverzekerdheid had verloren. Hij begreep dat ik van een andere klasse was dan de man op het bed. Ik zou me niet zo makkelijk laten pakken. Ik had een gescheurde overjas. Hij had een bloedende linkerarm. Tot dusver kwam hij op de tweede plaats in deze wedstrijd.
  
  We draaiden aan het voeteneind van het bed om elkaar heen. Het was een kleine ruimte. We bevonden ons op ongeveer een armlengte afstand van elkaar. Mijn rechterhand was vrij, in mijn linkerhand had ik Hugo. De man maakte een schijnbeweging naar links, kwam toen laag in en viel met het mes uit naar mijn buik. Ik sprong achteruit en haalde ook uit. De punt van de stiletto kraste over zijn voorhoofd. Hij zwenkte zijwaarts en trapte naar mijn kruis. Ik stapte opzij, greep zijn enkel en trok hem omhoog. Hij viel achterwaarts. Met zijn voet in mijn rechterhand hakte ik omlaag met de stiletto. Hij viel tegen de fauteuil. De punt van Hugo ritste 's mans jaszak open. Er vielen een zware revolver en een boekje lucifers uit.
  
  Terwijl ik op de fauteuil afdook gromde hij woest en trapte met zijn voet naar mijn knieschijf. Ik draaide voldoende weg om de trap hoog op de binnenkant van mijn been op te vangen. Door de kracht van de trap werd ik tegen de andere muur geslingerd. Toen ik hem weer in het vizier kreeg had hij zijn rechterhand boven zijn hoofd geheven en het lemmet van het mes bevond zich tussen zijn duim en wijsvinger. Mijn hand schoot naar mijn jaszak en mijn vingers omklemden de Luger.
  
  Hij boog zich naar voren en liet het mes los. Ik schoot door de jaszak terwijl hij verder doorboog. Wilhelmina s knal klonk als een kanonsschot in een grot. Ze blies een groot gat in de rug van de fauteuil op het moment dat het werpmes doel trof. Onder het schieten was ik iets naar links gestapt. Het mes door boorde mijn broekspijp en begroef zich in de muur.
  
  De man was uit de stoel gerold. Hij kwam overeind met de revolver in zijn hand. Ik wilde Wilhelmina nogmaals afvuren toen hij de deur uitrende. Ik probeerde weg te stappen van de muur. Mijn broekspijp was stevig vastgenageld. Ik trok me los en rende naar de deur. Ik hoorde voetstappen de trap afdenderen. Ik was in de gang toen er lichten onder de deuren aanfloepten. Bij de trap hoorde ik buiten nog twee schoten. Ik raasde de trap af en trok de voordeur open.
  
  Mike stond in de regen op het trottoir. Zijn haar zat als verf op zijn hoofd geplakt. Hij gebaarde slap naar me, viel toen struikelend tegen de bumper van de Chrysler. Hij sloeg zijn linkerhand voor zijn maag waar de regen het bloed wegspoelde dat tussen zijn vingers doorkwam. Hij keek me half blind aan. Het eerste schot had zijn rechteroog weggeplukt. Hij gleed omlaag terwijl hij me bleef aanstaren. Hij was dood eer ik bij hem was. Zijn moordenaar was nergens te zien.
  
  Ik knielde naast hem en voelde zijn pols, al wist ik dat het geen zin had. Het bloed stroomde weg met het water in de goot. Mike. Mike. Waarom ben je niet in de auto blijven zitten? Ik stak mijn hand uit en drukte het ene oog dicht. Ik legde zijn rechterhand op zijn linker. Hij was gestorven met een van pijn vertrokken gezicht. Hij was gestorven omdat hij had geprobeerd mij te helpen. Ik had deze opdracht nog geen week geleden gekregen en er waren al vier mensen dood, vijf als je een van hun mensen meerekende. En ik wist niet eens wie 'zij' waren. In de verte hoorde ik sirenes. De politie zou komen, een ambulance, Scotland Yard, de hele troep. Toen herinnerde ik me iets. Ik liep weg van Mike's lichaam en ging terug naar de voordeur. Bij de deur had zich een kleine menigte verzameld in kamerjassen en nachthemden. Krulspelden en ongeschoren gezichten. Iedereen probeerde de dode man buiten te zien. Maar ze bleven achter de deur staan omdat het regende.
  
  Ik worstelde me langs hen en ging de trap weer op. De sirenes klonken nu dichtbij. Een klein groepje mensen stond bij de geopende deur van kamer 22. Ze bleven in de gang staan en mompelden tegen elkaar. Ik negeerde hun vragen, ging naar binnen en deed de deur dicht. Toen haalde ik Wilhelmina uit mijn kapot geschoten zak en duwde haar weer in de schouder holster. Mijn ogen verkenden de kale houten vloer.
  
  Tijdens de worsteling was het lucifersboekje onder de fauteuil geschopt. Ik bukte me en raapte het op. Het omslag was lavendelkleurig. Met zwarte letters stond erop: Cheerio Club, Victoria, Hongkong. Ik stopte het boekje in mijn broekzak en doorzocht de spullen van de dode man. Ik vond de verknipte Times, de overal verkrijgbare lijm en een goedkope gelijnde bloknoot. Verder had ik nog niets gevonden toen Scotland Yard verscheen. Een uur later zat ik in het bureau van de ambassadeur en sprak door de telefoon met Hawk.
  
  
  
  De ambassadeur had me alleen gelaten in zijn bureau. Ik zat op het puntje van het bureau. Hawk zei: 'Je kunt gelijk hebben, Carter.' Zijn stem klonk zakelijk en ernstig. 'Er schijnt een verband te bestaan.'
  
  'Ik weet het wel zeker, meneer. In het briefje stond honderd miljoen in goud aan boord van een verlaten jonk in de haven van Hongkong. En de naam op het lucifersboekje was van de Cheerio Club, ook in Hongkong. Daar kan ik misschien iets te weten komen.'
  
  Er heerste stilte aan de andere kant. Toen zei Hawk: 'Gek dat het Hongkong is.'
  
  'Hoezo?'
  
  'We hebben daar een agent die aan een soortgelijk karwei bezig is. Je kunt het beste naar Hongkong gaan en je door die agent laten inlichten.'
  
  'Goed. Ik vertrek meteen. Met wie moet ik contact opnemen?'
  
  'Met Julie Baron. Je herinnert je haar toch nog wel, Carter?'
  
  Ik glimlachte. 'Ja, meneer. Ik herinner me Julie uitstekend.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Als je 's avonds uit de lucht omlaag kijkt ligt de kolonie erbij als twee fonkelende diamanten in de geschoeide palm van een reusachtige hand. Waar de vingers opkrullen ligt de voet van de bergen. De hand scheidt de kolonie bovendien van communistisch China. Dichtbij de bergen ligt de fonkelende kristal Victoria. Vanuit de lucht is het een mooi gezicht. Van dichtbij word je getroffen door de lelijkheid. Het is een smeltpot voor een stroom van mensen die uit communistisch China binnenkomen. Ruim tien jaar geleden had Victoria geen ruimte meer. Maar iedere dag zijn er sindsdien toch honderden vluchtelingen binnengestroomd.
  
  Er is geen plaats voor hen. Victoria is de grootste achterbuurt van de wereld geworden. Er is geen onderdak, weinig voedsel, nog minder medicijnen. Sommige mensen wonen letterlijk op straat. Ze eten op de trottoirbanden gezeten. Ze wateren en poepen in stegen. Ze slapen in portieken. Sanitair is een onbekend woord. Pasgeboren baby's worden in vuilnisvaten geworpen. Er is een bloeiende zwarte markt. Het leven is er goedkoop.
  
  Achter een met sampans gevulde haven ligt Kowloen, voornamelijk door communisten beheerst, voornamelijk door communisten bewoond. Kowloen is kleiner maar de omstandigheden zijn vrijwel dezelfde als in Victoria. Een veerboot onderhoudt de verbindingen tussen de twee koloniën. De haven is belangrijk en dat weet communistisch China.
  
  Er was een boodschap vooruitgestuurd. Ik zou Julie Baron in de Cheerio Club ontmoeten. De avondlucht was koud. Ik stapte uit het vliegtuig, ging door de douane en riep buiten het stationsgebouw een taxi aan. Mijn oorlelletjes en neuspunt deden pijn van de bijtende kilte. Mijn adem veroorzaakte wolkjes. Toen de taxi aan het trottoir stopte was de warmte van zijn kachel me welkom. Het was een Mercedes-diesel. De chauffeur reed op zijn claxon. Toen ik hem het adres van de Cheerio Club had gegeven, leunde ik achterover op de bank en dacht aan Julie Baron.
  
  Ik had al eerder met haar samengewerkt toen we probeerden de gladde Judas te pakken te krijgen, de meest vernuftige misdadiger die ik ooit gekend had. Maar er waren andere keren met Julie geweest, keren waarop haar donkere haar over haar schouders stroomde en die amandelvormige, katachtige ogen me met openlijke begeerte aankeken. Julie was geen dame. Ze babbelde niet met de meisjes bij de ochtendkoffie. Ze kromde haar pink niet als ze een kopje thee dronk. Haar kleren waren niet zedig en vielen evenmin ruim over haar delicate, welgevormde lichaam. Gewoonlijk stak ze haar eigen sigaretten op. Als agent riep ze zelden om hulp. Maar Julie was een vrouw. En omdat ze volslagen vrouwelijk was, bewoog ze zich met de soepele gratie van een tijger. Evenals een tijger kon ze meedogenloos zijn, maar ook kon ze snorren en zich oprollen tot een zachte bal.
  
  De Cheerio Club bleek zich twee blokken van de haven te bevinden. De tent werd aangeduid met een flakkerende neonreclame. Ik betaalde de taxichauffeur en stapte uit de behaaglijke warmte in de ijzige kilte. Vier dronken Amerikaanse matrozen stommelden voorbij. Ze bleven voor de deur van de Cheerio Club staan en overlegden of ze al dan niet naar binnen zouden gaan. Ze stonden achter elkaar en zwaaiden heen en weer als dunne bomen in een straffe wind. Ze besloten verder te gaan en strompelden, tegen elkaar aan vallend, door.
  
  Het was een laag, vierkant gebouw dat een stukje van de straat afstond. Ter weerszijden van de deur bevond zich een raam dat zwart geschilderd was. Aan de rechterkant rees, gescheiden door een smalle steeg, het reusachtige Harbor Hotel op. In een ander hoog gebouw aan de linkerkant huisden kleermakers en tandartsen. Kleine groepjes oosterlingen kwamen voorbij met hun handen voor de buik gevouwen en ze liepen voorovergebogen met schuifelende voeten.
  
  Door de koude lucht snelde ik naar de deur. Pas onder het neonlicht zag ik dat het gebouw grijs en de deur geel was. Ik deed de deur open en ging naar binnen. Het was een drukke avond. Zodra ik de deur achter me dichtdeed keek ik tegen een muur van ruggen. Sigarettenrook bewolkte de lucht. Het licht was zacht en geel. Ergens blèrde een jukebox. Links van me strekte zich de lange bar uit. Twee zwetende barkeepers maakten drankjes klaar en schoven ze over de bar. Zonder uniform voelde ik me niet op mijn plaats. Het waren voornamelijk zeelui die luidruchtig praatten in groepjes van drie of vier. Een zee van marineblauw strekte zich voor me uit, hier en daar doorspikkeld met het khaki van het Engelse leger. Je kon de burgers op de vingers van één hand tellen.
  
  Toen de warmte in de tent de koude uit mijn botten verdreven had, worstelde ik me door de menigte. Het leek me moeilijk om Julie te vinden. Ik vergiste me. Er waren nog meer vrouwen. Enkelen waren met zeelui meegekomen, anderen waren opgeschilderde popjes in hun na-jeugd die op een pleziertje uit waren, en weer anderen waren onmiskenbaar hoeren die naar klanten zochten. Er heerste een feestelijke stemming en het gebrul van de gasten was oorverdovend. Julie viel op als een schijnwerper in een donkere kamer.
  
  Ze stond in de verste hoek van de luidruchtige jukebox. Haar ravenzwarte haar stroomde nonchalant over haar schouders en omlijstte de gebruinde schoonheid van haar gezicht. Ik zag de hoge jukbeenderen, de zorgvuldig geschminkte mond, de diepe, amandelvormige ogen die koel de zes matrozen en twee Engelse soldaten die haar omringden bekeken. Ze droeg een lichtblauwe mantel die vlak boven de knieën eindigde. Ze hield haar armen voor haar lichaam en haar slanke, ongeschoeide handen omklemden een witte handtas. Haar amandelvormige ogen gleden van het ene gezicht naar het andere. Ze luisterde met flauwe belangstelling en ijzige koelheid. Ik was te ver weg om de woorden te kunnen verstaan.
  
  Julie met andere vrouwen vergelijken is zoiets als een volbloed renpaard vergelijken met ploegpaarden. En dat waren de andere vrouwen in deze tent. Ik was nog op ruime afstand van haar en probeerde haar blik te vangen, wat me niet lukte. Er verscheen een brede grijns op mijn gezicht. Ik schuifelde langzaam naar haar toe. Het was een dichte menigte, en ik kwam maar moeizaam vooruit. Ze liet een keer haar blik over de hoofden van haar bewonderaars glijden. Ik dacht dat ze me gezien had, maar de blik gleed verder en keerde terug naar de matrozen en soldaten.
  
  Ik kwam maar niet vooruit. Het was alsof ik door een betonnen muur van haar gescheiden werd. Ik ging naar rechts in de richting van de jukebox, in de hoop een andere doorgang te vinden en haar zijdelings te benaderen. Als ik niet had besloten van richting te veranderen zou ik de man met het pistool nooit gezien hebben.
  
  Ik zag onmiddellijk iets bekends aan hem. Hij leunde tegen de muur naast een zijdeur, ongeveer een meter van de jukebox vandaan. Evenals de meeste andere mannen keek hij naar Julie. Zijn ogen stonden even wild als in die Londense hotelkamer. Het zeven meter lange litteken naast zijn bovenlip was duidelijk zichtbaar. Evenals de kras op zijn voorhoofd waar Hugo hem getekend had. Hij gleed langzaam langs de muur verder. Het pistool was veranderd. Er zat een geluiddemper op. Hij hield het omlaag in zijn linkerhand, tegen zijn been gedrukt. Hij droeg een dikke overjas. En hij zweette.
  
  Ik baande me een weg tussen vier matrozen door en kwam bij de jukebox. Ergens achter me brak een glas met een tinkelend geluid. Mijn rechterhand gleed onder mijn jas en omklemde de kolf van Wilhelmina. De man duwde zich weg van de muur en drong zich tussen de menigte. Ik hield mijn ogen op zijn schedel gevestigd. Hij wrong zich naar Julie toe. Ik ging hem achterna. Iemand greep mijn arm en draaide me om. Ik keek in het harde, schoongeboende gezicht van een matroos die bijna drie decimeter langer dan ik was.
  
  'Door jou heeft Lou zijn borrel laten vallen, makker,' zei de matroos. Zijn ogen waren vaag van de drank. Hij keek vastberaden.
  
  Ik trok mijn arm los en probeerde de man met het pistool terug te vinden. Ik zag hem niet. Julie stond nog steeds koel glimlachend naar het gepraat om haar heen te luisteren. Toen zag ik de man op nog geen twee meter van haar. Hij werd geblokkeerd door een groep mensen en trok er omheen. De matroos greep me weer bij de arm en draaide me om.
  
  'Dus moet je Lou een borrel geven, makker.' Zijn woorden struikelden over elkaar. Hij zwaaide zacht heen en weer.
  
  Ik haalde Wilhelmina tevoorschijn en legde de loop op zijn keel. 'Trek aan je benen, cowboy,' siste ik.
  
  Hij fronste. Hij hief zijn handen op en viel struikelend tegen een andere groep. Zijn ogen leken op flessendoppen. Hij glimlachte slap. 'Ik heb me vergist, makker.' Zijn stem was hoger dan eerst. 'Mijn fout.' Hij draaide zich om en verdween tussen de andere uniformen.
  
  Ik was de man weer kwijt. Ik duwde Wilhelmina weer onder mijn jas maar niet in haar holster. Ik wrong me door de menigte naar Julie toe. Nog twee matrozen lieten hun drankje vallen. Ik werd er niet populairder op. De man was veel te dichtbij toen ik hem weer zag. Ik zag dat zijn linkerelleboog gebogen was. Hij hield het pistool ter hoogte van zijn heup. Twee matrozen en een Engelse soldaat stonden tussen hem en Julie. Julie keek op haar horloge. Haar ogen gleden nogmaals over de menigte. De man stond net buiten het kringetje. Hij gleed iets naar links, toen naar rechts. Hij probeerde tussen de mannen door te schieten.
  
  'Julie!' brulde ik. Maar het geluid ging verloren in het geraas van de menigte. Julie keek weer op haar horloge. Haar wenkbrauwen werden door een lichte frons samengetrokken. Ze zag er uit als een vrouw die op iemand staat te wachten. Ze wachtte op mij. Toen haar blik weer omhoog ging stak ik mijn linkerhand op en riep haar naam weer. Haar ogen vonden de mijne. Haar gezicht klaarde op in een stralende lach. De man duwde het pistool met de geluiddemper tussen twee matrozen voor zich uit. Hij hield het wapen op heuphoogte. Hij had een bijna vrij schootsveld.
  
  Ik was aan de buitenkant van Julie's groepje gekomen. Ze stond daar te wachten tot ik bij haar zou zijn.
  
  Ik grinnikte niet meer, maar haar lach vergoedde veel. De matrozen en soldaten stonden in een halve cirkel om haar heen. Ik drong zo snel ik kon naar voren. De jukebox blèrde een snel ritme. De menigte raasde in aanhoudend gepraat. Glazen tinkelden, drank stroomde. De rokerige atmosfeer was bijna verstikkend. Mijn overjas was te warm. Ik begreep dat ik niet op tijd bij haar zou zijn. Ik luisterde of ik de zachte plof van het pistool zou horen. Gelach klonk op. Het was het hoge gekakel van een vrouw. Ze luisterde terwijl een forse matroos in haar oor fluisterde. Er viel niets anders meer te doen.
  
  Ik liet Wilhelmina in haar holster glijden. Met beide handen greep ik de schouders van de matroos beet en duwde hem zo hard mogelijk naar rechts. Hij nam de vrouw met zich mee. Zij nam de soldaat naast haar mee, en die de matroos naast hem. Het was een kettingreactie, iedereen viel om, probeerde dan op de been te blijven. Ze vielen als dominostenen tegen elkaar aan. Een kleine matroos zakte op een knie. De twee matrozen ter weerszijden van de man met het pistool botsten tegen elkaar. Ik hoorde het schot nauwelijks afgaan.
  
  Julie's glimlach verdween. In de muur rechts van haar was op ongeveer drie decimeter afstand een gaatje verschenen. Ze dook weg en worstelde zich door de massa naar me toe.
  
  De man had het pistool laten vallen, of anders was het uit zijn hand gewrongen. Hij dook weg, draaide zich om en baande zich met zwaaiende armen een weg naar de zijdeur waarbij hij mensen opzij schoof alsof hij zich door dicht struikgewas worstelde. Ik zat hem vlak op de hielen.
  
  Hij was ongeveer vijf seconden vóór mij bij de deur. Hij rammelde aan de deurknop, draaide hem om. Een koude luchtstoot stroomde naar binnen toen hij de deur opende. Hij was er al doorheen toen ik bij hem kwam. Ik voelde de ijzige kilte toen ik de duistere steeg instormde. Hij had het misschien kunnen halen. Klein als hij was en gevleugeld door angst had hij wellicht kunnen ontkomen. Maar vlak buiten de deur stond een vuilnisbak. Hij rende er met een harde dreun tegenaan, wat mij net genoeg tijd bood om hem te pakken. Hij struikelde even, tolde om de bak heen en rende weg eer zijn voeten gereed waren. In plaats van weg te stormen struikelde hij. Ik dook achter hem op en mijn rechterhand klauwde naar zijn rug. Ik kreeg de kraag van zijn jas te pakken en trok. Hij verstijfde en probeerde zich naar me om te draaien. Hij had een mes in zijn hand.
  
  Met beide handen trok ik de bruine overjas omlaag tot aan zijn ellebogen. Het was alsof ik een dikke banaan pelde. Hij probeerde nog wel met het mes naar me te zwaaien, maar zijn armen werden tegen zijn lichaam gedrukt. Ik hield de kraag vast. Ik draaide me om en trok hem achterwaarts mee. Toen ik hem op gang had deed ik een pas naar voren en trok hem naar rechts. Hij kon zijn handen niet omhoog brengen om zich te beschermen. Zijn gezicht schoot naar de zijkant van het gebouw. Er klonk een holle bons en zijn hoofd kaatste terug. Ik greep zijn kraag weer en trok hem naar voren om hem nog een dreun te geven. Die tweede klap betekende het einde van de strijd. Het mes viel tinkelend als een ijsblokje in een glas op de grond. Hij schrompelde aan mijn voeten ineen als een zak vuile was.
  
  De zijdeur ging weer open. Geel licht, gedempte stemmen, een vleug warmte in de steeg. Julie kwam naar buiten. Haar blik viel op het ineengeschrompelde hoopje, toen keek ze mij aan.
  
  'Ik heb hem te pakken gekregen,' zei ik dom.
  
  'Mijn eigen held,' zei Julie zonder enig gevoel. Ze deed een pas naar de gevallen man toe, bleef toen staan. Haar blik keerde langzaam terug naar mijn gezicht. Ik grinnikte. Ze deed een stap naar me toe. 'Eerst het belangrijkste.' Haar stem was laag en hees. Haar handen vonden mijn schouders, mijn nek. Ze sloeg haar armen om me heen en ik proefde de zoetheid van haar warme, vochtige mond.
  
  Die lichtblauwe mantel was dik, maar niet zo dik dat ik de vage omtrekken eronder niet voelde. Mijn handen gleden naar haar stuitje en ik trok haar lichaam dicht tegen het mijne aan. Ze liet zich willig gaan terwijl haar tong met de mijne speelde. Visioenen van zoete herinneringen aan Julie brachten een speciale warmte in mijn bloed. Ik wilde die mantel uittrekken. Ik wilde haar alles uittrekken. Ik verlangde gewoon naar haar. Ze welfde haar rug en drukte haar onderlichaam tegen me aan. 'Hallo, Nick,' zei ze, bijna ademloos murmelend. Haar ogen tartten me.
  
  'Dat is lang geleden, Julie.'
  
  'Je bent nog steeds veel te knap.'
  
  'En jij bent nog steeds verrukkelijk om vast te houden.' Het nonchalante, ravenzwarte haar golfde onder mijn kin toen ze haar hoofd draaide om naar de neergestorte man te kijken.
  
  Ik zei: 'Die blijft nog wel even buiten westen.'
  
  Haar ogen, nog steeds plagerig kijkend, gleden naar me terug. 'Niet lang genoeg. Absoluut niet lang genoeg.'
  
  Ze zette zich tegen me af. De plagerige blik verliet haar ogen. 'Ik dacht dat vanavond voor ons zou zijn,' zei ze verontwaardigd. 'Ik had het helemaal voor elkaar. Mijn kamer is hier in dit monstrum.' Ze gebaarde naar het Harbor Hotel. 'De kaarsen branden. Er is champagne. Onze nacht, en dan morgen aan het werk. Ik heb zelfs een pil geslikt, verdomme.' Ze keek naar de gevallen man. 'En toen moest hij zo nodig langs komen. Juist vanavond.'
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Hij wilde je vermoorden, Julie.'
  
  Ze draaide zich van me af. Zacht zei ze: 'Dat is de laatste tijd nogal eens geprobeerd.' Ze liep naar de man en draaide hem met haar voet om. Zijn slapende gezicht was nogal toegetakeld. 'Wat heb je met hem gedaan?' vroeg Julie.
  
  'Hij is tegen een huis aangelopen. Ken je hem?'
  
  Ze schudde haar hoofd. 'Nee.'
  
  'Hoe ver is je kamer hier vandaan?'
  
  'Nummer vijfendertig. De derde verdieping.'
  
  Ik knielde naast de moordenaar. Ik sloeg mijn arm om zijn nek en tilde hem op als een zak aardappelen. Hij was een stuk zwaarder dan een zak aardappelen. Toen ik weer stond met mijn last over mijn rechterschouder zei ik: 'Ga me voor, engel. Ik volg en kijk intussen graag naar je achterkant in beweging.'
  
  Haar mondhoeken trilden alsof haar mond wilde glimlachen, maar ze onderdrukte het. 'Onder deze mantel zul je nogal veel zien.'
  
  'Julie, ik moet het eens met je over die mantel hebben.'
  
  'Er valt niks voor je te zien.' Haar knappe gezicht werd geplooid door een frons. 'Ken je die man, Nick?'
  
  Ik tikte liefdevol op het achterwerk van de moordenaar. 'Ik en deze lachebek zijn oude vrienden. Nog uit Londen. Hij heeft voor zover ik weet twee mannen vermoord. We moeten er gewoon achter komen voor wie hij werkt, denk je niet?'
  
  'Volg me,' zei Julie.
  
  Ik grinnikte, zei dat ik dat met genoegen zou doen en volgde de met lange passen lopende Julie Baron. Ik weet niet hoe lang het vergde om bij haar kamer te komen. Ik weet niet eens hoe we er kwamen. Ik werd geheel afgeleid door het geklak van Julie's hakken en de manier waarop haar kuitspieren rolden onder het lopen. Hoe langer ik keek hoe meer ik naar haar verlangde. Julie heeft dat soort uitwerking op je.
  
  Voor de zogenaamde deskundige zou de volmaakte vrouw zoiets als Venus met armen zijn. Alle onderdelen van de anatomie zouden volmaakt aan elkaar zitten. Zoveel vlees over zoveel botten en het totaalresultaat zou verbluffend zijn. Naar die normen was Julie een tikje verkeerd geproportioneerd. Ze had een hoog middel. Haar benen waren veel te lang. Haar borsten waren een beetje groot voor haar delicate lichaam. Maar als iemand twijfelde aan haar volslagen vrouwelijkheid hoefde hij haar alleen maar te volgen naar kamer vijfendertig op de derde verdieping van het Harbor Hotel. Dat zou een einde aan iedere twijfel maken.
  
  Julie's kamer bevatte alle noodzakelijke elementen voor een kort verblijf, AXE hield niet van een luxueuze omgeving tenzij het absoluut noodzakelijk was. Er lag een beige tapijt. Er stonden een bruine kaptafel, een schrijftafel en een stoel. Er was een open kast en een volledig ingerichte badkamer. Zoals in de meeste hotelkamers was het bed dominerend. Het leek me een comfortabel bed. Ik werd warm toen ik er aan dacht hoe Julie er in zou slapen. De brandende kaarsen en de champagne stonden links van het bed op het nachtkastje. Ik kreeg onmiddellijk de pest aan onze ongenode gast.
  
  'Waar zal ik hem neerleggen?' vroeg ik. Ik leunde tegen de dichte deur. Julie deed het licht aan.
  
  'Gooi hem maar ergens neer.' Er klonk een wat bitse toon in haar woorden. Ze had er de tijd voor genomen om de kaarsen en de champagne te bekijken. 'Wat dacht je er van hem uit het raam te gooien?'
  
  Mijn vriend begon zwaar te worden. Ik wilde hem niet op dat bed hebben. Ik liet hem op het tapijt tussen het bed en de badkamer, recht tegenover de kaptafel zakken. Julie stond aan de andere kant van het bed. We keken elkaar aan. Ze had die lichtblauwe mantel nog steeds aan.
  
  'Weet je,' zei ik luchtig. 'Ik geloof dat als we er uitstappen, als we genoeg van het leven hebben en besluiten er mee op te houden, we allemaal spijt zullen hebben.'
  
  'Spijt waarvan?'
  
  'Nou, ik geloof niet dat we spijt zullen hebben van wat we gedaan hebben en waar we ons voor schamen. Ik geloof dat we spijt zullen hebben van wat we niet gedaan hebben en hadden moeten doen.'
  
  Julie trok de champagnefles uit het ijs. 'Daar drink ik op,' zei ze. Ze klonk nog steeds bits. 'Ik drink op de herinneringen aan vroeger, op hoe het vroeger met Nick Carter was. Ik drink op mijn overbodige pil.'
  
  'Julie,' zei ik. 'Je bent beroeps. Je weet dat we nooit plannen kunnen maken. We moeten het nemen zoals het valt.'
  
  Julie hield de fles in haar hand. 'Neem me vooral niet kwalijk, Nick. Neem me niet kwalijk dat ik vergat dat ik een agente van AXE ben. Neem me niet kwalijk dat ik niet vergeet dat ik een vrouw ben.'
  
  Ik glimlachte. 'Ik vergeef je.' Ik knikte naar de grond. 'Hij zal zo wel bijkomen. Wat wil je dat ik doe?'
  
  Julie trok haar wenkbrauwen op. 'Het gebruikelijke. Ik ben een sadistische slet. Ik ben er voor in de stemming.' Ik keek naar de arme zwerver op de grond. 'Okay. Het klinkt goed.' Ik liet Hugo in mijn hand glijden en gooide hem toen op het bed. 'Als onze vriend bijkomt speel hier dan wat mee. Dat maakt de hele zaak wat overtuigender.'
  
  'En geloof me dat ik hem zal overtuigen.' Ze wierp me de fles toe. 'Die kunnen we net zo goed openmaken.' Ze pakte twee beslagen glazen uit het ijs. En trok eindelijk die lichtblauwe mantel uit.
  
  Ik ontdeed me van mijn eigen overjas. Toen Julie langs me liep stak ze er haar hand naar uit. Ze droeg een zwarte cocktailjurk, Aan de onderkant was hij erg kort en aan de bovenkant erg laag. Ze zag er uitstekend in uit. Ze hing mijn jas en haar mantel op terwijl ik de kurk uit de champagnefles trok. Toen de jassen op hun knaapjes hingen kwamen ze terug, pakte de twee glazen van de kaptafel en hield ze op zodat ik kon inschenken. Toen pas rook ik haar.
  
  Het was een anoniem parfum. Ik zou niet geweten hebben wat het was al had ze een etiketje opgehad. Maar het deed me wel iets. Het vermengde zich met haar vrouwelijke geur. Julie was het soort vrouw dat je nacht na nacht kon bezitten om dan nog naar de volgende nacht te hunkeren. Ik was vaak met haar naar bed geweest. Twee keer hadden we nauw samengewerkt aan een opdracht.
  
  In het logboek van man-vrouw verhoudingen zouden we als veteranen genoteerd staan. We hadden elkaar intiem gekend. Maar niettemin stond ze daar met de glazen en zag er zo onschuldig als een maagd en zo werelds als een hoer uit, en het was weer nieuw en opwindend, zoals ik haar nog nooit gekend had.
  
  'Zin om te praten?' vroeg ik.
  
  Ze haalde haar schouders op. Ze nipte van haar champagne en stapte van me weg. Ze propte kussens tegen het hoofdeind, schopte haar schoenen uit en kroop op het bed. Ze had een huid die makkelijk bruinde. Ze droeg geen kousen. Haar lange benen staken recht onder de zwarte cocktailjurk uit en ze had haar enkels over elkaar geslagen. We zouden nu ter zake komen en dat wist ze. Ze pakte Hugo met haar linkerhand. In haar rechterhand had ze het champagneglas. Haar ogen vonden de mijne. Ik liep naar het voeteneind van het bed. Ik ging op de kaptafel zitten met het glas in mijn rechter-, de fles in mijn linkerhand. Ik zette de fles neer.
  
  'Julie,' zei ik en probeerde zakelijk te klinken. 'Ik weet niet hoe ver jij gekomen bent.'
  
  'Heb je ooit van De Kolonel gehoord?'
  
  Ik schudde mijn hoofd.
  
  'AXE denkt dat hij de man achter een hoop grote kapingen is. Ik moest er achter zien te komen. Zijn spoor was vaag, maar ik ben tot Hongkong gekomen. Toen heb ik voor goed geld een informant gevonden. Hij vertelde me dat De Kolonel ergens op Java zat. Vijf uur nadat hij met me gepraat had werd mijn informant vermoord.'
  
  'En onze vriend van vanavond?'
  
  'Nick, ik begin er aan gewend te raken. Drie dagen geleden probeerde iemand een vrachtnet met lading op me te laten vallen. Eergisteren werd ik bijna door een taxi overreden. Vanavond probeert iemand me koud te maken met een pistool met geluiddemper. Het hoort allemaal bij het werk.'
  
  Ik pakte een sigaret en stak hem op. Julie sloeg een sigaret af. Ze stak een sigaret van zichzelf op en blies rook naar het plafond. Ik nam een slok van mijn champagne. De Kolonel zei me niets. Ik had die naam nog nooit gehoord. Maar er was een verband tussen wat Julie en ik aan het doen waren, dat was wel zeker.
  
  'En?' vroeg Julie. 'Hoe zit het met jou? Wat ben jij aan het doen?'
  
  Ik knikte naar de grond. 'Ik moet hem hebben.' Toen vertelde ik haar over de opdracht van Hawk, het spoor van lijken, het voorval in de Cheerio Club. Ik vertelde haar over het losgeldbriefje, het achtergelaten spul, de hele zaak. Ze luisterde met toegeknepen ogen terwijl ze rookte en champagne dronk. Ik besloot: 'Lachebek hier heeft een paar antwoorden voor ons. Honderd miljoen in goud is een heleboel. Hij zal het ons niet graag vertellen. Maar we hebben een naam en een plek. De Kolonel en Java. Als onze man De Kolonel is weten we dat er veel op het spel staat en dat hij een hardhandig spelletje speelt.'
  
  Julie drukte haar sigaret uit. 'Java is een groot eiland, Nick.'
  
  'Dat Russische vliegtuig is ook groot. Hij moet een plek hebben die groot genoeg is om het er te laten landen en groot genoeg om het er te verbergen.' Ik bedacht me iets. 'Tenzij ... '
  
  'Ja?'
  
  Ik drukte mijn sigaret uit en dronk de champagne op. 'Tenzij hij het vliegtuig al vernietigd heeft. Hij zou het ergens hebben kunnen opblazen. Hij kan deze hele zaak vanuit een piepklein kantoortje leiden.'
  
  'Dan zijn we dus nergens zeker van tot we het vliegtuig hebben gevonden.'
  
  Ik knikte. 'En we moeten ergens beginnen. Daar komt onze slaperik aan te pas. Hij kan ons de plek waar we moeten beginnen noemen.' Ik liet me van de kaptafel glijden. Ik trok mijn stropdas omlaag en deed mijn colbert uit. Ik rolde mijn hemdsmouwen tot aan de ellebogen op. Wilhelmina was duidelijk zichtbaar onder mijn linkeroksel. Julie bekeek me aandachtig. Ik haalde Wilhelmina uit haar holster, controleerde het magazijn, en stopte haar terug. Ik legde mijn handen op mijn heupen. 'Heb jij soms een pincet?' vroeg ik.
  
  Ze rolde van het bed af, en toonde me een blik op haar broekje dat dezelfde kleur had als haar mantel. Ik glimlachte. Julie liep blootsvoets naar haar witte plastic tas. Na wat gerommel kwam ze tevoorschijn met een klein pincet. Ze fronste terwijl ze het me gaf. Ik knielde naast de slapende man en draaide zijn gemangelde gezicht naar boven.
  
  'Denk je dat hij een L-pil heeft?' vroeg ze. Ze klauterde op het bed en keek naar me.
  
  'Ze spelen hoog spel,' zei ik zacht. 'Honderd miljoen is een aardig pensioentje. En er zijn al een hoop mensen dood.' Ik trok de kin van de man omlaag. Terwijl ik met mijn linkervuist zijn mond openhield, tastte ik met mijn rechter wijsvinger achter zijn tanden. 'Ik weet dat je erg overtuigend zult zijn in je rol als sadistische slet. Deze knaap weet net zo goed als wij dat er erger dingen dan de dood bestaan. Als hij denkt dat martelingen genoeg zullen zijn om hem aan het praten te krijgen, pleegt hij gewoon zelfmoord. Trouwens, als hij ons informatie geeft is zijn leven sowieso geen cent waard. Als De Kolonel de man is waar we achter aanzitten, heeft hij al bewezen dat iedereen die hem dwarszit geëlimineerd wordt. Alsjeblieft, ik heb hem.'
  
  De L-pil is eén kleine cyaankalicapsule van gelatine die in een holle kies gestopt wordt. Dan wordt de kies van een kroon voorzien om hem er gewoon te doen uitzien. Je kunt normaal eten en drinken zonder dat er iets met de kies gebeurt. Maar als je je tong op een bepaalde manier langs de zijkant van de kroon beweegt raakt deze los. De gelatine smelt. Binnen enkele seconden volgt de dood. Als een agent, of wie dan ook in een smerig bedrijf, voelt dat martelingen hem doen verslappen en hij op het punt staat iets te vertellen dat hij voor zich moet houden, legt één tongbeweging hem voorgoed het zwijgen op. Julie heeft er een. Ik heb er een. Ik had net ontdekt dat onze vriend er ook een had. Ik maakte de kroon los met mijn vinger, haalde toen het kleine bolletje gelatine voorzichtig met het pincet uit de kies. Het was al aan het smelten. Ik hield het op zodat Julie het kon zien.
  
  'Het is De Kolonel menens,' zei ik.
  
  Ze pakte het pincet van me aan en ging naar de badkamer. Ik hoorde het toilet doorspoelen. Ik stak mijn vingers in de mond van de man en bracht de kroon weer aan. Hij rochelde een beetje. Hij begon te kreunen. Julie klauterde op het bed. Ik fouilleerde de man, maar vond niets. Hij knipperde met zijn ogen. Ik stond op en zette de stoel aan het voeteneind van het bed zodat hij Julie goed kon zien. Terwijl ik hem onder de armen optilde, sloeg ik hem twee keer in het gezicht. Zijn hoofd ging heen en weer.
  
  Julie ging aan het hoofdeind rechtop zitten. Ze trok aan haar ravenzwarte haar om het in de war te maken. Ze liet een paar lokken voor haar ogen vallen. Ze stak een sigaret op en liet die tussen haar rode lippen bungelen. Ze vulde haar glas met champagne.
  
  'Overdrijf het niet,' zei ik.
  
  Ze knipoogde. 'Ik begin in de stemming te komen. Ik heb al gezegd dat ik er echt zin in heb.' Ze pakte Hugo en raakte het lemmet even met haar wijsvinger aan. Toen hief ze haar rechterbeen een stukje op zodat onze vriend een mooi uitzicht op het lichtblauwe broekje kreeg.
  
  Ik stond tussen hem en de deur.
  
  Hij kwam langzaam bij. Zijn oogleden knipperden als vleugeltjes. Toen gingen zijn ogen open. Hij hief zijn hoofd op en keek naar Julie's broekje. Hij keek snel naar haar gezicht met de bungelende sigaret.
  
  'Engel,' snorde Julie. 'Hij is wakker. Mag ik hem nu hebben?'
  
  As viel op Julie's jurk. Ze overdreef het. Ik zei: 'Schei uit met die flauwe kul, kindje. Ik heb gezegd dat we deze jongen in leven moeten houden.'
  
  Het hoofd van de man vloog in mijn richting alsof hij een klap had gekregen. Zijn ogen stonden nog wild, maar er was ook een toets van verwarring, van angst.
  
  'Spreek je Engels, makker?' vroeg ik hem.
  
  Hij keek me aan en zijn gezicht spleet open in een domme grijns vol tanden. 'Kindje,' zei ik, 'het ziet er naar uit dat je deze jongen ook te pakken moet nemen.'
  
  Julie tikte zacht met de punt van de stiletto op een vingernagel. 'Best,' zei ze. 'Moet ik van boven of van onderen beginnen?' Ze haalde de sigaret uit haar mond en tikte met de punt van de stiletto tegen haar tanden. 'Van boven, lijkt me,' zei ze. 'Op die manier duurt het altijd langer.' Ze hief haar been nog een stukje op. 'Trek hem zijn hemd uit, engel,' zei ze.
  
  'Ik spreek Engels,' mompelde de man. Zijn stem was hoog als van een vrouw. Hij staarde naar Julie's broekje. Hij begon te zweten. 'Ik heb pijn,' zei hij.
  
  Julie lachte kakelend, een afschuwelijk geluid. Ze drukte haar sigaret uit en pakte het champagneglas. Ze hield Hugo in haar hand.
  
  Ik liep tot vlakbij de man. 'Hoor eens, makker,' zei ik. 'Als die meid aan de champagne gaat raakt ze een beetje over haar toeren. In de club heb je op haar geschoten en natuurlijk is ze niet zo blij met je.' Ik liet mijn stem dalen. 'Luister, ik heb gezien hoe ze werkt - en ik bedoel werkt. Ik heb gezien wat ze mannen kan aandoen. Geloof me, dat is niet leuk. Ik wil niet dat het gebeurt omdat ik degeen ben die de troep altijd moet opruimen. En je weet hoe moeilijk het is om bloed uit het tapijt te krijgen. Ze heeft dit spelletje al vaker gespeeld, snap je? En als ze klaar is ben je, zelfs al kun je lopen, zo dubbelgevouwen dat je waarschijnlijk nooit meer overeind kunt komen. En bij een vrouw speel je natuurlijk niks meer klaar. Hoor eens, ik wil niet dat dat jou overkomt. Maar ze wil weten wie je betaald heeft om op haar te schieten. Als je antwoord op haar vragen geeft, zal ik zien dat je hier zonder brokken en als man wegkomt, snap je me?'
  
  Het steile zwarte haar hing in zijn ogen. Het bloed op zijn gezicht was aan het opdrogen. Maar zijn huid was nat van het zweet. 'Ik weet niet wie me gehuurd heeft,' kwekte hij.
  
  Ik zei: 'Het spijt me echt dat te moeten horen, makker.' Julie hield het champagneglas aan haar lippen. Haar amandelvormige ogen tergden de man over de rand van het glas. Ze stak haar arm met Hugo uit en drukte de punt zeer zacht tegen haar dij. Heel langzaam trok ze de punt over haar been. Toen ze bij haar broekje kwam hield ze stil. 'Mag ik hem nu hebben, schat?' vroeg ze. Toen giechelde ze.
  
  De man streek met zijn tong over zijn lippen. Hij knipperde snel met de ogen. Hij begon het benauwd te krijgen. Ik bracht mijn mond dichtbij zijn oor.
  
  'Luister,' fluisterde ik. 'Ze is een beetje getikt. Dat is ze al sinds haar ouwe heer haar heeft verkracht toen ze negen was. Vertel haar wie je gehuurd heeft en ik zal er voor zorgen dat je aan één stuk wegkomt.'
  
  'Het ging telefonisch,' zei de hoge stem. 'Ik weet niet wie het was.'
  
  'Hoe zat het met die man in Londen? Die in het leren jasje?'
  
  'Jullie zijn agenten.' Hij kneep zijn lippen op elkaar. Ik richtte me op. Ik liep terug naar de deur. 'Okay, kindje,' zei ik vermoeid. 'Je mag hem hebben.'
  
  Julie dronk snel haar glas leeg. Ze zakte voorover op handen en knieën en krabbelde naar het voeteneind van het bed. Er hing een vals lachje om haar lippen. Ze hield Hugo voor zich uit. 'Trek zijn broek uit, schat,' snorde ze. Ik liep naar de stoel.
  
  'Wacht!' riep de man. 'De telefoontjes komen uit Singapore. Dat is alles wat ik weet.'
  
  'Hoe krijg je betaald?' vroeg ik.
  
  Hij keek naar Julie's ogen. Daar stond een eigen wildheid in te lezen. 'Een souvenirwinkel in Singapore. Daar krijg ik betaald.'
  
  'Hoe?'
  
  'In Hongkongdollars.'
  
  'Wie is De Kolonel?'
  
  Zijn rug verstijfde alsof zijn schouders aan een muur genageld waren. Zijn hele lichaam verstramde. Zijn ogen tuurden naar Julie. Ik zag een bobbel in zijn wang ontstaan terwijl hij de kroon van de kies los wurmde. Toen hij de lege holte voelde, zakten zijn schouders omlaag. Hij scheen op de stoel in te storten.
  
  Julie sprong op en neer op het bed. 'Dat heb ik gedaan!' kraaide ze. 'Ik heb je pilletje weggenomen.' Ze grinnikte tegen hem. 'En nou pak ik je.' Met de punt van de stiletto sneed ze een scheur in de broek van de man, net boven de knie. Ze keek naar me op met een smekende blik.
  
  'Wie is De Kolonel?' herhaalde ik.
  
  'Die naam ken ik niet.' Hij kronkelde op de stoel. 'Hou haar uit mijn buurt.'
  
  Julie gleed dichter naar het voeteneind. Ze zat met die lange benen onder zich gevouwen. Ze keek naar mij. 'Nou kun je zijn broek uittrekken, schat,' zei ze met een ' glimlach.
  
  De man sprong op haar af. Hij kwam zo snel van de stoel overeind dat ik hem niet kon pakken. Ik tastte naar zijn kraag en greep in de lucht. Julie liet zich achterover vallen toen hij sprong en hield Hugo's punt recht omhoog geheven. De man gromde even terwijl hij zwaar op haar viel. Ik liep naar het bed, gereed om hem neer te slaan als hij overeind kwam. Julie kronkelde zich onder hem uit en ging naast het bed staan. Ik pakte zijn schouder en draaide hem om. Het bloed begon net te vloeien. Hugo's heft stak recht uit 's mans borst. Het dunne lemmet was diep in zijn hart begraven.
  
  'Verdomme!' zei Julie kwaad. 'Verdomme! Verdomme!'
  
  'Het was jouw schuld niet.'
  
  Ze streek haar kapsel en haar jurk glad. 'Nou, we zullen Hawk wel moeten bellen.'
  
  De man rochelde toen ik Hugo langzaam uit zijn borst trok. Ik veegde het smalle lemmet af aan de beddensprei en duwde de stiletto in zijn schede. Julie keek niet naar me.
  
  'Hawk is in Victoria, wist je dat?' zei ze.
  
  Ik keek haar aan. 'Nee, dat wist ik niet.'
  
  Julie keek me schaapachtig aan. 'Ik dacht dat we nog tijd zouden hebben eer we contact met hem moesten opnemen.'
  
  'Julie, dat had je moeten vertellen.'
  
  Ze liep naar de kast waar onze jassen hingen. 'Nou, nu heb ik het je verteld. Laten we wegwezen.'
  
  De rest van de nacht bespraken we alle details tot nu toe met Hawk. Voor het aanbreken van de dag zaten Julie en ik in het vliegtuig naar Singapore. De pil was inderdaad voor niets geweest.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  We sliepen in het vliegtuig met de hoofden tegen elkaar. Ik maakte geen gebruik van yoga om in te slapen omdat ik wist dat het maar een korte tuk zou worden. Om verschillende redenen kort. In de eerste plaats was mijn hand in Julie's schoot gegleden. Ik voelde haar stevige benen. Daar werd mijn bloed een tikje warmer van. In de tweede plaats tolden Hawks woorden, gesproken in zijn hotelkamer, in mijn hoofd om en om als kleren in een wasmachine.
  
  Na alle informatie besproken te hebben waren we tot de conclusie gekomen dat De Kolonel de man was die we moesten hebben. Maar Hawk zei dat we geen maand de tijd hadden om het vermiste Russische straaltoestel te zoeken. Het had gisteren al opgespoord moeten zijn. De Russen zaten in hun ambassade en verstuurden elke dag grimmige nota's. Er werden regelingen getroffen om de wereldpers er bij te halen. Russische diplomaten kwamen uit het moederland overvliegen. Er werden vergaderingen gehouden, beslissingen genomen. Allerlei geruchten deden al de ronde in Washington. Amerika werd er niet populairder op in de rest van de wereld.
  
  Het Russische verhaal klonk erg geloofwaardig. Was het niet zo dat Amerika geen eigen super-passagier-straalmachines had? Was het ook niet zo dat Amerikaanse fabrikanten aan zo'n toestel bezig waren? Het was niet ondenkbaar dat Amerika het Russische toestel verborgen zou houden tot de Amerikaanse fabrikanten zelf een luchtwaardige machine hadden? Het was een goed verhaal. Een heleboel belangrijke mensen geloofden het. Hawks bezorgdheid was een regelrechte afspiegeling van het Witte Huis. Daar had hij zijn orders ook vandaan. Julie en ik kregen ze ongezouten doorgespeeld. Zoek dat Russische vliegtuig. Houd De Kolonel tegen.
  
  We hadden één spoor, Julie en ik. Een souvenirwinkel in Singapore, Jongs. We moesten ons er naar binnen bluffen en de naam van De Kolonel laten vallen. Mijn ogen gingen open en ik fronste naar het licht. Ik snoof een geur op, een ademende warmte vlak voor me.
  
  Ik kon de stewardess onderscheiden. Ze had bruin haar, was Engels en knap.
  
  'Kan ik iets voor u doen?' vroeg ze fluisterend.
  
  Ik trok een wenkbrauw op. 'Ik weet wel iets,' zei ik. Ze bloosde. Haar bruine ogen gleden over Julie en keken mij weer aan. Ze likte haar lippen.
  
  Koffie,' zei ik zacht. 'Zwart.' Met grote belangstelling keek ik haar na toen ze door het middenpad wegliep. Opeens voelde ik een felle, bijtende pijn in mijn been. Ik keek omlaag en zag dat Julie me kneep. Ze had haar ogen nog dicht.
  
  'Au,' zei ik.
  
  Eén amandelvormig oog ging open. 'Heb ik je pijn gedaan, schat? O, dat spijt me.'
  
  'Je sliep niet.'
  
  'Natuurlijk wel, schat.' Ze ging rechtop zitten. 'Waarom heb je voor mij geen koffie besteld?'
  
  'Je sliep.'
  
  'Is dat voor jou reden om met het dienstmeisje te gaan flirten? Oeps, tijd om mijn pil in te nemen.' Ze wierp me een snel namaaklachje toe. 'Je weet maar nooit wat er kan gebeuren als je iedere ochtend je pil inneemt.'
  
  'Je weet het maar nooit,' zei ik. 'Een vreemd land, een onbekende omgeving, een ander bed. Wie zal zeggen welke wellustige gedachten in het brein van een man sluimeren.' Mijn hand lag nog in haar schoot. Ik kneep in haar been.
  
  Julie had een beige reispakje aan. Het was een nauwsluitend geval en zag er toch zedig uit. Haar donkere haar zat een tikje in de war door haar tukje. Haar amandelvormige ogen stonden nog enigszins slaperig. Ze deed haar armen omhoog en rekte zich uit. Het jasje van haar pakje bleef aan haar lichaam kleven en spande over haar borsten tot het op het punt van openbarsten stond. Ik wilde net iets tegen haar zeggen toen de stewardess met de koffie kwam. Ik zette mijn blaadje neer.
  
  Julie vroeg: 'Juffrouw, kunt u me misschien een glas water brengen? Het is voor mijn pil.'
  
  De stewardess glimlachte opgewekt. 'Natuurlijk.'
  
  Toen ze weer wegliep zei Julie: 'Ziet er erg goed uit.'
  
  'Mmm.' Ik dronk van mijn koffie.
  
  'Al staan haar tanden wat scheef.'
  
  'O? Dat was me niet opgevallen.'
  
  Julie richtte zich op om over de stoel voor haar te kunnen kijken. 'Ze is wat breed in de heupen.'
  
  'Je bent jaloers.' Ik lachte.
  
  'Hoezo, hoe bedoel je?' Toen liet ze zich in haar stoel terugzakken. Ze boog haar onderarm voor haar ogen.
  
  'O, wat een schande, Nick. In het vliegtuig met een andere vrouw flirten. Hoe moet ik dat de kinderen vertellen?' Ik knipoogde tegen haar. 'Vertel ze maar dat ik jou voor een nieuwer model heb ingeruild.'
  
  Ze sloeg op mijn arm. 'Luister, maat, dit model kan nog een hoop kilometers mee. Probeer het maar eens.' Ik keek op mijn horloge. 'Wat zou je zeggen van over twee uur?'
  
  Julie leunde achterover. Ze werd heel stil. De stewardess kwam met het water. Julie nam haar pil in. We bestelden ontbijt. Terwijl we er op wachtten dronk ik mijn koffie uit en stak een sigaret op.
  
  'Nick?' zei Julie zacht.
  
  'Mmmm?'
  
  'Het lijkt wel of het noodlot ons tegenzit bij deze opdracht. Eerst die man met het pistool in de club. Toen hadden we hem bij ons in de kamer. Toen het gesprek met Hawk. En toen regelrecht naar het vliegtuig. Als we landen moeten we naar die souvenirwinkel. Wanneer zullen we de tijd aan onszelf hebben?'
  
  Ik nam haar slanke hand in de mijne. 'Die tijd krijgen we niet, Julie. Die zullen we zelf moeten nemen. En dat gebeurt ook.' Ik boog me opzij en kuste haar op de mond. Ze zat te glimlachen toen het ontbijt kwam.
  
  Singapore fonkelde in de ochtendzon toen de grote metalen vogel neerstreek. Het moest de avond tevoren geregend hebben. De straten waren nog vochtig en dampten. Hawk had ons als extra-voorzorg nieuwe legitimatiebewijzen gegeven. We wisten niet zeker of we in Singapore verwacht werden. We gingen de douane door als Nick en Julie Johnson. Ik was handelaar in sportartikelen, Julie was huisvrouw. We hadden vier kinderen die nu bij hun grootmoeder logeerden en we woonden in West Covina, een buitenwijk van Los Angeles, en we waren hier als toeristen.
  
  Het grootste deel van de reis was voor ons plezier maar met een hartelijke lach moest ik bekennen dat er ook wat zaken gedaan zouden worden. Ik zocht naar nieuwe artikelen om in te voeren. In Hongkong was me verteld dat de man met de meeste kennis van zaken op het gebied van de export iemand was die De Kolonel werd genoemd. Er was me gezegd dat ik hem kon bereiken via de souvenirwinkel Jongs. Ik had visitekaartjes en de benodigde legitimaties bij me, plus een plasticetui dat uitpuilde van de benzine- en andere kredietkaarten. Mevrouw Johnson zorgde voor het huis en de kindertjes. Ze had geen zakenhoofd. Hawk had ons goed geïnstrueerd.
  
  Toen ons paspoort was afgestempeld lieten we onze bagage door een kruier naar buiten brengen. Julie noch ik droeg speciale make-up. Mijn pak was goedkoop en bijna even verblindend als mijn lach. Terwijl we achter de kruier aanliepen zorgde ik er voor naar onbekenden te knikken en veelvuldig te grinniken. Julie's beige pakje was zedig - het reikte bijna tot haar knieën. Rond haar heupen droeg ze opvulling en ze liep met haar schouders enigszins naar voren gebogen. Ze moest er een beetje gezet uitzien, als een vrouw die vier kinderen gebaard had en er de handen aan vol had om ze groot te brengen. In wezen zag ze er uit als een prachtige vrouw in een malle uitmonstering.
  
  Ik zorgde er voor dat ze steeds minstens één pas achter me bleef en ik vergrootte mijn passen zodat ze af en toe in draf moest gaan om me bij te houden. Ik had meer belangstelling voor de mensen om ons heen dan voor haar. Ik gaf haar geen arm, raakte haar niet aan. Het was duidelijk dat we al een poos getrouwd waren, dat werd aanstaande juni tien jaar. De moeilijkste jaren van mijn leven, hahaha.
  
  Voor het gebouw riep de kruier een taxi aan. Ik gaf hem een Hongkongdollar fooi. Toen we in de felkleurige taxi zaten gaf ik de chauffeur het adres van de Singapore Hilton, zei: 'En geef maar plankgas, Loetje. Hahaha!' en stootte Julie aan met mijn elleboog.
  
  Er was een druk ochtendverkeer, voornamelijk bestaand uit fietsen, motorfietsen en handkarren. De banden van de taxi suisden op de vochtige straat. Er hing een hoog vochtigheidsgehalte in de lucht.
  
  Toen de taxi voor het hotel stopte deed ik het portier open, grinnikte tegen de portier en sjokte over het dikke tapijt van de lobby naar de balie. Julie moest haar eigen weg maar vinden. Ik gaf een harde dreun op de bel op de balie.
  
  'Herbergier! Herbergier!'
  
  Een kleine oosterling dook op achter de balie. 'Ja, meneer?'
  
  'U hebt een reservering voor Johnson, Nick Johnson!'
  
  Ik stak mijn hand in mijn binnenzak. 'Alsjeblieft, mijn taartje. Ik doe in sportartikelen, van alles en nog wat. Hahaha.'
  
  De man glimlachte beleefd. Hij keek in zijn boek. 'Ja, meneer Johnson/ Hier hebben we uw reservering. Hoe lang denkt u hier te blijven?'
  
  'Twee, drie dagen. Ik moet De Kolonel spreken. Ooit van hem gehoord?'
  
  Zwijgend kwam Julie naast me staan. De hotelbediende glimlachte leeg. 'Nee, die naam ken ik niet. We hopen dat u het hier naar uw zin zult hebben.'
  
  Reken maar, vriend. Waar jullie je hotels ook neerzetten, het is altijd net een stukje van dat goeie, ouwe Amerika.'
  
  De bediende schelde om een kruier. Hij knikte naar Julie.
  
  'Is dat mevrouw Johnson?'
  
  Ik klopte Julie ruw op de rug. 'Ja. Een fijne meid. Maar geen zakenhoofd. De hersens van een kip. Hahaha.' Ik porde Julie weer met mijn elleboog. 'Hier is mijn kaartje.'
  
  De bediende glimlachte. 'Ik heb er al een, dank u wel, meneer. Kunnen we verder nog iets voor u doen?'
  
  'Ja. Kijk eens voor me waar die souvenirwinkel Jongs is.' Ik verhief mijn stem. 'Daar zou ik Die Kolonel kunnen vinden.'
  
  'Ik zal zien wat we kunnen doen.'
  
  De kruier ging op weg met onze bagage. Ik zwaaide naar de balieklerk. 'Leuk bungalowtje hebben jullie hier. Bungalowtje? Vat je 'm? Hahaha.' Ik marcheerde achter de kruier aan zodat Julie weer moest hollen om me bij te houden. In de lift hield ik mijn bevroren grijns voor. De kruier opende de deur van onze kamer. Ik grijnsde nog steeds terwijl ik hem een Hongkongdollar gaf. Toen hij weg was deed ik de deur dicht en liet de grijns van mijn gezicht glijden. Julie ging op het bed zitten. Ze wreef over haar arm.
  
  Ik leunde tegen de deur. 'Wat vind je er van?' vroeg ik. 'Als je nog één keer tegen mijn arm gepord had zou ik je met mijn tas op je kop geslagen hebben.'
  
  Ik glimlachte tegen haar. 'Een beetje respect graag, mevrouw Johnson.'
  
  Ze ging staan en liep langzaam naar me toe. 'Meneer Nick Johnson is een luidruchtige pummel. Ik word misselijk van zijn hahaha. Maar Nick Carter, dat is een man naar mijn hart. Hij is te lang, te breedgeschouderd, en te knap van gezicht. Hij kijkt te graag naar andere vrouwen. Maar... '
  
  'Maar?'
  
  Ze stond voor me. Haar donkere, golvende haar kwam tot net onder mijn kin. Ze legde haar handen tegen mijn borst. Langzaam kropen haar vingers naar mijn hals en nek. Ze ging op haar tenen staan. Ik bukte me iets en .mijn lippen vonden de hare. Mijn handen gleden om haar rugwelving en ik liet ze zakken naar de buigingen van haar billen. Haar lichaam versmolt met het mijne. Toen gleden mijn lippen van haar mond over de zachte ronding van haar wang naar haar oorlelletje. 'Is dat nou de manier waarop een moeder van vier kinderen zich gedraagt?' fluisterde ik.
  
  'Ik ben geen moeder, nooit geweest,' fluisterde ze hees, diep in haar keel. 'Ik ben Julie Baron en ik verlang zo verschrikkelijk naar je.'
  
  Ik bukte me diep, legde mijn arm achter haar knieën en tilde haar op. Ze legde haar hoofd tegen mijn schouder. 'Ik herinner me de eerste keer dat ik je zag, in New York,' murmelde ik. 'Ik zat met Hawk naar die honkbalwedstrijd te kijken. Je had een hoed op. Je zag er heel afstandelijk en koel uit. Ik herinner me nog dat ik dacht dat je niet thuishoorde in dat stadion. Dat was jouw plekje niet. Jij hoorde thuis in bed.'
  
  'Nick...'
  
  'Ik herinner me nog andere dingen van je, Julie.' Ik droeg haar naar het bed en legde haar zacht neer. Ze had haar ogen gesloten en het donkere haar lag gespreid op het kussen. Haar rok was hoog opgetrokken rond die prachtige, lange benen. 'Ik herinner me persoonlijke dingen, intieme dingen. Je hebt links een littekentje van je blindedarm. Die is waarschijnlijk weggenomen toen je een klein meisje was. Je haar is zacht over je hele lichaam. En ik herinner me hoe het aanvoelt om je te hebben.'
  
  Ik knoopte haar jasje los. Ze droeg een witzijden bloes. Haar vooruitstrevende borsten werden bedekt door een dunne kanten beha. Ik zag de beha door de bloes heen. Ik duwde mijn handen onder haar armen en koesterde me in haar warmte. Langzaam liet ik mijn handen afglijden naar haar smalle middel waarbij mijn duimen luchtig de omtrek van haar borsten natrokken.
  
  Ik fluisterde: 'Het trieste van in het donker met jou naar bed te gaan is dat je dan je lichaam niet kunt zien. Het is een verrukkelijk lichaam om naar te kijken. Nu schijnt de zon. Ik neem er alle tijd voor om naar je te kijken. Ik neem er alle tijd voor om je te pakken.'
  
  Ik voelde haar hand aan de binnenkant van mijn been. Haar hand ging omhoog en ik kreeg een brandend gevoel. Haar aanraking was vluchtig, het brandend gevoel verschroeiend.
  
  Ik keek naar haar gebruinde hals, de gladde driehoek die uitliep op het bovenste knoopje van haar bloes. Ik had te lang op deze vrouw moeten wachten. Ik knoopte de bloes los en trok hem uit haar rok. Door de dunne kanten beha heen zag ik de rosé tepels. Ik herinnerde me dat Julie zeer grote tepels had. Ik herinnerde me dat haar borsten bijna zo zacht als gelatine waren, twee romige heuvels, bekroond door rosé bloemblaadjes. Ik kuste haar hals, haar sleutelbenen, de smalle, zachte vallei die in de beha uitmondde. Ze had een verrukkelijke, volslagen vrouwelijke boezem.
  
  Mijn vingers vonden het knoopje van haar rok, toen de ritssluiting. Ik trok de rok over de zachte rondingen van haar heupen en over haar lange benen. Vandaag droeg ze een rosé broekje. Een heel klein broekje dat nauwelijks het zwarte fluweel bedekte. Ik ging op het bed zitten. Ik bukte me en kuste de welving van haar buik. Ik kuste het littekentje en liet mijn tong daar dwalen. Ik voelde het snel op en neer gaan op haar ademhaling. En toen raakte mijn wang de zijdeachtige zachtheid van haar broekje. Er ontsnapte een klein, laag geluidje aan Julie's keel.
  
  Ik kuste de binnenkant van haar benen waar ze het zachtst waren. Ik kuste haar heupen. Ik liet mijn lippen langs haar rechterflank omhoog glijden tot aan de kanten beha, erlangs, en over haar borsten naar de ronding van haar hals, naar haar kin tot ik tenslotte haar mond vond. Haar rode lippen waren vaneen. Ze had haar ogen nog steeds dicht. Ik raakte haar lippen zacht met de mijne aan, streek er toen luchtig met mijn tong langs. Haar adem was vrouwelijk zoet.
  
  Mijn handen gleden achter haar rug. Ik ging zitten en trok haar mee omhoog. Kietelende zwarte haren bedekten mijn gezicht, vielen over mijn schouders. Haar vingers maakten mijn das los, deden hem af, knoopten mijn hemd open. Ik voelde haar warme handpalm op mijn borst, toen gleed hij omlaag langs mijn flank. Haar zachte lippen volgden haar hand. Ik maakte de beha los en liet mijn vingers liefkozend de melkachtige gladheid van haar borsten strelen.
  
  'Nick, ik wacht op je,' murmelde ze.
  
  Zacht duwde ik haar omlaag op het bed. Ik ging staan en binnen enkele seconden vielen mijn kleren rondom me op de grond. Terwijl ik me uitkleedde verslonden mijn ogen haar. Ze keek me strak aan met haar amandelvormige ogen, haar blikken tastten mijn hele naaktheid af. Toen ik weer op het bed ging zitten volgde haar hand het voorbeeld van haar ogen.
  
  'Wacht niet langer,' fluisterde ze.
  
  'Ssst.'
  
  'God, ik verlang zo naar je!'
  
  'Ssst.'
  
  'Toe, Nick, neem me nu.'
  
  'Sst.'
  
  Haar rechterbeen was een stukje opgeheven. Ik legde mijn hand op haar knie en liet hem langzaam omlaag glijden. Mijn vingers raakten de binnenkant van haar been luchtig. Haar huid was warm, zeer warm. Ik voelde haar verstrakken toen mijn hand bij haar broekje kwam. Ze kreunde zacht en langdurig. Mijn hand gleed over het broekje naar het elastiek. Opnieuw zag ik haar buikspieren verstrakken toen ze zich oprichtte. Ik trok het broekje over haar benen en volgde het spoor langzaam met mijn lippen.
  
  Julie's hand lag op me en wilde me leiden. Ze hijgde hortend en stotend. Haar verrukkelijke lichaam deinde op en neer. Ik geloofde haar. Ze was zo ver.
  
  'Nick... liefste... toe nou!'
  
  Ik strekte me naast haar uit. Ze draaide haar gezicht naar me toe.
  
  'Julie,' zei ik zacht. 'Als ik zou zeggen dat je mooi bent zou het banaal zijn. Je bent meer dan mooi. Ik wil van je genieten.'
  
  'Ssst,' zei ze. Ze sloeg haar armen om mijn hals. 'Het is mijn lichaam nu niet, het is van jou. Neem het, geniet ervan, laat mij van jou genieten. Buiten dit bed bestaat er niets. Geen buitenwereld. Alleen wij tweeën.'
  
  Ik nam haar. Ik had het bijna vergeten - bijna. Mijn hand gleed omlaag over haar rug, over haar been, weer omhoog. Het genot dat ze schonk was eeuwig en zo oud als de wereld. Ze klemde zich stevig aan me vast en haar adem klonk sissend in mijn oor. Gedurende lange tijd bleven we volmaakt stil liggen, samengesmolten, denkend aan andere keren die anders waren geweest dan deze keer. En toen kwamen we in beweging.
  
  Julie had gelijk. Buiten ons bestond er niets. We waren te groot voor de wereld om ons heen, te intiem. En toch waren we microscopisch, zó klein dat de wereld om ons heen ons niet opmerkte. Het zonlicht overspoelde onze naakte lichamen met warmte. Het bed was een wolk waar we op dreven. Het leek een eindeloze wolk, zo zacht als boter en dikker dan de hele oneindigheid. We gingen verloren in de zachtheid, zweefden er doorheen naar beneden. Elke keer als we ons bewogen zweefden we verder omlaag. Het was niet één wolk maar een groep die, evenals wij, samengesmolten was. In het centrum bevond zich de regenwolk van voltooiing. We zochten er naar, maar de beloning school niet alleen in het vinden doch ook in het zoeken. We gingen uiteen, kwamen weer tot elkaar en bleven toch versmolten. We hadden onze ogen open. We keken elkaar aan. Onze vingers raakten elkaar aan, verkenden, plaagden, omklemden elkaar. We .varen nat van de inspanning.
  
  Haar halsspieren zijn gespannen. Ze heeft kleine sproeten op haar schouders. Het zijn prachtige schouders, ong, zacht. Ze houdt me vast. Steeds laat ze me los en pakt me dan weer. Haar handen omklemmen mijn armspieren. Slanke vingers, lange ongelakte nagels. Zo helemaal vrouw, zo vrouwelijk. Haar amandelvormige ogen zijn open maar zien niets. Er ligt een floers over. Ze heeft een kleine, mooie neus. De neusvleugels zijn gesperd. Ik voel de hardheid van haar tepels tegen mijn borst, de zachtheid van de borsten. Haar hoofd rolt heen en weer. Het lange zwarte haar zwiert om haar heen. Ze likt steeds haar lippen.
  
  Kleine-jongensgedachten krioelen in mijn hoofd. Ze is zo mooi, zo veel zachter dan ik ben. Ik ben ruwe rots, zij is breekbaar porselein. Ik pluk haar zoals een berg vogels uit de lucht plukt. Ze neemt mij als de delicate hap van een koekje. Ik voel haar om me heen, zo warm, me vasthoudend, me loslatend, me vasthoudend. Onze lichamen zijn glad. Ik wil haar onder me vermorzelen om het haar te doen voelen. Ik ben altijd bang dat ik haar pijn zal doen.
  
  De regenwolk was zichtbaar. Het wit om ons heen was een veeg. We stoven voort, struikelden, grepen elkaar beet om versmolten te blijven. Ze siste tegen me, kreunde tegen me. Haar nagels klauwden over mijn rug. De pijn was flauw, nauwelijks aanwezig. Haar lippen trokken weg van haar op elkaar geklemde tanden. Er kwam een geluid van diep uit haar dat er in een snakkende gulp uitborrelde. Een bliksemstraal trof de wolk, deed hem splijten, liet de regen der voltooiing naar voren en omlaag plenzen. Het kwam door haar.
  
  Ze leek weer een klein meisje te worden. Ze zag er triomfantelijk uit, maar het was een genot dat dieper ging dan triomf, een pijnlijk genot dat ouder was dan zij ooit kon zijn. Ze greep me beet, klauwde. Haar lichaam kronkelde, ze trapte met haar hielen op de wolk, drukte zich er tegenaan. Het geluid dat uit haar kwam was niet vrouwelijk, niet menselijk.
  
  Terwijl ik naar haar keek scheurde een tweede bliksemstraal de wolk open. Ik trok haar dicht tegen me aan, voelde hoe de regen der voltooiing door de damwand brak. We bleven roerloos liggen, om elkaar gewikkeld, zonder adem te halen, de ogen stijf gesloten. Toen slaakte ze een jammerkreetje, een gering bijna onhoorbaar geluid en ze viel opzij. Haar lichaam was slap als een lappenpop...
  
  'O!' jammerde ze. 'O... mijn... God!' En toen begon ze te huilen. Ze huilde geluidloos. De tranen kwamen in haar ogen, welden over de rand en vormden snelle streepjes naar haar oren.
  
  Ik liet mijn hoofd behoedzaam naast het hare zakken. Ik wilde me niet bewegen. Ik wilde me nooit meer bewegen. Ik keek naar haar terwijl ze geluidloos huilde. Haar gezicht was rood. Ze snoof.
  
  Ze draaide zich naar me toe en deed haar ogen open. Er zijn oorlogen uitgevochten om het soort blik dat ze me toezond. Mannen zijn er om gedood, landen veroverd. Die blik bevatte een geheime wijsheid die alleen een vrouw kent. Haar ogen waren halfgeloken, loom. Langzaam stak ze een hand uit en raakte luchtig mijn slaap aan. Ze liet haar handpalm op mijn hals rusten en viel in slaap. Ik liet mijn ogen ook dichtvallen. Ik zou al mijn spieren hebben moeten gebruiken om een pink op te heffen. Ik zei tegen mezelf dat ik een poosje zou rusten om het dan op te nemen tegen De Kolonel. De Kolonel was geen partij voor me. Ik was dertig meter lang. Bijwijze van ontbijt at ik hoefijzers en ik spoog de nagels uit. Ik poetste mijn tanden met buskruit. Een vrouw - een echte vrouw - kan je dat gevoel geven.
  
  
  
  Ik werd wakker omdat ik Julie's vochtige lippen op mijn oor voelde. Er viel geen zonlicht door het raam naar binnen, alleen maar dezelfde duisternis die ook ons omspoelde. De vochtige lippen gleden over mijn wang. Ik draaide mijn hoofd om die lippen op te vangen. Ze waren zacht, meegevend en smaakten naar slaap.
  
  Mijn hand vond de zachtheid van haar borsten. Daar tastte ik rond terwijl ik de hitte weer in me voelde opkomen. Toen gleed mijn hand over de kleine heuvel van haar buik en bleef rusten bij het fluwelen driehoekje tussen haar benen. Ik voelde haar hand op me die me leidde naar haar wachtende zelf.
  
  Ditmaal was het tederder maar niet minder dringend. In het donker herontdekten we elkaar meer door voelen dan door zien. Onze bewegingen waren traag en loom. Ik hield mijn lippen dicht bij haar mond. We bereikten beiden een climax en dat was een verrassing. We ontspanden ons zoals we begonnen waren, langzaam. We lagen op onze zij, keken elkaar aan, lippen op lippen, tong op tong, neus op neus. Toen we spraken deden we het zacht om de duisternis niet te verstoren.
  
  'Ik voel me wazig,' zei Julie. Haar stem was dik en hees. 'Ik heb het gevoel dat ik zo voor altijd wil blijven liggen. Al het andere lijkt onbelangrijk. Vermiste super-straalvliegtuigen, Kolonels, souvenirwinkels.'
  
  'Wie van ons zal dan verstandig zijn?'
  
  'Ik wil niet verstandig zijn, niet nu.'
  
  'Een van ons zal het wel moeten zijn.'
  
  'Jij dan.'
  
  'Ik wil het ook niet.'
  
  Ze streelde mijn lippen met haar tong. 'We hoeven ook niet. Wat kan ons de rest van de wereld schelen?'
  
  'Die kan ons wel schelen.' '
  
  Haar stem daalde tot een fluistering. 'Nick, het was heel erg fijn in het donker.'
  
  'Het was ook fijn bij daglicht.'
  
  'Wat vind jij het lekkerst?'
  
  'Allebei.'
  
  'Word jij nu verstandig?'
  
  'Nog niet.'
  
  De telefoon rinkelde. Na de tweede rinkel zei ik: 'De telefoon is wel verstandig.'
  
  'Naar de hel met die verstandige telefoon,' zei Julie. Ik rolde van haar weg en ging op de rand van het bed zitten. Ik dwong me weer in te denken in de rol van Nick Johnson, nam toen de hoorn op. 'Ja,' blafte ik.
  
  'Meneer Johnson, met de balie. Er is een boodschap voor u gekomen, meneer. Zal ik hem boven laten brengen of wilt u dat ik hem voorlees?'
  
  'God, makker, lees maar rustig voor.'
  
  'De boodschap luidt als volgt: Zal u en mevrouw Johnson graag vanavond om half negen in Jongs Souvenirwinkel begroeten. Het is ondertekend met: De Kolonel.
  
  Ik fronste. In de hoorn zei ik: 'Nou, dat is geweldig. Wat zeg je me daarvan dat die Kolonel me zo uitnodigt? Geweldig fijne mensen hebben jullie hier in Singapore, het einde.'
  
  'Meneer, die boodschap is vanmiddag gekomen. Ik had gedacht dat u misschien eerder beneden zou zijn gekomen en dan had ik het u gegeven. Ik hoop niet dat u het erg vindt dat ik de vrijheid heb genomen u op te bellen.' God, nee. Dat zit wel snor. Eerlijk gezegd heb ik een tuk gedaan. Dat vrouwtje van me mag dan de hersens van een kip hebben maar daar staan weer andere dingen tegenover. Snap je wel? Hahaha.' Ik voelde een kussen langs mijn achterhoofd scheren.
  
  
  
  Om vijf voor half negen naderden Julie en ik Jongs souvenirwinkel. Er liepen massa's mensen op de trottoirs. Riksja's stonden langs de trottoirband. Jongens in groepjes van vier of vijf puften aan stinkende pijpen. Het was avond en we bevonden ons in een slonzige wijk van Singapore. Ik had al een paar loerende blikken in de richting van Julie opgemerkt. Je kon haar heupen breder maken en je kon haar met afzakkende schouders laten lopen, maar je kon die lange benen of die katachtige manier van bewegen niet camoufleren.
  
  'Denk er aan hoe je loopt, Julie,' zei ik uit een mondhoek. We worstelden ons door dichte menigten.
  
  Ze fronste. 'Wat mankeert er aan de manier waarop ik loop?'
  
  Ik grinnikte. 'Helemaal niks, maar je draait met dat achterste van je alsof het te koop is. Er zijn hier een paar jongens die jeukende vingers en gore ideeën beginnen te krijgen.'
  
  'O.' Ze keek om zich heen. 'Sorry.'
  
  Als iemand met kennis van vrouwen Julie aanzag voor een wat verslonste matrone-achtige moeder van vier kinderen zou ik hem op het voorhoofd kussen en hem tien minuten de tijd geven om een publiek bij elkaar te brengen dat toekeek hoe ik dat deed. Ze was een glanzend dier en dat had je zelfs met een jutezak niet kunnen camoufleren.
  
  'Heb je je klapper pistooltje meegenomen?' vroeg ik.
  
  Ze knikte. 'Ik heb het hier in mijn tas.' De neonreclames schenen op haar haar. Haar hoofd leek als het vel van een panter. Het deinde onder het lopen. Toen we dichterbij de souvenirwinkel kwamen kwam ze vlak naast me lopen. 'Denk je dat De Kolonel een spion in het hotel had toen we ons lieten inschrijven?'
  
  Misschien, of anders is die baliebediende een van zijn mensen. We zijn er. Wees op uw hoede, mevrouw Johnson.'
  
  'Jazeker, meneer. Ik heb weer de hersens van een kip.' Aan de buitenkant was de winkel niet verlicht. Een houten deur werd geflankeerd door twee gore ramen. Achter beide ramen lag een verzameling opvallende troep.
  
  Binnen scheen evenmin licht. Boven de deur was Jongs naam slordig met blauwe verf geschilderd. Er, zat een koperen knop op de deur. Ik probeerde hem. De deur was op slot.
  
  We hadden toeschouwers. Drie oosterse jongens van zestien of zeventien leunden tegen het gebouw. Ze keken naar Julie maar hielden ook mij in het oog. Een van hen gooide een muntstuk op zoals George Raft dat in zijn films placht te doen. Ze droegen een windjak met opgeslagen kraag. Hun steile zwarte haar was lang.
  
  'Ik heb honger,' zei Julie. 'We hebben nog niet gegeten.
  
  Ik wilde geen moeilijkheden met die drie jonge boefjes hebben. Als er moeilijkheden kwamen wilde ik dat die zich in de winkel voordeden, niet buiten.
  
  'Heb je me gehoord?' vroeg Julie.
  
  Jawel, je hebt honger.'
  
  'Precies.'
  
  'En hoe zou Nick Johnson hier binnen komen?'
  
  Julie zei: 'Hij zou op de deur bonzen en er tegen schoppen.'
  
  Ik keek op mijn horloge. Het was vijf over half negen. Het werd tijd dat ze die deur opendeden. Ik deed precies vat Julie had gezegd. Ik sloeg er eerst met mijn hand op. Toen daar geen reactie op volgde begon ik te schoppen. De drie jonge boefjes bekeken ons met hernieuwde belangstelling. De muntwerper deed twee stappen in onze richting.
  
  'Doe open!' riep ik. Ik schopte nog eens tegen de deur. Een ouder echtpaar bleef op het trottoir staan om me te bekijken. Ze kregen gezelschap van twee mannen, toen nog eens van vier andere. De drie jonge boefjes slenterden naar de buitenkant van het groepje. Alle gezichten stonden onbewogen, uitdrukkingloos. Ik probeerde de deurknop nog eens, sloeg toen met vlakke hand op de deur. Ik maakte een hoop kabaal.
  
  Ergens achterin de winkel schemerde wat geel licht. Ik hoorde voeten die traag naar de deur schuifelden. Ik stapte achteruit. Er stonden nu ongeveer vijftien mensen toe te kijken. Ik grinnikte tegen hen en haalde mijn schouders op. Julie stond vlak naast me en hield mijn arm vast.
  
  Er klikte een slot in de deur. Hij ging een stukje open en ik dacht aan de eerste les die Nick Johnson geleerd zou hebben. Steek je voet tussen de deur. Ik stak mijn voet tussen de deur en de deurpost. Ongeveer ter hoogte van mijn middel verscheen een gezicht.
  
  De man moest meer dan honderd jaar oud zijn. Zijn gezicht was verweerd en knoestig als een stuk drijfhout op het strand. Zijn lichaam was verschrompeld en krom en broos. Hij had steil, grijs haar dat in een vlecht tot op zijn middel hing. Zijn kleine vermoeide ogen gleden naar mijn voeten, klommen toen moeizaam omhoog naar mijn gezicht.
  
  'Wij dicht,' zei hij met krassende stem. 'Gaat u weg.' Er stonden nu meer dan twintig mensen te kijken. De drie jonge boefjes stonden voorop in de groep. De muntwerper had een grijns op zijn kindergezicht. Aandachtig bestudeerde hij Julie's benen.
  
  Ik wierp het stuk drijfhout mijn zakenmannenlach toe. 'Hee, makkertje, dat moet een vergissing zijn. Mijn naam is Johnson.' Ik sloeg een arm om Julie's schouders. 'Dit is mijn vrouw. Als dit de souvenirwinkel van Jongs is dan hebben wij om half negen hier een afspraak. Met een zekere Kolonel.'
  
  Er schoot een flakkering door de vermoeide ogen, maar die stierf weer weg. De kleine man knikte zo kort dat ik het bijna niet opmerkte. Hij schuifelde achteruit en opende de deur een stukje verder. Ik liet Julie er eerst doorglippen en volgde haar na een blik over mijn schouder geslagen te hebben. De toeschouwers waren zich al aan het verspreiden als dode bladeren die door een windvlaag werden voort geblazen. Onze drie vrienden slenterden terug naar de hoek van de straat.
  
  In de winkel rook het muf met een toets van wierook. Hij stond vol met spullen, voornamelijk bric-et-brac koperen vazen, houtskoolgrills, rollen zijde en andere stoffen en ontelbare pakjes wierook. Uit een achterkamer scheen flakkerend licht. Door de dikke gordijnen die de kamer van de winkel scheidde was het bijna niet te zien. De oude man ging ons langzaam voor. Als De Kolonel eigenaar van deze tent was, kwam een groot deel van zijn winst uit lage bedrijfsonkosten.
  
  De oude man duwde het dikke gordijn open en deed een pas opzij om ons door te laten. We zagen een kleine ronde tafel die bedekt was met lila fluweel. Er lag een bloknoot met een vulpen op.
  
  Welkom, meneer Johnson. Erg vriendelijk van u om te komen.' Het was de stem van een vrouw. Hij knarste alsof haar amandelen met grint bedekt waren. Ze zat aan de tafel. 'Gaat u zitten, alstublieft.'
  
  Julie en ik gingen op de twee stoelen tegenover de vrouw zitten. Julie zocht in haar tas naar een sigaret. Ik gaf haar vuur. Ze liet de tas open en hield haar hand erin.
  
  Langs de muren van de kamer stonden houten kratten opgestapeld. Afgezien van de tafel en drie stoelen was er geen meubilair. Recht boven de tafel hing een petroleumlamp aan het plafond. De oude man was niet met ons mee naar binnen gegaan. Dat beviel me niet. Mijn rug was naar het gordijn gewend. Dat beviel me evenmin.
  
  'Ik dacht dat we met een man te doen zouden krijgen,' zei ik. Ik probeerde het op luchtige toon te zeggen. De vrouw knikte. 'U zou kunnen zeggen dat ik een bemiddelaarster ben. Mijn naam is Fancy.'
  
  Fancy had het soort gezicht waardoor ze van alles tussen de negenendertig en tweeënzestig kon zijn. Haar ogen waren vaalblauw. Haar haar was melkwit geblondeerd. Het was kortgeknipt als het haar van een man. Ze gebruikte een hoop rosé rouge, blauwe ogenschaduw en dikke, bloedrode lipstick. Ze was een forse, gespierde vrouw en bijna even breedgeschouderd als ik. Maar geen enkele make-up kon het net van rimpeltjes in haar gezicht of de zware wallen onder haar ogen maskeren. Ze droeg een rechte jurk van lavendelkleurige zijde. Haar dikke armen waren niet week. Ze miste beide hoektanden. Vergeleken bij haar leek Julie een mager meisje. Vergeleken bij haar leek ik een slap baasje. Ze domineerde de kamer door haar afmetingen en stem.
  
  Ik zei: 'Ik bedoel er niks mee, Fancy, maar in mijn werk heb ik geleerd dat je er nooit mee opschiet als je het via een bemiddelaar doet. Je moet altijd met de grote baas kletsen.'
  
  Ze glimlachte verdraagzaam. 'En wat voor werk doet u, meneer Johnson?' Op de een of andere manier leek haar glimlach een snier.
  
  Sportartikelen. Voetbal, honkbal, schaatsen - allemaal toffe Amerikaanse sporten. Heb je nog fietsen te verramsjen? Nou? Hahaha.'
  
  Juist ja, knarste Fancy. 'Hoe bent u achter het bestaan van De Kolonel gekomen?'
  
  Stom geluk, eerlijk gezegd. Ik had een vent in Hongkong ontmoet. Een kleine vent, met een litteken op zijn lip. Hij heeft me zijn naam niet genoemd. Hij zei dat als ik inlichtingen over import wilde hebben, dat ik dan in Singapore bij De Kolonel moest zijn.'
  
  Fancy knikte: 'En hoe hebt u die man leren kennen, die man met het litteken?'
  
  'In de hal van het hotel. We hebben samen wat gedronken. Konden best met mekaar opschieten. Ik heb hem mijn visitekaartje gegeven - hee, wil jij er ook een hebben?'
  
  'Dat is niet nodig.' Ze keek naar Julie.
  
  'Met haar hoef je niet te praten,' zei ik. 'Een fijne meid, maar geen zakenkoppie. Ze heeft de hersens van een... 'In wat voor dingen bent u geïnteresseerd, meneer Johnson? Geloof me, ik weet heus alles af van de activiteiten van De Kolonel. Als de prijs u bevalt, wat voor goederen zou u dan willen importeren?'
  
  Ik wreef over mijn mond. 'Tja, laat eens kijken. Golfballen, bijvoorbeeld - als de prijs goed zit.'
  
  Fancy schroefde de dop van de vulpen. Ze schreef de woorden op de bloknoot. 'En verder?' vroeg ze met haar gorgelstem.
  
  'Nou, honkbalhandschoenen.'
  
  Dat schreef ze ook op. Ik rook een parfum. Het leek me een erg sterk parfum en het was vreemd dat het me niet was opgevallen toen we hier binnenkwamen. Ik onderdrukte een geeuw.
  
  Fancy zei: 'Er is iets dat u moet weten, meneer Johnson. De importbeperkingen zijn erg streng. We zullen het discreet moeten aanpakken. We kunnen het op verschillende manieren doen. We kunnen
  
  Haar knarsende stem borrelde verder, maar het kostte met moeite de woorden te volgen. Mijn oogleden werden
  
  zwaar. Dat parfum. Maar het leek me niet kunstmatig zoals parfum, het was een zoetig geur als van een bloemenweelde rond een doodkist. Ik had moeite met ademhalen. Ik wierp een blik op Julie. Haar hoofd zakte omlaag. Ze verzette zich er tegen. Haar hand probeerde haar kleine revolver uit haar tas te halen. Toen begreep ik wat het was.
  
  Fancy zweeg nu. Ze hield de vulpen onder mijn neus en drukte op een knopje aan de zijkant. De zoete geur maakte me misselijk. Ik strekte mijn knieën, kwam overeind. De stoel viel achter me om. Ik wilde onder mijn colbert naar Wilhelmina tasten, mar mijn arm was loodzwaar. Ik kon hem niet bewegen. Ik struikelde over de stoel. Ik greep het gordijn beet in de hoop dat het me op de been zou houden. Het gordijn scheurde los.
  
  Julie's hoofd knikte naar voren en raakte de tafel. Langzaam viel ze zijwaarts van de stoel. Mijn knieën raakten de grond. Ik zag de smerige planken omhoog komen. Mijn hoofd bonsde op de planken en ik viel op mijn zij. Mijn ogen rolden omhoog naar het plafond. Het was een valstrik geweest. En ik was er in getrapt als het eerste het beste groentje. Het laatste wat ik zag was de knoestige oude man die zich over me boog. Hij grijnsde. Hij had geen tand in zijn mond.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Ik werd wakker met een hoofd als een basketbal. Mijn handen voelden aan alsof ik bokshandschoenen aan had. Mijn tanden deden pijn. Het was alsof mijn mond met pingpongballetjes gevuld was. Het was dag. Ik was spiernaakt.
  
  Ik lag op een brits in een overigens lege kamer. Het enige raam was van dikke tralies voorzien. Ik ging langzaam zitten. Nog langzamer ging ik staan. Op de muren zat behang met mooie blauwe bloemetjes. Midden aan het plafond hing een lamp. Er was een deur. Ik probeerde hem. Op slot. Ik trok hard aan de knop. Geen beweging. Die deur had op een kluis kunnen zitten.
  
  Terwijl ik over mijn pijnlijke voorhoofd streek liep ik over de kale houten vloer naar het raam. De zilveren bal van de zon was aan het zakken. Ik bevond me op een derde verdieping.
  
  Maar de straten waar ik op uitkeek waren niet de straten van Singapore. Waar was ik, verdomme? Terwijl ik probeerde herkenbare bakens te ontdekken tastte ik mijn geheugen af. Achter de stad lag water, maar het was zeker niet de Straat van Singapore. Ik kon geen eilanden zien, geen Batan of Bintan. Het enige wat ik zeker wist was dat ik nog nooit in deze stad was geweest.
  
  Ik herkende geen enkel punt.
  
  Ik keek naar rechts. Ik scheen me in een behoorlijk groot huis te bevinden. Het grensde aan een havenwijk. Een klein vrachtschip werd geladen. De boeg ging schuil achter de hoek van het huis zodat ik de naam niet kon zien. Een rij mannen die op mieren leken droegen kratten de loopplank op. De kratten schenen uit een ander deel van het huis te komen. Opeens hoorde ik uit een luidspreker achter me de knarsende stem van Fancy: 'Meneer Carter! Bent u wakker?'
  
  Ik draaide me om. De kamer was nog leeg, de deur was nog dicht. De stem klonk weer, van boven de lamp aan het plafond.
  
  'Meneer Carter!'
  
  'Ik ben er,' zei ik. 'Waar zijn mijn kleren? Waar is Julie?'
  
  'Juffrouw Baron is volkomen veilig. En voor het geval u nog eens grapjes zou willen uithalen, moet ik u waarschuwen dat we weten wie u bent. Ik heb uw wapens. Ik heb het bijltje gezien dat aan de binnenkant van uw elleboog is tatoeëert. Ook bij juffrouw Baron. Jullie zijn agenten van AXE.'
  
  'Een tien met een griffel, Fancy. Waar zitten we?'
  
  'Jullie zijn te gast in mijn huis. We bevinden ons in Djakarta op Java. Gisteravond zijn jullie overgevlogen.'
  
  Ik liep naar de brits, ging er op liggen en keek omhoog naar de lamp. 'Is de Kolonel ook bij je te gast?' vroeg ik. 'Nee. Maar hij wil graag het genoegen smaken u persoonlijk te doden. Met juffrouw Baron heeft hij andere plannen. O, ze zal ook sterven, maar op een andere manier dan u. Ik heb veel over u gehoord, meneer Carter. En als ik u zo zie moeten die verhalen waar zijn.'
  
  Ik fronste. 'Hoe bedoel je?'
  
  Fancy lachte gorgelend. 'Ik kijk naar je door een camera in de lamp. Je hebt een boeiend lichaam, Nick. Zoals je zult merken zijn mijn seksuele gewoonten wat ongebruikelijk. En er is geen haast bij om jou en juffrouw Baron bij De Kolonel te brengen.'
  
  Ik rolde van de brits. Ik tilde het bed op en sloeg er mee tegen de lamp. De cameralens versplinterde tegelijk met de lamp. Ik hoorde Fancy lachen. Ik sloeg nogmaals toe met het bed. Ze bleef lachen. Na de derde keer hield ze op. De vloer was bezaaid met glassplinters. Ik liep er behoedzaam op mijn tenen tussendoor naar het raam, terwijl ik het bed aan de zijkant vasthield. De tralies zaten aan de binnenkant van het raam. Ik hield het bed vast als een speer en ramde het tussen de trahes. Het gaf een dreun waardoor ik teruggekaatst werd. Ik viel bijna achterover in de glassplinters. Het raam had geen glas. Het bestond uit iets anders, iets dat ik niet met dit bed kon versplinteren. Achter me hoorde ik het slot van de deur klikken.
  
  Ik draaide me om en greep het bed beet als een honkbalknuppel. Als Fancy binnenkwam zou ik het bed als een halssnoer over haar hoofd duwen. Het was Fancy niet, het waren drie machinepistolen, de een na de ander. De drie mollige vrouwen die de pistolen vasthielden waren in zwart leer gekleed. Het waren peroxideblondines die midden veertig leken en even stevig gebouwd waren als Fancy. Ze hadden zusters van haar kunnen zijn. Het leer van hun uniform leek met de kwast te zijn aangebracht. De hesjes waren met veters dichtgeknoopt zodat er een gaping van een centimeter of vijf overbleef. De mouwen reikten tot de polsen en waren eveneens met veters dichtgesnoerd. Ze droegen een broek en tot de knie reikende laarzen. Het kruis werd bedekt door een klep die open geknoopt kon worden, zoals bij oude matrozenbroeken. In de hesjes waren puntjes uitgespaard waar de tepels in rustten. De gaping van vijf centimeter liet de welving van hun borsten en hun navel zien. Ze hadden lekkere mollige buiken.
  
  Daar stond ik met mijn bed. Daar stonden zij met hun machinepistolen. Ik zette het bed neer. Een van hen gebaarde met de loop van haar pistool naar de open deur. Ik kwam in beweging. Achter de deur lag een overloop. Er was een leuning waar ik moeiteloos over had kunnen springen. Maar omdat ik niet kon vliegen zou ik drie verdiepingen omlaag gestort zijn. Ik voelde een harde por in mijn rug. Ik liep naar de met tapijt belegde trap. Het zwijgende trio bleef vlak achter me en de loop van hun wapen week geen moment van mijn naaktheid af. We liepen de in een luie halve cirkel afdalende trap af. Het deed me denken aan een oude film over de Burgeroorlog waarin de zuidelijke schonen omlaag walsend een bewonderend publiek tegemoet gaan. Maar er was geen bewonderend publiek en ik was geen zuidelijke schone. Ik was een stomme agent die te grazen was genomen. De wenteltrap kwam uit op een grote zaal. Ook hier stond geen meubilair, er was geen tapijt. Als dit Fancy's huis was woonde ze er beslist niet permanent. Ik werd door de kamer geduwd naar een tweede met tapijt beklede trap.
  
  Ik werd nog twee trappen afgeduwd die geen van beide uitkwamen op gemeubileerde kamers. Ik had geen teken van leven ontdekt. De laatste trap kwam uit op een gang. Hier lag wel een tapijt en de muren waren opgetrokken uit oude stenen. Ik meende dat we ons op straatniveau of vlak daaronder bevonden. Op onze tocht naar het eind van de gang kwamen we langs twee houten deuren. En toen kwamen we bij een derde deur die van een of ander metaal was gemaakt.
  
  Een van de lederen dames stapte voor me en haalde een kleine sleutelbos uit haar leren bloes. Op haar moest ik letten. Ze mocht niet te ver uit mijn buurt raken. Ze stak een sleutel in het slot en duwde de deur open. Ik keek hoe ze de sleutels weer in haar bloes stopte. Opnieuw werd ik met een pistoolloop in de rug gepord. Toen we allemaal door de deur waren gestapt klikte deze dicht als een kluisdeur.
  
  We bevonden ons op een kleine, kale houten overloop. Het was er donker. De muren waren van baksteen. De trap die zich voor me uitstrekte was ook kaal. Ik probeerde een manier te bedenken om met al mijn drie bewaaksters af tè rekenen. Als ik er voor had kunnen zorgen dat een van hen de wapens van de anderen deed afwijken zou het me misschien voldoende tijd gegeven hebben om een van die machinepistolen te grijpen. Maar ze waren zeer behoedzaam. Ze bleven steeds op behoorlijke afstand van elkaar. En voortdurend hadden minstens twee van hen de vinger rond de trekker, gereed om te vuren. En bovendien wist ik niet of ze er tegen op zouden zien elkaar neer te maaien. Als ik een van hen als schild gebruikte zouden de andere twee haar misschien neerleggen om mij te pakken te kunnen krijgen.
  
  Ik liep de trap af. Twee van de vrouwen volgden me, de derde bleef op de overloop staan. Het was te donker om iets te kunnen zien. Ik hield me aan de leuning vast. Misschien kon ik gebruik maken van de duisternis. Ik dacht niet dat de derde me vanaf die overloop kon zien. Ik voelde de twee vrouwen achter me. De een liep vlak achter me, drie treden hoger. De tweede bevond zich rechts van me, zes treden hoger. Ik had geen schijn van kans. Onderaan de trap knipte een van hen een lamp aan.
  
  We bevonden ons in een grote kamer met stenen muren. In het midden stond een gecapitonneerde tafel met stalen pols- en enkelbanden. Aan houten pennen in de muur hingen opgerolde zwepen. In een hoek lagen stalen berenklemmen opgestapeld. In een andere hoek stond een oude mummiekist met geopend deksel zodat honderden scherpe pennen zichtbaar waren. De rest van de muren was behangen met nog meer pols- en enkelbanden.
  
  Met haar pistool gebaarde de vrouw met de sleutels me naar de tafel. Als ik iets wilde proberen was het er nu het moment voor. Ik keek omhoog naar de overloop. De vrouw daar hield haar machinepistool strak op me gericht. Ik klauterde op de tafel en ging op mijn rug liggen. De vrouw met de sleutels haalde de rinkelende bos uit haar bloes. Ze klemde de metalen banden om mijn polsen en deed ze op slot. Mijn armen waren boven mijn hoofd gestrekt en gespreid. De vrouw liep naar de onderkant van de tafel en klemde zo'n drie decimeter uit elkaar banden rond mijn enkels. Ik lag vastgeklonken. Ik kon me niet bewegen.
  
  Nu kwam de derde vrouw de trap af. De andere twee zetten hun machinepistool tegen de muur. Ze pakten elk een zweep. Toen de derde vrouw in de kamer was zette zij haar wapen naast de andere twee. Alle drie hadden ze een gloed in de ogen die me niet beviel. De vrouw die van de overloop was gekomen pakte geen zweep. Ze liep naar de tafel. Haar mondhoeken waren omgekruld in een spottende grijns. Ze had gele tanden. Ze legde haar hand op mijn borst, liet hem toen naar mijn buik en nog lager glijden. Ik knarsetandde.
  
  De andere twee keken zwijgend maar met grote belangstelling toe. Een van hen ontrolde haar zweep en sloeg er knallend mee naar het plafond. Ik schrok op bij het geluid. Het klonk als een geweerschot. De vrouw bij de tafel keek me aan. Haar vingers gingen naar de veter aan haar hals. Ze begon de leren bloes open te trekken. Toen de bloes open was trok ze hem over haar schouders en stak haar grote, slappe borsten naar voren. Ik wendde mijn hoofd van haar af.
  
  Ze liep naar de bovenkant van de tafel en boog zich over me. Ik verstijfde walgend toen de tepels over mijn wang gleden. Ze kwam nog dichterbij tot ik in het zachte vlees werd gesmoord. Toen deinde ze heen en weer zodat haar lichaam over mijn gezicht sleepte. De deur klikte. De vrouw sprong weg.
  
  Julie verscheen naakt op de overloop. Fancy stond vlak achter haar met Julie's kleine revolver in haar hand. 'Nick!' riep Julie. Ze liep snel de trap af en kwam naar me toe. Ze zag er vergeleken bij de anderen heel klein en fragiel uit. Ik glimlachte tegen haar toen ze naar de tafel holde. Ze sloeg haar armen om mijn hals en kuste me. 'Ik dacht dat je...'
  
  'Het is nog niet te laat,' zei ik. 'Hoe is het met jou? Hebben ze...'
  
  'Het is uitstekend met haar,' zei Fancy. 'We hebben je met geen vinger aangeraakt, hè, liefje?'
  
  Julie draaide zich naar haar toe. 'Waarom is hij zo vastgebonden?'
  
  'Dat weet je best.' Fancy was evenals de anderen in het leer gekleed. Ze liep naar de tafel en keek lange tijd op me neer. Met haar knarsende stem zei ze: 'Je bent een mooi brok, een mooi brok.'
  
  'Wat ben je van plan?' vroeg ik.
  
  Fancy glimlachte. 'Dat weet Julie wel, hè, schatje?'
  
  Ze nam Julie's arm in haar mollige handen. 'Vinden jullie Julie niet een lief dingetje?' Ze kneep hard in de arm. 'Hou op!' riep ik.
  
  Ze liet de arm los. 'Natuurlijk, Nick. Zie je, Julie en ik hebben iets afgesproken. Jullie weten dat jullie allebei moeten sterven. Daar kan niet over gepraat, worden. Waar we wel over kunnen praten is hoe je zult sterven. Over het lot van Julie is al beslist. Daar zal De Kolonel voor zorgen. Maar voor jou, Nick, zijn er allerlei manieren waarop we je kunnen doden. Het kan snel en pijnloos gebeuren of heel langzaam en heel pijnlijk. Als De Kolonel zijn zin krijgt zal het snel gaan. Maar ik weet dat ik hem kan overhalen jou aan mij te geven.' Haar ogen fonkelden van leedvermaak. 'En ik weet allerlei dingen te bedenken om met je te doen. Ik heb al gezegd dat mijn seksuele gewoonten een tikje ongebruikelijk zijn.' Ze lachte gorgelend.
  
  Ik negeerde haar. Ik keek naar Julie. 'Wat heb je met haar afgesproken?'
  
  Haar amandel vormige ogen stonden bezorgd. Ze ontweek mijn blik.
  
  'Arme Julie,' kirde Fancy. 'Ze zal de folteringen moeten doorstaan. Er is geen enkele manier waarop ze de pijn kan weerstaan.' Ze wierp een boosaardige blik op mij. 'Ja, we hebben haar L-pil weggehaald.'
  
  Mijn tong gleed naar de kies met de kroon. Fancy zag de bult in mijn wang. Ze lachte.
  
  'Ja, Nick, we hebben jouw pil ook weggehaald.'
  
  Met mijn tong tilde ik de kroon op. Ik voelde het lege gat. De drie andere vrouwen grinnikten. Elk had een zweep in de hand.
  
  'Wat heb je afgesproken?' vroeg ik Julie.
  
  'Dat je snel gedood zou worden,' kwam Fancy tussenbeide. Ze knikte naar Julie, stapte toen achteruit. 'Je kunt beginnen, liefje,' zei ze.
  
  Julie boog zich over de tafel en kuste mijn voorhoofd. Haar handpalm lag op mijn borst. Ze liet hem over mijn buik glijden.
  
  'Julie... ' begon ik.
  
  'Ssst.' Haar lippen naderden mijn oor. 'Doe met me mee,' fluisterde ze. 'Dan komen we misschien nog levend weg.' Ik voelde het branden in mijn onderbuik. Julie's handen gleden over mijn lichaam. Haar lippen gleden over mijn keel naar mijn borst. Achter haar hoorde ik Fancy zwoegend hijgen. Ik voelde Julie's zachte borsten tegen mijn schouder. Haar lange donkere haar hing ter weerszijden van haar gezicht. De punten van de haren kietelden mijn buik.
  
  Ik kon niet tegenhouden wat er met me gebeurde. Wat Julie met me deed verhoogde het brandende gevoel. Het was alsof we ons alleen in de kamer bevonden. We waren weer in het hotel. Het zou net zo verrukkelijk worden. Ik wilde haar aanraken, de zachtheid van haar huid voelen.
  
  Haar been kwam omhoog op de tafel. Toen bevond ze zich boven me. Ze glimlachte.
  
  'Zo is het genoeg, liefje,' dreunde Fancy's rommelende stem. Ik keek naar de gezette vrouw.
  
  Fancy liep snel naar de tafel. Met harde arm duwde ze Julie ruw van de tafel. Er was een vreemde blik in haar doffe ogen. Achter haar klonk de knal van een zweep. Ze klauterde op de tafel. Ik voelde hoe ze me insloot.
  
  Een zweep knalde en prikte mijn enkel. Mijn lichaam kwam omhoog en Fancy kreunde. Nog twee zwepen knalden, de een trof haar rug, de ander mijn benen. Ik schoot weer omhoog. Fancy uitte een jammer kreetje.
  
  Haar leren bloes stond open. De zwepen knalden naar willekeur, soms raakten ze mij, soms Fancy.
  
  De ogen van de drie andere vrouwen glinsterden van opwinding. De zwepen bleven knallen. Ze liepen heen en weer langs de tafel, haalden uit met de zwepen en sloegen dan toe. Fancy's gezicht droop van het zweet.
  
  Ze keek niet naar me. Haar ogen waren bijna gesloten; alleen het wit was zichtbaar. Ik keek snel opzij en zag dat Julie langzaam naar de stenen muur kroop. Ze werd niet opgemerkt. Alle vrouwen concentreerden zich op Fancy en mij. Fancy was gek van hartstocht. De kelige geluiden leken uit haar onderbuik te komen. De gezichten van de drie anderen glommen nu ook van het zweet. Ze liepen heen en weer en knalden met hun zwepen. Elke keer schoot mijn lichaam omhoog zodat Fancy nog wilder werd.
  
  Julie was bij de muur. Ze greep een van de machinepistolen. Terwijl ze het wapen oppakte draaide een van de drie vrouwen zich naar haar toe. De kamer explodeerde in het geratel van het pistool. Twee van de vrouwen werden, bijna doormidden gereten, tegen de muur gesmeten. De derde sprong op Julie af. Ik voelde dat Fancy zich van me losrukte. Een kogelregen spoot in het derde in leer gestoken lichaam terwijl het pistool tegen Julie's naakte schouder schokte. Nu glimlachte Julie niet, ze keek alleen maar grimmig vastberaden.
  
  Fancy greep een van de andere pistolen. Ze zwenkte het snel om op Julie's hoofd te richten op het moment dat Julie op haar schoot. Julie's kogels plukten scherven uit de stenen muur en het plafond. Fancy rende naar de trap terwijl haar vinger naar de trekker van het pistool graaide. Julie vuurde nogmaals. Als in een echokamer werd het geluid van de schoten versterkt. Ik rook de scherpe kruitstank. Lege hulzen kletterden op de grond. Julie's kogelregen begroef zich zacht in een traptree. Fancy bereikte de trap en drukte op de lichtknop. De kamer werd in duisternis gehuld.
  
  Fancy's laarzen dreunden op de kale houten trap toen ze naar boven rende. Vlammetjes lekten op uit de loop van Julie's pistool. Vanaf de overloop werd het vuur beantwoord. Ik voelde dat de kogels in de tafel sloegen. De deur boven ging open, er viel wat licht naar binnen. Fancy draaide zich om, vuurde nog een salvo in de kamer af, liet toen de deur achter zich in het slot vallen. Ik hoorde alleen de stilte nog.
  
  'Julie!' riep ik.
  
  Er kwam geen antwoord.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  'Julie!' riep ik weer. 'Geef in Godsnaam antwoord!'
  
  Het licht ging weer aan. Julie stond aan de voet van de trap met haar hand op het lichtknopje. Ze wierp me een bleke glimlach toe. 'Ik ben in orde,' zei ze zacht.
  
  Een huivering van opluchting ging door me heen. Toen grinnikte ik tegen haar. 'Je had die hele toestand zo gepland, hè?'
  
  Ze haalde haar smalle naakte schouders op. 'Zoiets kun je nooit helemaal plannen. Maar toen Fancy me haar voorstel deed, leek het me dat jij hun aandacht lang genoeg vast zou kunnen houden tot ik iets kon doen.'
  
  'Weet je wat De Kolonel met je van plan was?' vroeg ik. De glimlach gleed van haar gezicht. 'Ze - ze zei dat hij allerlei... apparaatjes had.' Julie glimlachte weer bleek. Ze liep naar de drie lijken. 'Wie van die wijven had de sleutels?' vroeg ze in een poging hard te klinken. 'Die in het midden.'
  
  Julie stak haar hand in de leren bloes van de vrouw en kwam tevoorschijn met de sleutelbos. Ze ontsloot de banden rond mijn polsen en enkels. Er zat veel bloed op de stenen muur. Ik ging zitten en wreef mijn polsen. Julie zei: 'Fancy en ik hebben een lang gesprek gehad terwijl we tot onze afspraak kwamen. Ze is de vriendin van De Kolonel.'
  
  Ik sprong van de tafel en pakte een van de machinepistolen. 'O,' zei ik. 'Nou, ik heb zo'n idee dat De Kolonel in de buurt is.'
  
  'Dat vrachtschip dat ze aan het laden zijn gaat naar hem toe.'
  
  Ik leunde tegen de tafel en drukte de kolf van het machinepistool in mijn zij. 'Okay, dan moeten we dus aan boord van dat vrachtschip zien te komen. Maar eerst wil ik contact met Hawk opnemen.'
  
  Julie knikte ernstig.
  
  'En eerst moeten we onze kleren hebben.'
  
  'Ik weet waar die zijn,' zei Julie.
  
  Ik grinnikte haar tegen. 'Laten we dan gaan. Kom op met de sleutels.'
  
  Nadat we de trap waren opgegaan opende Julie de deur. Ze hield hem open terwijl ik er snel door stapte met het machinepistool in de aanslag. Er stond ons niemand op te wachten. Julie voegde zich bij me, ging toen voor op de volgende trap. Toen ze in de lege kamer boven kwam liep ze naar binnen. Ik hield mijn hoofd scheef om te luisteren. Ik hoorde alleen onze blote voeten op de kale vloer.
  
  Ik zei: 'Als Fancy ontdekt dat we verdwenen zijn stuurt ze mensen achter ons aan. We weten nu te veel.'
  
  Julie knikte. De kamer kwam uit op een gang. Er zat behang met gele bloemen op de muren. Het plafond was vier meter hoog. Halverwege de gang bevond zich rechts een deur. Toen we er langs liepen knikte Julie naar een deur in de linkermuur.
  
  'Daar hebben ze me vastgehouden,' zei ze zacht.
  
  Aan het eind van de gang was nog een deur. Julie draaide de knop om en ontdekte dat de deur afgesloten was.
  
  Terwijl zij de sleutels probeerde, hield ik de gang achter ons in het oog. De vijfde sleutel paste. We gingen een luxueus ingericht kantoor binnen.
  
  De kamer werd gedomineerd door een enorm eikenhouten bureau. De poten waren gebeeldhouwd. We stapten op een tapijt met een cirkelvormig blauw en rood patroon zoals je wel in de hal van een bioscoop ziet liggen. Rechts was een muur met een boekenkast.
  
  Het plafondlicht brandde. Op het bureau stond een lamp die niet brandde. Achter het bureau stond een grijze metalen dossierkast. Terwijl Julie de laden van het bureau opentrok bekeek ik de dossierkast. De laden waren leeg. Toen ik me omdraaide zag ik dat Julie dingen op het bureau legde. Onze kleren en wapens. Ik controleerde Wilhelmina's magazijn en zag dat het in orde was. Mijn extra magazijn was er ook. Julie bekeek haar kleine revolver. Die was ook in orde. Ze pakte een vervaarlijk uitziende dolk op.
  
  'Waar heb je die vandaan?' vroeg ik.
  
  'In Rangoon gekocht. Ik gebruik hem voor noodgevallen. Voornamelijk als ik geen geluid wil maken.'
  
  Alsof haar woorden een wachtwoord vormden hoorde ik iets. Ik stak mijn hand op om Julie het zwijgen op te leggen. Ergens in het huis onder ons gingen deuren open en dicht.
  
  'Ze zijn al aan het zoeken,' zei ik.
  
  Julie had haar rok aangetrokken. Ze trok nu de zijden bloes aan die zoete herinneringen terugbracht. We kleedden ons geruisloos aan. Ik glimlachte toen ik zag dat Julie de dolk onder haar mouw in zijn schede stak.
  
  Ze keek me aan en glimlachte ook.
  
  'Een truc die ik van een goeie vriend geleerd heb,' zei ze. Haar donkere haar deinde rond haar hoofd. In het licht aan het plafond glansde het nog altijd als een in beweging zijnde panter. Een paar lokjes krulden om zodat het leek alsof ze zojuist door een spinnenweb was gelopen. Het rood was van haar lippen verdwenen; ze waren maar iets donkerder dan de rest van haar gezicht. Als ze al make-up had opgehad, dan was die nu verdwenen. Haar kleren waren, evenals de mijne, gekreukt. Ze had geen sieraden, oorbellen of halsketting. Haar amandelvormige ogen stonden zo natuurlijk alsof ze net van onder de douche was gestapt. Haar wangen hadden eveneens een natuurlijke glans. De afgelopen dagen hadden haar van alle hulpmiddelen beroofd. Ze had er nooit mooier uitgezien.
  
  'Nick,' zei ze. 'Kijk me niet zo aan.'
  
  Ik knipperde met mijn ogen. 'O.' Eer ik het wist stond ze vlak voor me. Ze sloeg haar armen om mijn hals. Haar zachte lippen werden op de mijne gedrukt. Ze deed een pasje achteruit en keek me aan.
  
  'Als dit achter de rug is... '
  
  'Ik weet het,' zei ik knikkend. 'Ik weet het.'
  
  Ik vroeg: 'Zijn alle ramen getralied?'
  
  Ze knikte. 'Die ik gezien heb wel.'
  
  Het smijten met deuren klonk dichterbij. Naar wat ik me van mijn tocht naar de kerker herinnerde, bevonden we ons op straatniveau of bijna.
  
  Ik deed het licht uit. 'Dan moeten we een deur zoeken.' Julie zei: 'Nick, ik geloof niet dat De Kolonel hier in huis is.'
  
  Ik ook niet. Waarom zouden ze anders dat vrachtschip laden? Ik denk dat dat schip naar hem toe gaat, ergens in de Javazee. Hij zou niet het risico nemen dat Russische vliegtuig hier op Java te laten landen.'
  
  Op een ander eiland dan?' vroeg Julie. Ik kon haar niet zien in het donker.
  
  'Misschien. Ik gok er op dat het toestel daar is waar dat schip naar toe vaart.' Ik hoorde hoe Julie haar adem inzoog.
  
  'Nick, ik bedenk me net iets. Als De Kolonel weet dat we hem achterna zitten, wat weerhoudt hem er dan van dat Russische toestel op te blazen?'
  
  'Niets. Tenzij hij het al gedaan heeft. Julie, we moeten hier wegwezen.' Ik hoorde nu zware voetstappen. Het smijten met deuren was nu vlakbij. Laarzen marcheerden door de lege kamer. Ik probeerde te tellen hoe veel voeten het waren maar het klonk door elkaar heen. Ik pakte het machinepistool. Ik voelde Julie vlak achter me. 'Wachten we op ze?' vroeg ze.
  
  Er sloop iets in mijn achterhoofd. Omhoog of omlaag gaande trappen deugden niet. Ik had iets gezien terwijl het lesbische trio in leer me opbracht. Het was niet op de trap. De gedachte fladderde heen en weer. Ik tastte er naar maar ik greep in de lucht. Ik hoorde nu zware stappen in de gang voor de deur. De kamer waar Julie was vastgehouden werd doorzocht. Ik hoorde de deur dichtsmakken. De zware voetstappen kwamen verder de gang in. Er klonken mompelende stemmen, onverstaanbaar. De voeten kwamen op de deur van het kantoor af. Ik duwde Julie weg.
  
  'Achter het bureau,' fluisterde ik. 'Hou je klaar om te schieten.' Ik ging terzijde van de deur staan. Toen ik mijn schouder op trok gleed Hugo uit zijn schede in mijn wachtende hand. De deurknop werd omgedraaid.
  
  Hij kwam regelrecht naar binnen en knipte het licht aan. Hij hield het ouderwetse grendelgeweer op de heup. Hij deed twee passen in de kamer en zijn oosterse ogen sperden zich wijd open toen hij over het bureau keek en Julie zag. Ze hield het machinepistool op zijn buik gericht. Hij wilde het geweer naar zijn schouder brengen. Ik ging achter hem staan. De geweerkolf was ter hoogte van zijn borst toen ik mijn hand naar voren bracht en zijn keel opensneed. Hij maakte een akelig gorgelend geluid en viel naar voren op het bureau.
  
  Julie haalde de trekker van haar pistool over. Vlammetjes lekten uit de loop. Ik voelde een luchtstoot langs mijn rechterwang. Ik wilde iets zeggen, bedacht me, en tolde om.
  
  Door de open deur zag ik dat de tweede man tegen de gangmuur werd gesmeten. Waar zijn borstkas was geweest bevond zich een gapend rood gat. Zijn geweer viel het eerst, en hij kwam er snel achterna. Ik hoorde zware voetstappen die kwamen aandraven.
  
  Julie stond naast me. Ik veegde Hugo af en duwde hem in zijn schede. Julie keek afwachtend naar me. Ik wierp haar een flauwe glimlach toe.
  
  We moeten het op het gevoel spelen, kindje.'
  
  We gingen de deur uit. Twee mannen met geweren kwamen een hoek om uit een van de kamers. Ik vuurde. Ik hoorde dat Julie naast me schoot. De twee mannen botsten tegen elkaar en vielen neer. Nog drie mannen stormden de trap op. Ze vuurden twee hoog wegvliegende schoten af eer we hen neerlegden.
  
  De mannen waren gekleed in koeliekostuum, compleet met breedgerande strohoed. Het enige wat hen onderscheidde van de gewone inheemsen waren de tot de kuiten reikende zwarte laarzen die ze droegen. En de geweren. Terwijl we door de lege kamer renden herinnerde ik me opeens weer de gedachte die me ontsnapt was. Ik hield me er stevig aan vast. De stenen gang die naar de kerker voerde. De houten deur ter weerszijden. Misschien bevonden we ons niet op straatniveau. Misschien waren we één trap hoger.
  
  Er klonk een geweerschot. Julie gilde en tolde om. Ik draaide me om terwijl de man de grendel achteruit trok. De lege huls sprong naar buiten. Ik legde hem neer eer de huls de grond bereikt had. Julie was bovenaan de trap neergevallen. Zonder te stoppen nam ik haar onder mijn linkerarm en ging de trap af. Het mooie behang werd doorzeefd met geweerkogels.
  
  Halverwege de trap verstijfde Julie. Ze liet haar voeten zakken.
  
  'Hoe ernstig is het?' vroeg ik.
  
  'Alleen een schampschot in mijn arm. Ik red me wel.'
  
  De grote lege kamer was verlaten. We liepen snel door naar de gang. Voor ons dook een soldaat op. Ik haalde de trekker van mijn pistool over en hoorde een lege klik. Julie hief haar pistool op en vuurde. Het schot van de man doorboorde het plafond boven mijn hoofd. Zijn armen strekten zich stram naar voren alsof hij zijn geweer naar mij wilde gooien. De tenen van zijn zware laarzen sprongen omhoog toen de kracht van de kogels hem achteruit wierp. Hij kwam met een dreun zittend neer, viel toen om op zijn zij.
  
  Julie leunde zwaar op me. Haar arm bloedde hevig. Ik schopte de eerste deur open en keek naar binnen. Het was een provisiekamer vol planken. Ik liep naar de tweede deur. Die was op slot. Ik stapte achteruit en trapte tegen de deur. Bij de derde trap vloog hij open. Het was een eetkamer. Achter de tafel bevond zich een groot raam. Het was getralied. Halverwege de rechtermuur was een zwaaideur. Ik trok Julie met me mee terwijl ik naar die deur liep. Toen we er waren zag ik dat het een dubbele zwaaideur was die van knieën tot hals reikte.
  
  Toen ik naar binnen wilde gaan botste ik op een man.
  
  We stonden recht tegenover elkaar. Hij had een dun snorretje. Zijn ogen waren donkerbruin onder de koelie-hoed. Hij had een litteken op zijn keel. Zijn mond viel open. Hij sperde zijn ogen. Hij had zijn geweer langs zijn lichaam. Hij wilde het omhoog brengen. Ik hief krachtig mijn knie op en trof hem pijnlijk in het kruis. Onmiddellijk het hij het geweer vallen en struikelde achteruit. Zijn hoofd was diep gebogen. Ik haalde zijwaarts uit met mijn voet en raakte hem op de slaap. Zijn hemden vlogen naar zijn gezicht. Hij draaide half om en zonk op zijn knieën. Julie probeerde haar pistool omhoog te brengen. Het viel uit haar hand en kletterde op de grond.
  
  We waren door de zwaaideuren heen en stonden in een grote keuken. De man lag kreunend aan mijn voeten. Zijn gezicht was overdekt met bloed. Voor ons stonden de oven en het fornuis. Links van me het aanrecht. En boven het aanrecht was een raam van dik glas, zonder tralies. Tegen de muren stonden kasten met vaatwerk. De vloer was betegeld.
  
  Ik liet Julie los. Ze hield zich aan een van de kasten vast. Ik geloofde niet dat ze ernstig gewond was, maar ze verkeerde in shocktoestand. Ik bukte me, pakte het geweer van de man op. Met de kolf stootte ik het raam kapot. Er klonk een luide knal en het glas verbrijzelde. Ik sprong op het aanrecht en trapte de rest van de scherven uit de sponning. Ik stak mijn hand uit naar Julie. Haar ogen waren bijna geloken, ze ademde nauwelijks merkbaar. Ze hief haar hoofd naar me op, liet het toen zakken. Ze begon door haar knieën te zakken. Ik sprong van het aanrecht en liep naar haar toe. Ik sloeg mijn arm om haar middel. 'Kom op, Julie,' spoorde ik haar aan. 'Door dat raam kunnen we buiten komen. Hou je aan mij vast.
  
  We halen het best.'
  
  'Nick, ik'
  
  De deur ging open. Ik tastte naar Wilhelmina toen weer een koelie de keuken kwam binnenstormen. Hij bleef als door de bliksem getroffen staan. Ik had de Luger in mijn hand. Hij bracht zijn geweer omhoog op het moment dat ik een kogel door zijn voorhoofd joeg. Ik wist dat de knal van mijn Luger nog andere achtervolgers zou aantrekken.
  
  'Kom op, Julie. Je haalt het best, meisje.'
  
  Ze drukte zich op van de kast en liep met me mee naar het aanrecht. Ik sprong er op en pakte haar handen. Ze had er erg weinig kracht in. Ik trok aan haar, vleide haar. Ik had Wilhelmina nog in mijn hand. Die durfde ik niet op te bergen eer we buiten waren.
  
  Julie klauterde op het aanrecht. De mouw van haar jasje was doorweekt van het bloed. Ik wilde dat ik de tijd had om iets om haar arm te binden teneinde het bloeden te doen stoppen. De grond lag bijna twee meter onder ons. Er was een klein grasveld en daarachter stond een hek van anderhalve meter hoogte. Het begon snel donker te worden. Ik duwde Julie's voeten door het raam, toen moest ik haar loslaten. Ik hoorde iets achter me. Julie kwam kreunend op de grond terecht en bleef roerloos liggen. Ik hoorde een explosie en een stuk van de raamsponning vloog weg. Ik vuurde over mijn schouder, miste en vuurde nogmaals, waarbij ik de man in de maag raakte. Hij sloeg dubbel en verdween. Ik duwde Wilhelmina in haar holster, greep de bovenkant van de sponning, duwde mijn voeten naar buiten en sprong.
  
  Ik leunde naar voren toen mijn voeten de grond raakten. Ik rolde onmiddellijk door nadat ik hard was neergekomen. Ik ging zitten en keek achter me. In de toenemende duisternis kon ik Julie nauwelijks zien. Ze lag op handen en knieën en probeerde overeind te komen. Ik krabbelde op de been, ging naar haar toe en hielp haar opstaan. We strompelden naar het hek. Van vlak achter het raam hoorde ik weer een geweerschot knallen.
  
  De punten van het hek waren stomp en ongeverfd. Het hout zag er verrot uit. Ik bukte me, tilde Julie op en zette haar aan de andere kant van het hek neer. Een stuk van het hek vloog weg. Ik keek achterom naar het huis. Twee mannen verdrongen elkaar voor het keukenraam. Ze vuurden twee keer maar ze stonden zo dicht naast elkaar dat de kogels ver misten. En het werd te donker om ons te kunnen zien. Ik sprong over het hek en dook in elkaar.
  
  Achter het hek liep een smalle greppel. Aan de overkant liep een spoorlijn met drie stel rails. Vanaf de spoorlijn strekte zich een vlak zandstrand naar de zee uit. Rechts lag Djakarta met vierkante gebouwen, smalle straten en neonlichten. Links was de haven waar men nog steeds bezig was het vrachtschip te laden.
  
  Julie liep gebukt door de greppel in de richting van de stad. Ik sprong omlaag en snelde achter haar aan. We lieten het grote huis achter ons terwijl we nog af en toe een geweer hoorden knallen. De rails kwamen samen voor een houten, ongeverfd station. Daarachter rezen abrupt de hoge gebouwen van Djakarta op. Julie en ik renden nu naast elkaar. Terwijl we de hoek van het station omsloegen trok ik mijn colbert uit en sloeg het om Julie's schouders.
  
  Aan de andere kant van het station stond een grote menigte. Een aantal mensen keek naar het huis waar de schoten vandaan waren gekomen. Achter hen toeterden kleine auto's om zich een weg door de dichte massa te banen. De smalle straten waren gevuld met donkere hoofden. Er waren geen trottoirs. In kleine winkels zagen we groenten en andere etenswaren. Helder gekleurde zonneschermen hingen boven de ingangen. Julie en ik doken onder in de menigte.
  
  De lucht was een donker vlak waar de kristallen sterren in waren uitgestrooid. Er stond geen zuchtje wind. De lucht was zo kil als ijs. Julie rilde. We kwamen maar langzaam vooruit in de menigte. Ik keek naar de etalages. We werden steeds nieuwsgierig bekeken.
  
  Na twee blokken langzaam schuifelen zag ik een klein café. Julie leek zich hersteld te hebben. We duwden ons door de massa en gingen naar binnen. Er stonden kleine tafeltjes in de ruimte. Het café was rokerig en schemerig. Enkele tafeltjes waren onbezet. Links gingen achter kralengordijnen enkele kamertjes schuil. De gezichten van de gasten waren donker, de ogen vals. Het gezoem van lage stemmen vulde de ruimte. Met mijn arm om Julie geslagen glipte ik tussen de tafeltjes naar de linkerkant. Er waren vier privékamertjes. Die waren alle bezet. In de eerste twee zaten enkele mannen. In het derde een jongeman en een vrouw. Ik duwde de kralen opzij en ging naar binnen.
  
  De man was voor in de twintig. Hij droeg een glimmend pak. Zijn donkere gezicht was zo glad als gepolijste steen. De vrouw was jonger en had een klassiek, scherpgelijnd en mooi gezicht. Ze keken ons aan met perplexiteit en geamuseerde nieuwsgierigheid.
  
  'Spreekt u Engels?' vroeg ik de man.
  
  Zijn mond viel een stukje open. Hij knikte met zijn knappe hoofd. 'Een beetje.'
  
  Ik liet Julie los. Ik pakte mijn portefeuille. 'Ik geef u twintig Amerikaanse dollars als wij dit kamertje mogen hebben.'
  
  De man keek de vrouw aan. Ze vroeg hem iets in een taal die ik niet verstond. Hij gaf antwoord in dezelfde taal. De grote ogen van de vrouw sperden zich wijder, zodat ze nog mooier werd. De man stak zijn hand uit. Ik stopte er de twintig dollar in. Hij ging staan waarbij zijn schedel tot mijn kin kwam, hielp de vrouw opstaan en haar mantel aantrekken. Ze vertrokken zonder nog om te kijken.
  
  De tafel was rond en bedekt met een fluweelachtig kleed. Midden op de tafel stond een overdadige lamp. Ik knipte hem uit en liet het rokerige licht uit het café door de kralengordijnen naar binnen siepelen.
  
  Julie liet zich zwaar op een van de stoelen zakken. Ze slaakte een hoorbare zucht. Ik trok mijn stoel dicht bij de hare. De kralen ritselden en een forse man met een brede snor kwam binnen. Hij droeg een groezelige witte voorschoot en had een blad in de hand. Ik sprak ook hem in het Engels aan. Toen hij wegging was hij twintig dollar rijker. We zouden een fles bourbon, twee glazen en de telefoon krijgen.
  
  In het vage licht was Julie's gezicht bleek. Haar amandelvormige ogen waren bijna geloken. Ik pakte mijn jasje van haar schouders en hing het over haar stoel. Ik knoopte haar beige jasje los. De kralen ritselden en de kelner kwam binnen. Hij bekeek Julie met lichte belangstelling. Zijn zwarte kraaloogjes rustten op de bebloede mouw van haar jasje. Het scheen hem niets te doen, alsof iets dergelijks elke dag gebeurde. Hij zette de fles en de glazen op tafel, schakelde een ouderwetse telefoon in en zette hem neer. Hij zei dat voor nog eens tien dollar het jasje van de dame schoongemaakt zou worden. Het zou een half uur kosten. Toen hij vertrok had hij Julie's jasje bij zich.
  
  Julie siste tussen haar tanden toen ik de zijden bloes uittrok. Ze siste nog luider en deed haar ogen dicht toen ik mijn zakdoek in de bourbon doopte en de wond schoonmaakte. Het was een lelijke schram. Tussen elleboog en schouder was een stukje huid ter grootte van een sigaar weggeschoten. Haar gebruinde huid glom in het zachte licht, in donker contrast met haar witte beha. Ik gebruikte de met bourbon doordrenkte zakdoek als verband en omwikkelde haar arm met repen die ik van de zijden bloes scheurde, waarna ik de bebloede mouw onder de tafel gooide. Toen ik klaar was sloeg ik mijn jasje om haar schouders en schonk twee glazen bourbon in. Het smaakte naar houtalcohol. Ik pakte de telefoon.
  
  Ik zei: 'Jullie, ik onthef je van deze opdracht. Ik laat je hier door een vliegtuig ophalen.'
  
  Julie pakte mijn pols. Haar ogen keken me smekend aan. 'Nee, Nick. Toe.'
  
  Ik aarzelde. Ik wilde haar bij me houden. Gedeeltelijk omdat ik wist dat het belangrijk voor haar was. We begonnen in de buurt van De Kolonel te komen en ik wist dat ze er mee wilde doorgaan. Ik had ook zelfzuchtige redenen. Ze was een uitstekend agente. We konden het samen goed vinden, zowel in het werk als in bed. Dergelijke vrouwen wil je bij je houden. Ik knikte en ze liet mijn pols los.
  
  'We zullen zien hoe je je voelt als je jasje terugkomt,' zei ik. Ze nam een grote slok bourbon terwijl ik Hawks gecodeerde nummer draaide.
  
  Zijn stem klonk bars door de telefoon. 'Hawk.'
  
  'Baas,' zei ik. 'Met uw eerste verkoper, Nick Johnson.'
  
  'Johnson,' blafte hij. 'Waar heb je gezeten? Waar ben je nu? Is mevrouw Johnson bij je?'
  
  'Er hebben zich wat complicaties voorgedaan bij het afsluiten van de grote zaak. Ik zit in Djakarta. M'n vrouw is bij me. We maken het goed. Ik heb ergens in de Java-zee een afspraak met onze klant. Ik vertrek vanavond in verband met die zaak met het vrachtschip. U kunt beter in de buurt blijven want ik geloof dat ik hulp nodig zal hebben bij het afsluiten van de zaak.'
  
  Hawk gromde. 'Wat voor hulp?'
  
  Ik dacht even na. Ik wist niet hoeveel oren er tussen Hawk en mij meeluisterden. Ik zei: 'Nou, onze klant lijkt wel belangstelling te hebben voor ons speelgoed. Hij heeft al wat plastic soldaatjes. Hij wil een model van wat wij te bieden hebben. Ik dacht aan een speelgoedonderzeeër - ons speciale model - met onze nieuwe reeks mariniers. Ik denk dat hij die wil hebben.'
  
  'Goed,' zei Hawk. 'Hoe krijgen we te weten wanneer we moeten leveren?'
  
  Ik dacht weer even na. Julie lachte tegen me. 'Tja,' zei ik, 'het lijkt me dat we het het beste zo'n beetje kunnen aanpakken zoals mevrouw O'Leary het in Chicago heeft gedaan.'
  
  Hawk gniffelde zacht. 'Ik zal zien of ik het kan leveren. Je weet hoe belangrijk deze zaak voor de firma is.'
  
  'Jawel, meneer.'
  
  'Succes dan. Ik bel je nog wel.' De telefoon klikte. Ik luisterde nog even maar hoorde verder niets op de lijn. Ik hing op.
  
  Julie's ogen schitterden. 'Bedankt dat je zei dat we het allebei goed maakten,' zei ze zacht. Ze legde haar hand op de tafel. Ik nam hem in de mijne.
  
  Het was geregeld. Een onderzeeër vol mariniers zou ons naar de Javazee volgen. Als Julie of ik een teken gaven met vuur of kogels zouden de mariniers in de buurt van dat signaal landen en er op aftrekken. Het enige waar we achter moesten komen was waar die plek was.
  
  Julie lachte opeens zacht. Ik fronste. Ze deed haar mond open en wees er op. 'Ik heb nog steeds honger,' zei ze.
  
  We aten iets dat ik niet herkende, maar dat verrassend goed smaakte. Julie at met smaak en zag er in mijn colbert uit als een klein meisje. Toen de kelner het jasje tenslotte geheel vlekvrij terugbracht, was ze in een goede bui. Ik wist niet of het kwam door het volle glas bourbon dat ze had gedronken, of uit tevredenheid dat ze niet van de opdracht was afgehaald.
  
  De rekening bedroeg in totaal bijna dertig dollar. Toen we ons weer in de avondmenigte mengden en naar de haven stevenden, leek Julie zichzelf weer. Ik geloof dat puur lef er veel mee te maken had.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  De mannen waren bezig het vrachtschip te laden als eekhorens die noten voor de winter opsloegen. Julie en ik waren door zijstraten geslopen en terecht gekomen aan de kant van de haven tegenover het huis van Fancy. We gebruikten een stapel balken als dekking en keken in het donker toe. De mannen schenen uit een kelder onder het huis te komen. Iedere man droeg een krat. Ze liepen van de kelder over de steiger en de loopplank van het schip op. De omgeving van de kelder was, evenals de loopplank, helder verlicht. Daartussen was het donker. Er waren ongeveer twintig mannen bezig. Ze namen er de tijd voor. De kratten hadden een vreemde vorm. Enkele er van waren gedeeltelijk open zodat we groenten konden zien. Waar De Kolonel ook zat, hij scheen voor een lange periode in te slaan. Julie en ik rookten een sigaret en probeerden te bedenken wat we moesten doen.
  
  'Is er een manier om op dat schip te komen zonder over de loopplank te gaan?' vroeg Julie.
  
  Ik legde mijn elleboog op mijn knie terwijl ik knielde. 'Misschien. Maar het risico dat we gezien zouden worden is te groot. Ik zou graag naar de plek gaan waar die kratten staan.'
  
  'Dan moeten we ons voordoen als twee van die mannen.' Ik knikte. Ik zag dat er een flinke tijdspeling tussen hen zat. Ik nam de langste tussenpauze op. Iets meer dan een minuut. Deze mannen waren precies zo gekleed als de mannen in het huis - koeliekostuum, breedgerande hoed, zware laarzen. Als ze een krat droegen liepen ze langzaam maar als ze van het schip kwamen schuifelden ze snel terug.
  
  We moesten twee van hen te pakken nemen. Als we het deden terwijl ze een krat droegen kon er een hoop kabaal ontstaan wanneer de kratten op de grond vielen. Nee, het zou moeten gebeuren als ze terugkeerden om een nieuwe lading op te halen. Als Julie en ik in hun kleren wilden passen moesten het een kleine en een grote man worden. Er mocht geen bloed vloeien.
  
  Ik pakte Wilhelmina en nam haar bij de loop vast. Julie had haar kleine revolver in haar hand. 'Wacht hier,' fluisterde ik. 'En geef me dekking.'
  
  Een van de mannen kwam van de loopplank en liep naar het huis terug. In het donker passeerde hij een andere man met een krat. Er volgde een pauze. De man kwam terug met een kleine kist op zijn rug en had zijn armen omhoog gestoken om het ding vast te houden. Hij liep de loopplank op. Bovenaan werd hij gepasseerd door een man met lege handen die omlaag kwam. Hij was van gemiddelde lengte, ietsje groter dan Julie. Het moest maar. Ik tikte Julie op de schouder en liep weg.
  
  Ik rende gebukt en bleef in het duister. De man liep uit het licht met snelle schuifelpassen. Hij had vier passen in het donker gedaan toen ik bij hem kwam. Ik haalde al uit met de Luger. Zijn hoofd schoot in mijn richting. Hij zoog zijn adem in om te gillen. Ik sloeg hard toe. Wilhelmina s kolf raakte hem met een doffe klap stevig op de slaap. Zijn laarzen schraapten langs elkaar toen hij begon te vallen. Ik pakte hem om het middel en rende terug naar de balken.
  
  Julie had haar jasje en rok al uitgetrokken. Terwijl ze de man ontkleedde, hurkte ik naast haar en keek toe. Nu moest ik een lange man hebben van ongeveer mijn afmetingen. Ik had er twee gezien die geschikt waren. Een van hen was in het schip, de ander in de kelder. Ik zag twee kleinere mannen langskomen. Julie had de man uitgekleed en zijn kleren aangetrokken. Ze stapelde haar zwarte haar op haar hoofd en zette de breedgerande hoed op. Ze zag er uit als een klein jongetje - bijna.
  
  Mijn man kwam de loopplank af. Hij passeerde een andere man die met een krat naar boven ging. Ik kwam weer in beweging. Hij was groter dan ik aanvankelijk gedacht had, minstens van mijn formaat. Hij stapte in het donker waarbij hij langzamer liep dan de eerste man. Ik dook rechts van hem op en haalde uit met de Luger. Hij bleef stokstijf staan en trok zijn hoofd naar achteren. Ik was uit evenwicht. Wilhelmina's kolf trof hem in de nek. Door de vaart van mijn aanval schoot ik bijna langs hem. Met mijn linkerhand pakte ik zijn hemd beet. Hij stompte me zo hard in de maag dat het pijn deed. Ik hield zijn mouw vast. Ik trok er aan en probeerde hem te laten struikelen. Hij viel bijna en terwijl hij probeerde zich te herstellen tastte ik klauwend naar zijn nek. Hij had een hard, sterk lichaam. Deze man zou niet gillen. Hij meende dat hij alles wel alleen af kon.
  
  Ik stond achter hem. Mijn linkerhand kwam bij zijn keel. Hij porde naar achteren met zijn elleboog. Ik draaide me zijwaarts om de stoot te ontwijken. We gromden beiden. Onze voeten schraapten luidruchtig over de steiger. Hij probeerde aan mijn greep te ontsnappen. Ik sloeg hem met de kolf van de Luger in de flank. Hij voelde het niet eens. Ik sloeg op zijn achterhoofd. Nu boog hij een stukje naar voren. Hij pakte mijn hand en probeerde hem aan zijn keel te trekken. Toen liet hij zich voorover vallen om me van de grond te krijgen.
  
  Ik verstijfde en spreidde mijn benen een stukje. Ik liet mijn linkerhand van zijn keel naar zijn schouder glijden. Ik rukte achterwaarts zodat mijn onderarm op zijn luchtpijp drukte. Hij stampte enkele malen hard met zijn hak in een poging me op de tenen te trappen. Ik spande mijn armspieren en trok hem zo hard ik kon naar achteren. Zijn handen klauwden naar mijn arm. Ik sloeg hem nog twee keer met de Luger op het hoofd.
  
  Zijn lichaam verslapte enigszins. Ik sloeg hem nog een keer. Zijn armen wapperden wild rond. Hij kronkelde als een vis aan de haak. Ik drukte nog harder op zijn keel. Hij liet zijn armen langs zijn zijden vallen. Zijn lichaam zakte in elkaar. Ik draaide hem om, bukte me en nam hem over mijn schouder. Ik draaide me net om toen een andere man van de loopplank stapte en in mijn richting kwam. Hij zag me.
  
  Eén folterend ogenblik stonden we roerloos naar elkaar te kijken. Hij stond drie meter van me af, te ver om te springen, en ik droeg een last. De man was geschrokken. Zijn ogen waren groot als schoteltjes en zijn mond wachtte er op met een appel dichtgestopt te worden. Toen zette zijn borstkas uit terwijl hij diep ademhaalde. De beweging was zo snel dat ik het nauwelijks zag. Een slanke hand schoot uit het duister tevoorschijn en werd voor de open mond geslagen. Het licht kaatste af op een mes. De man welfde zijn rug en zijn ogen gingen nog verder open. Toen gleed het leven uit zijn ogen. Hij zakte op zijn knieën. Julie pakte zijn arm en sleepte hem achter me langs naar de stapel balken.
  
  Toen we daar waren liet ik mijn last vallen en begon de man uit te kleden. Julie veegde haar mes af aan de kleren van de dode man en stopte het weg. Ze ging op de uitkijk staan.
  
  Alles paste behalve de laarzen. Die zaten een tikje krap. Toen ik het koeliepak aan had hurkte ik naast Julie.
  
  'Ik ga naar de kelder,' zei ik. 'Geef me een halve minuut, kom me dan achterna.'
  
  Julie knikte kort. Toen ik wegliep hield haar hand op mijn schouder me tegen. Ik draaide mijn hoofd naar haar toe. Haar vingers rustten op mijn wang. Haar zachte lippen raakten de mijne. We keken elkaar een volle seconde aan. Toen liep ik weg.
  
  Ik vouwde mijn armen voor mijn lichaam over elkaar en imiteerde de schuifelgang van de anderen. Ik had de breedgerande hoed diep in mijn ogen getrokken. Toen ik de lichtcirkel rond de kelderdeur bereikte kwam een man met een krat op zijn rug naar buiten. Hij liep langs me zonder naar me te kijken. Ik hoopte dat Julie hem zou laten passeren eer ze op weg ging. Ik liep door de open deur naar binnen.
  
  Bijna waren we te laat geweest. Er stonden nog maar negen kratten. Ik kwam een stenen ruimte binnen die wat op een kerker leek. Een man die net als de anderen gekleed was stond daar met een aantekenboek. Hij sprak door de telefoon. Toen ik langs hem de kelder inging hoorde ik hem Fancy in de hoorn zeggen. Ik schuifelde naar de resterende kratten en hees een van de grootste op mijn rug. Ik hield mijn hoofd omlaag en liep naar buiten. De man had me niet bekeken.
  
  De kist was niet zwaar, alleen maar onhandig. Ik stapte uit de lichtcirkel en passeerde Julie. Ze schuifelde net als de anderen. Ik vertraagde mijn pas. Voor me zag ik een andere man van de loopplank komen. Er zaten me een paar dingen dwars. Julie had een gewonde arm. Als het haar moeite kostte een van de kleinere kratten op te tillen zou de man met het aantekenboek achterdochtig worden. Ik had gezien dat er nog maar drie kleine kratten waren. Ik versnelde mijn pas toen de man die van de 'loopplank was gekomen langs me schuifelde. Ik maakte me ernstig zorgen. Als die man het gezicht van Julie zag...
  
  Ik had de loopplank bereikt toen ik haar uit de kelder zag komen. Ze had een van de kleinere kratten op haar rug. Ze passeerde de man die naar binnen ging. Ze keken elkaar niet aan. Ze scheen het krat goed in de hand te hebben. Ik liep de loopplank op.
  
  Het was tamelijk makkelijk te ontdekken waar de kratten naar toe gingen. Er lag een duidelijk spoor. De groentekisten hadden een bodempje stro en losse halmen lagen op de loopplank.
  
  Op het schip voerde het spoor naar links. Ik volgde het naar een deur, ging naar binnen en daalde een ladder af. Ik ging helemaal omlaag naar het scheepsruim. Ik passeerde een man met lege handen die naar boven ging. We keken elkaar niet aan. De laatste ladder voerde naar een grote ruimte die bijna geheel met kratten gevuld was. Ze stonden dicht op elkaar gepakt. Ik was alleen.
  
  Ik liet mijn kist op de grond zakken en keek om me heen. De kisten waren tot aan het plafond opgestapeld. Tussen de kisten liepen gangpaden. Twee stapels kratten waren al vastgesnoerd. De kratten die nu aan boord gebracht werden zouden de laatste stapel voltooien. Ik was benieuwd of er ruimte achter de kratten was. Ik maakte snel een van de touwen los waarmee de laatste stapel was vastgesjord. Ik klom naar boven en trok een van de kratten naar voren om er achter te kunnen kijken. Ik zag een tweede stapel kratten. Ik trok de bovenste daarvan een stukje naar voren. Erachter bevond zich een ruimte van ongeveer twee meter breed over de hele lengte van dit stuk ruim. Ik liet de kisten zo staan en klauterde naar beneden. Ik sjorde het touw weer vast maar zorgde er voor dat de twee kratten die ik verschoven had los bleven staan. Ik knoopte het touw vast. Er kletterden laarzen op de ladder. Ik pakte mijn krat op alsof ik zojuist was binnengekomen.
  
  Julie kwam hijgend omlaag. Haar voorhoofd glom van het zweet. Ik haastte me naar haar toe en nam het krat van haar rug. Toen schold ik mezelf uit omdat ik een van de grote kisten had genomen. Hoewel het krat van Julie kleiner was, was het veel zwaarder dan mijn kist. Ze hijgde.
  
  'Hoe gaat het met je arm?' vroeg ik.
  
  Ze kon niet praten. Ze haalde snel en ondiep adem. Haar amandelvormige ogen waren vochtig van de inspanning. Haar mooie gezichtje stond betrokken. Ik trok haar naar me toe en omarmde haar. Haar slanke lichaam was heel warm. Ik voelde de warmte van haar snelle ademhaling tegen mijn borst. Ze leek in elkaar te zakken. Ik hield haar stevig vast en streelde haar rug. Met mijn vuist tilde ik haar kin op zodat ik haar gezicht kon zien.
  
  'Nog één ding,' zei ik. 'Nog één ding dat we moeten doen en dan kunnen we een poosje uitrusten.'
  
  Ze knikte zwak en strompelde van me weg. Ik hoorde zware voeten ver boven ons op de bovenste ladder. Ik klauterde snel naar de twee kratten die ik verschoven had. Ik stak mijn hand uit. Julie pakte hem en klauterde met me omhoog. Ik trok de kratten nog verder naar voren zodat ze er tussendoor kon glippen. Ze klauterde met haar hoofd naar voren weg. Toen ze a5n de andere kant was pakte ze een van de kratten naast haar. Ze trok haar voeten bij, bracht ze naar omlaag en klom aan de andere kant naar beneden.
  
  Ik wrong me met de voeten vooruit naar voren en trok de losse kratten achter me aan. Toen ze weer recht in de rij stonden, klauterde ik omlaag naar Julie die op de grond lag. De zware laarzen dreunden in het ruim. Er klonk geschraap toen een krat tegen een andere kist werd geschoven. De laarzen marcheerden naar buiten.
  
  De ruimte tussen de kisten was bedekt met een laag pakstro. Het was volslagen duister. Julie lag opgerold in foetushouding. Ik strekte me naast haar uit en voelde haar hoofd op mijn borst neerkomen. Haar ademhaling was weer normaal. Toen verdiepte het ademen zich. Ze was in slaap gevallen.
  
  Het stro was warm en droog. Het leek me dat we hier onopgemerkt konden blijven tot het vrachtschip op de plaats van bestemming was. Er viel niets meer te doen dan te luisteren en af te wachten.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  -
  
  Terwijl Julie lag te slapen, luisterde ik naar het gegrom van de mannen die de laatste kratten vastsjorden. Niemand zei iets. Ze waren bijna een uur bezig. Ik zette mijn breedgerande hoed af en leunde tegen de koude stalen scheepswand. Toen hield het gegrom op. Achter elkaar marcheerden de laarzen weg. De deur werd dichtgesmeten. Het werd stil.
  
  Het schip begon te trillen toen de machines werden gestart. Julie bewoog zich even maar bleef slapen. Ik hoorde een hoop geratel en vermoedde dat de loopplank werd weggehaald. Het hele schip trilde nu. De machines werden opgevoerd, daarna teruggenomen. We deinden heen en weer. De machines begonnen weer te razen en we kwamen in beweging. Het trillen ging over in een gestaag gezoem. De romp ging op en neer in een traag ritme. We koersten naar zee.
  
  Er verstreek een uur. Ik werd doezelig van het gezoem. Ik hoorde Julie een geluidje maken. Haar oogleden knipperden tegen mijn borstkas.
  
  'Nick?' Haar stem was schor van de slaap.
  
  'Hmmm?'
  
  'Weet je waar we naar toe gaan?'
  
  'Naar De Kolonel, hoop ik. We zitten op de Javazee.'
  
  'Hoe lang heb ik geslapen?'
  
  Ik glimlachte. 'Een uur, ongeveer. Je had het nodig.'
  
  Ze rekte zich uit. Ik voelde haar stevige lange benen tegen mijn lichaam.
  
  'Nick?'
  
  'Hmmm?'
  
  'Nick?'
  
  Ik voelde haar lippen in mijn hals. Ik rook haar vrouwelijkheid. Haar lippen gleden over mijn kin en vonden mijn mond. Het was zo donker dat we elkaar met geen mogelijkheid konden zien. Haar hand verdween in mijn hemd en streelde mijn borst. Ik liet mijn hand traag over haar been en weer terug glijden.
  
  'Nick?' zei ze weer.
  
  'Ik weet het, Julie.'
  
  'Ik verlang naar je.'
  
  'Ik verlang ook naar jou.'
  
  Mijn hand gleed onder haar bloes. Ik vond haar zachte borsten. Ik vond de band van haar broek tastte verder. Ik was nog altijd verbaasd over de gladheid van haar huid. Een kolkende stroom raasde door me heen. Ik voelde het onder mijn buik waar haar hand lag.
  
  'O, Nick!' riep ze. 'Laat me niet langer wachten!' Langzaam trok in haar onderbroekje tegelijk met haar broek omlaag. Haar vingers frommelden aan mijn kleren. Ze was gretig, verlangend, en het duurde niet lang eer we weer door die wolk omlaag zweefden terwijl we elkaar verkenden en op jacht gingen naar voltooiing.
  
  
  
  We lagen, nog in elkaar, op onze zij. Het gestage gezoem en de bewegingen van het schip waren als een vibrator. We hielden onze gezichten heel dicht bij elkaar.
  
  'Jij bent altijd de beste geweest, Nick,' fluisterde Julie.
  
  'Ik weet niet wat het moet worden. We zien elkaar maanden niet, en dan geloof ik dat ik je kan vergeten. Dan gebeurt er iets, een opdracht, en we zijn weer bij elkaar. En dan weet ik dat jij de enige bent. Dat zal altijd zo blijven.'
  
  'Julie, ik...'
  
  Ze legde haar vinger op mijn lippen. 'Ik weet het. Het kan nooit iets blijvends worden. Met ons werk moet je steeds op pad. Geen bindingen. Niets dat ons er van kan weerhouden van de ene opdracht naar de andere te vliegen. Voor ons geen privéleven.'
  
  'Julie, we hebben zelf voor dat leven gekozen. Niemand heeft ons gedwongen.'
  
  Ze zuchtte. 'Soms denk ik er aan om er mee op te houden. Soms heb ik het gevoel dat ik net als andere mensen wil leven, een huis, een gezin wil hebben.'
  
  'Zo denken we er af en toe allemaal over. We zijn benieuwd hoe dat zou zijn. Maar verder gaat het niet.'
  
  Ik legde mijn hand tegen haar warme gezicht. 'Je bent een beste agente, Julie, de beste waar ik ooit mee gewerkt heb. Je weet dat we een karwei moeten klaren, en je weet dat er maar een paar mensen zijn die er toe in staat zijn. Als jij en ik samen iets extra's kunnen beleven laten we dat dan doen. Maar het kan nooit iets blijvends zijn. Zelfs ons leven is niet permanent. We leven op onze hersens en daarom zijn we er morgen nog. Maar het kan morgen ook afgelopen zijn. Bij deze opdracht, of de volgende, of de volgende daarna, kunnen we sneuvelen. Daarom moeten we, als we iets extra's meemaken, ons er aan vastklemmen en het zo lang mogelijk vasthouden. Op dit moment hebben jij en ik iets, Julie. Laten we er van genieten tot we het moeten opgeven.'
  
  Ze sloeg haar armen om mijn nek. Ze drukte haar wang tegen de mijne. De wang was nat van tranen. 'Ik hou van je, Nick, meer dan ik ooit van een andere man zou kunnen houden.'
  
  'Ik hou van jou, Julie.' Opeens verstijfde ik. Ik hield mijn hoofd scheef om te luisteren.
  
  'Nick, wat is er... ' Toen hoorde Julie het ook. Ze rolde van me weg.
  
  Het gezoem was anders van toon geworden. De machines stampten trager. Het rollen van het schip was afgenomen. Het schip stopte.
  
  'We zijn er,' zei ik.
  
  Ik voelde dat Julie haar haar opstak en de hoed opzette. 'Doen we het weer op dezelfde manier?' vroeg ze. 'Voorlopig wel. Ik weet niet waar we zijn. Hou mij goed in het oog als we van het schip zijn. We moeten ons onafhankelijk kunnen bewegen. Dat betekent dat we zo snel mogelijk uit de buurt van die mensen moeten komen.'
  
  We kleedden ons snel aan. De machines werden teruggenomen, stopten toen. Ik hoorde het geratel van de loopplank die werd neergelaten. Laarzen dreunden op de ladders.
  
  De deur werd geopend. De touwen waarmee de laatste kratten waren vastgesjord werden losgemaakt. Er bevonden zich verscheidene mannen in het ruim. Er klonk het geschraap van hout op hout. De mannen gromden bij het werk. De eerste beende weg met een krat. Zijn zware laarzen bonkten moeizaam de ladder op. Een tweede man vertrok, toen een derde. Ik wachtte tot de laatste man weg was.
  
  'We hebben even de tijd tot ze terugkomen,' zei ik.
  
  Ik klom tegen de kisten op en verschoof de twee bovenste. Van het felle licht gingen mijn ogen tranen. Ik stak mijn hand uit naar Julie.
  
  Ze klauterde naast me, perste zich door de opening en liet zich aan de andere kant zakken. Ik volgde haar. De helft van de kisten in de laatste stapel waren verdwenen. 'Neem een van de grote kratten,' zei ik tegen Julie. 'Die zijn lichter.' Ik tilde de kist op haar rug. Toen ze hem stevig beet had trok ik haar hoed een stukje dieper in haar ogen. 'Ik ga wel eerst,' zei ik.
  
  Ik tilde een tweede grote kist op, schoof hem op mijn rug en wilde op weg gaan toen ik laarzen omlaag hoorde komen. Ik passeerde de man in de gang. We keken elkaar niet aan. Julie was vlak achter me. Ik passeerde nog twee mannen die met lege handen omlaag kwamen terwijl ik de ladders beklom. Toen ik het dek bereikte koerste ik naar de loopplank.
  
  De steiger stond vol met ééntonsvrachtwagens. De mannen laadden de kratten in de vrachtwagens. Achter de steiger liep een zandweg tegen een heuveltje op en verdween aan de andere kant. Er stonden rondom bomen en struiken. Er waren drie schijnwerpers ingeschakeld maar veel licht gaven ze niet.
  
  Ik stapte op de steiger en liep naar de eerste, halfvolle vrachtwagen. De chauffeurs stonden voor de wagens die in een halve cirkel op de steiger geparkeerd waren. Ik hoorde Julie's laarzen ongeveer twee meter achter me. Ik hield mijn hoofd omlaag terwijl ik naar de laadbak van de vrachtwagen schuifelde. De man met het aantekenboek stond links van me. Een tweede man stond in de vrachtwagen om de kisten op te stapelen.
  
  Ik zette het krat in de wagen en draaide me om naar de loopplank. Ik deed het langzaam, wachtte op Julie. Ik hoorde haar kist in de vrachtwagen neerkomen, keek toen over mijn schouder. Ze haalde me in. Achter haar controleerde de man met het aantekenboek de twee kisten. De vrachtwagenchauffeur stond een sigaret te roken en praatte op zachte toon met de andere chauffeurs. De lichtcirkel reikte net niet tot aan de loopplank. Met Julie vlak achter me liep ik er naar toe en stapte uit het licht. Niemand kwam de loopplank af. Ik dook in elkaar en rende naar links. Ik probeerde op mijn tenen te lopen zodat mijn laarzen niet op de steiger zouden dreunen. Ik bereikte het struikgewas en liet me snel op een knie zakken. Julie kwam naast me neer. We keken achter ons. Een man kwam van de loopplank en kloste naar de wachtende vrachtwagen. De man met het aantekenboek keek zonder belangstelling naar hem. Niemand had ons zien wegduiken. Ik sloop tussen de struiken.
  
  We drongen ongeveer twintig meter verder in het struikgewas door, cirkelden toen terug naar de steiger. We kwamen maar langzaam vooruit omdat ik geen behoefte had aan mannen die op ritselende struiken schoten. We kwamen uit bij de plek waar de zandweg begon. Er was iets nieuws bij gekomen.
  
  Een grote zwarte limousine stond voor de vrachtwagens geparkeerd. Een achterportier stond open. De neus wees naar de zandweg. Een chauffeur in uniform stond naast de geopende portier. Achter de vrachtwagens kwamen nog steeds mannen met kisten van de loopplank af. Op het vrachtschip brandden lichten.
  
  Ik trok een graspol uit de grond, draaide hem om en bekeek de wortels. Ze waren bedekt met zand. Julie bekeek me aandachtig. Ik keek haar aan. Ze haalde haar schouders op. Ik wist nog altijd niet waar we waren. Het was even kil als het in Djakarta was geweest. Mijn adem vormde wolkjes. Mijn vingertoppen waren verkleumd. De struiken om ons heen waren vochtig. Ik rook de zeelucht.
  
  Terwijl ik keek kwamen nog twee mannen, elk met een krat, van de loopplank af. Achter hen verscheen de gezette, deinende gestalte van Fancy. Ze had een minirok aan. In het licht van de schijnwerper leken haar stevige, gespierde benen op marmerzuilen. Ze had een kort nertsjasje aan. Ze liep over de steiger met de loop van een houthakker en ging tussen de vrachtwagens door recht op de wachtende limousine af. De chauffeur ging in de houding staan. Fancy liep om de achterkant van de auto langs. Ze bleef voor de chauffeur staan. 'Goeienavond, Ted,' knarste haar stem.
  
  Ted boog even. 'De Kolonel verwacht u, mevrouw.' Fancy's vlezige gezicht vertrok in een wellustige grijns. 'Ben je klaar voor weer een feestje?'
  
  Met enige stemverheffing zei Ted: 'Ik ben nog niet helemaal bijgekomen van het laatste feestje.'
  
  Fancy deed een stap in zijn richting. 'Je zegt het maar als het zo ver is, schat. Geeft niet wanneer.'
  
  Ted verstijfde. 'Jawel, mevrouw.'
  
  Fancy liet haar gevulde gestalte op de achterbank zakken. Ted deed het portier dicht, liep om de wagen heen en ging achter het stuur zitten. Hij startte de motor en reed langzaam weg over de zandweg.
  
  Ik besefte niet dat ik Julie's arm stijf omklemd hield. Ik keek haar aan. 'Heb je dat gehoord?'
  
  Julie deed Teds stem na: 'De Kolonel verwacht u, mevrouw.' Ze keek de limousine na. 'Ik zou wel eens willen weten waar die zandweg naar toe gaat.'
  
  'Nou,' zei ik, 'waar we ook zitten, we weten nu dat De Kolonel hier is. Hij kan wachten. Eerst moeten we dat Russische vliegtuig opsporen, als het nog bestaat.'
  
  Tussen de struiken liepen we evenwijdig aan de weg verder. Toen we op de top van het heuveltje stonden
  
  keken we omlaag in een dal.
  
  'Aardig, vind je niet?' zei Julie.
  
  Middenin het dal, verlicht door floodlights, stond een groot kasteel. Het leek op iets uit een film van Walt Disney, compleet met slotgracht. De zwarte limousine reed over de ophaalbrug. Het kasteel zag er uit alsof het was opgetrokken uit grote cementblokken. Op elke hoek stond een met klimop overwoekerde toren. Julie drukte zich tegen me aan. 'Nick, ik ben gewoon gek op kastelen.' Ik keek om me heen. Rechts van ons lagen enkele hogere heuvels. Ik sloeg die richting in. 'Kom op, Julie, we gaan een beetje klimmen.'
  
  Julie kwam achter me aan. 'Als klein meisje droomde ik er van dat ik met mijn prins in een kasteel woonde. Er stond een enorm hemelbed. Hij was mijn meester en ik zijn slavin. Ik speelde als klein meisje nooit met een poppenhuis, alleen maar met een kasteel. Wat droomde jij als jongetje?'
  
  Toen we bijna op de top van de heuvel waren vroeg ik: 'Waarom denk je dat ik ooit een jongetje geweest ben?'
  
  'Kom nou, Nick. Speelde jij met kleine meisjes?'
  
  'Pas toen ik veertien was.'
  
  'Hield je niet van meisjes?'
  
  'Dat was niks voor mij. Ik wilde de snelste schutter van Dodge City worden.'
  
  'Typisch jij.'
  
  'Dat wilde ik tot ik twaalf was.'
  
  'Ik dacht dat je pas op je veertiende vadertje en moedertje ging spelen.
  
  Ik moest eerst nog door de priktol en Schipper-mag-ik-overvaren heen. Het heeft me twee jaar gekost om me aan te passen.'
  
  Julie lachte. 'Je schijntje beter aangepast te hebben dan de meeste mannen.'
  
  'Misschien. Maar ik heb altijd spijt gehad van die twee verknoeide jaren.'
  
  'O, ik ben er van overtuigd dat je je schade wel ingehaald hebt.'
  
  'Ik heb het in elk geval geprobeerd.'
  
  We stonden op de heuvel. Ik keek naar alle kanten om me heen. Het was rondom donker; een vochtige, glinsterende donkerte. We stonden op een eiland. Ik knielde tussen de struiken. Julie knielde naast me neer. Ik fronste. 'Een eiland. Okay, je hebt een groot Russisch straalvliegtuig gestolen en naar een eiland gebracht. Waar zou je het dan verstoppen?'
  
  Julie zei: 'Iedereen zou het kunnen zien als je het zo maar ergens neerzette.' Ze keek me aan en haar gezicht was heel klein onder de brede hoedrand. 'Ondergronds?'
  
  'Misschien. Maar je kan het niet onder de grond laten landen. Daar heb je een landingsbaan voor nodig.' Ik ging weer staan en bekeek het landschap. In het donker kon ik niet veel zien. De heuvel waar we op stonden was er een van een kleine groep aan deze kant van het eiland. De rest van het eiland leek me vlak en met struikgewas begroeid. Duidelijk konden we het kasteel zien en daarachter bosjes met hoge bomen. Ik keek strak naar die bomen.
  
  Julie lag op haar knieën. Ze betastte de bladeren van de struiken om haar heen. 'Hoe kunnen we een waarschuwingsvuur maken? Alles is kletsnat.'
  
  'Julie, ik wil eerst die plek zoeken. Hoe verberg je een landingsbaan?'
  
  Julie trok een van de bladeren af. 'Je camoufleert hem met struiken.'
  
  'Of bomen.' Ik wees terwijl Julie naast me kwam staan.
  
  'Kijk eens daar achter het kasteel. Zie je die bomen? Valt er je niets ongewoons aan op?'
  
  Ze tuurde. 'Ze zien er goed verzorgd uit.'
  
  'Jawel. In keurige rijen. De rest van het eiland is verwilderd, maar die bomen zijn goed verzorgd. Waarom?'
  
  'Omdat De Kolonel van nette bomen houdt?'
  
  'Ha! Kom op.' Ik liep heuvelafwaarts en Julie kwam vlak achter me aan. Er waren geen paden, maar het struikgewas was zacht door de natheid. Onze kleren waren druipnat en kleefden aan het lichaam. We kamen bij de heuveltop toen de eerste volle vrachtwagen net over de zandweg kwam aanrijden. We wachtten langs de weg ineengedoken tot de wagen was gepasseerd, toen gingen we in looppas naar het dal. Hier groeiden slechts weinig struiken. Het dal was bedekt met tot de enkels reikend golvend gras. We renden snel in een om trekkende beweging langs het kasteel. Er was nergens dekking.
  
  Goddank was het nog donker. Toen we op ongeveer vierhonderd meter van de bomen waren zakte Julie af. 'Hee,' riep ze zacht. 'Een beetje langzamer.'
  
  Ik hield mijn pas in en wachtte op haar. Toen ze naast me liep vroeg ik: 'Weet je wat je vanuit dat kasteel met een telescoopgeweer zou kunnen doen?'
  
  'Laten we niet blijven staan terwijl we het daar over hebben. Schiet op.'
  
  Ik draafde wat langzamer verder zodat Julie me makkelijk kon bijhouden. We draafden naast elkaar. Ik keek naar de interessante bewegingen aan de voorkant van haar bloes. Ik grinnikte.
  
  Julie sloeg haar armen voor haar borst en keek me streng aan. Zo draafde ze een poosje voort maar al spoedig liet ze haar armen zakken. Tenslotte kwamen we bij de bomen. Bijna.
  
  We stuitten op een bijna drie meter hoog gevlochten hek. Hijgend bleven we er voor staan. Ik keek naar de bovenkant. Vijftien centimeter boven het hek liep een draad. Julie wilde tegen het hek leunen. Ik trok haar opzij, wees toen naar de draad. Ze keek omhoog en haar hand vloog naar haar keel. We hijgden zo hevig dat de wolken van onze adem op twee puffende locomotieven leken.
  
  'Dat hek staat dus onder stroom,' zei Julie. 'Wat nu?'
  
  Ik zag de bomen achter het hek maar verder niets.
  
  'Laten we zien of er ergens een poort is.'
  
  'Moeten we weer rennen?'
  
  'Nee. Gewoon lopen. En geruisloos.'
  
  'Ik volg je, spoorzoeker.'
  
  Terwijl we verder langs het hek liepen ging het gras weer over in struikgewas. Ik keek steeds door het hek maar het enige wat ik zag waren prachtige, goed verzorgde bomen. Door het struikgewas vorderden we maar langzaam. We liepen aan de achterkant van het kasteel. Aan de andere kant zag ik de lichten van een volgeladen vrachtwagen die over de zandweg kwam aanrijden.
  
  Toen we het kasteel achter ons hadden laten liggen kwamen we bij een hoek van het hek. Ik stak mijn hand op. Julie bleef staan. Ik gebaarde naar haar en knielde. Julie's wangen vertoonden een blos. Het puntje van haar neus was rood. Haar ogen gleden over mijn gezicht. 'Wacht hier,' fluisterde ik. 'Ik ga eens kijken wat er om die hoek te zien valt.'
  
  Ik liep gebukt van haar weg. Toen ik bij de hoek van het hek kwam knielde ik en zoog mijn adem in. Toen stak ik behoedzaam mijn hoofd om de hoek en keek langs het hek. Ongeveer tien meter verderop bevond zich een grote dubbele poort die openstond. Er stond een schildwacht met zijn geweer over de schouder. Zijn hoofd was omlaag gebogen terwijl hij probeerde een sigaret op te steken. Hij had me zijn rug toegekeerd.
  
  Zonder aarzelen sloop ik langs het hek. Er waren hier geen struiken, er groeide geen gras, er lag hard, nat zand. Ik wilde hem te pakken nemen voor hij die sigaret had opgestoken en zich omdraaide. De aansteker klikte twee maal eer er een vlammetje verscheen. Hij bracht het vlammetje naar de sigaret en nam een trek. Ik dook achter hem op. Hugo lag in mijn hand. Hij bracht zijn hand naar zijn mond en pakte de sigaret. Hij keek omhoog naar de donkere lucht en blies rook uit. Toen draaide hij zich om.
  
  Ik pakte hem halverwege zijn draai. Met mijn linkerhand stootte ik tegen zijn schouder zodat hij weer terugdraaide. Mijn rechterhand met Hugo haalde uit en stootte toe. Hij gorgelde. De sigaret viel. Het geweer kletterde tegen het hek en begon vonken te spatten. De schildwacht volgde het geweer. Zijn lichaam schokte toen hij door de stroom getroffen werd. Hij gleed omlaag in het zand en ik zag de schroeilijnen waar zijn gezicht het hek had geraakt.
  
  Ik draaide me om naar Julie en bleef stokstijf staan. Er stonden twee schildwachten voor me die hun geweer op mijn maag gericht hielden.
  
  'Verroer je niet,' zei een van hen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Ik had Hugo nog in mijn hand. Mijn handen hingen langs mijn zijden. Ik bleef roerloos staan.
  
  'Laat de stiletto vallen,' zei de schildwacht.
  
  Ze waren net zo gekleed als ik. Het koeliepak met de zware laarzen scheen het uniform te zijn van het leger van De Kolonel. Ik keek naar hun ogen, in de hoop daar besluiteloosheid in te lezen. Ik liet Hugo vallen. Ik keek achter hen en zag Julie ineengedoken naderbij snellen. Ik stak mijn handen in de lucht.
  
  'De Kolonel heeft me gestuurd,' zei ik met enige stemverheffing. 'Er zitten verraders onder ons.'
  
  Beide schildwachten lachten. De man die het woord had gevoerd keek me vals aan. 'Er zijn geen verraders,' zei hij, 'alleen maar indringers.'
  
  Julie nam de man die links van me stond, het verst van het hek. Ze remde af toen ze bij hem kwam. De scherpe dolk lag in haar hand. Ze deed het eenvoudig en snel. Haar arm gleed over de schouder van de man en ze ritste met de dolk zijn keel open. De huid opende zich en het bloed golfde over zijn hemd. Zijn ogen vlogen wijd open, werden toen omfloerst.
  
  Ik hield de ogen van de ander in de gaten. Toen ik ze van mij naar zijn metgezel zag schieten, besprong ik hem.
  
  Met mijn rechterhand sloeg ik zijn geweer van me weg waarna ik hem met mijn linkse op de kaak trof.
  
  Hij struikelde zijwaarts en viel tegen het hek. Vonken spatten op. Zijn lichaam verstijfde. Hij ontblootte zijn tanden. Hij rilde. Toen viel hij en bleef stil liggen.
  
  'Waar bleef je zo lang?' vroeg ik aan Julie.
  
  Ze veegde het lemmet van de dolk af aan de broek van een van de dode mannen. 'De meisjes wilden een robbertje bridge spelen terwijl ik zat te wachten.'
  
  Ik raapte Hugo op, maakte hem schoon en duwde hem in zijn schede. Ik keek door de poort. 'Daar heb je hem,' zei ik.
  
  Er waren vier rijen bomen, twee aan elke kant. De landingsbaan strekte zich tussen de bomen uit als een autoweg. De bovenste takken van de bomen, die waarschijnlijk verwijderd konden worden, welfden zich over de baan zodat hij vanuit de lucht onzichtbaar was.
  
  Door de dicht op elkaar staande bomen kon je de baan vanaf de grond ook niet zien. Tussen het hek en de baan stond een grote houten hangar. Julie en ik liepen er naar toe.
  
  De hangar was even groot als het huis. De kant die op de baan uitkeek was geopend. Toen we naar binnen gingen stapten we op een cementvloer. Langs alle wanden waren er openingen in de vloer. Werkbanken stonden tussen grote vaten opgesteld. Er lagen gereedschappen op de werkbanken, evenals vliegtuigonderdelen en talloze poetsdoeken. Terwijl Julie de openingen in de vloer bekeek, snuffelde ik tussen de werkbanken rond. De vaten bevatten een oplosmiddel. De hangar was groot genoeg om de Russische straalmachine te herbergen, maar er stond geen vliegtuig in. Ik bleef in het midden staan en keek met mijn handen op de heupen om me heen. Julie kwam naar me toe.
  
  Ik vroeg: 'Wat denk jij er van?'
  
  'Deze hele vloer moet één reusachtige lift zijn.'
  
  Ik glimlachte. 'En dat wil zeggen?'
  
  Ze wees tussen haar laarzen. 'Het vliegtuig staat daar beneden, onder deze hangar.'
  
  Ik knikte. 'Ik geloof dat we nu aan De Kolonel toe zijn. Ik durf te wedden dat er een tunnel of zoiets van het kasteel tot onder deze vloer loopt.'
  
  Julie trok haar wenkbrauwen op. 'Gaan we het kasteel bestormen?'
  
  'Meteen nadat we onze waarschuwingsvuur hebben ontstoken.'
  
  Ze fronste. 'Nick, het struikgewas is te nat.'
  
  Ik keek om me heen. 'Deze hangar kan een mooie fik opleveren. Kom op.'
  
  We verzamelden zoveel mogelijk poetsdoeken. Ik pakte een emmer en vulde die uit een van de vaten met het oplosmiddel. Ik besproeide de wanden met het oplosmiddel. Julie drenkte de poetsdoeken en gooide ze tegen de wanden op de grond. Toen het me leek dat we genoeg oplosmiddel hadden verspreid, nam ik een van de doordrenkte doeken en hield er mijn aansteker onder. De stank was afschuwelijk. Er kolkte dikke rook op. Ik sleepte de poetsdoek langs de wanden tot mijn vingers geschroeid werden. Toen smeet ik de doek in een hoek. Kleine plekjes op de vloer langs de wanden vertoonden oranje vlammetjes. Langzaam kropen de vlammen naar elkaar toe. Rook wolkte op naar het plafond. Eer we weggingen gooide ik een van de vaten om. De vloeistof verspreidde zich over de cementvloer en stroomde naar een brandende muur.
  
  Julie vroeg: 'Denk je dat het door een van die openingen in de vloer zal druipen?'
  
  'Ik hoop het. Kom op.'
  
  We gingen door de poort naar buiten en liepen weg langs het hek. Het was nog te vroeg om de brandende hangar te kunnen zien. We sloegen de hoek om en drongen het struikgewas weer binnen. Toen we vlak achter het kasteel waren slopen we door het gras naar de slotgracht. Ik zag de koplampen van een vrachtwagen die over de zandweg kwam aanrijden. Ter weerszijden van de slotgracht liep een enigszins verhoogde oever. We doken op de oever in elkaar en ik bestudeerde de achtermuur van het kasteel.
  
  Uit enkele van de vierkante openstaande ramen scheen een flauw geel licht. Ik zag geen teken van leven. De cementblokken van de muur boden voldoende houvast om naar een raam te kunnen klimmen. Ik wist niet hoe diep de gracht was. Het was een koude avond om te zwemmen. Het donkere water was bijna zeven meter breed.
  
  'Misschien is het zo ondiep dat we kunnen waden,' fluisterde ik. 'Ik zal het eerst proberen.'
  
  Ik liet me van de oever glijden en stak mijn rechter laars in het water om de diepte te beproeven. Aan de kant was het ongeveer drie decimeter diep. Het water voelde warm aan. Toen ik beide voeten had neergezet schoof ik mijn rechtervoet een stukje naar voren. Het scheen niet veel dieper te worden. De bodem bestond uit glibberige modder. Ik bracht mijn gewicht over op mijn rechtervoet en trok mijn linkervoet bij. Toen ik me verder omlaag liet glijden voelde ik iets vreemds. Het was alsof iemand met naalden door mijn laarzen heen prikte. Ik keek omlaag en zag het water rond mijn voeten kolken. Het besef van wat er aan de hand was maakte me koud van schrik.
  
  'Nick!' gilde Julie.
  
  Ik draaide me om naar de oever. Met één sprong was ik uit het water en krabbelde omhoog naar Julie. Ze trok aan mijn armen en schouders om me te helpen. Ik ging naast haar zitten en bekeek mijn laarzen. Twee van de kleine zwervers beten zich nog met hun tanden vast. Mijn laarzen waren aan flarden gescheurd. Ik pakte een van de visjes en hield het op in het maanlicht. Het kronkelde en fladderde in mijn vuist. Het lichaam was klein en plat. De bek was vol malende, naaldscherpe tandjes. Julie rilde. 'Mijn God, Nick!'
  
  'Piranha's,' zei ik grimmig. 'Die vreten je binnen de twee minuten tot op het bot kaal. Die gracht krioelt er van. Dat wordt dus geen zwempartijtje.'
  
  'De ophaalbrug,' fluisterde Julie.
  
  Ik knikte instemmend. Aan de onderkant van de oever slopen we langs de achterkant van het kasteel en volgden de bocht van de gracht langs de zijkant. Toen we de hoek naar de voorkant omsloegen zag ik de koplampen van een nieuwe vrachtwagen over de ophaalbrug dansen. De lampen beschenen een enorme poort die naar een binnenhof leidde waar andere vrachtwagens werden uitgeladen. We kwamen bij de ophaalbrug en doken er onder, vlak aan de kant van de gracht.
  
  Met mijn hand betastte ik de onderkant van de brug. Er liep een steunbalk van ongeveer anderhalve centimeter dikte over de gracht, op bijna zeven centimeter afstand van de houten brug. Ik pakte Julie's hand en legde hem op de steunbalk. Het maanlicht viel niet onder de brug. Haar knikkende hoofd was niet meer dan een schaduw naast me.
  
  Ik greep de balk stevig met beide handen vast. Toen sloeg ik er de hak van mijn laars omheen. Ik trok mezelf hand over hand boven de gracht, die nog geen driekwart meter onder me lag. De slippen van mijn hemd scheerden over het water. Toen ik de gracht had overgestoken en aan de andere kant was, liet ik mijn voeten zakken, liet de steunbalk los en wachtte gehurkt op Julie. Ze kwam vlak achter me aan. Ze had haar arm tot aan haar elleboog om de balk geslagen zodat haar gewonde arm niet haar hele gewicht hoefde te dragen. Toen ze bij me kwam hielp ik haar omlaag.
  
  Ik tikte haar op de schouder en we renden diep gebukt naar de hoek van het kasteel. Toen we die hoek omsloegen keek ik omhoog naar het dichtstbijzijnde raam. Drie meter boven me zag ik een raam maar dat was verlicht. Daar had ik geen behoefte aan. We liepen een stukje verder. We bevonden ons op een strook zand van bijna twee meter breed die de muur van het kasteel van de slotgracht scheidde. Halverwege de muur zag ik vier meter boven me weer een raam. Het was donker. Ik stapte op de muur af. De cementblokken waren vastgemetseld met specie. De specie week voldoende naar binnen om houvast aan de blokken te hebben. Ik klom omhoog. Het was net een smalle ladder.
  
  Toen ik het raam bereikte werkte ik me naar binnen en stak mijn arm uit naar Julie. Ze had last van haar gewonde arm. Ik voelde haar vingers naar de onderkant van het raam grabbelen. Ik pakte haar pols. Haar voeten gleden uit en haar hele gewicht kwam aan mijn arm te hangen. Ik stak mijn andere hand uit, duwde hem onder haar arm en trok haar op. Toen haar schouders door het raam naar binnen staken vond ze houvast voor haar voeten en ze klauterde verder naar binnen.
  
  Julie leunde tegen de muur en deed haar ogen dicht.
  
  Ze hijgde. 'Eén ogenblik dacht ik dat ik tussen onze vrienden de vissen zou smakken.'
  
  Ik legde mijn vinger op het puntje van haar koude neus. 'Okay?'
  
  Ze knikte. Toen keek ze om zich heen. 'O, Nick. Kijk.'
  
  Er viel net voldoende maanlicht naar binnen om de kamer te kunnen zien. Het was alsof hij uit een van Julie's meisjesdromen kwam. De muren waren wit gepleisterd. Op de vloer lag een wit kleed. Er stond een oud houten bureau met een stoel met hoge leuning. Middenin de kamer stond een bed. Het was niet zo maar een bed. De sprei zag er uit alsof hij van rood fluweel was gemaakt. De matras reikte bijna tot mijn middel. Boven het bed welfde zich een hemel, eveneens van rood fluweel met witte kant aan de randen.
  
  Julie rende er naar toe, sprong op de matras en veerde op en neer. Ter weerszijden stonden nachtkastjes met kaarsen erop. Aan het plafond hing een kroonluchter. Julie lachte.
  
  'En jij bent mijn droomprins,' zei ze.
  
  Ik stak mijn hand op. 'Ssst.' Ik hield mijn hoofd scheef en luisterde.
  
  Eerst dacht ik dat aan de andere kant van de deur iemand crackers doormidden brak. Zo klonk het. Of anders was het het geknetter van een houtvuur. Toen besefte ik dat het van verder kwam. Ik gebaarde Julie met me mee te gaan en liep naar de deur. Toen ik de deur opende voelde ik haar adem op mijn schouder.
  
  We stapten een gang in. De gang had een gewelfd plafond en aan de muren brandden kaarsen in kandelaars. Het knetterende geluid klonk harder. Het kwam van voor ons uit. Langs de muur liepen we erheen. Niet alle kamers die we passeerden hadden deuren. Sommige hadden een open booggewelf. Afgezien van de kaarsen aan de muren was er maar weinig licht.
  
  Toen we dichter bij de kamer kwamen herkende ik het geluid. Het klonk harder nu, net geweerschoten. Ik had die geluiden vaker gehoord. Ik had de priemen gevoeld van de instrumenten die ze voortbrachten. We kwamen bij de deuropening. Er was geen deur. Behalve het geknal van de zwepen hoorde ik gegrom en gehijg. Ik duwde Julie achter me en keek om de hoek.
  
  Fancy had de drie dode vrouwen vervangen door anderen die hun zusters hadden kunnen zijn. Ze lag op een matras, gebogen over een mollige kale man. Zijn gezicht kon ik niet zien terwijl Fancy's dikke lichaam op hem heen en weer schoof. De drie vrouwen stonden met hun rug naar de deuropening. Ze lieten hun zwepen vlakbij het deinende paar knallen zonder hen echt te raken. Het meeste gegrom kwam van Fancy. Ik was benieuwd of die man De Kolonel was.
  
  Ik liep snel langs de opening, draaide me toen om en wenkte Julie te komen. Ik wilde De Kolonel pakken, maar ik wilde er eerst zeker van zijn dat het vliegtuig hier was. Het zag er naar uit dat de man nog wel een poosje bezig zou zijn. Voorbij de kamer werd de gang door een andere gang gekruist. Het leek een kruispunt zonder verkeerslichten. Van rechts kwam een zoemend geluid. Ik liep in die richting.
  
  We passeerden drie deuren en nog twee open bogen. Toen kwamen we bij een naar beneden voerende trap. Aan de overkant van de gang liep een trap omhoog. Het zoemende geluid werd veroorzaakt door een lift naast de omlaag gaande trap. Ik gebaarde Julie me te volgen. We gingen de trap af. Het was een wenteltrap, de treden waren van cement. We kwamen bij een nieuwe gang. Toen we er in wilden stappen zag ik van links twee mannen aankomen. Ik gooide Julie bijna omver in mijn haast om bij de trap te komen. We vlogen omhoog en verborgen ons achter een bocht in de trap. Toen wachtten we tot de stampende laarzen naderbij kwamen, passeerden en verdwenen. Julie wreef met haar wang langs mijn arm, als een kat die kopjes tegen je been geeft. Ik keek haar fronsend aan.
  
  Ze beloonde me met een brede grijns. 'Ik had jeuk,' fluisterde ze.
  
  We liepen de trap af. Ik keek naar links en naar rechts. Niets te zien. We sloegen linksaf en gingen nog een trap af. De trap eindigde bij een deur. Ik duwde hem open en Julie en ik stapten in een tunnel. Hij was goed verlicht. Ik merkte nog iets anders op. Om de drie meter hingen er luidsprekers aan de muur. Ik zag niemand. De tunnel strekte zich over ongeveer vierhonderd meter naar links uit, beschreef dan een luie bocht naar rechts. We trokken, tegen de muur gedrukt, in looppas in die richting. Toen we bij de bocht kwamen hield ik de pas in. Voor ons uit bevonden zich twee reusachtige zwaaideuren. Ze waren zeker vijftien meter hoog en twee keer zo breed. Vanachter de deuren klonk een gedempt geluid. Ik wendde me tot Julie. 'Wacht hier terwijl ik het onderzoek,' zei ik.
  
  Ze knikte en knipoogde. Ze was in een van haar leuke buien. Ik liep de bocht door en zag dat in de rechterdeur kleinere deuren van normale afmetingen waren aangebracht. Ik stak net mijn hand naar de knop uit toen de deur openzwaaide.
  
  De man kwam met bezweet gezicht door de deur. Hij draaide zich naar mij om en zijn mond viel open. Het was de baliebediende van het Singapore Hilton Hotel. Alleen had hij nu geen keurig pak aan. Hij droeg hetzelfde kostuum dat ik aan had. Ik had Hugo al in mijn hand.
  
  Zijn hand schoot in zijn hemd. Ik viel uit met de stiletto alsof het een degen was. Het dunne lemmet doorboorde zijn borst en hart. Ik drukte tot aan het heft door. Toen stapte ik achteruit en trok het mes uit het lichaam.
  
  De voor kant van zijn hemd veranderde in een vuurrode vlek. Hij deed een stap achteruit. Het kleine automatische pistool met de parelmoeren kolf viel uit zijn hemd. Hij draaide me zijn rug toe en viel. Hij was al dood eer hij de grond raakte.
  
  Ik veegde Hugo af en stopte hem in zijn schede. Toen deed ik de deur open. In de ruimte hing wat rook. Mannen draafden heen en weer met brandblussers. Het was een enorme ruimte, ongeveer zo groot als een voetbalveld. In het midden stond de zilverkleurige Russische superstraalmachine. Toen ik omhoog keek zag ik de rode ster op zijn staartvlak. Er woedde geen brand in de ruimte, er hing alleen rook. Ik wilde dat Julie het ook zou zien.
  
  Mijn ogen brandden toen ik me omdraaide. Ik knipperde en liep terug naar de bocht in de tunnel. Opeens blèrden de luidsprekers met een diep, kelig geluid.
  
  'Attentie iedereen! Attentie! Er zijn indringers op het eiland! Ons vrachtschip is veroverd! De steiger is verloren gegaan! Bereid u voor het kasteel te verdedigen! Voer plan B uit! Ik herhaal, voer Plan B uit! Vernietig het Russische vliegtuig!'
  
  Ik rende naar de bocht terwijl het bericht herhaald werd. 'Julie,' zei ik toen ik de bocht rondde. 'We moeten ... '
  
  Ik bleef stokstijf staan. Julie was niet op de plek waar ik haar had achtergelaten. Ze was nergens in de tunnel te zien.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Ik moest Julie gaan zoeken. Maar ze gingen het vliegtuig opblazen. Ik rende terug naar de deur en duwde hem open. De rook was aan het optrekken. Kennelijk was de hangar hierboven afgebrand. Ik stapte naar binnen, schuifelde naar rechts en hurkte neer. Een groep van zeven mannen draafde, met het geweer in de handen, naar de deur. Ze gingen naar buiten zonder in mijn richting te kijken. De berichten via de luidsprekers klonken steeds dringender. Alle beschikbare mensen kregen opdracht het kasteel te verdedigen. Er renden nog meer groepjes naar buiten.
  
  Tien of twaalf mannen verzamelden zich bij een deur links van me, aan de andere kant van het vliegtuig. Ze kregen fikse bundels overhandigd. Ik kon niet zien wat de bundels bevatten tot de mannen naar het vliegtuig liepen. Elke bundel bevatte ongeveer acht samengebonden staven dynamiet.
  
  Ik drukte me op tegen de muur. Gebukt liep ik naar de wielen van het vliegtuig. Aan deze kant bevonden zich drie stel wielen achter elkaar. Ze waren manshoog. Ik ging achter de wielen staan toen de eerste man bij de andere vleugel begon. Ik trok Wilhelmina tevoorschijn en richtte op de man. Toen hij de staven dynamiet tussen de wielen van het vliegtuig legde, schoot ik hem door het hoofd.
  
  De explosie van de Luger weerkaatste door de grote ruimte. Ik had niet voldoende patronen om al die mannen te doden. En ik begreep dat ze me geen tijd zouden gunnen om het magazijn te verwisselen.
  
  Er kwam een man aan die om de neus van het toestel heen liep. Hij had een revolver in de hand. Hij vuurde een seconde eerder dan ik. Zijn kogel rukte de breedgerande hoed van mijn hoofd en hij zeilde door de ruimte. Mijn kogel beroofde hem van zijn linkeroog. Twee kogels plukten aan het cement voor mijn voeten. Ik liep naar achteren en verborg me tussen de achterste twee wielen. Ik stak mijn hand in mijn broek en trok Pierre, mijn gasbommetje, omhoog. De ruimte was te groot om voldoende uitwerking van het bommetje te verwachten. Maar als ik het onder het toestel kon laten ontploffen zouden de mannen die de explosieven aanbrachten het geen minuut uithouden. Het gifgas had een onmiddellijke dodelijke uitwerking. In een ruimte van normale afmetingen was het ding binnen een halve minuut fataal.
  
  Ik nam geen enkel risico. Als ik de helften van het bommetje eenmaal had omgedraaid had ik dertig seconden de tijd om te verdwijnen.
  
  Ik hoorde een beweging op de vleugel. Deze mannen moesten een karwei uitvoeren; ze moesten het vliegtuig op scherp zetten. Ze zouden alleen op me schieten als ik hen dwarszat. Ik zou hen door Pierre laten dwarszitten. Er was een open ruimte tussen mij en de deur recht voor me. Ik stapte tussen de wielen vandaan. Ik had Pierre in mijn linker- en Wilhelmina in mijn rechterhand. Terwijl ik naar het vliegtuig keek liep ik achteruit naar de deur. Toen ik onder de vleugel vandaan kwam zag ik een man die naar de cockpit klauterde. Als hij eenmaal binnen was zou het gas hem misschien niet bereiken. Ik zou hem moeten doden eer ik wegging. Ik zag geen andere mannen. Dit was het moment.
  
  Ik duwde Wilhelmina's loop tussen mijn broeksband. Ik nam het gasbommetje in beide handen en draaide aan de twee helften. Ik boog me naar voren en liet het bommetje als een kegelbal onder het vliegtuig rollen. Ik pakte de Luger weer en liep verder naar de deur. Ik mikte zorgvuldig en schoot op de man die naar de cockpit klom.
  
  Hij verstijfde en viel op de cementvloer. Ik draaide me om en rende naar de deur. Een kogel sloeg in de deur. Een tweede ketste af op de vloer naast me. Een derde kogel trof mijn rechterlaars. Hierdoor struikelde ik. Ik was op twee meter afstand van de deur. Ik viel voorover. Ik draaide mijn hoofd opzij en kwam op mijn schouder terecht. Ik rolde twee keer om eer ik weer op de been kon komen. Ik trapte de deur open en ging naar buiten. Ik bleef rennen. Ik draafde naar de bocht in de tunnel, ging er doorheen en holde naar de trap. De stem door de luidspreker kraakte.
  
  'Het kasteel wordt bestormd! Iedereen naar de binnenhof! Vernietig dat vliegtuig!'
  
  Ik rende met twee treden tegelijk naar boven, met Wilhelmina in mijn hand. Toen ik in de gang kwam werd ik omspoeld door een groep mannen van De Kolonel - zes stuks die naar de trap renden. Ik wierp me midden tussen hen. Ik was zo dichtbij hen dat ze hun geweren niet omhoog konden brengen. Handen klauwden naar me, grepen mijn arm, probeerden de Luger uit mijn hand te slaan. Eén ogenblik had ik het verwarrende gevoel in spitsverkeer vast te zitten. Ik voelde slagen op mijn borst en schouders regenen. Twee van hen stommelden achteruit om hun geweer omhoog te brengen. Ik hield Wilhelmina ter hoogte van mijn middel en vuurde twee keer. Mijn schoten vlogen weg in de ruimte. Ik mikte niet. Ik haalde steeds weer de trekker over. Ik hoorde gefolterde kreten. De twee mannen hadden hun geweer aan de schouder. Ik schoot een van hen door de borst. Toen klikte de Luger. Leeg. Handen grepen me rond benen en enkels.
  
  Ik gebruikte de Luger als een knots en sloeg op de hoofden om me heen. Ik pakte een man bij zijn hemd en smeet hem naar het geweer. Ik schudde mijn been, waardoor de handen loslieten, en rende naar de trap. Drie van hen volgden me op de hielen. Na zes treden draaide ik me om en schopte de eerste man in het gezicht. Hij viel tegen de anderen aan. Ik sprong de trap op naar de volgende gang.
  
  Toen ik bovenaan kwam zag ik een open raam. Het keek uit op de binnenplaats. Daar stonden drie vrachtwagens te branden. Vlammen tastten als oranje vingers omhoog. Mariniers draafden heen en weer. Ik hoorde het geratel van een machinepistool, het geknal van geweren. De voorhoede van de aanvallende mariniers bevond zich al in het kasteel en stroomde de trappen op en de gangen in. Toen ik naar het kruispunt in de gangen liep voelde ik opeens een zwaar gewicht op mijn schouders neerkomen.
  
  Twee van de mannen van De Kolonel waren me de trap op gevolgd. In de worsteling beneden waren ze hun geweer kwijtgeraakt. Een van hen raakte me hoog, de andere laag. Ik dook naar voren, mijn hoofd raakte de muur en ik stortte neer. Een dikke arm werd voor mijn luchtpijp geslagen. Ik voelde een zware knie tegen mijn ruggengraat drukken. Terwijl de een me neerdrukte kwam de ander voor me staan en haalde met zijn voet uit naar mijn hoofd. Ik rukte me opzij en ving de trap op mijn voorhoofd op. Die arm moest weg van mijn keel. Het gezicht van de man bevond zich dicht bij mijn oor. Ik rook dat hij vis gegeten had. Ik drukte mijn tenen tegen de vloer tot ik op mijn knieën lag. Hij drukte mijn gezicht tegen de grond. Hij probeerde mijn hoofd opzij te wringen om mijn nek te breken. De ander maakte zich klaar voor een tweede schop. Mijn knieën drukten in mijn maag. Ik steigerde als een wild paard. De man vloog over mijn hoofd en dreunde tegen de knieën van de tweede man.
  
  Ze herstelden zich snel en krabbelden naar me terug. De wereld was wazig en vol flitsende rode en paarse lichtjes. Ik snakte naar adem terwijl ik probeerde lucht in mijn gekwetste luchtpijp te krijgen. Dikke handen grepen in mijn haar. Toen hoorde ik achter de twee mannen schoten knallen. Ze verstijfden. Hun lichamen schokten heen en weer, ze vielen tegen elkaar aan en dreunden tegen de muur. Een van hen stortte neer en was dood. De ander gleed langs de muur omlaag. Zijn wijd open, niets ziende ogen staarden recht vooruit.
  
  De vier mariniers bleven niet staan. Ze hielden hun Thompsons tegen de heup en renden langs me de gang in. Ze hadden jonge gezichten.
  
  De wazige wereld werd scherper alsof iemand een cameralens had bijgesteld. Er draafden nog drie mariniers langs me zonder naar me te kijken. Ik kwam overeind. Mijn ogen traanden. Ik veegde ze af met de rug van mijn hand en raapte Wilhelmina op. Ik sloeg de andere gang in en rende naar de kamer waarin ik Fancy en De Kolonel had gezien. Hoewel Luger leeg was zou ik proberen te bluffen.
  
  Toen ik de kamer inging zag ik Julie op de grond naast de tafel. Fancy en de man met wie ze had liggen spelen stonden over haar gebogen. Ik hield de Luger voor me uit.
  
  'Staan blijven!' blafte ik.
  
  Links van me een flitsende beweging. Opeens wikkelde zich een dunne slang strak om mijn nek. Ik werd opzij gerukt. Ik bleef op de been en tastte naar het dunne uiteinde van de zweep. Een tweede zweep kronkelde zich van rechts om mijn nek. De twee stevig gebouwde vrouwen trokken. Ik voelde dat het leer om mijn hals strakker werd aangehaald. Ik liet de Luger op de grond vallen.
  
  'Zo is het genoeg!' zei de man. Hij richtte zich op. Hij had Julie's dolk in zijn hand.
  
  Julie's bloes was opengescheurd. Ze waren nog niet met haar begonnen. Ze bracht een hand naar haar voorhoofd en ging zitten. De man raapte haar kleine revolver op en richtte hem op mij. Hij wierp me een glimlach zonder humor toe.
  
  'Aardig dat je gekomen bent, Carter.' Het was dezelfde stem die ik door de luidsprekers had gehoord.
  
  Hij had tijd gevonden om zich aan te kleden. Hij droeg een grijze broek en een zwarte trui. Aan zijn voeten staken zware laarzen. Hij was klein, iets meer dan een meter vijftig, en gezet. Maar het was niet de slappe zachtheid van een goed leven, het was hard gespierd vlees als van een worstelaar. Het enige haar dat hij had bestond uit zijn dikke zwarte wenkbrauwen. Hij had dicht bij elkaar staande, donkere ogen, een brede neus en vlezige lippen. Zijn huid was bleek. Zijn kale schedel glom in het kaarslicht.
  
  Fancy had nog steeds haar leren pak aan. Ze zag er bezorgd uit.
  
  'Kolonel,' zei ze met haar knarsende stem, 'daar hebben we geen tijd voor.'
  
  De glimlach bleef rond zijn vlezige lippen geplooid. 'Natuurlijk wel, mijn beste.' Hij keek me strak aan met zijn kleine ogen. 'Wat denk je van me, Carter?'
  
  'Je hebt een spoor van lijken achtergelaten,' zei ik.
  
  Ik zag dat Julie zich dicht bij het rechterbeen van De Kolonel bevond. Ze hield haar gezicht verborgen achter haar hand. De drie gezette vrouwen hielden hun blik op mij gevestigd. Het geratel van schoten klonk tot in de kamer door. Het was niet zo heftig als in het begin. Ik zei: 'Je mannetjes hebben het Russische toestel niet kunnen vernietigen. Het is zowat afgelopen met je legertje. Geef je over, Kolonel.'
  
  'Overgeven?' Hij lachte dreunend, hield toen opeens op. Hij sperde zijn neusgaten. 'Misschien is deze onderneming mislukt, maar er komen andere gelegenheden. Hij fronste. 'Deze operatie was te goed gefinancierd om te kunnen mislukken. Je hebt me droevig gemaakt, Carter. Je bemoeizucht is vervelend.'
  
  'Je komt hier nooit weg. De tent zit vol mariniers.'
  
  Hij trok zijn borstelige wenkbrauwen op. Hij stak de hak van zijn rechterlaars naar achteren en stapte op een losse steen in de vloer. Een stuk van bijna drie vierkante meter in de muur achter hem zwaaide open.
  
  Hij glimlachte. 'We zullen elkaar niet meer zien, Carter. Het spijt me dat ik je moet doden eer ik wegga.'
  
  Julie's hand gleed omlaag van haar voorhoofd. Haar amandelvormige ogen schoten in mijn richting, toen keek ze naar de vloer. Fancy liep naar de opening in de muur. Daar achter lag een goed verlichte kamer.
  
  'Nou, dag dan, Carter,' zei De Kolonel. Zijn vinger drukte op de trekker van de revolver.
  
  Julie wierp zich naar voren tegen het been van de zware man. De kleine revolver ging af. Maar De Kolonel was uit zijn evenwicht gehaald. Ik hoorde de stevige vrouw rechts van me grommen. Ze sloeg dubbel en omklemde haar buik. Ze liet het handvat van haar zweep los. Julie haalde uit vanaf de grond en haar kleine vuist trof De Kolonel tussen de benen. Hij struikelde achteruit.
  
  Ik kwam in beweging. Ik greep de zweep links van me en gaf een ruk. De vrouw viel naar voren. Ze deed drie struikelende passen voor me uit en De Kolonel vuurde nogmaals. Het hoofd van de vrouw schoot opzij. Fancy dook in elkaar en sprong op Julie af.
  
  De derde vrouw, die naast Fancy had gestaan, kwam op mij af. Ze had haar tanden ontbloot. Ik frommelde aan het dunne uiteinde van de zweep om te proberen hem van mijn nek te wikkelen.
  
  Julie rolde op haar rug en schopte Fancy met het hoofd vooruit tegen de muur. Fancy kwam langzaam weer overeind. De derde vrouw stond tussen mij en De Kolonel. Hij richtte de revolver op Julie. De dolk hield hij, dicht bij zijn middel, in de andere hand. Julie greep Fancy's leren veter en trok haar weg van de muur.
  
  Fancy deed twee stappen in de richting van De Kolonel. Maar ze kon het niet bijbenen. Ze struikelde en haar hoofd ging omlaag terwijl De Kolonel de revolver op Julie richtte. Fancy's hoofd smakte in de buik van De Kolonel. De scherpe punt van de dolk gleed geruisloos in haar keel.
  
  De derde vrouw ploegde met haar schouders in me. Ze zwaaide met het handvat van haar zweep alsof het een ploertendoder was. De eerste slag trof me op de arm. Ik struikelde achteruit. De vrouw wierp zich op me. Ik ving een glimp op van De Kolonel die de revolver in Julie's richting zwaaide. De tweede slag met de zweep raakte me op mijn wang. Ik viel neer en de vrouw stortte zich op me. Haar met leer bedekte borsten drukten in mijn gezicht. Ze was minstens even zwaar als ik. Ik rolde opzij en greep de veter van haar hes.
  
  Ze haalde met haar arm uit om nogmaals met het handvat van de zweep te slaan. Ik greep haar pols en dreunde die hard tegen de vloer. De zweep viel uit haar hand. Ik rolde van haar weg.
  
  Ik zag dat De Kolonel Julie over zijn schouder had genomen. Ze bewoog zich niet. Met de revolver nog in de hand stapte hij door de opening in de muur. Er klonk geschraap van steen tegen steen toen het cementblok langzaam dichtging.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  Toen ik naar de muur liep voelde ik een dunne zweep om mijn nek kronkelen die snel werd aangehaald. De vrouw draaide hem achter mijn rug in elkaar. Ik voelde een grote woede in me opsteken. Die dikke man had Julie. Ik had geen tijd voor deze vrouw. Ik stak mijn hand over mijn schouder en greep een handvol van haar korte haar beet. Ik het me op een knie zakken en trok. Ze zeilde over mijn hoofd en kwam met een smak op haar rug neer. Kwaad smeet ik de zweep weg.
  
  De vrouw probeerde overeind te komen. Ik greep haar haar met mijn linkerhand en haar kraag met mijn rechterhand. Ik hield haar gezicht omhoog zodat ze kon zien waar ze naar toe ging, deed toen twee stappen en dreunde haar gezicht tegen de muur. Ze kronkelde zich los uit mijn greep en haalde uit met een zwaaislag. Ik greep haar pols en duwde haar achteruit. Ze struikelde, draaide zijwaarts weg en viel met haar hoofd tegen de hoek van de tafel. Ze bleef roerloos aan mij voeten liggen.
  
  Ik raapte Wilhelmina op van de grond. Ik haalde het extra magazijn uit mijn broeksband. Ik liep naar de losse steen en trapte er op. Terwijl de zware deur martelend langzaam openzwaaide, haalde ik het lege magazijn uit de Luger en duwde het volle erin. De deur was nog in beweging maar er was voldoende ruimte om naar binnen te glippen. Eindelijk bevond ik me in de andere kamer. Nog af en toe klonk geweervuur. Het leek me dat het eiland al veroverd was. De kamer was leeg. Eén raam bood uitzicht op de grauwheid van een aflopende nacht. Aan de andere kant van de kamer was een deur. Ik rende er naar toe. Op slot. De woede raasde door me heen als een bosbrand. Ik deed twee passen achteruit en pompte drie kogels uit de Luger in de deurknop. Er verscheen een gat waar ik mijn hand doorheen kon steken. De deur piepte open zonder dat ik hem aanraakte. Ik duwde hem verder open. Er liep een betonnen trap naar boven.
  
  Terwijl ik met twee treden tegelijk naar boven vloog zag ik voor mijn geestesoog de slappe gestalte van Julie over de schouder van die dikke schoft. Als hij haar kwaad deed - wat dan? - zou ik hem dan doden? Hoe vaak kun je iemand doden? Eén keer. Maar ik zou hem stukje bij beetje doden. Ik zou eerst zijn benen doden, dan zijn armen, dan zijn corpulente tors. Als ik bij zijn gezicht kwam zou ik zijn ogen doden, dan zijn neus. Ik zou er de tijd voor nemen. Ik zou het grondig doen.
  
  De treden gleden onder me weg als een snelle roltrap. Ik was me er niet van bewust dat ik ze raakte. Ik ging de ene trap na de andere op. Ik haalde zwaar en hijgend adem. Mijn longen deden pijn. De knokkels van mijn rechterhand waren verdoofd door de kracht waarmee ik de Luger omklemde. En toen bevond ik me op de laatste trap.
  
  Weer zo'n verdomde deur! Er achter hoorde ik een aanhoudend brullend geluid. Het klonk hard. Het klonk mechanisch. Wilhelmina schokte in mijn hand toen ik een kogel door de deurknop joeg. Eén was voldoende. Ik trapte de deur open.
  
  Er stond een orkaan op het dak van het kasteel waardoor mijn kleren strak tegen mijn lichaam gedrukt werden. Ik worstelde me er doorheen. De wind brulde naar me. Hij blies zandkorreltjes tegen me aan. Maar het geraas van de motor van de helikopter overstemde alle andere geluiden.
  
  De wentelwiek tolde snel rond. Het was een grote helikopter, zwart en zonder kenteken. De romp trilde toen de machine opsteeg. Ik rende gebukt naar de zijkant. Ik vuurde drie keer in de motor, hoorde de schoten niet, zag alleen de kogelgaten in het metaal verschijnen.
  
  De motor blafte, pruttelde. De wielen van de helikopter hadden het dak verlaten en de kracht van de grote wentelwiek dwong me achteruit op de knieën. Zand prikte in mijn gezicht. Terwijl de motor pruttelde, kwamen de wielen weer omlaag. Toen werd het geraas weer gelijkmatig en de helikopter ging opnieuw omhoog.
  
  Ik had mijn tanden ontbloot en op elkaar geklemd. Ik proefde er zandkorrels tussen. Ik hield de Luger voor me uit en haalde steeds weer de trekker over. Het motorgeraas was oorverdovend. Er verschenen nog meer gaten in het metaal. Ik had de trekker zes keer overgehaald eer ik besefte dat Wilhelmina leeg was. De helikopter bleef stijgen. In radeloosheid wierp ik de Luger naar het toestel. Het geraas nam af, de motor sputterde weer, begon te ratelen als een galopperend paard. Als een grote zwarte ballon zweefde het toestel weer naar het dak. De motor begon te aarzelen. Ik wachtte op handen en knieën af en schraapte met mijn nagels over het dak.
  
  Het gebeurde plotseling. In een ogenblik begon de motor te knetteren als een bromfiets. Het volgende ogenblik stierf het geluid volkomen weg. Het enige wat ik hoorde was een fluitend geluid en het gesuis van de wentelwiek. Ik voelde dat mijn gezicht zich in een tevreden glimlach plooide. Ik had de vluchtroute van De Kolonel afgesneden.
  
  Ik kwam overeind toen de deur openging. Hij klauterde met zijn korte, dikke benen vooruit, naar buiten. Hij was op tien meter afstand van me. Hij had de revolver in zijn linkerhand. Hij trok Julie achter zich aan. Ik trok met mijn schouder. Hugo gleed onmiddellijk in mijn wachtende hand. Ik zakte, de benen gespreid, iets door de knieën. Ik zou hem Julie afnemen, al zou het zijn dood worden.
  
  Julie drukte haar kin op haar borst. Het dikke zwarte haar bedekte haar gezicht. Hij trok haar uit de helikopter. Ik deed een pas naar voren. Hij drukte de loop van de kleine revolver tegen haar slaap.
  
  'Blijf uit mijn buurt!' riep hij. 'Nog één stap en ik schiet haar dood!'
  
  Ik bleef stokstijf staan en keek toe hoe hij van de helikopter naar de dakrand liep.
  
  'Schiet op mij, Kolonel!' riep ik. 'Dan kan ik jou achterna komen.'
  
  'Ja, dat zou je best willen. Ik heb nog maar één kogel. Als ik op jou richt mis ik misschien. En hoe sta ik er dan voor?'
  
  'Dan zou je dood zijn.'
  
  'Maar van deze afstand kan ik het meisje nauwelijks missen.'
  
  'Je gaat er toch aan, Kolonel.'
  
  'O ja?' Zijn oogjes gleden over het dak. Hij probeerde tot een besluit te komen. Hij wist niet precies wat hij moest doen. Zijn ogen leken op die van een muis. Julie's kin kwam omhoog van haar borst.
  
  'Laat het meisje los, Kolonel,' zei ik zacht.
  
  Hij schudde zijn hoofd. De blik van verwarring verliet zijn ogen. Hij had een besluit genomen. 'Weg van die deur, Carter!' beval hij.
  
  Ik bleef staan waar ik stond. 'Het stikt van de mariniers. Je komt geen twee stappen verder.'
  
  'Het meisje ook niet!' snauwde hij. 'Wil je dat ze blijft leven? Zorg er dan voor dat ik in leven blijf. Jij gaat voorop, Carter. Jij zegt tegen de mariniers dat ze me moeten laten gaan.'
  
  Ik schudde mijn hoofd. De wentelwiek van de helikopter draaide nog steeds en veroorzaakte een kille bries. Het begon ochtend te worden.
  
  'Voor de laatste keer, Carter, weg van die deur!'
  
  Ik zag dat de knokkel van de vinger rond de trekker wit werd. Ik deed twee passen opzij zodat hij onbelemmerd naar de deur kon lopen.
  
  Julie's kin kwam omhoog. Eén ogenblik keek De Kolonel naar haar. Hij deed een pas weg van de dakrand. Julie's linkerhand kwam langzaam omhoog. Toen sloeg ze snel de revolver naar voren. Tegelijkertijd draaide ze haar hoofd opzij. Ze beet De Kolonel in zijn pols.
  
  De dikke man gilde en sloeg zijn armen uit. Julie draaide mee met de arm met de revolver.
  
  De revolver viel uit zijn hand, sprong een keer op en tuimelde over de rand. Julie had haar evenwicht verloren. Ze zwaaide heen en weer.
  
  'Julie!' riep ik. Ik rende naar voren.
  
  Ze leek half boven het dak en half in de ruimte te zweven. Toen verdween ze over de dakrand uit het gezicht.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  -
  
  'Verdomme!' riep ik terwijl ik op hem afsprong. Ik haalde met de stiletto naar hem uit.
  
  Hij was snel ter been. Hij ontweek Hugo en rende naar de deur. Ik nam twee lange passen en wierp me tussen hem en de deur. Ik stond met Hugo gereed ineengedoken. 'Probeer het maar,' zei ik met op elkaar geklemde tanden. 'Probeer het alsjeblieft.'
  
  Hij keek me aan met zijn zwarte ogen. Hij stapte achteruit. Zijn vlezige lippen plooiden zich in een lachje. Hij boog zijn rechterknie, stak zijn hand uit en haalde langzaam een lang, smalle dolk tevoorschijn. Het lemmet was bijna drie decimeter lang. Ook hij dook in elkaar. 'Carter,' zei hij. 'Je staat tussen mij en mijn vrijheid. Het spijt me werkelijk van het meisje. Ik denk zo dat de piranha's nu een feestmaal hebben. Haar vlees voelde zo zacht aan.'
  
  Hij probeerde me te tergen. Hij slaagde er in, maar niet voldoende om me een stommiteit te doen uithalen. Ik sprong naar voren en hakte in het rond met Hugo. Er klonk een klik toen hij .mijn lemmet opzij duwde. Hij sprong achteruit. We bewogen ons heen en weer in een halve cirkel. De vertragende wentelwiek van de helikopter tolde boven ons rond. Hij maakte een schijnbeweging
  
  naar links en toen ik uitviel om de stoot te blokkeren, kwam hij van rechts in. Ik sprong opzij toen hij met dat lange lemmet naar mijn buik uithaalde. Hij trof doel. Ik voelde pijn toen de punt me open ritste. Het was geen diepe wond, maar het deed pijn. Hij sprong achteruit en dook weer in elkaar. Hij lachte.
  
  'Weet je, Carter, dit kasteel heeft een heleboel geheime gangen. Er zijn nog verschillende vluchtroutes voor me.' Hij deed alsof hij naar me uitviel, sprong toen weer achteruit. Hij stapte heen en weer.
  
  'Blij het te horen, Kolonel. Nu begrijp je dat ik je niet levend van dit dak kan laten vertrekken.'
  
  Hij trok zijn borstelige wenkbrauwen op. 'Geen spijt over het meisje? Mocht je haar niet, Carter?'
  
  'Hou je bek!' Ik sprong op hem af. Ik deed het slordig; hij ontweek me moeiteloos.
  
  Hij gniffelde. 'Het wordt makkelijker je te doden dan ik gedacht had, Carter.'
  
  Hij dacht dat hij me in zijn zak had. Carter het doetje, verteerd van verdriet om een meisje dat van het dak was gevallen. Ik deed alsof ik naar hem uitviel, boog me zijwaarts toen hij redresseerde en sneed een stukje van zijn oorlel af. Het bloed liep over zijn wang. Ik zag dat hij zijn kaakspieren spande.
  
  'Okay, Carter,' zei hij zacht. 'Als we eens ophielden met de spelletjes en er menens van maakten.'
  
  'Je doet maar,' zei ik.
  
  Zijn dikke lichaam scheen te verstijven. Het geweervuur rond het kasteel was opgehouden. Van ver beneden hoorde ik voetstappen de trap opkomen. De wentelwiek draaide nu veel trager, veroorzaakte een gering briesje. Het was nu zo licht geworden dat ik duidelijk kon zien. De rode gloed van de zonsopgang spreidde zich
  
  boven ons uit.
  
  'Nick!'
  
  Ik bleef roerloos staan. 'Julie? Julie?'
  
  'Help me, Nick.'
  
  De Kolonel sloeg zijn slag. Hij schuifelde snel naar rechts, met zijn onderlip tussen zijn tanden, het voorhoofd gefronst, de ogen opengesperd. Zijn forse gestalte kwam achter het lange, smalle lemmet op me af. Hij gromde een keer, strekte toen zijn arm in mijn richting. Ik liet me op mijn knieën zakken. Het smalle lemmet scheidde mijn haar op het midden van mijn schedel. Ik was uit evenwicht, rolde naar links. Terwijl ik dat deed stootte ik omhoog met Hugo alsof ik een vlieg van mijn gezicht wilde verjagen. Hugo sneed door de mouw van de zwarte trui en hakte diep in de spieren van de bovenarm van De Kolonel, tot het mes op het bot stuitte.
  
  'Au!' riep De Kolonel gefolterd. De dolk viel uit zijn hand. 'Au, au, au!' Hij sprong achteruit en sloeg zijn hand op de bloedende wond. Het bloed stroomde tussen zijn vingers door. Hij struikelde achteruit en bekeek de gewonde arm ongelovig. Hij gaf zich helemaal bloot. Ik kon Hugo moeiteloos in zijn borstkas steken. Ik kwam overeind en deed een stap in zijn richting. Toen bleef ik staan.
  
  Er liep een lage gemetselde richel rond de dakrand van het kasteel. De Kolonel stootte er met zijn hak tegen. Zijn mond viel open. Beide handen vlogen hoog in de lucht. Zijn ogen rolden omhoog in zijn gezicht. Zijn hoofd schoot naar achteren. De nekspieren spanden zich. Zijn armen fladderden alsof hij probeerde te vliegen. Lange tijd stond hij daar te wankelen. De langzaam draaiende wentelwiek kwam in zijn richting. Zijn handen tastten er naar. Hij rekte zich uit terwijl zijn vingers
  
  naar de wentelwiek graaiden. De rotor gleed langs hem. Hij viel ruggelings over de rand. Zijn gil brak keihard uit en nam af naarmate hij viel.
  
  'Julie!'
  
  'Nick.' Haar stem klonk zwak. 'Hier, Nick.'
  
  Ik rende naar de rand. Ze hing vlak onder me en haar bloedende vingers omklemden de rand van een cementblok. Ik liet me op mijn buik vallen en stak mijn armen uit. Mijn handen gleden over haar armen naar haar biceps. Haar gebroken nagels schoven naar de rand van het cementblok, klauwden om houvast te vinden, gleden er toen af. Maar ik had haar beet en trok haar omhoog. Ik schoof mijn knieën onder mijn lichaam, ging staan en trok haar mee.
  
  Lange tijd hield ze me stevig vast. Ik rook de geur van haar haar. Ze snoof met haar hoofd tegen mijn borst. Het geluid van laarzen op de trap klonk harder. Drie jonge mariniers kwamen door de deur met hun automatische wapens in de aanslag. Hawk was bij hen.
  
  De mariniers namen het tafereel in ogenschouw, liepen toen naar de helikopter. Ik hief Julie's hoofd op met mijn vuist. Ik veegde het haar uit haar gezicht. Ze had een lelijke jaap in haar voorhoofd.
  
  We keken over de rand van het dak. Onder ons was de slotgracht in kolkende beroering terwijl de piranha's zich te goed deden aan De Kolonel. De zon legde een vuurrood schijnsel over de hemel. Ik draaide me af. Over Julie's hoofd zag ik Hawk.
  
  Hij was niet verder dan de deuropening gelopen. Hij leunde er tegen, duwde een zwarte sigarenstomp in zijn mond en begon in zijn zakken naar lucifers te zoeken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  We hoorden dat Washington de afgelopen twee dagen door sneeuw was geteisterd. In Hawks ouderwetse kantoor zaten Julie en ik aan zijn bureau terwijl hij naar de president van de Verenigde Staten luisterde. Hij had geen sigaar tussen de tanden. Hij bloosde van verlegenheid.
  
  'Ja, meneer,' zei hij. 'Dank u, meneer,' zei hij. 'Natuurlijk, AXE is graag tot uw dienst. Jawel, meneer.'
  
  Julie's lange benen waren gekruist op de plaats waar haar dure, eenvoudige lichtblauwe jurk ophield. De jurk had een zedige hals en lange mouwen. Haar lichtblauwe mantel hing naast mijn overjas. Haar zwarte haar glansde fris geborsteld. Toen ze zag dat ik naar haar keek stak ze haar hand uit. Ik pakte hem.
  
  Tenslotte hing Hawk op. Hij hield zijn hand op de haak terwijl zijn strenge ogen van Julie naar mij gleden.
  
  'De Russen zijn erg blij,' zei hij met een toets van sarcasme. Hij leunde achterover in zijn stoel en vouwde zijn vingers in zijn nek. Blauwe aderen klopten in zijn polsen. 'Heb je nog iets te zeggen, Carter?'
  
  'Blijft het toestel in New York?' vroeg ik.
  
  Hawk knikte. 'Onder zware bewaking. De Russen nemen geen uitnodigingen voor feestjes meer aan.' Hij boog zich naar voren en legde zijn ellebogen op het bureau. Hij haalde een sigaar tevoorschijn en stak hem tussen zijn tanden. 'Die Kolonel is vroeger sergeant in het Amerikaanse leger geweest. Hij had een lijst gemaakt van oosters zwart geld dat hij gebruikte om zijn operaties te financieren. We hebben zijn dossiers in dat kasteel gevonden. Daardoor zijn meteen een heleboel onopgeloste kapingen opgehelderd.'
  
  'En dit moest dus zijn grote slag worden,' zei Julie. Hawk haalde zijn schouders op. 'Honderd miljoen dollar is een hoop geld. Maar wie weet wat hij van plan was. Misschien zou hij er mee doorgegaan zijn als hij eenmaal de smaak van dit soort dingen te pakken had gekregen.'
  
  'Hoe heette hij in werkelijkheid?' vroeg ik.
  
  Hawk kauwde op zijn sigaar. 'Arthur Winkle. Niet dat dat iets zegt.'
  
  Julie bracht haar vingers naar haar mond om haar lach te camoufleren.
  
  Hawk keek haar streng aan. 'Jawel, juffrouw Baron. Die naam is minstens zo grappig als Adolf Hitler.'
  
  Julie's mooie gezicht werd ernstig. Ze ging rechtop zitten.
  
  Hawk keek ons beiden aan. 'Ik veronderstel dat jullie allebei wat vrije tijd willen hebben.'
  
  'Jawel, meneer,' zeiden Julie en ik tegelijk.
  
  Hawk knikte. 'En ik veronderstel dat jullie die samen willen doorbrengen.'
  
  'Jawel, meneer,' zeiden we weer unisono.
  
  'Hmm. Al een plek in gedachten?'
  
  We knikten.
  
  'Hebben jullie iets nodig?'
  
  Julie en ik keken elkaar aan. Ze fronste naar me. Ik keek Hawk aan. Ik zei: 'Een straalvliegtuig. Een particulier straalvliegtuig.' Ik leunde achterover om op de explosie te wachten.
  
  Hawk verraste me door te zeggen: 'Okay, dat komt in orde. Wanneer wil je het toestel hebben?'
  
  
  
  Ik leunde achterover tegen de kussens en staarde nadenkend in de rosé. Ik nam een slokje en tuurde weer in het glas. Ik hoorde blote voeten naar het bed toekomen.
  
  De bomen waren verwijderd om het straaltoestel makkelijk te kunnen laten landen. Alleen een geblakerde ruïne was overgebleven van de grote hangar. Alle piranha's waren uit de slotgracht verwijderd.
  
  Kaarsen brandden ter weerszijden van het bed. Ze vormden de enige verlichting. De schaduwen van de vlammetjes dansten op de witgepleisterde muren. Ik keek naar mijn naakte lichaam. Het enige verband was een lange pleister op de snee in mijn buik.
  
  Julie zweefde naar het bed toe. Ze droeg een lichtblauw dingetje, heel doorzichtig, heel dun. Ze kwam van de kaptafel waar we ons driepits-kooktoestel hadden, een grote ijskast en een flinke voorraad etenswaren. Ze knielde met één been op de vloer.
  
  'Hebt u gebeld, Sire?'
  
  'Je bent toch mijn deerne, is het niet?' Mijn woorden klonken wat doezelig.
  
  Ze boog haar hoofd diep. 'Dat ben ik, Sire.'
  
  Ik schraapte mijn keel. 'Dan sta ik op het punt je een indringende vraag te stellen.'
  
  'Vraag maar, Sire. Voor u heb ik geen geheimen.'
  
  Ik maakte mijn lippen vochtig. Ik boog me naar voren en sprak de woorden nadrukkelijk uit. 'Wat, mijn deerne, is je liefste kleur?'
  
  'Blauw, Sire.'
  
  Ik stak mijn vinger op. 'Aha! Lichtblauw! Kom in bed, deerne.'
  
  Ze hief haar gezicht naar me op. Haar wimpers knipperden zedig. 'Ik moet u gehoorzamen, Sire, omdat u de boze draak voor me verslagen hebt.' Haar amandelvormige ogen kregen een ondeugende blik. 'Maar ge zult me eerst moeten vangen.'
  
  Ik sprong uit bed. Ze sprong van me weg en rende naar het voeteneind.
  
  'Bij God!' riep ik. 'Ge zijt een snelle deerne!'
  
  Van de andere kant van het bed daagde Julie me uit. 'Ge zijt oud en dik, sire. Ge kondt me niet vangen al reed ge op rolschaatsen.'
  
  'Rolschaatsen, hè?' Ik sprong naar het voeteneind van het bed en joeg haar door de kamer achterna. Haar lenige lichaam ontsnapte me soepel. Ze rende terug naar het bed en dook op de roodfluwelen sprei. Ze draaide zich op haar rug en sloot haar ogen.
  
  'Ik ben flauwgevallen,' zuchtte ze. 'Doe met me wat ge wilt, sire.'
  
  Ik liet me naast haar vallen. Ik pakte haar beet.
  
  'Dat kietelt,' zei ze.
  
  'O ja? Wil je het nog eens voelen?'
  
  We worstelden onder de hemel van het bed. We lachten terwijl we om en om rolden op de hoge matras. We kwamen tenslotte met onze hoofden op de kussens terecht. Ons gelach nam af tot af en toe wat gegniffel. We keken elkaar aan. De lach veranderde in een glimlach. Met mijn wijsvinger trok ik een lijn langs het verbandje op haar voorhoofd. Ik keek naar het verband om haar arm. 'Julie,' zei ik zacht.
  
  De glimlach verdween van haar lippen. Ze sloeg haar armen stevig om me heen. 'Hou me vast, Nick!' zei ze.
  
  'Hou me... alsjeblieft... alleen maar vast!'
  
  Ik drukte haar dicht tegen me aan. Ik wist wat ze dacht. We hadden een paar dagen voor ons samen. Dan zouden er weer afzonderlijke opdrachten voor ons komen en we zouden onze eigen weg moeten gaan. Maar voorlopig zouden we proberen daar niet aan te denken. We zouden aan nu denken, aan de intieme schat die we bezaten, en we zouden die schat even stevig vastklemmen als we ons aan elkaar vastklemden. Te gauw zou ons de schat worden afgenomen.
  
  
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Jaren en miljarden investeren de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in een nieuw, supersonisch passagiersvliegtuig. Als een Sovjetdelegatie met hun toestel voor handelsdoeleinden naar Amerika komt - waar men zelfs nog niet aan productie van zo'n toestel toe is - wordt het Russische toestel echter op eenvoudige wijze gestolen.
  
  De Russen beschuldigen de Verenigde Staten de superjet ergens verborgen te houden om achter constructiegeheimen te komen, en stellen een ultimatum.
  
  Nick Carter krijgt de opdracht het op mysterieuze wijze verdwenen toestel te vinden. En snel! Het ultimatum loopt op korte termijn af, waarna de Sovjet-Unie over zal gaan tot militaire acties.
  
  Via Hongkong, Singapore, Djakarta gaat Nick Carter's race tegen de tijd, en tegen de dood ...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"